Inleiding

Deze machine is ontworpen om boomstronken en oppervlaktewortels te slijpen en te verwijderen. Ze is niet bedoeld voor het snijden van rotsen of enig ander materiaal dan hout en de grond rond een boomstronk.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g205203

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Gevaar

Er kunnen ondergrondse elektriciteitskabels, gasleidingen en/of telefoonlijnen door het werkgebied lopen. Als u deze raakt kan dit een schok of explosie tot gevolg hebben.

Zorg dat de ondergrondse kabels en leidingen gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ontwijk de gemarkeerde gebieden. Neem contact op met de plaatselijke markeringsdienst of het betreffende nutsbedrijf om de locatie te laten markeren (bel bijvoorbeeld in de Verenigde Staten 811 voor de nationale markeringsdienst).

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002

De vonkenvangers van Toro zijn goedgekeurd door de Amerikaanse USDA Forest Service.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Graphic) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veilige bediening

Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos gif dat bij inademing dodelijk is.

Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien.

Instructie

  • Lees of raadpleeg de Gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de inhoud van het materiaal begrijpt (begrijpen).

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.

Vóór ingebruikname

Gevaar

Er kunnen ondergrondse elektriciteitskabels, gasleidingen en/of telefoonlijnen door het werkgebied lopen. Als u deze beschadigt, kan dat elektrische schokken of een explosie veroorzaken.

Zorg dat de ondergrondse kabels en leidingen gemarkeerd worden op de locatie of in het werkgebied en ontwijk de gemarkeerde gebieden. Neem contact op met de plaatselijke markeringsdienst of het betreffende nutsbedrijf om de locatie te laten markeren (bel bijvoorbeeld in de Verenigde Staten 811 of in Australië 1100 voor de nationale markeringsdienst).

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals handschoenen, oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Bind lang haar vast in een staart en draag geen sieraden.

  • Inspecteer het terrein waarop u de apparatuur gaat gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen zoals stenen, speelgoed en draad die de machine kan uitwerpen.

  • Wees extra voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik.

    • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt. Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Niet roken.

    • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen of aftappen.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

Bediening

  • Laat de motor nooit lopen in een afgesloten ruimte.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren.

  • Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand staan en de parkeerrem in werking is gesteld voordat u de motor start. Start de motor alleen wanneer u op de bestuurdersstoel zit.

  • Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen niet stevig op hun plaats zitten. Zorg ervoor dat al de interlockschakelaars zijn aangebracht en afgesteld en dat ze naar behoren werken.

  • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en schakel de motor uit voordat u de bestuurdersplaats verlaat, om welke reden dan ook.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Gebruik de machine niet als u moe of ziek bent, of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Zorg ervoor dat er zich geen personen in het werkgebied bevinden voordat u de machine start. Zet de machine af als iemand het gebied betreedt.

  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten. U moet altijd de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en verzekeren dat bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

  • Trek nooit hard aan de bedieningshendels, gebruik een geleidelijke beweging.

  • Let op het verkeer als u in de buurt van de openbare weg werkt of deze oversteekt.

  • Raak geen onderdelen aan die tijdens het gebruik heet kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen voordat u de machine afstelt of er onderhouds- of reparatiewerkzaamheden op uitvoert.

  • Voordat u freeswerk verricht, moet u nagaan of zich in het werkgebied ondergrondse leidingen en kabels bevinden; ga op die plaatsen niet frezen.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

Onderhoud en opslag

  • Zet de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

  • Verwijder gras en vuil van de frees, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt. Parkeer de machine niet in de nabijheid van een open vuur.

  • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Koppel de bougiekabels af voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Zorg ervoor dat alle bouten en moeren stevig zijn vastgedraaid. Houd de machine in goede conditie.

  • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.

  • Houd de machine vrij van gras, bladeren of ander aangekoekt vuil. Neem gemorste olie of brandstof op. Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt.

  • Wees extra voorzichtig wanneer u omgaat met brandstof; deze is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

    • Verwijder nooit de dop(pen) van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt. Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Niet roken.

    • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.

    • Sla de maaimachine of een brandstofvat nooit op in een ruimte waarin zich een open vuur bevindt, zoals een waakvlam van een boiler of een fornuis.

    • Vul een vat nooit als dit zich in een voertuig, achterbak of laadbak van een vrachtauto bevindt, maar zet dit eerst op de grond.

    • Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen voortdurend in contact met de tank is.

    • U mag brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis aftappen uit de brandstoftank.

