Inleiding

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Bewaar deze handleiding voor toekomstig gebruik.

U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over productveiligheid en accessoires, voor instructiematerialen aangaande de bediening, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.

g017365

U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring.

Nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1349 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids- en gebruiksvoorschriften, zal dit type machine in de praktijk een veel lager motorkoppel hebben. Ga naar www.Toro.com om de specificaties van het model van uw machine te zien.

Laat de bedieningsorganen en het afgesteld motortoerental ongemoeid, anders kan er een onveilige situatie ontstaan waardoor u letsel kunt oplopen.

Veiligheid

Het volgende veiligheidshoofdstuk is gebaseerd op ANSI B71.4-2012 en EN 14910.

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten verwonden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.

  • Lees de Gebruikershandleiding en verzeker dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.

  • Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.

  • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Stop de machine en zet de motor uit voordat u servicewerkzaamheden uitvoert, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Bijkomende veiligheidsinformatie over een aantal onderwerpen vindt u in de respectieve hoofdstukken van deze handleiding.

Veiligheid vóór gebruik

Algemene veiligheid

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Controleer of alle kappen en veiligheidsvoorzieningen zijn bevestigd en naar behoren werken.

  • Controleer altijd de machine om zeker te zijn dat de bout, draad en schijf van de maai-eenheid vrij zijn van slijtage of beschadiging.

  • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die de machine zou kunnen uitwerpen.

  • Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met een bewegende maaischijf. Dit kan letsel veroorzaken.

    • Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    • Trek de bougiekabel los van de bougie voordat u de maaihoogte afstelt.

Veilig omgaan met brandstof

Gevaar

Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het brandstofreservoir en/of de machine op de grond plaatsen voordat u de tank vult, niet op een voertuig of een ander object.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op.

  • Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur of vonken.

  • Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw handen en gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de brandstoftank.

  • Houd brandstof uit de buurt van uw ogen en huid.

Veiligheid tijdens gebruik

Algemene veiligheid

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen juwelen.

  • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • De maai-eenheid is scherp, het aanraken van de schijf of de draad kan tot letsel leiden. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

  • Als u de dodemanshendel loslaat, moeten de motor en de maai-eenheid binnen 3 seconden stoppen. Als dit niet het geval is, mag u de machine niet meer gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.

  • Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met de maai-eenheid en ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge omstandigheden, indien mogelijk.

  • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

  • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

  • Stop de machine en controleer de maai-eenheid als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of als de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

  • Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.

  • Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door The Toro® Company zijn goedgekeurd.

De machine veilig gebruiken op hellingen

Waarschuwing

Als u de motor laat lopen op hellingen steiler dan 45 graden, zal een gebrek aan motorsmering de motor ernstig beschadigen. Mogelijk kunnen kleppen vast komen te zitten, zuigers gekrast worden of krukaslagers verbranden.

  • Onderzoek het terrein en bepaal de hoek van de helling waar u de eenheid wilt gebruiken voordat u een helling maait.

  • Gebruik de Honda-viertaktmotor van dit product niet op hellingen van meer dan 45 graden.

  • Maai geen nat gras. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

  • Maai voorzichtig in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken.

  • Houd bij het werken met de machine altijd beide handen op de duwboom.

  • Als u vanaf de top van een steile helling maait en een groter bereik nodig hebt, gebruik dan een goedgekeurde duwboomverlenging.

Veiligheid na gebruik

Algemene veiligheid

  • Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

De machine veilig vervoeren

  • Wees voorzichtig bij het in- of uitladen van de machine.

  • Bevestig de machine.

  • U mag de machine niet optillen aan de motor, want scherpe randen kunnen u verwonden.

De machine veilig onderhouden

  • Trek de bougiekabel los van de bougie voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

  • Draag handschoenen en oogbescherming wanneer u servicewerkzaamheden verricht.

  • Draag handschoenen als u werkzaamheden verricht aan de maai-eenheid.

  • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of deze goed werken.

  • Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.

Veiligheids- en instructiestickers

Important: Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal111-9826
decal111-5392
g017410

Montage

De handgreep monteren

  1. Schuif 2 bussen op het frame.

    g017333
  2. Plaats de onderste handgreep tussen de bussen en bevestig deze met 1 handgreepbout, 2 ringen en 1 moer.

    Note: Plaats de onderste handgreep tussen de bussen met de veiligheidsinrichting aan de rechterkant.

  3. Herhaal deze procedure aan de andere kant.

  4. Zorg ervoor dat de gaten van de bovenste handgreep overeenkomen met die van de onderste handgreep.

    g209291
  5. Breng de U-bout door de bovenste en onderste handgreep en bevestig met een ring en een handwiel.

