Inleiding

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een distributeur te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figure 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g002070

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figure 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Waarschuwing

CALIFORNIA

Proposition 65 Warning

Dit product bevat een chemische stof of chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Deze machine is een bedrijfsvoertuig bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commercile toepassingen. De machine is met name ontworpen voor het vervoeren van benodigdheden die bij dergelijke toepassingen gebruikt worden. Met deze machine kunt u een bestuurder en een passagier veilig vervoeren in de daartoe voorziene stoelen. De laadbak van deze machine is niet geschikt voor het vervoeren van personen.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californi.

Close section

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

De machine voldoet aan de vereisten van SAEJ2258.

Important: Voor informatie aangaande Europese voorschriften raadpleegt u het gelijkvormigheidsattest dat bij de machine werd geleverd.

Veilige bediening

Important: Deze machine is in de eerste plaats bedoeld als off-roadmachine en is niet geschikt voor intensief gebruik op de openbare weg.Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.

Deze machine is ontwikkeld en getest om veiligheid bij het gebruik te bieden, met dien verstande dat het voertuig correct moet worden gebruikt en onderhouden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van de bestuurder, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

Deze voertuig besturen is anders dan het besturen van een passagiersvoertuig of een vrachtwagen. Gun uzelf dus tijd om vertrouwd te raken met de machine.

Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan de machine, worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg de specifieke gebruikershandleiding die bij elk werktuig is geleverd, voor aanvullende veiligheidsinstructies.

Om het risico op letsel of dood te verminderen, dient u de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen:

Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding

Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding en alle stickers op de machine.

Close section

Vr het gebruik

  • Deze machine is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van u, de bestuurder, en n passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit meer dan n passagier op deze machine.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Gebruik de machine nooit als u vermoeid of ziek bent of onder invloed van drugs of alcohol verkeert.

  • Draag altijd stevige schoenen die uitglijden voorkomen. Draag geen loszittende kledij, bind lang haar vast in een staart en draag geen sieraden.

  • Laat nooit kinderen de machine bedienen. Laat volwassenen het voertuig nooit bedienen zonder hen eerst een grondige instructie te geven. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen.

  • Zorg ervoor dat u weet waar de omstanders zich bevinden.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en zet de koplampen aan.

  • Voordat u de machine gebruikt, dient u altijd alle onderdelen van de machine of eventuele werktuigen te controleren. Als er iets niet in orde is, mag u de machine niet meer gebruiken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine of het werktuig opnieuw gaat gebruiken.

  • Bedien de machine uitsluitend buitenshuis of in een goed geventileerde ruimte.

Close section

Veilig omgaan met brandstof

  • Om letsel en schade te voorkomen, dient u bijzonder voorzichtig te zijn bij de omgang met benzine. Brandstof is bijzonder brandbaar en de damp ervan is explosief.

  • Rook nooit in de buurt van de machine.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik, dat niet van metaal is vervaardigd.

  • Als gevolg van statische ontlading kunnen brandstofdampen in een ongeaard brandstofvat tot ontbranding komen. Vul vaten nooit in een machine of vrachtwagen of op een oplegger met plastic afdekking. Voordat u het brandstofvat vult, moet u dit uit de laadbak van de machine halen en op enige afstand van de machine op de grond plaatsen.

  • Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen voortdurend in contact is met het brandstofvat. Haal eventuele machines eerst uit de laadbak van het voertuig voordat u brandstof bijvult. Vergrendel het vulpistool niet in de open stand.

  • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt.

  • Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

  • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een vulpistool.

  • Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt gemorst op uw kleding.

  • Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de brandstoftankdop terug en draai deze goed aan.

Close section

Bediening

  • De bestuurder en de passagier moeten de veiligheidsgordels gebruiken en op de stoel blijven zitten terwijl de machine in beweging is. Houd indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vast. De passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. Vervoer nooit passagiers in de bak of op de werktuigen. Denk eraan dat uw passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen of een bocht gaat maken, en wellicht daarop niet is voorbereid.

  • Overbelast de machine nooit. Op het naamplaatje (dat zich onder het midden van het dashboard bevindt) staat de toelaatbare belading voor de machine. U mag de werktuigen nooit te zwaar beladen of het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine overschrijden.

  • Als u de motor start:

    1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.

    2. Schakel de aftakas en het hydraulische systeem met hoge stroming (indien aanwezig) uit en zet de gashendel (indien aanwezig) in de stand UIT.

    3. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND en trap het koppelingspedaal in.

    4. Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste stand staat.

    5. Raak met uw voet het gaspedaal niet aan.

    6. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN.

      Note: Als het indicatielampje van de gloeibougies gaat branden is de motor klaar om te starten.

    7. Draai het contactsleuteltje naar de stand START.

      Note: Laat het sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer terugkeren naar de stand LOPEN.

    Note: Het indicatielampje van de gloeibougies zal 15seconden blijven branden wanneer de schakelaar wordt teruggedraaid naar de stand LOPEN.

    Note: Laat de startmotor per startpoging niet langer dan 10seconden draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 10seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje naar de stand UIT draaien. Controleer de bedieningsorganen en de startprocedure, wacht nog eens 10seconden en probeer daarna opnieuw te starten.

  • Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en/of ernstig lichamelijk dodelijk letsel. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen te voorkomen dat de machine kantelt of dat de bestuurder de controle over de machine verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het relif abrupte veranderingen vertonen.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Ga voorzichtig te werk als u op een helling werkt. In normale omstandigheden moet u een helling in een rechte lijn op- en afrijden. Verminder uw snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.

    • Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of als het zwaar belast is. Stoppen kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.

    • Als u de bak laadt, moet u de lading gelijkmatig verdelen. Wees extra voorzichtig als de lading uitsteekt buiten de machine/de laadbak. Rij extra voorzichtig als u een uit-middelpuntige lading vervoert die niet kan worden gecentreerd. Zorg ervoor dat de lading in evenwicht is en goed vastzit om te voorkomen dat deze gaat schuiven.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.

    • Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres en andere riskante handelingen tijdens het rijden die ertoe kunnen leiden dat u de controle over de machine verliest.

    • Als u de lading stort, mag u niemand achter de machine laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt. Als u de grendels van de achterlaadklep losmaakt, moet u naast de laadbak staan, niet erachter.

    • Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter de machine bevindt. Rij langzaam achteruit.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere machines. Deze machine is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.

    • Begeeft u zich met de machine nooit in een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die kunnen exploderen. De elektrische en uitlaatsystemen van de machine kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen.

    • Kijk altijd uit voor obstakel boven u, zoals boomtakken, doorgangen, balkons, enz. en blijf er op voldoende afstand van. Zorg dat er voldoende ruimte boven u is voor zowel de machine als uw hoofd.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

  • Raak de motor, de transaxle, de radiateur, de geluiddemper of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • Als het voertuig abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    1. Breng de machine tot stilstand.

    2. Stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

      Note: Als de machine op een helling staat, moet u de wielen blokkeren nadat u de machine hebt verlaten.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als het bliksemt, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

Remmen

  • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen u en uw passagier letsel oplopen. Bovendien kunnen de machine en de lading worden beschadigd.

  • Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen de machine tot stilstand te brengen en/of te draaien. Met een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker de machine tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.

  • Verminder de snelheid van de machine als de laadbak is verwijderd en er geen werktuig is bevestigd aan de machine. De remkarakteristieken veranderen en als het voertuig snel tot stilstand wordt gebracht, kunnen de achterwielen worden geblokkeerd, waardoor de machine moeilijk bestuurbaar wordt.

  • Het gazon en het wegdek zijn veel gladder als ze nat zijn. De stoptijd van de machine op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen ze pas goed functioneren als ze weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden op vlak terrein, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.

Close section

Gebruik op hellingen

Waarschuwing

Als u de machine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat ze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.

  • Gebruik de machine niet op extreem steile hellingen.

  • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.

  • Als de motor afslaat of het voertuig vaart verliest op een helling, moet u langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden. Probeer nooit de machine te draaien.

  • Rij de machine langzaam op een helling en wees voorzichtig.

  • Draai niet op een helling.

  • Verminder de lading en de snelheid van de machine.

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert.

Neem de volgende voorschriften in acht wanneer u met de machine op een helling rijdt:

  • Verminder de snelheid van de machine voordat u een helling op- of afrijdt.

  • Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.

  • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Maak de lading vast aan de laadbak van de machine om te voorkomen dat de lading gaat schuiven. Wees extra voorzichtig als u ladingen transporteert die gemakkelijk schuiven (vloeistof, stenen, zand, enz.).

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.

Close section

Gebruik op oneffen terrein

Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op ruw of oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere abrupte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

Waarschuwing

Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen veroorzaken.

  • Verminder uw snelheid als u op oneffen terrein en vlak langs stoepranden rijdt.

  • Pak het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw duimen omhoog en zorg ervoor dat ze niet in de weg komen te zitten van de spaken van het stuurwiel.

Close section

Laden en storten

Het gewicht en de positie van de lading en de passagier kunnen de stabiliteit en het rijgedrag van de machine nadelig benvloeden. Let op het volgende om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest of deze doet kantelen:

  • Overschrijd het aanbevolen maximale gewicht van de machine niet als u een lading transporteert in de laadbak, als u een aanhangwagen sleept, of beide; zie Specificaties.

  • Wees voorzichtig als u de machine gebruikt op een helling of op ruw terrein, in het bijzonder als er een lading in de laadbak ligt, als u een aanhangwagen sleept, of beide.

  • Denk eraan dat de machine minder stabiel en moeilijker bestuurbaar is als de lading slecht verdeeld is over de laadbak.

  • Te grote ladingen transporteren in de laadbak heeft invloed op de stabiliteit van de machine.

  • Het stuurgedrag, de remprestaties en de stabiliteit van de machine worden nadelig benvloed als u een lading transporteert die niet aan de machine kan worden gebonden, zoals vloeistof in een grote tank.

    Waarschuwing

    De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken.

    • Houd handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.

    • Let erop dat u geen materiaal op omstanders stort.

  • Stort de lading nooit uit de bak als de machine zijwaarts op een helling staat. Als gevolg van de verandering in de gewichtsverdeling kan de machine omslaan.

  • Als u een zware lading in de bak vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.

  • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.

  • De laadruimte is uitsluitend bestemd voor een lading, niet voor het vervoer van passagiers.

Close section
Close section

Onderhoud

Waarschuwing

Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken. Vloeistof die in de huid is genjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.

Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de machine uitschakelen en het sleuteltje verwijderen om te voorkomen dat de machine per ongeluk wordt gestart.

  • Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder dat u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledige uitgetrokken cilinderstang.

  • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

  • Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of werkzaamheden daaraan verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen. Dit doet u door de motor uit te zetten, de stortklep van ophalen naar neerlaten te draaien en/of de laadbak en werktuigen neer te laten. Zet de hendel voor de hydraulische afstandsbediening in de zweefstand. Als de bak in de opgehaalde stand moet blijven, dient u deze vast te zetten met de laadbakbeveiliging.

  • Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.

  • Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij houden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan deze machine kan gevolgen hebben voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van de machine, en kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.

Close section

Rolbeugel

  • De rolbeugel is een integrale en doeltreffende veiligheidsvoorziening. Gebruik altijd de veiligheidsgordel wanneer u de machine met een rolbeugel gebruikt.

  • Zorg dat u de veiligheidsgordel in geval van nood snel kunt losmaken.

  • Zorg dat er voldoende ruimte boven u is (let b.v. op takken, doorgangen, elektrische kabels) voordat u ergens onderdoor rijdt en voorkom aanraking hiermee.

  • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmiddelen stevig zijn vastgedraaid.

  • Een beschadigde rolbeugel dient vervangen te worden. Niet herstellen of wijzigen.

  • Verwijder de rolbeugel niet.

  • Eventuele veranderingen aan een rolbeugel moeten worden goedgekeurd door de fabrikant.

Close section
Close section

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal106-6755
decal115-7813
decal115-2047
decal136-1163
decal115-7723
decal121-9776
decal106-2355
decal115-7741
decal106-2353
decal105-4215
decal93-9868
decalbatterysymbols
decal115-7739
decal93-9899
decal115-7756
decal93-9879
decal93-9850
decal106-7767
decal106-2377
decal115-2281
decal121-6286
decal121-6287
decal93-9852
decal115-2282
decal115-7814
Close section
Close section

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.

