-
Zet, terwijl het contactsleuteltje op aan staat, de
richtingaanwijzerschakelaar naar links om de oranje richtingaanwijzers
aan de linkerkant voor en achter aan te zetten. Het waarschuwingslampje
van de richtingaanwijzers op de schakelaar zal ook knipperen (Figure 5 en Figure 6).
-
Zet, terwijl het contactsleuteltje op aan staat, de
richtingaanwijzerschakelaar naar rechts om de oranje richtingaanwijzers
aan de rechterkant voor en achter aan te zetten. Het waarschuwingslampje
van de richtingaanwijzers op de schakelaar zal ook knipperen.
-
Zet, terwijl het contactsleuteltje in aan of uit staat,
de lichtschakelaar in de achterste stand om de 2 rode standlichten
achteraan, de 2 witte standlichten vooraan en de kentekenplaatverlichting
in te schakelen. Ook het waarschuwingslampje op de schakelaar gaat
branden.
-
Zet, terwijl het contactsleuteltje en de verlichtingsschakelaar
aan staan, de koplampschakelaar naar voren om de dimlichten in te
schakelen.
-
Zet de koplampschakelaar naar achteren om de koplampen
in te schakelen. Ook het waarschuwingslampje van de koplampen op de
schakelaar gaat branden.
-
Zet, terwijl het contactsleuteltje op aan of uit staat,
de gevarenlichtschakelaar naar achteren om de 4 oranje richtingaanwijzers
tegelijk in te schakelen. De waarschuwingslampjes van de gevarenverlichting
op de schakelaar zullen ook knipperen.
Als de lichten niet naar behoren werken, controleer dan of de
draden aangesloten zijn volgens het schema, verplaats de aansluitingen
indien nodig, en controleer nogmaals de werking van de lichten.
-
Om te voldoen aan de voorschriften inzake de verlichting
van voertuigen op de openbare weg, dient u de voorste dimlichten zo
af te stellen dat het horizontale gedeelte van het einde van de straal
naar beneden helt.
-
Om de voorste dimlichten af te stellen, zet u de moer
onder de koplamp los, stelt u de dimlichten in zoals vereist, en draait
u de moer weer vast.
Close section