  6. Bevestig de gasinrichting aan de buitenkant van de duwboom en bevestig met een moer en een bolkopschroef.

    g209280

De voetstop monteren

Bevestig de voetstop aan de bout aan de rechterkant van de onderste handgreep met een moer en 2 ringen (Figuur 6).

Note: Installeer de voetstop met het onderste gat in de voetstop, zie Figuur 6.

g027870

De motor bijvullen met olie

Important: Uw machine wordt geleverd zonder olie in het carter. Vul het carter met olie voordat u de motor start.

Maximaal vullen: 0,59 l, type: Multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale onderhoudsclassificatie van SF, SG, SH, SJ, SL van het American Petroleum Institute (API).

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok (Figuur 7).

    g017332
  3. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven (Figuur 8).

    g017338

    Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figuur 7. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u deze aftappen zoals wordt uitgelegd onder De motorolie verversen.

  4. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    Important: Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. ZieDe motorolie verversen.

Algemeen overzicht van de machine

g017341
g017335
TypeMaaibreedteProductbreedte
02612457 mm574 mm

Gebruiksaanwijzing

Brandstoftank vullen

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse, loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Met zuurstof verrijkte benzine met ten hoogste 10% ethanol of 15% MTBE is geschikt.

  • Geen ethanolmengsels van benzine gebruiken (zoals E15 of E85) met meer dan 10% ethanol per volume. Dit kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in brandstofblikken, tenzij een stabilizer aan de brandstof werd toegevoegd.

  • Meng nooit olie door benzine.

Vul de brandstoftank met verse loodvrije, normale benzine van een bekend merk (Figuur 11).

Important: Om startproblemen bij het volgende seizoen te verminderen, moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen aan de benzine. Gebruik nooit brandstof die ouder is dan 30 dagen.

Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere informatie.

g017340

Het motoroliepeil controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek.

    3. Steek de peilstok in de vulbuis maar schroef deze niet vast.

    4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

    5. Raadpleeg Figuur 12 om het juiste oliepeil op de peilstok te bepalen.

      g017332
    6. Giet als het oliepeil te laag is langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

      Note: Maximaal vullen: 0,59 l multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL van het American Petroleum Institute (API).

      Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figuur 12. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u deze aftappen zoals wordt uitgelegd onder De motorolie verversen.

    7. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

      Important: Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie De motorolie verversen.

    De maaihoogte instellen

    Waarschuwing

    Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met bewegende onderdelen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.

    • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    • Gebruik handschoenen als u werkzaamheden verricht aan de maaieenheid.

    Voorzichtig

    Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.

    Zet de maaihoogte op de gewenste stand.

    1. Draai de brandstofschakelaar op Uit.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Kantel de maaimachine op de zijkant, met de peilstok omlaag.

    4. Draag beschermende handschoenen, verwijder de bevestigingbout en de maaischijf.

    5. Stel de afstandsstukken weer in op de gewenste hoogte en plaats de maaischijf (Figuur 13).

      g029101

      Note: Het grote afstandsstuk moet altijd direct onder de propeller geplaatst worden.

    6. Gebruik een momentsleutel om de bout vast te draaien met een torsie van 25 N·m.

    Motor starten

    1. Plaats de gashendel in de CHOKESTAND. Zorg ervoor dat de brandstofschakelaar zich in de AAN-stand bevindt.

      g017346
    2. Houd de dodemanshendel tegen de handgreep.

      g017334
    3. Zet uw voet op het dek en kantel de machine in uw richting (Figuur 16).

      g017329
    4. Trek aan de handgreep van het startkoord.

    Note: Als de motor na enkele pogingen niet wil starten, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

    De choke afstellen

    Gebruik de gasinrichting om de choke af te stellen (Figuur 17).

    g017367

    De motor afzetten

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer of de motor binnen 3 seconden stopt nadat u de dodemanshendel hebt losgelaten.
  • Om de motor te stoppen, moet u de dodemanshendel loslaten (Figuur 18).

    Important: Als u de dodemanshendel loslaat, moeten de motor en de maaischijf binnen 3 seconden stoppen. Als dit niet gebeurt, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.

    g017366

    Tips voor bediening en gebruik

    Algemene maaitips

    • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die de machine zou kunnen uitwerpen.

    • Zorg ervoor dat de maaidraad geen vaste voorwerpen raakt. Maai nooit met opzet over voorwerpen.

    • Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging controleren.

    • De beste resultaten krijgt u door nieuwe maaidraden te monteren voordat het maaiseizoen begint.