  • Als u een voorwerp raakt, moet u de machine afzetten en controleren. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine in gebruik neemt.

  • Gebruik alleen originele reserveonderdelen van Toro.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal117-4979
decal119-4690
decal119-4692
decal119-4693
decal119-4721
decal130-8322
decal119-4701
decal132-4004

Algemeen overzicht van de machine

g205066

Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Figuur 3) voordat u de motor start en de machine gebruikt.

Gashendel

Met de gashendel bepaalt u het toerental. Zet de gashendel naar beneden in de UITGESCHAKELDE stand om de motor stationair te laten draaien. Dit is ook de startstand. Wanneer het toerental van de motor toeneemt in de INGESCHAKELDE stand, grijpt de centrifugaalkoppeling aan en gaat het freeswiel draaien.

g014499

Parkeerrem

De parkeerrem voorkomt dat het linkerwiel gaat draaien, zodat de machine blijft staan en soepel van links naar rechts beweegt tijdens het frezen van een stronk (Figuur 5).

g205069

Urenteller

Als de motor is afgezet, verschijnt op de urenteller het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest.

Brandstofklep

De brandstofklep (Figuur 6) bevindt zich onder de chokehendel. Zet de hendel voor de brandstofklep in de stand AAN voordat u de motor probeert te starten.

g015174

Chokehendel

Gebruik de chokehendel (Figuur 6) om een koude motor te starten. Voordat u aan de handgreep van het startkoord trekt, beweegt u de chokehendel naar de stand UIT. Zet de choke weer OPEN zodra de motor draait. Gebruik de choke niet als de motor al warm staat of de luchttemperatuur hoog is.

Startkoord

Om de motor te starten moet u snel aan de handgreep van het startkoord trekken (Figuur 6). Raadpleeg Motor starten voor de juiste startprocedure.

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Snijdiepte30 cm
Lengte193 cm
Breedte75 cm
Hoogte107 cm
Gewicht109 kg

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: Controleer voor gebruik van de machine de vloeistofniveaus en verwijder vuil van de machine. Zorg ervoor dat het werkgebied vrij is van mensen en van vuil. U moet ook de locaties van alle elektriciteits- en gasleidingen kennen en gemarkeerd hebben.

Voordat u start

  • Graaf aarde weg en verwijder stenen in de buurt van de stronk die tijdens het werk in de weg kunnen zitten. Zorg dat er geen voorwerpen op de grond rondslingeren, zoals elektriciteitskabels, prikkeldraad enz.

  • Zaag of snij de stronk bij met een motorzaag.

  • Bekijk al de veiligheidsstickers op de machine.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met de veiligheidsvoorschriften en uitschakelprocedure vermeld in deze handleiding.

  • Controleer of alle kappen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren.

  • Controleer of de freestanden op hun plaats zitten en in goede staat verkeren.

  • Zorg dat het werkgebied, de frees en in het bijzonder de stronk vrij zijn van metalen voorwerpen zoals draad, spijkers enz. die kunnen worden weggeslingerd en zo omstanders verwonden en de apparatuur beschadigen.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Voorzichtig

Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus die bij langdurige blootstelling kunnen leiden tot gehoorbeschadiging.

Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

Gebruik beschermingsmiddelen voor uw ogen, oren, handen, voeten en hoofd.

g009027

Brandstof bijvullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftanks in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftanks nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste de machine eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

  • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een vrachtwagen of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank.

  • Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.

Brandstofaanbevelingen

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

Gebruik van stabilisator/conditioner

Gebruik van stabilisator/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:

  • Het houdt de brandstof vers gedurende een stallingsperiode van niet meer dan 90 dagen (laat de brandstoftank leeglopen als u de machine langer dan 90 dagen gaat stallen)

  • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.

  • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden

    Important: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.

    Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de brandstof toe.

    Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd een stabilisator om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.

Brandstoftank vullen

  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

  3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder deze (Figuur 8).

    g014513
  4. Giet brandstof in de tank totdat het peil 6  tot 13 mm onder de onderkant van de vulbuis staat.

    Important: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet helemaal.

  5. Draai de tankdop stevig vast.

  6. Neem eventueel gemorste brandstof op.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in .

Motor starten

  1. Zet de brandstofklep in de stand OPEN, helemaal naar rechts (Figuur 9).

    g015174
  2. Zet de chokehendel in de stand AAN (Figuur 9).

    Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken.