Het stuurwiel monteren

Uitsluitend TC-modellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Stuurwiel1
  1. Maak de lipjes op de achterzijde van het stuurwiel los waarmee het middenkapje vastzit, en verwijder het kapje van de naaf van het stuurwiel.

  2. Verwijder de borgmoer en de ring van de stuuras.

  3. Schuif het stuurwiel en de ring op de as.

    Note: Plaats het stuurwiel zo op de as dat de dwarsbalk horizontaal staat als de wielen recht naar voren wijzen en de dikke spaak van het stuurwiel beneden is.

  4. Bevestig het stuurwiel aan de as met behulp van de borgmoer en draai deze vast met een torsie van 24-29Nm, zoals getoond in Figure 3.

    g205931
  5. Lijn de lipjes in het kapje uit met de gleuven in het stuurwiel, en klik het kapje op de naaf van het stuurwiel (Figure 3).

Close section

De omkantelbeveiliging (rolbeugel) monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Rolbeugel1
Bout (")6
  1. Lijn de zijden van de rolbeugel uit met de montageopeningen aan weerszijden van de machine zoals afgebeeld in Figure 4.

    g009812
  2. Bevestig de zijden van de rolbeugel aan het frame met behulp van 3 flensbouten ("x 1") en draai de bouten vast tot 115Nm.

Close section

Vloeistofpeil controleren

  1. Controleer het peil van de motorolie voor en na de eerste startbeurt van de motor; zie Het motoroliepeil controleren.

  2. Controleer het transaxle/hydraulische vloeistofpeil voordat u de motor de eerste keer start; zie Het peil van de transaxlevloeistof/hydraulische vloeistof controleren.

  3. Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor de eerste keer wordt gestart; zie Remvloeistofpeil controleren.

Close section

De kogelschakelaar afstellen

  1. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND.

  2. Zorg ervoor dat de kogelschakelaar vr de verdikking op de schakelhendel zit (Figure 5).

    g033804
  3. Stel de diepte van de kogelschakelaar af tot de afstand tussen de verdikking van de schakelhendel en het oppervlak van de kogelschakelaar 1,52mm bedraagt (Figure 5).

  4. Breng een lijntestapparaat (volt-ohm-ampremeter of testlamp) aan op de aansluitingen van de kogelschakelaar.

  5. Schakel tussen de EERSTE versnelling en ACHTERUIT.

    Note: De kogelschakelaar wordt enkel kortstondig van stroom voorzien als u van neutraal naar achteruit schakelt.

Close section

De remmen gebruiksklaar maken

Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  1. Laat het voertuig op volle snelheid rijden en rem dan om de machine snel te laten stoppen zonder de wielen te blokkeren.

  2. Herhaal deze procedure 10 keer en wacht steeds 1minuut voordat u opnieuw remt om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.

    Important: Deze procedure is het meest effectief als de machine is beladen met 454kg.

Close section
Close section

Algemeen overzicht van de machine

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Gaspedaal

Het gaspedaal (Figure 6) biedt de bestuurder de mogelijkheid het motortoerental en de rijsnelheid van de machine te regelen als de transmissie is ingeschakeld. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u het motortoerental en de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert u het motortoerental en de rijsnelheid.

g036549
Close section

Koppelingspedaal

Druk het koppelingspedaal volledig in (Figure 6) om te ontkoppelen als u de motor start of naar een andere versnelling schakelt. Laat het pedaal soepel opkomen als u hebt geschakeld om onnodige slijtage van de versnelling en andere bijbehorende onderdelen te voorkomen.

Important: Houd uw voet van het koppelingspedaal tijdens het gebruik. U moet het koppelingspedaal volledig laten opkomen omdat anders de koppeling zal slippen, hetgeen verhitting en slijtage veroorzaakt. Gebruik nooit het koppelingspedaal wanneer u de machine op een helling laat stoppen. Hierdoor kan schade aan de koppeling ontstaan.

Close section

Rempedaal

Met het rempedaal (Figure 6) kunt u de bedrijfsremmen inschakelen om de machine tot stilstand te brengen of snelheid te verminderen.

Voorzichtig

Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.

Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van de machine minder dan 3,8cm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd.

Close section

Schakelhendel

Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de schakelhendel (Figure 7) in de gewenste stand. U ziet hieronder een schematische weergave van het schakelpatroon.

g009160

Important: Zet de transaxle uitsluitend in de achteruit- of vooruitstand als de machine stilstaat. Anders kan er schade aan de transaxle ontstaan.

Voorzichtig

Terugschakelen vanuit een te hoge versnelling kan ertoe leiden dat de achterwielen slippen waardoor de kans bestaat dat u de controle over de machine verliest, en de koppeling en/of transmissie schade oploopt.

Schakel soepel om te voorkomen dat versnellingen slijten.

Close section

Differentieelvergrendeling

Met de differentieelvergrendeling kan de achteras worden vergrendeld om de tractie te verbeteren. U kunt de differentieelvergrendeling inschakelen als de machine in beweging is (Figure 8). Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel in te schakelen.

Note: Om de differentieelvergrendeling in of uit te schakelen, moet de machine in beweging zijn en een flauwe bocht maken.

Voorzichtig

Als u een bocht maakt met ingeschakelde differentieelvergrendeling, kunt u de controle over de machine verliezen.

Schakel de differentieelvergrendeling uit als u scherpe bochten maakt of bij hoge snelheid werkt; zie Differentieelvergrendeling gebruiken.

g002381
Close section

Parkeerrem

Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen (Figure 8) om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt.

  • Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel naar achteren trekken.

  • Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren duwen.

    Note: Zet de parkeerrem vrij voordat u de machine verplaatst.

Als u de machine op een steile helling parkeert, stel dan de parkeerrem in werking, kies de eerste versnelling (als het voertuig met de voorkant naar boven wijst) of kies achteruit (als het met de voorkant naar beneden wijst), en plaats keggen tegen de wielen.

Close section

Hydraulische hefinrichting

Met de hydraulische hefinrichting kan de laadbak omhoog en omlaag worden bewogen. Beweeg de hendel naar achteren om de laadbak omhoog te bewegen en naar voren om de laadbak naar beneden te bewegen (Figure 8).

Important: Wanneer u de bak laat zakken, hou dan de hendel nog 1 2seconden in de vooruitstand nadat de bak contact heeft gemaakt met het frame om de bak vast te zetten in de neergelaten stand. Houd de hydraulische hefinrichting niet langer dan 5seconden in de stand voor omhoog brengen of neerlaten, nadat de cilinders hun uiterste stand hebben bereikt.

Close section

Vergrendeling hydraulische hefinrichting

Met de vergrendeling kan de hefhandgreep worden vergrendeld zodat de hydraulische cilinders niet werken als de machine niet is uitgerust met een laadbak (Figure 8). Vergrendelt ook de hefhendel in de stand AAN als er werktuigen hydraulisch worden bediend.

Close section

Schakelhendel voor hoog/laag bereik

De schakelhendel voor hoog/laag bereik biedt 3 extra snelheden voor nauwkeurige snelheidsregeling (Figure 8):

  • De machine moet volledig tot stilstand zijn gebracht voordat u kunt schakelen tussen het HOGE en het LAGE bereik.

  • Schakel uitsluitend op vlak terrein.

  • Trap het koppelingspedaal volledig in.

  • Zet de hendel volledig naar voren voor HOOG en volledig naar achteren voor LAAG.

Hoog is voor een hogere snelheid wanneer u rijdt op vlak, droog terrein met een lichte lading.

Laag is voor lage snelheden. Gebruik deze stand wanneer meer kracht of controle nodig is dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld bij steile hellingen, slecht berijdbaar terrein, zware ladingen en lage snelheden in combinatie met hoge toerentallen (spuiten).

Important: Er is een positie tussen HOOG en LAAG waarin de transaxle in geen van beide standen staat. Deze positie mag niet worden gebruikt als NEUTRAALSTAND omdat de machine onverwacht kan gaan rijden wanneer de hendel voor Hoog-Laag per ongeluk in een van de versnellingen wordt geduwd.

Close section

Contactschakelaar

Gebruik de contactschakelaar (Figure 9) om de motor te starten en uit te zetten. Deze heeft 3 standen: UIT, AAN en STARTEN. Draai het sleuteltje naar rechts op START om het voertuig te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje gaat automatisch naar de stand AAN. Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje naar links op UIT.

g010310
Close section

Urenteller

De urenteller toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De urenteller (Figure 9) gaat lopen als de contactschakelaar in de stand AAN wordt gezet of als de motor loopt.

Close section

Derde-hoog vergrendelingsschakelaar

Zet de derde-hoog vergrendelingsschakelaar (Figure 9) in de stand LANGZAAM en verwijder de sleutel om gebruik van de derde versnelling in het HOGE bereik te voorkomen. Als de schakelhendel in de derde versnelling wordt gezet in de HOOG-stand dan slaat de motor af.

Note: Het sleuteltje kan in beide standen worden verwijderd.

Close section

Lichtschakelaar

Druk de lichtschakelaar (Figure 9) in om de koplampen in of uit te schakelen.

Close section

Waarschuwingslampje voor oliedruk

Het waarschuwingslampje voor de oliedruk (Figure 9) gaat branden als de druk van de motorolie onder een veilig peil komt terwijl de motor loopt. Wanneer het lampje knippert of aan blijft, stop dan de machine, zet de motor af en controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is, maar het waarschuwingslampje niet dooft nadat u olie heeft bijgevuld en de motor weer heeft gestart, schakel dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met uw plaatselijke Toro dealer voor hulp.

Controleer de werking van de waarschuwingslampjes als volgt:

  1. Stel de parkeerrem in werking.

  2. Draai het contactsleuteltje op AAN/VOORGLOEIEN, maar start de motor niet.

    Note: Het oliedruklampje moet rood oplichten. Als het lampje niet brandt, is het lampje doorgebrand of heeft het systeem een defect dat moet worden hersteld.

    Note: Als de motor pas is afgezet, kan het 1 tot 2minuten duren voordat het lampje gaat branden.

Close section

Indicatielampje gloeibougies

Het indicatielampje van de gloeibougies (Figure 9) gaat rood branden als de gloeibougies zijn ingeschakeld.

Important: Het indicatielampje van de gloeibougies zal 15seconden blijven branden wanneer de schakelaar wordt teruggedraaid naar de stand START.

Close section

Meter en indicatielampje voor temperatuur van koelvloeistof

De meter en het lampje geven de temperatuur van de koelvloeistof in de motor aan en werken alleen wanneer het contactsleuteltje in de stand AAN staat (Figure 9). Het indicatielampje licht knipperend rood op als de motor oververhit raakt.

Close section

Laadindicator

De laadindicator licht op wanneer de accu aan het ontladen is. Als het lichtje gaat branden tijdens gebruik, stop dan de machine, zet de motor af en zoek naar een mogelijke oorzaak, bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo (Figure 9).

Important: Als de riem van de wisselstroomdynamo los zit of gebroken is, mag u de machine pas weer gebruiken als de afstelling of reparatie voltooid is. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan de motor worden beschadigd.

Controleer de werking van de waarschuwingslampjes als volgt:

  • Stel de parkeerrem in werking.

  • Draai het contactsleuteltje op AAN/VOORGLOEIEN, maar start de motor niet. Het indicatielampje voor de temperatuur van de koelvloeistof, de laadindicator en het oliedruklampje moeten branden. Als een van de lichtjes niet brandt, is het lampje doorgebrand of heeft het systeem een defect dat u moet repareren.

Close section

Brandstofmeter

De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. De meter werkt alleen wanneer het contactsleuteltje in de stand AAN staat (Figure 9). Als het lampje rood brandt, betekent dit dat het brandstofpeil laag is en als het rood knippert, betekent dit dat de tank bijna helemaal leeg is.

Close section

Schakelaar van hydraulisch systeem met hoge stroming

Uitsluitend modellen TC

Zet de schakelaar aan om het hydraulische systeem met hoge stroming in te schakelen (Figure 9).

Close section

Claxonknop

Uitsluitend modellen TC

Druk op de knop om te claxonneren (Figure 9).

Close section

Toerenteller

Geeft het toerental van de motor weer (Figure 9 en Figure 10). De witte driehoek geeft 540tpm aan voor het gebruik van de aftakas (Figure 10).

g010514
Close section

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter registreert de rijsnelheid van de machine (Figure 9). Hij geeft de snelheid weer in mph (mijl per uur) maar kan eenvoudig worden omgezet naar km/u (kilometer per uur); zie De snelheidsmeter omzetten.

Close section

Aansluitpunt

Gebruik het aansluitpunt Figure 9 om optionele elektrische accessoires van 12V van stroom te voorzien.

Close section

Handgreep voor passagier

De handgreep voor de passagier bevindt zich op het dashboard (Figure 11).

g009815
Close section

Instelhendel bestuurdersstoel

U kunt de stoel naar wens naar voren en naar achteren verstellen (Figure 12).

g021227
Close section

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Afmetingen
Totale breedte160cm
Totale lengteZonder laadbak: 326cm
Met volledige laadbak: 331cm
Met laadbak op achterste montageplaats: 346cm
Basisgewicht (droog)Model 07385 – 887kg
Model 07385H – 887kg
Model 07385TC – 924kg
Model 07387 – 914kg
Model 07387H – 914kg
Model 07387TC – 951kg
Capaciteit(inclusief bestuurder (91kg), passagier (91kg) en ingeladen werktuig)Model 07385 – 1471kg
Model 07385TC – 1435kg
Model 07387 – 1445kg
Model 07387TC – 1408kg
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig2.359kg
TrekvermogenKoppelgewicht: 272kg
Maximaal gewicht aanhangwagen: 1587kg
Afstand tot de grond18cm zonder lading
Wielbasis118cm
Wielloopvlak (middellijn tot middellijn)Voor: 117cm
Achter: 121cm
Hoogte191cm tot de bovenkant van de rolbeugel

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Close section
Close section

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u een volle laadbak omhoog brengt en niet ondersteunt met de geschikte steunstang, kan de laadbak onverwacht zakken. Werken onder een opgetilde laadbak die niet ondersteund is, kan u of anderen letsel toebrengen.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor afzetten en het sleuteltje verwijderen.

  • Verwijder eventueel geladen materiaal uit de laadbak of andere werktuigen en breng de laadbakbeveiliging aan bij een volledig uitgetrokken cilinderstang voordat u gaat werken onder een opgeheven laadbak.

De laadbak gebruiken

Note: Belast indien mogelijk het midden van de laadbak.

Note: Verwijder de lading uit de bak voordat u de bak omhoogbrengt voor onderhoud aan de machine.

De laadbak ophalen

Waarschuwing

Als de laadbak tijdens het rijden omhoogstaat, bestaat de kans dat de machine gemakkelijker omslaat of gaat rollen. De laadbak kan beschadigd raken als deze tijdens het gebruik van de machine omhoogstaat.

  • Gebruik de machine uitsluitend als de laadbak is neergelaten.

  • Laat de laadbak neer als u hem geleegd hebt.

Zet de hendel naar achteren om de laadbak omhoog te zetten (Figure 13).

g024612
Close section

Laadbak neerlaten

Waarschuwing

De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken.

Houd uw handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.

Zet de hendel naar voren om de laadbak te laten zakken (Figure 13).

Close section

De achterlaadklep openen

  1. Controleer of de laadbak volledig is neergelaten.

  2. Zet de sluitingen aan de linker- en rechterzijde van de laadbak los en laat de achterlaadklep zakken (Figure 14).

    g026141
Close section
Close section

Het motoroliepeil controleren

Type motorolie: Reinigingsolie motor (API-klasse SJ of hoger)

Viscositeit motorolie: 10W-30; kies een motorolie met een viscositeit die overeenstemt met de omgevingstemperatuur in de tabel in Figure 15.

g016095

Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.

Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als de motor al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Voeg niet te veel olie toe. Als het olieniveau tussen de beide markeringen ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld.

  1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figure 16).

    g028637
  3. Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift (Figure 16).

  4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil (Figure 16).

  5. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop (Figure 16) losdraaien en voldoende olie bijvullen totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt.

    Note: Verwijder de peilstok tijdens het bijvullen om een goede ventilatie toe te laten. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Voeg niet te veel olie toe.

    Important: Als u motorolie bijvult, moet u ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen de vulinrichting en de vulopening in het klepdeksel, zoals is aangegeven in Figure 17. Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in de ontluchtingsinrichting terechtkomt.

    g002373
  6. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats (Figure 16).

Close section

Brandstof bijvullen

Inhoud brandstoftank: 22liter.

Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of biodiesel met een laag (<500ppm) of ultralaag (<15ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal 40 zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 180dagen kunnen worden gebruikt zodat u verzekerd bent van verse brandstof.

  • Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C.

  • Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen voor een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.

Note: Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -7°C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en een hoger vermogen dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.

Important: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de tank of een blik met conditioner.

  • Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materile schade veroorzaken.

  • Controleer voordat u de dop van de brandstoftank verwijdert of het voertuig op een horizontaal vlak is geplaatst. Open de dop van de brandstoftank langzaam.

  • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Bewaar de brandstof in schone, veilige en goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de dop op zijn plaats blijft.

Biodiesel gebruiken

Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

  • Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTMD6751 of EN14214.

  • Het dieselmengsel moet voldoen aan de vereisten van ASTMD975 of EN590.

  • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.

  • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage.

  • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.

  • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.

  • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst.

  1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon.

  2. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figure 18).

    g009814
  3. Vul de tank tot iets onder de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis) en plaats vervolgens de dop.

    Note: De tank niet te vol vullen.

  4. Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste brandstof opnemen.

Close section
Close section

Het koelvloeistofpeil controleren

Inhoud van koelsysteem: 3,7liter

Type koelvloeistof: een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries.

Voorzichtig

Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken.

  • Open de radiateurdop niet.

  • Laat de motor minstens 15minuten afkoelen of totdat de reservetank zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden.

  • Gebruik een doek als u de dop van de reservetank verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.

  • Controleer het koelvloeistofpeil niet bij de radiateur, maar uitsluitend bij de reservetank.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Controleer het koelvloeistofpeil in de reservetank (Figure 19).

    Note: De koelvloeistof dient tot de onderkant van de vulbuis te reiken als de motor koud is.

    g026143
  3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop van de reservetank en vult u het koelsysteem bij met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.

    Note: De reservetank voor de koelvloeistof niet te vol vullen.

  4. Plaats de dop van de reservetank terug.

Close section

Het peil van de transaxlevloeistof/hydraulische vloeistof controleren

Vloeistoftype transaxle: DexronIIIATF

  1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.

  2. Reinig het gebied rond de peilstok (Figure 20).

    g002376
  3. Schroef de peilstok uit de bovenkant van de transaxle en veeg deze af met een schone doek.

  4. Schroef de peilstok in de transaxle. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift.

  5. Haal de peilstok uit de transaxle en controleer het vloeistofpeil.

    Note: Het vloeistofpeil moet tot aan de bovenzijde van het platte deel van de peilstok staan.

  6. Als het peil te laag is, vult u voldoende van de voorgeschreven vloeistof bij om het vereiste peil te bereiken.

Close section

Het peil van de hydraulische vloeistof in het hydraulische systeem met hoge stroming controleren

Uitsluitend modellen TC

Type hydraulische vloeistof:Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19liter of vaten van 208liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro distributeur voor de onderdeelnummers).

Andere vloeistoffen: Als de Toro vloeistof niet beschikbaar is, kunt u andere conventionele vloeistoffen op petroleumbasis gebruiken mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.

Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

ISOVG46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt

Materiaaleigenschappen:

  • Viscositeit: ASTM D445 cSt bij 40°C: 44 tot 48/cSt bij 100°C: 7,9 tot 8,5

  • Viscositeitsindex ASTMD2270 – 140 tot 152

  • Stolpunt, ASTM D97 – -37°C tot -43°C

  • FZG, Faalstadium – 11 of beter

  • Watergehalte (nieuwe vloeistof) – 500ppm (maximum)

Industriespecificaties:

Vickers I-286-S, Vickers M-2950-S, Denison HF-0, Vickers 35VQ25 (Eaton ATS373-C)

  1. Reinig het gebied rond de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figure 21).

  2. Verwijder de dop van de vulbuis.

    g010324
  3. Verwijder de peilstok (Figure 21) uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek.

  4. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil.

    Note: Het vloeistofpeil moet tussen de 2 markeringen op de peilstok staan.

  5. Als het peil te laag is, vult u bij tot het vloeistofpeil bij de bovenste markering staat; zie Vloeistof en filter van het hydraulische systeem met hoge stroming vervangen.

  6. Plaats de peilstok terug in de vulbuis en plaats de dop terug.

  7. Start de motor en schakel het werktuig in.

    Note: Laat ze ongeveer 2minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.

    Important: De machine moet zijn gestart voordat u het hydraulische systeem met hoge stroming inschakelt.

  8. Zet de motor af en schakel het werktuig uit en controleer op lekkage.

    Waarschuwing

    Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en dat alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is genjecteerd in de huid.

Close section

Het oliepeil van het voordifferentieel controleren

Uitsluitend modellen met vierwielaandrijving

Olietype differentieel: Mobil 424 hydraulische vloeistof

  1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.

  2. Reinig de omgeving van de vul-/controleplug op de zijkant van het differentieel (Figure 22).

    g010510
  3. Verwijder de vul-/controleplug en controleer het oliepeil.

    Note: Het oliepeil moet tot aan de opening staan.

  4. Als het vloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met de voorgeschreven olie.

  5. Monteer de vul-/controleplug.

Close section

Torsie van wielmoeren controleren

Waarschuwing

Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt.

De torsie van de moeren van de voorwielen en achterwielen moet 109 tot 122Nm bedragen. Haal de moeren aan na 1 tot 4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de moeren daarna om de 200bedrijfsuur aan.

Close section

Bandenspanning controleren

De luchtdruk in de voorbanden moet 2,21bar bedragen en in de achterbanden 1,24bar.

Important: Controleer de bandenspanning regelmatig. Als de banden niet op de juiste spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten en kan de vierwielaandrijving vastlopen.

Figure 23 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te lage bandenspanning.

g010294

Figure 24 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.

g010293
Close section

Remvloeistofpeil controleren

Type remvloeistof: DOT3-remvloeistof

Het remvloeistofreservoir bevindt zich onder het dashboard.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Controleer of het vloeistofpeil tot aan de Vol-markering op het reservoir reikt (Figure 25).

    g002379
  3. Als het vloeistofpeil te laag is, moet u de omgeving van de dop reinigen, de dop verwijderen en het reservoir vullen met de voorgeschreven remvloeistof tot het correcte niveau bereikt is (Figure 25).

    Note: Giet niet te veel remvloeistof in het reservoir.

Note: U kunt de motorkap aan de voorzijde van de machine verwijderen om bij het reservoir te komen (Figure 26).

g009817
Close section

Motor starten

  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.

  2. Schakel de aftakas en het hydraulische systeem met hoge stroming (indien aanwezig) uit en zet de gashendel (indien aanwezig) in de stand UIT.

  3. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND en trap het koppelingspedaal in.

  4. Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste stand staat.

  5. Raak met uw voet het gaspedaal niet aan.

  6. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN.

    Note: Als het indicatielampje van de gloeibougies gaat branden is de motor klaar om te starten.

  7. Draai het contactsleuteltje naar de stand START.

    Note: Laat het sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer terugkeren naar de stand LOPEN.

Note: Het indicatielampje van de gloeibougies zal 15seconden blijven branden wanneer de schakelaar wordt teruggedraaid naar de stand LOPEN.

Note: Laat de startmotor per startpoging niet langer dan 10seconden draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 10seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje naar de stand UIT draaien. Controleer de bedieningsorganen en de startprocedure, wacht nog eens 10seconden en probeer daarna opnieuw te starten.

Close section

Met de machine rijden

  1. Zet de parkeerrem vrij.

  2. Druk het koppelingspedaal volledig in.

  3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling.

  4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl u het gaspedaal intrapt.

  5. Wanneer de machine voldoende snelheid heeft, haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal volledig in, zet u de schakelhendel in de volgende versnelling en laat u het koppelingspedaal omhoogkomen, terwijl u het gaspedaal intrapt.