  3. Zet de gashendel op UIT.

  4. Hou de veiligheidsbeugel tegen de handgreep en duw de handgreep ver genoeg naar beneden om het freeswiel van de grond te tillen.

  5. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig aan de handgreep trekken (Figuur 9). Laat de starthandgreep langzaam teruglopen.

  6. Zodra de motor start, beweegt u de chokehendel langzaam terug naar de stand UIT. Als de motor afslaat of hapert, zet u de choke weer op AAN tot de motor opgewarmd is. Zet de choke vervolgens op UIT.

De motor afzetten

  1. Zet de gashendel op UIT.

    Note: Als de motor zwaar belast is geweest of heet is, moet u deze nog een minuut laten draaien voordat u de veiligheidsbeugel loslaat. De motor kan dan afkoelen voordat u hem uitzet. In een noodgeval kan de motor direct worden afgezet.

  2. Laat de veiligheidsbeugel los om de motor af te zetten.

  3. Zet de brandstofklep in de stand GESLOTEN, helemaal naar links.

Een boomstronk frezen

Gevaar

Deze machine kan handen of voeten afsnijden.

  • Blijf op de bestuurdersplaats terwijl de machine loopt en blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • Houd alle omstanders op een veilige afstand van de machine.

  • Stop de machine onmiddellijk als mensen of dieren het werkgebied betreden.

Waarschuwing

Bij het frezen van een boomstronk worden splinters, grond en ander vuil in de lucht geworpen. Hierbij kunnen u of omstanders letsel oplopen.

  • Bescherm altijd uw ogen als u de frees gebruikt.

  • Houd alle omstanders op een veilige afstand van de frees.

Waarschuwing

De frees maakt veel lawaai als ze een boomstronk snijdt. Dit kan gehoorschade tot gevolg hebben.

Bescherm altijd uw oren als u de frees gebruikt.

  1. Zet de gashendel UIT, start de motor en laat de machine 2 minuten warmdraaien.

  2. Duw de handgreep ver genoeg naar beneden om het freeswiel van de grond te tillen (Figuur 10).

    g024547
  3. Rijd de machine voor de stronk en stel de parkeerrem in werking.

  4. Zet de gashendel naar boven op SNEL. Het freeswiel gaat draaien.

  5. Zwaai het freeswiel naar een kant (Figuur 10) en laat het ongeveer 1 tot 2,5 cm zakken in de bovenhoek aan de voorzijde van de stronk.

    g024062
  6. Zwaai het freeswiel heen en weer, waarbij u het ongeveer 1 tot 2,5 cm laat zakken voor elke werkgang, tot u het voorste gedeelte van de stronk verwijderd hebt tot gelijk met de grond (A tot D in Figuur 11).

  7. Breng het freeswiel omhoog, stel de parkeerrem vrij en rij de machine een paar centimeters naar voren. Stel de parkeerrem in werking.

  8. Herhaal stap 5 en 7 totdat u de stronk geheel verwijderd hebt (E tot H in Figuur 11).

  9. Zet de gashendel UIT en duw de handgreep ver genoeg naar beneden om het freeswiel van de grond te tillen. Wacht tot het freeswiel tot stilstand is gekomen, zet de parkeerrem vrij en trek de machine weg van de stronk.

    Note: Laat de voorzijde van de machine niet neer op de grond voordat het freeswiel tot stilstand is gekomen.

  10. Zet de motor af; zie De motor afzetten.

De machine omhoog brengen

Gebruik de handgrepen in Figuur 12 als hefpunten.

g205090

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: U kunt de machine bij reinigings- of onderhoudswerkzaamheden naar achteren of opzij kantelen, maar doe dit niet langer dan 2 minuten. Als u de machine te lang in deze positie laat liggen, kan brandstof in het carter lopen en zo de motor beschadigen. Ververs in dit geval de olie van de motor. Laat de motor vervolgens een paar omwentelingen maken met de starthandgreep voordat u de motor opnieuw start.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Haal het sleuteltje uit de contactschakelaar en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabels opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kunnen maken met de bougies.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De machine smeren.
  • Het luchtfilter controleren(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Spanning van de aandrijfriem controleren.
  • Controleer de toestand van de tanden; draai of vervang tanden die versleten of beschadigd zijn en draai de moeren van alle tanden aan.
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Controleer de bougies.
  • Reinig de bezinkseldop.
  • De drijfriem vervangen.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Bougies vervangen.
  • Om de 600 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • De motorolie verversen.
  • Reinig de bezinkseldop.
  • Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De machine smeren.
  • Type vet: vet voor algemene doeleinden.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.

    3. Reinig de smeernippels met een doek.

    4. Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel.

    5. Smeer de 2 fittings, 1 op elk lager van het freeswiel.

    6. Pomp vet in de nippels totdat er wat vet bij de lagers naar buiten komt (ongeveer 3 maal pompen).

      Important: Pomp het vet er langzaam en voorzichtig in om schade aan de afdichtingen van de lagers te voorkomen.

    7. Overtollig vet wegvegen.

      g024551

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het luchtfilter controleren(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt(dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 600 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter.
  • Het Cyclone luchtfilter houdt de meeste verontreinigende deeltjes tegen; deze worden opgevangen in de bak. Als u een laag vuil onderaan in de bak ziet, dient u de behuizing van de Cyclone, de luchtkanalen en het luchtinlaatrooster te reinigen.

    Onderhoud van de Cyclone behuizing

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de 3 schroeven waarmee de Cyclone behuizing aan het luchtfilterdeksel is bevestigd.

    4. Verwijder de behuizing met het luchtinlaatrooster en verwijder de luchtkanalen.

      g014508
    5. Reinig de componenten met water, reinigingsmiddel en een borstel, en droog de componenten zorgvuldig.

    6. Plaats de luchtkanalen in de Cyclone-behuizing.

    7. Breng de Cyclone-behuizing aan op haar plaats en zorg dat ze in het bovenste deel past.

      Important: Niet op de behuizing drukken; uitlijnen alvorens de schroeven te plaatsen.

    Onderhoud van de luchtfilterelementen

    Schuim- en papierelement verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Verwijder de vleugelmoer en til het luchtfilterdeksel en de luchtfilterkap eruit (Figuur 15).

      g014509
    4. Verwijder het schuimelement (Figuur 15).

    5. Verwijder de vleugelmoer bovenaan het papierelement en verwijder het papierelement (Figuur 15).

    Onderhoud van het schuimelement van het luchtfilter

    1. Was het schuimfilter in een mild reinigingsmiddel en water.

    2. Veeg het droog met een schone doek.

    3. Drenk het in nieuwe motorolie.

    4. Knijp zachtjes overtollige olie uit het element in een absorberende doek.

    Papierelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven

    1. Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen om stof te verwijderen. Als het papierelement zeer vuil is, vervang het dan door een nieuwe papierelement (Figuur 15).

    2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting.

    3. Vervang het papierelement als het is beschadigd.

      Important: U mag het papierfilter niet reinigen.

    Schuimelement en papierelement installeren

    1. Monteer het papierelement in de luchtfilterbehuizing en bevestig met de vleugelmoer.

    2. Plaats het schuimelement over het papierelement.

    3. Monteer het luchtfilterdeksel en bevestig met de vleugelmoer.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • De motorolie verversen.
  • Note: Ververs de olie vaker als de machine in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.

    Type olie: Reinigingsolie met API-onderhoudsklasse SJ of hoger.

    Carterinhoud: 1,1 liter

    Viscositeit: Zie onderstaande figuur.

    g013375

    Het motoroliepeil controleren

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Controleer het oliepeil zoals wordt getoond in Figuur 17.

    g205123g205124

    Motorolie verversen

    Note: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.

    1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen.

      Note: Warme olie kan beter worden afgetapt.

    2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Ververs de olie zoals wordt getoond in (Figuur 18).

      g205123g031623
    5. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 19).

      g205128

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de bougies.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Bougies vervangen.
  • Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.

    Type: BPR6ES (NKG) of gelijkwaardig

    Elektrodeafstand: 0,7 tot 0,8 mm

    Bougie verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Zoek en verwijder de bougies (Figuur 20).

      g205129g027478

    Bougie controleren

    Important: Bougie(s) nooit schoonmaken. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont.

    Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

    Stel de elektrodenafstand in op 0,70 tot 0,80 mm.

    g027479

    Bougie monteren

    Draai de bougie(s) vast met een torsie van 27 Nm.

    g027735

    Onderhoud brandstofsysteem

    De bezinkseldop reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Reinig de bezinkseldop.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • Reinig de bezinkseldop.
  • Onder de brandstofklep bevindt zich een bezinkseldop die vuil in de brandstof opvangt.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Zet de brandstofklep in de stand UIT, helemaal naar links.

    4. Schroef de bezinkseldop los (Figuur 23).

      g014507
    5. Reinig het reservoir en de O-ring met een reinigingsmiddel en maak voorzichtig droog.