  6. Herhaal deze stappen tot u de juiste snelheid heeft bereikt.

    Important: Stop de machine voordat u van een versnelling achteruit naar een versnelling vooruit schakelt, of andersom.

    Note: Laat de motor niet lange tijd stationair draaien.

    Gebruik de onderstaande tabel om de rijsnelheid van het voertuig te bepalen bij een motortoerental van 3600tpm.

    OverbrengingBereikVerhoudingSnelheid (km/u)Snelheid (mijl/u)
    1L (laag)82,83:14,72,9
    2L (laag)54,52:17,24,5
    3L (laag)31,56:112,57,7
    1H (hoog)32,31:112,27,6
    2H (hoog)21,27:118,511,5
    3H (hoog)12,31:131,919,8
    RL (laag)86,94:14,52,8
    RH (hoog)33,91:111,67,1

    Important: Probeer de motor niet te starten door de machine aan te duwen of te slepen. De aandrijflijn kan hierdoor schade oplopen.

Close section

De machine stoppen

Om de machine tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en trapt u het rempedaal in.

Close section

De motor afzetten

Om de motor af te zetten, draait u het contactsleuteltje naar de stand UIT en stelt u de parkeerrem in werking. Verwijder het sleuteltje om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.

Close section

Een nieuwe machine inrijden

Om ervoor te zorgen dat de machine goede prestaties levert en een lange levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende richtlijnen in acht nemen.

  • Controleer of de remmen gebruiksklaar zijn gemaakt; zie De remmen gebruiksklaar maken.

  • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van de machine oververhit raakt.

  • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15seconden warm laten worden, voordat u het voertuig in de versnelling zet.

  • Laat de motor niet 'razen'.

  • Varieer de snelheid van de machine tijdens het gebruik. Laat de motor niet langdurig stationair draaien. Vermijd snel starten en stoppen.

  • De motor heeft geen inrij-olie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen.

  • Zie het hoofdstuk voor bijzondere controles op rustige momenten.

Close section

Het veiligheidssysteem controleren

Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor niet aanslaat of start, tenzij het koppelingspedaal is ingetrapt.

Voorzichtig

Bij niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kan de machine onverwacht in werking komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

  • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

  • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

Note: Zie de Gebruikershandleiding voor het werktuig voor de controleprocedure van het veiligheidssysteem van het werktuig.

De interlockschakelaar van de koppeling functioneren

  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND.

    Note: De motor zal niet aanslaan als de hydraulische hefhendel is vergrendeld in de vooruitstand.

  3. Draai het contactsleuteltje rechtsom naar de stand START zonder het koppelingspedaal in te trappen.

    Note: Als de motor aanslaat of start, is er een defect in het veiligheidssysteem dat moet worden hersteld voordat u de machine gebruikt.

Close section

De interlockschakelaar van de hydraulische hefhendel controleren

  1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND en controleer of de hydraulische hefhendel zich in de middelste stand bevindt.

  3. Trap het koppelingspedaal in.

  4. Duw de hydraulische hefhendel naar voren en draai het sleuteltje rechtsom naar de stand START.

    Note: Als de motor aanslaat of start, is er een defect in het veiligheidssysteem dat moet worden hersteld voordat u de machine gebruikt.

Close section
Close section

Veiligheid van de passagier

Als er een passagier met u meerijdt op de machine, zorg er dan voor dat hij of zij de veiligheidsgordel heeft omgedaan en zich goed vasthoudt. Rijd langzamer en maak minder scherpe bochten, want uw passagier kan niet van tevoren zien aankomen wat u gaat doen en kan dus moeilijk anticiperen op bochten, stoppen, gas geven en onregelmatigheden in het terrein.

De bestuurder en de passagier moeten te allen tijde op de stoel blijven zitten en armen en benen binnen het voertuig houden. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de daarvoor bedoelde handgrepen gebruiken (Figure 27 en Figure 28).

g009815
g009819

Vervoer nooit passagiers in de laadbak of op de werktuigen. Het voertuig is geschikt voor n bestuurder en slechts n passagier.

Close section

Met aangepaste snelheid rijden

Snelheid is een belangrijke factor die tot ongelukken kan leiden. Wanneer u harder rijdt dan de omstandigheden toelaten, kunt u de controle over het voertuig verliezen en een ongeluk veroorzaken. Snelheid kan ook een klein ongeluk verergeren. Wanneer u frontaal tegen een boom rijdt met lage snelheid, kan dat schade en letsel veroorzaken, maar bij een botsing bij hoge snelheid kan de machine totaal vernield raken en kunnen u en uw passagier om het leven komen.

Rijd nooit harder dan de omstandigheden toelaten. Als u niet zeker weet hoe hard u ergens mag rijden, verminder dan uw snelheid.

Wanneer u zware werktuigen gebruikt (meer dan 454kg) zoals spuitmachines, topdressers of strooiers enz., begrens dan uw snelheid door de regelschakelaar in de stand langzaam te zetten.

Close section

Veiligheid in bochten

Bochten zijn ook een belangrijke factor die tot ongelukken kan leiden. Door bochten te maken die scherper zijn dan de omstandigheden toelaten, kan de machine tractie verliezen en gaan slippen, of zelfs omslaan.

Op natte, zanderige en gladde oppervlakken zijn bochten moeilijker en riskanter. Naarmate u harder rijdt, wordt de kans op ongelukken groter. Verminder dus uw snelheid voordat u een bocht neemt.

In een scherpe bocht kan bij hogere snelheden het achterste binnenwiel loskomen van de grond. Dit is geen fout in het ontwerp: dit is zo bij de meeste voertuigen op vier wielen, ook bij personenwagens. Als dit gebeurt, maakt u een bocht die scherper is dan uw rijsnelheid toelaat.

Close section

Veilig remmen

Het is verstandig om uw snelheid te verminderen wanneer u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen de machine en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u en uw passagier kunnen letsel oplopen. Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine heeft een belangrijke invloed op uw vermogen om de machine tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij zware ladingen en zware werktuigen wordt het moeilijker een machine tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.

De remeigenschappen van de machine zijn ook anders zonder laadbak of werktuig. Als het voertuig snel tot stilstand wordt gebracht, kunnen de achterwielen blokkeren voordat de voorwielen blokkeren: dit kan invloed hebben op de controle over de machine. Het is verstandig om langzamer te rijden zonder laadbak of werktuig.

Het gras en het wegdek zijn veel gladder als zij nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4maal langer zijn dan op een droog oppervlak.

Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden in de eerste versnelling, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.

Schakel niet naar een lagere versnelling om te remmen op een glad of glibberig (nat gras) oppervlak of tijdens de afdaling van een helling, want als u remt op de motor, kan het voertuig gaan slippen en kunt u de controle verliezen. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling afrijdt.

Close section

Omkantelen voorkomen

De machine is uitgerust met een rolbeugel, heupsteunen, veiligheidsgordels en handgreep. De omkantelbeveiliging (rolbeugel) van de machine vermindert het risico op ernstig of dodelijk letsel in het onwaarschijnlijke geval dat het voertuig omkantelt, maar deze beveiliging kan de bestuurder niet beschermen tegen elk mogelijk letsel.

Een beschadigde rolbeugel dient vervangen te worden; herstel of wijzig de rolbeugel niet. Elke verandering aan de rolbeugel moet worden goedgekeurd door de fabrikant.

De beste manier om ongelukken met dit werkvoertuig voorkomen, is ervoor te zorgen dat de bestuurders constant worden begeleid en getraind en dat voortdurend aandacht wordt besteed aan het gebied waarin de bestuurders de machine gebruiken.

De beste manier voor bestuurders om ernstig letsel of dodelijke ongevallen te voorkomen bij henzelf of anderen, is zich vertrouwd te maken met de juiste bediening van de machine, alert te blijven en handelingen of situaties te vermijden die kunnen leiden tot een ongeluk. U kunt het risico op lichamelijk of dodelijk letsel als het voertuig omslaat verminderen door de rolbeugel en de veiligheidsgordels te gebruiken en de bijgeleverde instructies te volgen.

Close section

Gebruik op hellingen

Waarschuwing

Als de machine op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

  • Gebruik de machine niet op steile hellingen.

  • Als de motor afslaat of het voertuig vaart verliest op een helling, mag u nooit proberen de machine te draaien.

  • Rij een helling altijd langzaam achterwaarts in een rechte lijn af.

  • Rij nooit achterwaarts een helling af met de versnelling in de neutraalstand of het koppelingspedaal ingetrapt; gebruik uitsluitend de remmen.

  • Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden.

  • Draai niet op een helling.

  • Laat de koppeling niet te snel opkomen en trap niet te abrupt op het rempedaal. Als u plotseling van snelheid verandert kan het voertuig omslaan.

Wees extra voorzichtig op hellingen. Rijd nooit op extreem steile hellingen. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Draaien tijdens het op- of afrijden van een helling is gevaarlijker dan op vlak terrein. Draaien tijdens een afdaling is extra gevaarlijk, zeker wanneer de remmen in werking zijn, evenals omhoog draaien wanneer u schuin op een helling rijdt. Zelfs bij lage snelheid zonder lading bestaat een grotere kans op omkantelen als u draait op een helling.

Verminder uw snelheid en schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.

Als de motor afslaat of als het voertuig vaart begint te verliezen terwijl u een steile helling oprijdt, moet u snel het rempedaal intrappen, de versnelling in de neutraalstand zetten, de motor starten en het voertuig in zijn achteruit zetten. Bij een stationair toerental, helpt het trekken van de motor en de transaxle de remmen bij het onder controle houden van de machine op de helling, zodat u veiliger terug naar beneden kunt rijden.

Verminder het gewicht van de lading als de helling erg steil is of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Denk erom dat een lading kan schuiven, bevestig ladingen daarom goed.

Note: De machine heeft een uitstekend klimvermogen. De differentieelvergrendeling vergroot dit vermogen. U kunt het klimvermogen ook verbeteren door extra gewicht te plaatsen op de achterkant van de machine op een van de volgende manieren:

  • Extra gewicht plaatsen aan de binnenzijde van bak; zet dit stevig vast.

  • Wielgewichten bevestigen aan de achterwielen.

  • De achterbanden verzwaren met vloeibare ballast (calciumchloride).

  • De tractie zal verbeteren als er geen passagier in de voorste stoel zit.

Close section

Laden en storten

Het gewicht en de positie van de lading en de passagier kunnen verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de machine moet gebruiken. Om te voorkomen dat u de controle over het voertuig verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:

Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximumgewicht dat is aangegeven op het gewichtslabel van de machine.

Waarschuwing

De bak zal zakken als u de storthendel omlaag drukt, zelfs als de motor is afgezet. De motor afzetten zal niet voorkomen dat de bak zakt.

Plaats altijd de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden als u deze niet direct gaat neerlaten.

De machine kan worden uitgerust met verschillende combinaties van laadbakken, platforms en werktuigen. Deze kunnen worden gebruikt in verschillende combinaties zodat de capaciteit en de mogelijkheden maximaal kunnen worden benut. De grootste laadbak is 140cm breed en 165cm lang en kan een gelijkmatig verdeelde lading van maximaal 1.477kg vervoeren.

De manier waarop een lading over de bak wordt verdeeld, kan verschillen. Zand kan gelijkmatig worden verdeeld op een relatief laag niveau. Andere materialen, zoals bakstenen, kunstmest of tuinpalen, worden hoger opgestapeld in de bak.

De hoogte en het gewicht van de lading heeft een belangrijke invloed op de stabiliteit van het voertuig. Hoe hoger de lading is opgestapeld, des te groter is de kans dat de machine zal omslaan. Als de lading hoog is opgestapeld, kan 1.477kg dus te veel zijn voor een veilig gebruik van het voertuig. Vermindering van het totaalgewicht is dan n manier om het risico op kantelen te verkleinen. U kunt ook de lading zo laag mogelijk proberen te verdelen om dit risico te verminderen.

Als de lading te veel aan n kant van de laadbak is geplaatst, vergroot dit de kans sterk dat de machine omslaat naar die kant. Dit geldt vooral als de lading zich aan de buitenste zijde bevindt bij het maken van een bocht.