      Note: Zorg dat u de O-ring juist aanbrengt.

    6. Plaats de O-ring in de groef van de dop en plaats de bezinkseldop terug.

    7. Zet de brandstofklep in de stand AAN, helemaal naar rechts, en controleer op lekkage.

      Note: Als u lekkage merkt, plaats de O-ring dan terug.

    Onderhouden remmen

    Parkeerrem afstellen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de stelschroef los aan de zijkant van de knop van de parkeerremhendel. Draai de knop naar rechts om de rem aan te spannen; draai de knop naar links om de rem losser in te stellen.

      Note: Het linkerwiel moet volledig vergrendeld worden wanneer u de rem inschakelt.

    4. Draai de stelschroef vast.

    Onderhoud riemen

    De spanning van de aandrijfriem afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Spanning van de aandrijfriem controleren.
  • Note: Controleer de aandrijfriem langs de opening bovenaan het riemdeksel Indien nodig afstellen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de 2 bouten waarmee de riemkap aan de machine bevestigd is los tot u de riemkap kunt verwijderen (Figuur 24).

      Note: De bouten en ringen blijven aan de riemkap zitten.

      g205161
    4. Verwijder de riemkap (Figuur 24).

    5. Schroef de 4 bevestigingsbouten van de motorplaat en de 4 bouten waarmee de achterkant van de riemkap aan de motor bevestigd is los.

    6. Zet de spanbout van de riem en de contramoer los. Schuif de motor naar de behuizing van het vliegwiel om de riem los te maken (Figuur 25).

      g016617
    7. Stel de spanning van de aandrijfriem af door de spanbout en contramoer tegen de motorbevestigingsplaat te schroeven; hierbij wordt de motor naar achteren geduwd.

    8. Leg een richtliniaal over de poelies van de koppeling en het vliegwiel. Draai de spanbout van de riem aan zodat deze 10 mm speling heeft wanneer u in het midden duwt met een kracht van 6,8 kg (indien u een gebruikte riem aanspant) of met een kracht van 8 kg (indien u een nieuwe riem monteert) (Figuur 26).

      g017434
    9. Zorg dat de poelies uitgelijnd zijn en dat de motor parallel is met het frame (niet schuin). Schroef dan de 4 bevestigingsbouten van de motorplaat en de 4 bouten waarmee de achterkant van de riemkap aan de motor bevestigd is vast.

    10. Plaats de riemkap en draai de bouten aan.

    Aandrijfriem vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De drijfriem vervangen.
  • Note: Vervang de riem als deze tekenen van slijtage, scheuren, verglazen of schade vertoont.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Draai de bouten waarmee de riemkap aan de machine bevestigd is los tot u de riemkap kunt verwijderen.

    4. Verwijder de riemkap (Figuur 24).

    5. Schroef de 4 bevestigingsbouten van de motorplaat en de 4 bouten waarmee de achterkant van de riemkap aan de motor bevestigd is los.

    6. Schroef de spanbout van de riem en de contramoer los en schuif de motor naar de behuizing van het vliegwiel om de riem losser te maken (Figuur 25).

    7. Vervang de aandrijfriem

    8. Span de nieuwe riem zo aan dat er een gewicht van 8 kg nodig is om de riem in het midden 10 mm in te drukken.

    9. Schroef de 4 bevestigingsbouten van de motorplaat en de 4 bouten waarmee de achterkant van de riemkap aan de motor bevestigd is vast.

    10. Monteer de riemkap en zet deze vast met de ringen en bouten die u eerder hebt verwijderd.

    Onderhoud van de frees

    De tanden vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de toestand van de tanden; draai of vervang tanden die versleten of beschadigd zijn en draai de moeren van alle tanden aan.
  • Door de grote belasting van de tanden moet u ze regelmatig draaien en vervangen (Figuur 27). Voordat u tanden draait of vervangt, moet u elke tandenhouder op het wiel inspecteren, met inbegrip van de vlakken die de rotatie van de tanden verhinderen. Indien de tandenhouder is beschadigd, moet u het wiel vervangen. Draai de moeren van alle tanden die u niet draait of vervangt aan met een torsie van 68 Nm.

    g034325

    Elke tand beschikt over 3 standen. Dat wil zeggen dat u een tand twee keer kunt draaien om een nieuwe scherpe rand te verkrijgen vooraleer u de tand moet vervangen. Om een tand te draaien moet u de moer losdraaien waarmee de tand is bevestigd (Figuur 28). Druk de tand naar voren en draai hem een derde van een slag, tot een ongebruikte rand naar buiten wijst. Draai de moer waarmee de tand bevestigd is vast met een torsie van 68 Nm.