Plaats nooit zware ladingen achter de achteras. Als de lading zo ver naar achteren is geplaatst dat deze zich achter de achteras bevindt, vermindert dat het gewicht op de voorwielen; dit gaat ten koste gaat van de stuurtractie. Als de lading zich helemaal achteraan bevindt, kunnen de voorwielen zelfs loskomen van de grond wanneer u over bulten of tegen een helling oprijdt. Hierdoor kunt u niet meer sturen en kan de machine omslaan.

De algemene regel is dat het gewicht van de lading zowel van voren naar achteren als van rechts naar links gelijkmatig moet worden verdeeld.

Als de lading niet goed vastzit of als u een vloeistof vervoert in een grote container zoals een spuitmachine, bestaat de kans dat de lading gaat schuiven. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Een schuivende lading kan tot gevolg hebben dat de machine omkantelt. Zet de lading altijd vast zodat deze niet gaat schuiven. Stort uw lading nooit als de machine zijwaarts op een helling staat.

Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.

De laadruimte is uitsluitend bestemd voor een lading, niet voor het vervoer van passagiers.

Close section

Differentieelvergrendeling gebruiken

De differentieelvergrendeling vergroot de tractie van de machine door de achterwielen te vergrendelen, zodat wielen niet afzonderlijk gaan slippen. Dit kan goed van pas komen wanneer u zware ladingen moet vervoeren op nat gras, gladde oppervlakken, hellingen of zanderig terrein. U dient echter in gedachten te houden dat deze extra tractie slechts bedoeld is voor tijdelijk gebruik. Het is geen vervanging voor de veiligheidsmaatregelen ten aanzien van steile hellingen en zware ladingen die hiervoor aan de orde zijn geweest.

De differentieelvergrendeling zorgt ervoor dat de achterwielen met dezelfde snelheid draaien. Wanneer u de differentieelvergrendeling gebruikt, wordt het vermogen om scherpe bochten te maken iets beperkt en kan het gazon worden beschadigd. Gebruik de differentieelgrendel alleen wanneer het nodig is, bij lage snelheden en alleen in de eerste of tweede versnelling.

Waarschuwing

Als de machine op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

  • De extra tractie die de differentieelvergrendeling biedt, kan genoeg zijn om u in gevaarlijke situaties te brengen, zoals oprijden van hellingen die te steil zijn om te draaien. Wees extra voorzichtig als u werkt met ingeschakelde differentieelvergrendeling, speciaal op steile hellingen.

  • Als de differentieelvergrendeling is ingeschakeld terwijl u met een hoge snelheid een scherpe bocht maakt, en het binnenste achterwiel van de grond komt, kunt u de controle over het voertuig verliezen, waarbij de kans bestaat dat het voertuig gaat slippen. Gebruik de differentieelvergrendeling uitsluitend bij lage snelheden.

Close section

Vierwielaandrijving gebruiken

Uitsluitend modellen met vierwielaandrijving

De automatische vierwielaandrijving op deze machine hoeft niet door de bestuurder in werking te worden gesteld. De voorwielaandrijving wordt pas ingeschakeld (er wordt dan kracht overgebracht op de voorwielen) als de achterwielen grip beginnen te verliezen. De tweerichtingskoppeling voelt dat de achterwielen slippen, stelt vervolgens de voorwielaandrijving in werking en brengt kracht over op de voorwielen. De vierwielaandrijving blijft kracht overbrengen op de voorwielen totdat de achterwielen weer voldoende tractie hebben om de machine voort te bewegen zonder te slippen. Als ze voldoende tractie hebben, stopt het systeem met de aandrijving van de voorwielen en wordt het rijgedrag weer vergelijkbaar met dat van een machine met tweewielaandrijving. De vierwielaandrijving werkt zowel bij het rijden vooruit als achteruit; als u door een bocht rijdt zullen de achterwielen iets meer slippen voordat de voorwielen worden aangedreven.

Waarschuwing

Als de machine op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

De extra tractie die de vierwielaandrijving biedt, kan genoeg zijn om u in gevaarlijke situaties te brengen, zoals oprijden van hellingen die te steil zijn om te draaien. Wees voorzichtig bij het gebruik van de machine, vooral op steile hellingen.

Close section

De machine transporteren

Om de machine over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zorg ervoor dat de machine stevig is bevestigd op de aanhanger. Zie Figure 29 en Figure 30 voor de plaats van de bevestigingspunten.

Note: Laad de machine op de aanhangwagen met de voorzijde van de machine naar voren gericht. Als dat niet mogelijk is, bevestig dan de motorkap met een riem aan het frame of verwijder de motorkap zodat deze er niet af kan waaien tijden het transport.

g009820
g009821
Close section

De machine slepen

In noodgevallen kan de machine over een korte afstand worden gesleept. Toro raadt echter aan hiervan geen standaardprocedure te maken.

Waarschuwing

Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de controle over het stuur verliezen.

Sleep de machine nooit sneller dan 8km per uur.

De machine moet worden gesleept door 2 personen. Bevestig een sleepkabel aan de openingen in de voorzijde van het frame. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND en zet de parkeerrem vrij. Als u de machine over een grote afstand moet verplaatsen, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger.

Note: De stuurbekrachtiging functioneert niet, waardoor de besturing wordt bemoeilijkt.

Close section

Een aanhanger trekken met de machine

De machine kan aanhangwagens en werktuigen trekken die zwaarder zijn dan de machine zelf.

Er zijn diverse types trekhaken verkrijgbaar voor de machine, afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor u de machine gebruikt. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro dealer.

Als uw machine is uitgerust met een trekhaak die is gemonteerd op de buis van de achteras, kan deze aanhangwagens of werktuigen trekken met een totaalgewicht van maximaal 1587kg. Zorg er altijd voor dat 60% van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10% van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van de machine.

Als u een lading vervoert of een aanhangwagen (werktuig) trekt, mag u uw machine of aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden.

Important: Om de kans op schade aan de aandrijflijn te beperken, verdient het aanbeveling het Laag-bereik te gebruiken.

Als u werktuigen met een opleggerkoppeling trekt, zoals een fairwayverluchter, dient u altijd de 'wheelie bar' (standaard onderdeel van de opleggerkoppeling) te monteren om te voorkomen dat de voorwielen van de grond loskomen als de beweging van het werktuig plotseling wordt belemmerd.

Close section

Het hydraulische systeem bedienen

De hydraulische bediening levert hydraulisch vermogen vanuit de machinepomp als de motor loopt. U kunt deze kracht benutten via de snelkoppelingen aan de achterkant van de machine.

Voorzichtig

Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.

Wees voorzichtig bij het aansluiten en losmaken van de hydraulische snelkoppelingen. Zet de motor uit, stel de parkeerrem in werking, laat het werktuig neer en zet de hydraulische klep in de vergrendelde zweefstand om de druk in het hydraulische systeem op te heffen, voordat u de snelkoppelingen aansluit of losmaakt.

Important: Als meerdere machines hetzelfde werktuig gebruiken, kan er kruisbesmetting van de transmissievloeistof plaatsvinden. Ververs daarom de transmissievloeistof vaker.

De hydraulische hefhendel van de laadbak gebruiken om hydraulische werktuigen te bedienen

  • UIT

    Dit is de normale stand van de bedieningsklep wanneer deze niet in gebruik is. In deze stand zijn de doorlaatopeningen van de bedieningsklep geblokkeerd en een eventuele lading wordt in beide richtingen tegengehouden door de afsluitkleppen.

  • OMHOOG-stand (snelkoppelingA)

    Deze stand brengt de laadbak of het werktuig aan de trekhaak omhoog, of zorgt voor druk op snelkoppelingA. Zo kan ook hydraulische olie uit snelkoppelingB terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra u de hendel loslaat, springt deze automatisch terug naar de middelste stand (UIT).

    g009822
  • OMLAAG-stand (snelkoppelingB)

    Deze stand laat de laadbak of het werktuig aan de trekhaak neer, of zorgt voor druk op snelkoppelingB. Zo kan ook hydraulische vloeistof uit snelkoppelingA terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra u de hendel loslaat, springt deze automatisch terug naar de middelste stand (Uit). Wanneer u de schakelhendel kort in deze stand houdt en vervolgens weer loslaat, kan er hydraulische vloeistof stromen naar snelkoppelingB, waardoor kracht wordt overgebracht op de achterste trekhaak. Als u de hendel loslaat, houdt deze de tegendruk op de trekhaak.

    Important: Als u de schakelhendel in de omlaag-stand houdt bij het gebruik van een hydraulische cilinder, zal de hydraulische vloeistof langs de ontlastklep stromen, waardoor schade kan ontstaan aan het hydraulische systeem.

  • AAN-stand

    Deze stand is vergelijkbaar met Omlaag (snelkoppelingB). Bovendien kan bij deze stand hydraulische vloeistof naar snelkoppelingB stromen, met het verschil dat de hendel in deze stand wordt vastgezet in een uitsparing in het bedieningspaneel. Op deze manier kan er voortdurend hydraulische vloeistof stromen naar werktuigen die gebruikmaken van een hydraulische motor. Gebruik deze stand alleen bij werktuigen met een hydraulische motor.

    Important: Als u de AAN-stand gebruikt met een hydraulische cilinder of zonder werktuig, zal de hydraulische vloeistof langs de ontlastklep stromen, hetgeen schade kan veroorzaken aan het hydraulische systeem. Gebruik deze stand alleen kortstondig of wanneer er een motor is gemonteerd.

    Important: Controleer het peil van de hydraulische vloeistof nadat u een werktuig hebt gemonteerd. Controleer de werking van het werktuig door alle standen meerdere keren te doorlopen en de lucht uit het systeem te verwijderen. Controleer vervolgens het peil van de hydraulische vloeistof opnieuw. De cilinder van het werktuig benvloedt het vloeistofpeil van de transaxle enigszins. Als u de machine gebruikt bij een te laag peil van de hydraulische vloeistof, kan dat schade veroorzaken aan de pomp, de hydraulische afstandsbediening, de stuurbekrachtiging en de transaxle van de machine.

Close section

De snelkoppelingen aansluiten

Important: Maak de snelkoppelingen schoon voordat u deze aansluit. Vuile snelkoppelingen kunnen het hydraulische systeem verontreinigen.

  1. Trek de borgring op de koppeling naar achteren.

  2. Steek de nippel van de slang in de snelkoppeling totdat deze vastklikt.

Note: Als u de op afstand bedienbare hydraulische werktuigen aansluit op de snelkoppelingen, bepaal dan welke kant onder druk moet komen te staan, en sluit die slang dan aan op snelkoppelingB. Hierop komt druk te staan als u de schakelhendel naar voren duwt of vergrendelt in de stand AAN.

Close section

De snelkoppelingen loskoppelen

Note: Zet de motoren van zowel de machine als het werktuig uit en beweeg de hefhendel naar voren en naar achteren om de druk in het systeem op te heffen en de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken.

  1. Trek de borgring op de koppeling naar achteren.

  2. Trek de slang krachtig uit de snelkoppeling.

    Important: Reinig de stofplug en de stofkap en plaats deze op de openingen van de snelkoppelingen wanneer deze niet in gebruik zijn.

Close section

Problemen met de hydraulische bediening oplossen

  • Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen.

    De druk is niet weggenomen (de snelkoppeling is belast).

  • De stuurbekrachtiging werkt niet of nauwelijks.

    • Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag.

    • De temperatuur van de hydraulische vloeistof is te hoog.

    • De pomp is niet ingeschakeld.

  • Er zijn hydraulische lekken.

    • De fittings zijn los.

    • De O-ring van de fitting ontbreekt.

  • Een werktuig functioneert niet.

    • De snelkoppelingen zitten niet volledig vast.

    • De snelkoppelingen zijn omgewisseld.

  • Er is een piepend geluid.

    • Verwijder de klep die nog vergrendeld is in de stand AAN, waardoor er hydraulische vloeistof over de ontlastklep stroomt.

    • De riem is los.

  • De motor start niet.

    De hydraulische hendel is vergrendeld in de VOORUITSTAND.

Close section
Close section
Close section

Onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
After the first 2 operating hours
  • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
  • After the first 8 operating hours
  • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
  • After the first 10 operating hours
  • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
  • De afstelling van de kabels van het schakelmechanisme controleren.
  • Controleer de afstelling van de parkeerrem.
  • Hydraulisch filter vervangen.
  • Filter van het hydraulische systeem met hoge stroming vervangen (uitsluitend TC-modellen).
  • After the first 50 operating hours
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Stel de speling van de motorklep af.
  • Before each use or daily
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Controleer het koelvloeistofpeil.
  • Het peil van de transaxlevloeistof/hydraulische vloeistof controleren (u moet het peil controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna om de 8bedrijfsuren, of dagelijks.)
  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het hydraulische systeem met hoge stroming (uitsluitend TC-modellen); (controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks).
  • Controleer de bandenspanning.
  • Remvloeistofpeil controleren.(U moet het peil controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks.)
  • Controleer de werking van het veiligheidssysteem.
  • Verwijder water of ander vuil uit de waterafscheider.
  • Verwijder vuil uit het motorgebied en de radiateur(reinig vaker bij meer vervuilende omstandigheden).
  • Every 25 hours
  • Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil.
  • Every 50 hours
  • Accuvloeistofpeil controleren(elke 30 dagen indien de machine gestald is).
  • Controleer de aansluitingen van de accukabels.
  • Every 100 hours
  • Het oliepeil van het voordifferentieel controleren (uitsluitend modellen met vierwielaandrijving).
  • Smeer alle lagers en lagerbussen(bij zwaar gebruik vaker smeren).
  • Het luchtfilter vervangen(vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Controleer de conditie van de banden.
  • Every 200 hours
  • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
  • Ververs de motorolie en vervang het filter.
  • Inspecteer de cruisecontrol op scheuren, openingen of losse klemmen(uitsluitend modellen met vierwielaandrijving).
  • De afstelling van de kabels van het schakelmechanisme controleren.
  • Controleer de afstelling van de kabel van het 'hoog naar laag'-mechanisme.
  • Kabel van de differentieelvergrendeling afstellen.
  • Controleer de afstelling van de parkeerrem.
  • Controleer de afstelling van het rempedaal.
  • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
  • Controleer de afstelling van het koppelingspedaal.
  • Controleer de bedrijfs- en parkeerremmen.
  • Every 400 hours
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Uitlijning van de voorwielen controleren.
  • Controleer of de remschoenen zijn versleten.
  • Every 600 hours
  • Stel de speling van de motorklep af.
  • Every 800 hours
  • De olie van het voordifferentieel verversen(uitsluitend modellen met vierwielaandrijving).
  • Ververs de hydraulische vloeistof en reinig de zeef.
  • Hydraulisch filter vervangen.
  • Vloeistof en filter van het hydraulische systeem met hoge stroming vervangen (uitsluitend TC-modellen).
  • Every 1,000 hours
  • Ververs de remvloeistof.
  • Brandstoftank aftappen/spoelen.
  • Spoel het koelsysteem of ververs de koelvloeistof.
  • Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Gevaar

    De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of genspecteerd door vakbekwame en erkende technici.

    Voorkom brandgevaar en zorg ervoor dat er brandbestrijdingsapparatuur in het werkgebied aanwezig is. Controleer nooit met een open vuur het peil van de brandstof, het accuzuur of de koelvloeistof, of een lekkage. Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

    Gebruik in zware omstandigheden

    Important: Als de machine wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moet u de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak uitvoeren:

    • Gebruik in woestijngebied

    • Gebruik in een koud klimaat, bij temperaturen onder 0°C

    • Trekken van een aanhangwagen

    • Veelvuldig gebruik op stoffige wegen

    • Bouwwerkzaamheden

    • Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en schoonmaken. Dit voorkomt dat schurend materiaal overmatige slijtage veroorzaakt.

    Close section

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Bij een groot aantal van de onderhoudswerkzaamheden die in dit hoofdstuk worden besproken, dient de laadbak opgeheven of neergelaten te worden. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om ernstige of dodelijke letsels te voorkomen.

    Waarschuwing

    Als u een volle laadbak omhoog brengt en niet ondersteunt met de geschikte steunstang, kan de laadbak onverwacht zakken. Werken onder een opgetilde laadbak die niet ondersteund is, kan u of anderen letsel toebrengen.

    • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor afzetten en het sleuteltje verwijderen.

    • Verwijder eventueel geladen materiaal uit de laadbak of andere werktuigen en breng de laadbakbeveiliging aan bij een volledig uitgetrokken cilinderstang voordat u gaat werken onder een opgeheven laadbak.

    De laadbakbeveiliging gebruiken

    Important: Monteer of verwijder de laadbakbeveiliging altijd terwijl u zich buiten de laadbak bevindt.

    1. Breng de laadbak omhoog totdat de hefcilinders hun uiterste positie hebben bereikt.

    2. Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figure 32).

      g026142
    3. Plaats de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor zorgt dat de uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinder en het uiteinde van de cilinderstang (Figure 33).

      g009164
    4. Verwijder de laadbakbeveiliging van de cilinder en plaats deze in de beugels aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel.

      Important: Probeer de hopper niet neer te laten met de hopperbeveiliging op de cilinder.

    Close section

    De volledige laadbak verwijderen

    1. Start de motor, schakel de hydraulische hefhendel in en laat de laadbak zakken totdat de cilinders los in de sleuven zitten.

    2. Laat de hefhendel los en zet de motor af.

    3. Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Figure 34).

      g002368
    4. Verwijder de gaffelpennen waarmee de uiteinden van de cilinderstang vastzitten aan de bevestigingsplaten van de laadbak, door de pennen naar binnen te drukken (Figure 34).

    5. Verwijder de lynchpennen en de gaffelpennen waarmee de draaibeugels zijn bevestigd aan de framebalken (Figure 34).

    6. Til de laadbak van de machine.

      Important: Een complete laadbak weegt ongeveer 148kg: probeer de laadbak dus niet in uw eentje te monteren of te verwijderen.Gebruik een takel of doe dit met 2 of 3 andere personen.

    7. Bewaar de cilinders in de opslagklemmen.

    8. Zet de hydraulische hefinrichting vast met de vergrendelingshendel op de machine om te voorkomen dat de hefcilinders per ongeluk naar buiten schuiven.

    Close section

    De volledige laadbak plaatsen

    Note: Als u de zijkanten van de laadbak monteert op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op de machine wordt geplaatst.

    Note: Zorg ervoor dat de achterste draaiplaten zijn bevestigd aan het frame van de laadbak/balk zodat het achterste uiteinde naar achteren draait (Figure 35).

    g002369

    Important: Een complete laadbak weegt ongeveer 148kg: probeer de laadbak dus niet in uw eentje te monteren of te verwijderen.Gebruik een takel of doe dit met 2 of 3 andere personen.

    Note: Zorg ervoor dat de afstandsbeugels en de stootblokken (Figure 36) zijn gemonteerd met de koppen van de slotbouten aan de binnenzijde van de machine.

    g002370
    1. Controleer of de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.

    2. Plaats de laadbak voorzichtig op het frame van de machine en lijn daarbij de openingen van de achterste draaiplaat van de laadbak uit met de openingen in de achterste framebalk en monteer 2 gaffelpennen en lynchpennen (Figure 36).

    3. Laat de laadbak zakken en zet beide uiteinden van de cilinderstang vast in de juiste sleuven in de bevestigingsplaten van de laadbak met een gaffelpen en een lynchpen.

    4. Monteer de gaffelpen vanaf de buitenkant van de laadbak met de lynchpen naar buiten (Figure 36).

      Note: De achterste sleuven zijn bestemd voor de montage van de volledige laadbak en de voorste sleuven voor de montage van een laadbak.

      Note: De motor moet wellicht worden gestart om de cilinders naar buiten te schuiven of terug te trekken zodat de openingen met elkaar uitlijnen.

      Note: U kunt de ongebruikte sleuf afsluiten met een bout en een moer om vergissingen bij de montage te voorkomen.

    5. Start de motor en haal de laadbak op met behulp van de hydraulische hefhendel.

    6. Laat de hefhendel los en zet de motor af.

    7. Monteer de laadbakbeveiliging om te voorkomen dat de laadbak per ongeluk neerkomt; zie De laadbakbeveiliging gebruiken.

    8. Monteer de lynchpennen aan de binnenste uiteinden van de gaffelpennen.

      Note: Als de automatische achterklepontgrendeling is gemonteerd op de laadbak, moet u de voorste storthendel aan de binnenkant van de linker gaffelpen plaatsen voordat u de lynchpen monteert.

    Close section

    De machine opkrikken

    Gevaar

    Een opgekrikte machine kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder de machine bevindt letsel kan oplopen.

    • Start de motor niet als de machine is opgekrikt.

    • Haal altijd het sleuteltje uit de contactschakelaar voordat u van de machine stapt.

    • Blokkeer de wielen als de machine is opgekrikt.

    • U mag de machine nooit starten als deze is opgekrikt, want door de trilling van de motor of de beweging van de wielen kan de machine van de krik afglijden.

    • Werk nooit onder de machine zonder dat deze wordt ondersteund door assteunen. De machine kan van de krik afglijden, waardoor iemand die zich eronder bevindt, letsel kan oplopen.

    • Als u de voorkant van de machine omhoog krikt, moet u altijd een blok hout (of iets vergelijkbaars) tussen de krik en het frame van de machine plaatsen.

    • Het krikpunt aan de voorkant van de machine bevindt zich onder het middelste steunpunt van het voorframe (Figure 37) en aan de achterkant onder de achteras (Figure 38).

      g009823
      g009824
    Close section

    De motorkap verwijderen

    1. Pak de motorkap beet via de openingen van de koplampen en til de motorkap op om de montagelipjes uit de sleuven in het frame te laten klikken (Figure 39).

      g010314
    2. Draai de onderkant van de motorkap omhoog tot u de bovenste montagelipjes uit de sleuven in het frame kunt klikken (Figure 39).

    3. Draai de bovenzijde van de motorkap naar voren en koppel de bedrading van de koplampen los (Figure 39).

    4. Verwijder de motorkap.

    Close section

    De motorkap plaatsen

    1. Sluit de lampen aan.

    2. Steek de bovenste montagelipjes in de sleuven van het frame.

    3. Steek de onderste montagelipjes in de sleuven van het frame.

    4. Controleer of de motorkap goed in de groeven aan de bovenzijde, de zijkanten en de onderzijde valt.

    Close section
    Close section

    Smering

    Lagers en lagerbussen smeren

    De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr.2 smeervet op lithiumbasis.

    De smeerpunten en de hoeveelheden zijn als volgt:

    • Kogelverbindingen (4), trekstangen (2), bevestigingsbeugel (2) en stuurcilinder (2); zie Figure 40

    • Veertoren (2); zie Figure 41

    • Koppelingspedaal (1), gaspedaal (1), en rempedaal (1); zie Figure 42

    • Kruiskoppeling (18) en as van 4WD (3); zie (Figure 43)

    Important: Als u de universele kruislagers van de aandrijfas smeert, moet u blijven pompen totdat er vet bij elk kruis uit alle 4 lagercups komt.

    1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Pomp vet in de lagers of de lagerbussen.

    3. Veeg overtollig vet weg.

    g010360
    g010571
    g002394
    g010359
    Close section
    Close section

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    Controleer periodiek het luchtfilter en de slangen voor een optimale bescherming van de motor en een maximale levensduur. Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing.

    Inspecteer en vervang het luchtfilter zoals beschreven in de onderstaande procedure:

    1. Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figure 44).

      g002401
    2. Knijp in de zijkanten van de stofkap om deze te openen en sla het stof eruit.

    3. Schuif het filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figure 44).

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.

      Note: Probeer het filter niet te reinigen.

    4. Inspecteer het nieuwe filter op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken.

      Note: Gaten in het filter zien eruit als lichte vlekken.

      Note: Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. Als het filter beschadigd is, mag u het niet gebruiken.

      Note: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat het luchtfilter en het luchtfilterdeksel zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.

      Note: Wees extra voorzichtig om ervoor te zorgen dat er geen deeltjes in de schone delen van de luchtfilterbehuizing vallen.

    5. Schuif het filter voorzichtig over de buis van de behuizing (Figure 44).

      Note: Zorg ervoor dat het filter volledig vastzit door de buitenring van het filter tijdens de montage aan te drukken.