    Om een tand te vervangen: verwijder de moer waarmee de tand bevestigd is en breng een nieuwe tand, ring en moer aan op dezelfde plaats (Figuur 28). Draai de moer waarmee de tand bevestigd is vast met een torsie van 68 Nm.

    g034223

    Reiniging

    Vuil van de machine verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Verwijder vuil van de machine.
  • Regelmatig reinigen verlengt de levensduur van de machine. Reinig de machine onmiddellijk na gebruik, voordat vuil kan uitharden.

    Controleer vóór het reinigen of de dop van de brandstoftank stevig op zijn plaats zit zodat er geen water in de tank kan.

    Wees voorzichtig als u een hogedrukspuit gebruikt: deze kan stickers met waarschuwingen en aanwijzingen of zelfs de motor beschadigen.

    Important: Smeer de lagers van het freeswiel na het reinigen.

    Stalling

    Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet ze als volgt worden voorbereid op stalling:

    1. Verwijder vuil en roet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en zaagsel van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt de eenheid wassen met een mild reinigingsmiddel en water.

    2. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. (7,8 ml per liter).

      Note: Een stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse brandstof wordt vermengd en altijd wordt gebruikt.

      Important: Gebruik nooit stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). Brandstof waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.

    3. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

    4. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen met behulp van een sifonpomp. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften.

    5. Start de motor en laat deze lopen tot hij afslaat.

    6. Schakel de choke in.

    7. Start de motor opnieuw totdat deze niet meer start.

    8. Reinig de bezinkseldop; zie De bezinkseldop reinigen.

    9. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    10. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen.

    11. Verwijder de bougie en controleer de toestand ervan; zie Onderhoud van de bougie.

    12. Nadat de bougie uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in de bougie-opening.

    13. Trek het startkoord langzaam uit om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden.

    14. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de bougie.

    15. Smeer de lagers van het freeswiel; zie De machine smeren.

    16. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    17. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer.

    18. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    19. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet.
    1. De veiligheidsbeugel staat in de stand Uit.
    2. Voor modellen met een motor met een Aan-/Uit-schakelaar: de schakelaar staat in de stand Uit.
    3. De brandstofafsluitklep is gesloten.
    4. De choke staat open.
    5. De brandstoftank is leeg.
    6. De bougiekabel zit los of is niet aangesloten.
    1. Houd de veiligheidsbeugel tegen de handgreep.
    2. Zet de schakelaar op Aan.
    3. Open de brandstofafsluitklep.
    4. Sluit de choke om een koude motor te starten.
    5. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    6. Controleer de elektrodenafstand en reinig of vervang de bougie.
    De motor loopt onregelmatig.
    1. De choke is gesloten.
    2. Het luchtfilter is verstopt.
    3. De brandstofleiding is verstopt.
    4. Er zit water of verontreiniging in de brandstof.
    5. De bougies zijn versleten of er zit opgehoopt vuil op de elektrodes.
    1. Open de choke.
    2. Het luchtfilter reinigen of vervangen.
    3. Reinig de bezinkseldop.
    4. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine.
    5. Controleer de elektrodenafstand en reinig of vervang de bougie.
    De riem slipt of loopt van de poelies.
    1. De riem is niet genoeg aangespannen.
    1. Breng de aandrijfriem op spanning. Werkdiepte verminderen.
    Het freeswiel draait niet.
    1. Motortoerental te laag om de centrifugaalkoppeling te activeren.
    2. De riem is niet genoeg aangespannen.
    3. De koppelingsschoenen zijn versleten.
    1. Zet de gashendel op Aan.
    2. Breng de aandrijfriem op spanning.
    3. Koppeling vervangen.
    Het freeswiel blijft draaien.
    1. Het motortoerental is te hoog.
    2. De riem is van de poelies gelopen of is gebroken.
    3. De koppelingsveren zijn slap of gebroken.
    1. Zet de gashendel op Uit.
    2. De drijfriem vervangen.
    3. Koppeling vervangen.
    De parkeerrem grijpt niet aan.
    1. De parkeerrem is niet goed afgesteld.
    2. De remblokken zijn versleten.
    1. Parkeerrem afstellen.
    2. De rem vervangen.