    6. Monteer het luchtfilterdeksel met de kant naar boven gericht en maak de sluitingen vast (Figure 44).

    Close section

    Motorolie verversen en filter vervangen

    Hoeveelheid olie in de motor: 3,2liter met filter

    Type motorolie: Reinigingsolie motor (API-klasse SJ of hoger)

    Viscositeit motorolie: 10W-30; kies een motorolie met een viscositeit die overeenstemt met de omgevingstemperatuur in de tabel in Figure 45.

    g016095
    1. Breng de laadbak omhoog (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden.

    2. Verwijder de aftapplug en laat de olie in een opvangbak lopen (Figure 46).

      g021292
    3. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.

    4. Verwijder het oliefilter (Figure 46).

    5. Breng een dun laagje schone olie aan op de pakking van het filter voordat u het erop schroeft.

    6. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat en draai het filter vervolgens nog eens tot slag.

      Note: Niet te vast draaien.

    7. Vul het carter met de voorgeschreven olie.

    Close section
    Close section

    Onderhoud brandstofsysteem

    Brandstofleidingen en aansluitingen controleren

    Inspecteer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.

    Close section

    Onderhoud van brandstoffilter/waterafscheider

    Water aftappen uit brandstoffilter/waterafscheider

    1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter (Figure 47).

    2. Draai de aftapplug onder de filterbus los.

      g007367
    3. Draai de aftapplug onder de filterbus vast.

    Close section

    Brandstoffilter vervangen

    1. Laat het water uit de waterafscheider lopen; raadpleeg Water aftappen uit brandstoffilter/waterafscheider.

    2. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd (Figure 47).

    3. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd.

    4. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus.

    5. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.

    6. Draai de aftapplug onder de filterbus vast.

    Close section
    Close section
    Close section

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de zekeringen

    De zekeringen voor het elektrische systeem van de machine bevinden zich onder het middengedeelte van het dashboardpaneel (Figure 48 en Figure 49).

    g010328
    decal115-7813
    Close section

    De machine starten met startkabel

    Waarschuwing

    De machine starten met startkabel kan gevaarlijk zijn, leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de elektrische onderdelen de machine.

    • Start nooit met een startkabel die aangesloten is op een spanningsbron van meer dan 15V gelijkstroom; dat leidt tot schade aan het elektrische systeem.

    • Voer een dergelijke start nooit uit op een lege accu die bevroren is. Tijdens starten met een startkabel kan een dergelijke accu barsten of exploderen.

    • Neem alle waarschuwingen op de accu in acht bij het starten van uw machine met een startkabel.

    • Zorg ervoor dat uw voertuig niet in aanraking is met het voertuig dat wordt gebruikt voor het starten (hulpmachine).

    • Als de kabels aan de verkeerde pool worden bevestigd, kan dit lichamelijk letsel en/of schade aan het elektrische systeem tot gevolg hebben.

    1. Knijp het accudeksel samen om de lipjes uit de accubasis te nemen en verwijder het accudeksel van de accubasis (Figure 50).

      g010326
    2. Sluit een startkabel aan tussen de positieve polen van de 2 accu's (Figure 51).

      Note: De positieve pool is te herkennen aan het symbool '+' bovenop het accudeksel.

    3. Sluit het ene uiteinde van de andere startkabel aan op de minpool van de accu van de andere machine.

      Note: De minpool is aangegeven met “NEG op het accudeksel.

      Note: Sluit het andere uiteinde van de startkabel aan op de minpool van de lege accu. Sluit de startkabel aan op de motor of het frame. Sluit de startkabel niet aan op het brandstofsysteem.

      g010325
    4. Start de motor van de hulpmachine.

      Note: Laat deze een aantal minuten draaien en start vervolgens uw motor.

    5. Verwijder de startkabel eerst van de minpool van uw motor en vervolgens van de accu van de hulpmachine.

    6. Plaats het accudeksel op de accubasis.

    Close section

    Onderhoud van de accu

    Waarschuwing

    CALIFORNIA

    Proposition 65 Warning

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.

    • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.

    • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.

    • Hou het accuzuur op het juiste peil.

    • Houd de bovenkant van de accu schoon door deze af en toe te reinigen met een borstel die in een oplossing van ammoniak of natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldop bij het reinigen.

    • Controleer of de accukabels stevig op de accupolen zitten, zodat ze goed contact maken.

    • Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u het batterijdeksel verwijderen, de kabels losmaken, de min (-) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels vast, de plus (+) kabel eerst, en smeer de accupolen in met vaseline.

    • U kunt het accuzuurpeil in de cellen bijhouden met gedestilleerd of gedemineraliseerd water. Vul de cellen niet verder bij dan tot de onderzijde van de vulring in de cel.

    • Indien de machine wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, ontlaadt de accu sneller dan wanneer de machine in een koele omgeving wordt opgeslagen.

    Close section
    Close section

    Onderhoud aandrijfsysteem

    De olie van het voordifferentieel verversen.

    Uitsluitend modellen met vierwielaandrijving

    Olietype differentieel: Mobil 424 hydraulische vloeistof

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Reinig de omgeving van de aftapplug op de zijkant van het differentieel (Figure 52).

    3. Plaats een opvangbak onder de aftapplug.

      g010510
    4. Verwijder de aftapplug en laat de olie in de opvangbak lopen.

    5. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet deze goed vast.

    6. Reinig de omgeving van de vul-/controleplug aan de onderzijde van het differentieel.

    7. Verwijder de vul-/controleplug en voeg de voorgeschreven hydraulische olie toe tot de olie net onder de opening staat.

    8. Monteer de vul-/controleplug.

    Close section

    De cruisecontrol controleren

    Uitsluitend modellen met vierwielaandrijving

    Inspecteer de cruisecontrol op scheuren, openingen of losse klemmen. Als u beschadigingen aantreft, neem dan voor reparatie contact op met een erkende Toro distributeur.

    Close section

    Kabels van het schakelmechanisme afstellen

    1. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND.

    2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle (Figure 53).

      g002424
    3. Draai de contramoeren van de gaffelpennen los en stel iedere gaffelpen zo af dat de speling van de kabel ten opzichte van de opening in de schakelarm van de transaxle naar voren en naar achteren even groot is (met de speling van de schakelarm van de transaxle in dezelfde richting).

    4. Bevestig de gaffelpennen en draai de contramoeren aan als u klaar bent.

    Close section

    Kabel van het 'hoog naar laag'-mechanisme afstellen

    1. Verwijder de gaffelpen waarmee de kabel van het 'hoog naar laag'-mechanisme is bevestigd aan de transaxle (Figure 53).

    2. Draai de contramoer van de gaffel los en pas de gaffel zo aan, dat de gaffelopening is uitgelijnd met de opening in de beugel van de transaxle.

    3. Bevestig de gaffelpennen en draai de contramoer aan als u klaar bent.

    Close section

    Kabel van de differentieelvergrendeling afstellen

    1. Zet de hendel van de differentieelvergrendeling op UIT.

    2. Draai de contramoeren los waarmee de kabel van de differentieelvergrendeling vastzit aan de beugel op de transaxle (Figure 54).

      g002425
    3. Stel de contramoeren zo af dat er een opening van 0,25 tot 1,5mm ontstaat tussen de veerhaak en de buitendiameter van de opening in de transaxlehendel.

    4. Draai de contramoeren vast als u klaar bent.

    Close section

    De banden controleren

    De luchtdruk in de voorbanden moet 2,21bar bedragen en in de achterbanden 1,24bar.

    Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirrand, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de toestand van de banden controleren.

    Important: Controleer de bandenspanning regelmatig. Als de banden niet op de juiste spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten en kan de vierwielaandrijving vastlopen.

    Figure 55 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te lage bandenspanning.

    g010294

    Figure 56 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.

    g010293
    Close section

    Uitlijning van de voorwielen controleren

    1. Zorg ervoor dat de banden recht naar voren wijzen.

    2. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen (Figure 57).

      Note: De afstand moet aan de voorzijde van het wiel tussen 0 3mm groter zijn dan aan de achterzijde van de band. Draai het wiel 90° en voer de meting opnieuw uit.

      Important: Controleer de afstand op consistente locaties op het wiel. De machine moet zich op een horizontale ondergrond bevinden en de wielen moeten recht naar voren wijzen.

      g009169
    3. U past de hart-tot-hart afstand als volgt aan:

      1. Draai de contramoer in het midden van de trekstang los (Figure 58).

        g010329
      2. Draai de trekstang rond om de voorkant van het wiel naar binnen of naar buiten te bewegen voor de hart-tot-hart afstanden van voren naar achteren.

      3. Draai de contramoer van de trekstang weer vast als de afstelling correct is.

      4. Controleer de afstand om er zeker van te zijn dat de wielen in gelijke mate naar rechts en naar links draaien.

        Note: Als dit niet het geval is, raadpleeg dan de Onderhoudshandleiding voor de afstellingsprocedure.

    Close section
    Close section

    Onderhoud koelsysteem

    Vuil verwijderen uit het koelsysteem

    1. Schakel de motor uit en verwijder nauwkeurig al het vuil uit de buurt van de motor.

    2. Koppel het radiateurscherm aan de voorzijde van de radiateur los en verwijder het scherm (Figure 59).

      g010315
    3. Als uw machine met sluitingen is uitgerust, draai deze dan en draai de oliekoeler weg van de radiateur (Figure 60).

      g010316
    4. Reinig de radiateur en het scherm grondig met perslucht.

      Note: Blaas vuil weg uit de radiateur. Geen water gebruiken om buitenvlakken van de radiateur te reinigen.

    5. Plaats de koeler en het scherm op de radiateur.

    Close section

    Motorkoelvloeistof verversen

    Type koelvloeistof: een 50/50 mengsel van water en permanente ethyleenglycol-antivries.

    Note: Mogelijk moet u de volgende procedure verschillende keren herhalen om het koelsysteem op de juiste manier te spoelen en de koelvloeistof te verversen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Breng de laadbak omhoog (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden.

      Voorzichtig

      Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken.

      • Verwijder de dop van de reservetank nooit als de motor loopt.

      • Laat de motor minstens 15minuten afkoelen of totdat de dop van de reservetank zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden.

      • Gebruik een doek als u de dop van de reservetank verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.

    3. Verwijder de radiateurdop.

      g010331
    4. Verwijder de dop van de reservetank (Figure 62).

      g026143
    5. Maak de onderste radiateurslang los en laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen.

    6. Als er geen koelvloeistof meer uitstroomt, sluit u de onderste radiateurslang weer aan.

    7. Verwijder de aftapplug voor de koelvloeistof uit de motor en laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen.

    8. Als er geen koelvloeistof meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.

    9. Vul de radiateur langzaam met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.

    10. Monteer de radiatordop.

    11. Vul de reservoirtank tot aan de onderkant van de vulbuis.

    12. Start de motor en laat deze stationair lopen.

    13. Vul de reservoirtank tot aan de onderkant van de vulbuis terwijl de lucht ontsnapt.

      Note: Laat de motor niet verwarmen tot de bedrijfstemperatuur.

    14. Plaats de dop van de reservetank terug.

    15. Laat de machine draaien tot de bedrijfstemperatuur bereikt is.

    16. Schakel de machine uit en laat deze afkoelen.

    17. Controleer nogmaals het koelvloeistofpeil en vul indien nodig bij.

    Close section
    Close section

    Onderhouden remmen

    Parkeerrem afstellen

    1. Verwijder de rubberen handgreep van de parkeerremhendel (Figure 63).

      g033487
    2. Draai de stelschroef los waarmee de knop is bevestigd aan de parkeerremhendel (Figure 64).

      g033488
    3. Draai aan de knop totdat een kracht van 20 tot 22kg nodig is om de hendel te bedienen.

    4. Draai de stelschroef vast als u klaar bent.

      Note: Als u de hendel niet verder kunt aanpassen, zet u de hendel in de middelste stand en past u de kabel aan de achterzijde aan. Herhaal daarna stap3.

    5. Monteer de rubberen handgreep op de parkeerremhendel.

    Close section

    Het rempedaal afstellen

    Note: Verwijder de kap op de voorkant om eenvoudiger te kunnen afstellen.

    1. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de gaffel van de hoofdremcilinder is bevestigd aan het draaipunt van het rempedaal (Figure 65).

      g002417
    2. Til het rempedaal omhoog (Figure 66) totdat dit contact maakt met het frame.

    3. Draai de contramoeren los waarmee de gaffel is bevestigd aan de as van de hoofdremcilinder (Figure 66).

    4. Verstel de gaffel totdat de openingen daarin op n lijn staan met de openingen in het draaipunt van het rempedaal.

    5. Bevestig de gaffel aan het draaipunt van het rempedaal met de gaffelpen en de R-pen.

    6. Draai de contramoeren vast waarmee de gaffel is bevestigd aan de as van de hoofdremcilinder.

      Note: De hoofdremcilinder moet de druk verminderen als deze goed is afgesteld.

      g036549
    Close section
    Close section

    Onderhoud riemen

    De riem van de wisselstroomdynamo afstellen

    1. Breng de laadbak omhoog (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden.

    2. Controleer de spanning door de riem midden tussen poelies van de krukas en de wisselstroomdynamo in te drukken met een kracht van 10kg (Figure 67).

      Note: De nieuwe riem moet een speling van 8 tot 12mm hebben.

      Note: De gebruikte riem moet een speling van 10 tot 14mm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder met de volgende stap. Als de speling correct is, gaat u verder met uw werkzaamheden.

    3. Doe het volgende om de riemspanning af te stellen:

      1. Draai de 2 montagebouten van de wisselstroomdynamo los (Figure 67).

        g026144
      2. Draai met een breekijzer de wisselstroomdynamo totdat de riem de correcte spanning heeft; zet de montagebouten daarna vast (Figure 67).

    Close section
    Close section

    Onderhoud bedieningsysteem

    Gaspedaal afstellen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Figure 68) zo af dat er 2,54 tot 6,35mm ruimte is tussen de arm van het gaspedaal en de bovenkant van het ruitprofiel op de vloerplaat (Figure 69), wanneer er een druk van 11,3kg wordt uitgeoefend op het midden van het pedaal.

      Note: De motor mag niet lopen en de contraveer moet bevestigd zijn.

    3. Draai de borgmoer aan (Figure 68).

      g019537
      g002412

    Important: Het maximale motortoerental (stationair – hoog) is 3650tpm. Verander de instelling van de stationair - hoog aanslag niet.

    Close section

    Koppelingspedaal afstellen

    Note: U kunt de koppelingskabel afstellen bij de koppelingsbehuizing of bij het draaipunt van het koppelingspedaal. U kunt de kap op de voorkant verwijderen zodat u gemakkelijk bij het draaipunt van het koppelingspedaal kunt komen.

    1. Draai de contramoeren los waarmee de koppelingskabel vastzit aan de beugel op de koppelingsbehuizing (Figure 70).

      Note: U kunt de kogelverbinding verwijderen en draaien als extra afstelling wenselijk is.

      g009592
    2. Maak de contraveer los van de versnellingspook.

    3. Stel de contramoeren en/of kogelverbinding zo af dat het achterste deel van het koppelingspedaal 9,2tot 9,8cm is verwijderd van de bovenkant van het ruitprofiel van de antislipvloerplaat, wanneer een kracht van 1,8kg wordt uitgeoefend op het pedaal (Figure 71).

      g009276

      Note: Er wordt kracht uitgeoefend zodat het druklager van de koppeling de vingers van koppelingsdrukplaat licht aanraakt.

    4. Draai de contramoeren weer vast nadat u het pedaal heeft afgesteld.

    5. Controleer ten behoeve van een goede afstelling of de afstand 9,2 tot 9,8cm is nadat de contramoeren zijn vastgedraaid.

      Note: Stel opnieuw af indien nodig.

    6. Maak de contraveer vast aan de versnellingspook.

      Important: Zorg ervoor dat het stanguiteinde rechtop en niet scheef op de kogel is geplaatst en parallel met het koppelingspedaal loopt nadat de contramoer is vastgedraaid (Figure 72).

      g009277

      Note: De speling van het koppelingspedaal mag nooit minder dan 19mm bedragen.

    Close section

    De snelheidsmeter omzetten

    U kunt de snelheidsmeter van mph omzetten naar km/u of vice versa.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de kap; zie De motorkap verwijderen.

    3. Naast de snelheidsmeter bevinden zich 2 losse draadjes.

    4. Verwijder de stekker uit de kabelboom en sluit de draadjes op elkaar aan.

      Note: De snelheidsmeter schakelt over naar km/u of mph.

    5. Plaats de motorkap.

    Close section
    Close section

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Hydraulische vloeistof verversen en zeef reinigen

    Inhoud van hydraulisch systeem: 7liter

    Type hydraulische vloeistof: DexronIIIATF

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een opvangbak lopen (Figure 73).

      g009623
    3. Onthoud de positie van de hydraulische slang en de 90°-fitting voor de zeef aan de zijkant van het reservoir (Figure 74).

    4. Verwijder de hydraulische slang en de 90°-fitting.

    5. Verwijder de zeef en reinig deze door ze van achteren door te spoelen met een schoon ontvettingsmiddel.

      Note: Laat het filter aan de lucht drogen voordat u het plaatst.

      g002416
    6. Plaats de zeef.

    7. Monteer de hydraulische slang en de 90°-fitting op de juiste wijze op de zeef.

    8. Monteer de aftapplug en draai deze vast.

    9. Vul het reservoir met ongeveer 7liter van de voorgeschreven hydraulische vloeistof; zie Het peil van de transaxlevloeistof/hydraulische vloeistof controleren.

    10. Start de motor en laat de machine rijden zodat de vloeistof zich verspreidt door het hydraulische systeem.

    11. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul indien nodig bij.

    Important: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen het systeem beschadigen.

    Close section

    Hydraulisch filter vervangen

    Important: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd.

    3. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figure 75).

      g010332
    4. Smeer de pakking van het nieuwe filter.

    5. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is.

    6. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag.

    7. Start de motor en laat deze ongeveer 2minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.

    8. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.

    Close section

    Vloeistof en filter van het hydraulische systeem met hoge stroming vervangen

    Uitsluitend modellen TC

    Inhoud van hydraulisch systeem: ongeveer 15liter

    Type hydraulische vloeistof:Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19liter of vaten van 208liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro distributeur voor de onderdeelnummers).

    Andere vloeistoffen: Als de Toro vloeistof niet beschikbaar is, kunt u andere conventionele vloeistoffen op petroleumbasis gebruiken mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.

    Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

    ISOVG46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt

    Materiaaleigenschappen:

    • Viscositeit: ASTM D445 cSt bij 40°C: 44 tot 48/cSt bij 100°C: 7,9 tot 8,5

    • Viscositeitsindex ASTMD2270 – 140 tot 152

    • Stolpunt, ASTM D97 – -37°C tot -43°C

    • FZG, Faalstadium – 11 of beter

    • Watergehalte (nieuwe vloeistof) – 500ppm (maximum)

    Industriespecificaties:

    Vickers I-286-S, Vickers M-2950-S, Denison HF-0, Vickers 35VQ25 (Eaton ATS373-C)

    Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulische systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. En flesje is voldoende voor 15 tot 22l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer (onderdeelnr. 44-2500).

    Note: Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde vloeistof kan er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uitzien. Er moet mogelijk vaker onderhoud worden gepleegd als er meerdere werktuigen worden gebruikt, omdat de vloeistof sneller verontreinigd kan raken als er verschillende hydraulische vloeistoffen worden gemengd.

    1. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter met hoge stroming wordt gemonteerd (Figure 75).

    2. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter.

      Note: Als de vloeistof niet moet worden afgetapt, kunt u de hydraulische lijn die naar het filter loopt loskoppelen en voorzien van een plug.

    3. Smeer de nieuwe pakkingafdichting van het filter en draai het filter met de hand op de filterkop totdat de pakking contact maakt met de filterkop. Draai het filter vervolgens nog eens 3/4 slag. Het filter moet nu afgedicht zijn.

    4. Vul de hydraulische tank met ongeveer 15liter hydraulische vloeistof.

    5. Start de motor en laat deze ongeveer 2minuten stationair lopen om de vloeistof te laten circuleren en het systeem te ontluchten.

    6. Stop de machine en controleer het vloeistofniveau.

    7. Controleer het vloeistofpeil.

    8. U moet de vloeistof op de juiste wijze afvoeren.

    Close section

    De laadbak omhoog brengen in noodgevallen

    In noodgevallen kan de laadbak worden opgehaald zonder de motor te starten, door de startmotor te laten aanslaan of het hydraulische systeem met een externe bron te bekrachtigen.

    De laadbak omhoog brengen met behulp van de startmotor

    Stel de startmotor in werking met de hefhendel in de stand Omhoog. Laat de startmotor 10seconden draaien en wacht vervolgens 60seconden voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. Als de startmotor niet aanslaat, moet u de lading en de laadbak (werktuig) verwijderen, zodat de motor of transaxle kunnen worden nagekeken.

    Close section

    De laadbak omhoogbrengen door het hydraulische systeem in te schakelen met behulp van opstartkabels

    Voorzichtig

    Als u een volle laadbak omhoog brengt en niet ondersteunt met de geschikte steunstang, kan de laadbak onverwacht zakken. Werken onder een opgetilde laadbak die niet ondersteund is, kan u of anderen letsel toebrengen.

    • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor afzetten en het sleuteltje verwijderen.

    • Verwijder eventueel geladen materiaal uit de laadbak of andere werktuigen en breng de laadbakbeveiliging aan bij een volledig uitgetrokken cilinderstang voordat u gaat werken onder een opgeheven laadbak.

    Hiervoor hebt u 2 hydraulische slangen nodig, elk met een mannelijke en een vrouwelijke koppeling, die passen op de koppelingen van het voertuig.

    1. Rij een andere machine achterwaarts naar de achterkant van de defecte machine.

      Important: Het hydraulische systeem van de machine is gevuld met DexronIIIATF. Om verontreiniging van het systeem te voorkomen, moet u controleren of de machine waarmee u het hydraulische systeem wilt inschakelen dezelfde of een gelijksoortige vloeistof gebruikt.

    2. Maak de 2 slangen met snelkoppelingen op beide machines los van de slangen die zijn bevestigd aan de beugel van de koppeling (Figure 76).

      g009822
    3. Sluit de 2 opstartslangen op de defecte machine aan op de slangen die zijn losgemaakt (Figure 77).

    4. Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af.

      g002429
    5. Sluit de twee slangen op de andere machine aan op de koppeling die nog in de beugel van de koppeling zit (sluit de bovenste slang aan op de bovenste koppeling en de onderste slang op de onderste koppeling) (Figure 78).

    6. Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af.

      g019543
    7. Hou alle omstanders uit de buurt van de machines.

    8. Start de tweede machine en zet de hefhendel in de stand Omhoog. De defecte laadbak wordt nu geheven.

    9. Zet de hydraulische hefhendel in de NEUTRAALSTAND en zet deze vast met de vergrendeling.

    10. Monteer de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder; zie De laadbakbeveiliging gebruiken.

      Note: Zet de motoren van beide machines uit en beweeg de hefhendel naar voren en naar achteren om de druk in het systeem op te heffen en de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken.

    11. Als u klaar bent, maakt u de opstartslangen los en sluit u de hydraulische slangen aan op beide machines.

      Important: Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in beide machines voordat u uw werkzaamheden hervat.

    Close section
    Close section
    Close section

    De machine schoonmaken

    Was de machine indien nodig. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. Bij het schoonmaken van de machine kunt u een doek gebruiken.

    Important: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.

    Important: Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.

    Close section
    Close section

    Stalling

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder vuil en vet van de gehele machine, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

    3. Controleer de remmen; zie Remvloeistofpeil controleren.

    4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    5. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af. Gebruik hiervoor weerbestendige afplakband.

    6. Smeer het voertuig; zie Lagers en lagerbussen smeren.

    7. Ververs de motorolie en vervang het filter; zie Motorolie verversen en filter vervangen.

    8. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof.

    9. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem goed vast.

    10. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    11. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit antivries bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.

    12. Verwijder de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op; zie Onderhoud van de accu.

      Note: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling.

      Important: De accu moet volledig opgeladen zijn om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50dagen worden gestald bij temperaturen beneden 4°C zonder tussentijds te worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C moet u om de 30dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen.

    13. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    14. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.

      Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Toro servicedealer.

    15. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    16. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Close section