    • Vervang de maaidraad wanneer dat nodig is. Gebruik hiervoor een Toro-maaidraad.

    • Zorg dat de nieuwe maaidraad dezelfde lengte heeft als de oude.

    Gras maaien

    • U moet telkens niet meer dan ongeveer één derde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan de hoogste instelling (30 mm), tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. Zie De maaihoogte instellen.

    • Het wordt afgeraden om gras te maaien dat langer is dan 15 cm. Als het gras te hoog is, kan de machine verstopt raken en de motor afslaan.

    • Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan. Maai uitsluitend in droge omstandigheden, indien mogelijk.

      Waarschuwing

      Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met de maaidraad en ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge omstandigheden, indien mogelijk.

    • Wees bedacht op het risico van brand in zeer droge omstandigheden; neem alle plaatselijke brandwaarschuwingen in acht en houd de machine vrij van droog gras en bladafval.

    • Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen:

      • Controleer de maai-eenheid en/of vervang de maaidraad.

      • Loop langzamer tijdens het maaien.

      • Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.

      • Maai het gras vaker.

      • Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien.

    Bladeren fijnmaken

    • Na het maaien moet altijd 50% van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.

    • Het wordt afgeraden om gras te maaien dat langer is dan 15 cm. Als het gras te dik is, kan de machine verstopt raken en de motor afslaan.

    • Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Controleer of de motor binnen 3 seconden stopt nadat u de dodemanshendel hebt losgelaten.
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Na elk gebruik
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren en indien nodig vervangen.
  • Vóór de stalling
  • Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt.
  • Reinig het koelsysteem, verwijder maaisel of vuil van de koelribben van de motor en van de startmotor. Reinig het systeem vaker in vuile omstandigheden.
  • Jaarlijks
  • Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Ververs de motorolie.
  • De maaidraad vervangen.
  • Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden

    Waarschuwing

    Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Brandstof is ontvlambaar en explosief en kan brandwonden veroorzaken.

    Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 19) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

      Important: Kantel de maaimachine altijd op de zijkant, met de peilstok omlaag. Als u de machine in een andere richting kantelt, kan olie in de aftapleiding komen en moet u de olie minimaal 30 minuten laten uitlopen.

      g017342
    3. Nadat u de onderhoudswerkzaamheden hebt uitgevoerd, moet u de kabel weer aansluiten op de bougie.

    Het luchtfilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
    1. Druk de lippen van de vergrendeling bovenop de luchtfilterdeksel omlaag (Figuur 20).

      g017339
    2. Open het deksel.

    3. Verwijder het filter (Figuur 20).

    4. Inspecteer het filter en vervang dit als het beschadigd of heel erg vuil is.

    5. Inspecteer het papieren luchtfilterelement.

      1. Als het filter is beschadigd of nat is van olie of brandstof, moet u het vervangen.

      2. Als het luchtfilter vuil is, klop er dan een paar keer mee op een harde ondergrond of blaas met perslucht onder een druk van minder dan 2,07 bar door de zijde van het filter die naar de motor is gericht.

        Note: Borstel het vuil niet uit het filter, als u borstelt wordt het vuil in de vezels geduwd.

    6. Verwijder vuil van de luchtfilterbehuizing en het deksel met een vochtige doek. Veeg geen vuil in de luchtgang.

    7. Plaats het filter op de juiste plaats.

    8. Plaats het deksel terug.

    De motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Jaarlijks
  • Ververs de motorolie.
    1. Voordat u de olie ververst, moet u de motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm wordt.

      Note: Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.

    2. Controleer of de brandstoftank weinig of geen brandstof bevat zodat de brandstof niet lekt als u de maaier op de zijkant kantelt.

    3. Verwijder de bougiekabel van de bougie. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    4. Verwijder de peilstok.

    5. Kantel de machine op de zijkant (met de peilstok omlaag) om de gebruikte olie via de vulbuis weg te laten lopen.

    6. Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.

    7. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

      Note: Maximaal vullen: 0,59 l, type: Multigrade mineral olie 10W-30 met een minimale onderhoudsclassificatie van SF, SG, SH, SJ, SL van het American Petroleum Institute (API).

      Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figuur 21. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder 5.

      g017332
    8. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    9. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelpunt.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren en indien nodig vervangen.
  • Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren. Gebruik een Champion RN9YC bougie of een bougie van een equivalent type.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Maak de omgeving van de bougie schoon.

    4. Haal de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.

    5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Figuur 22).

      g017548
    6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.

    7. Draai de bougie vast met een torsie van 20 N·m.

    8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    De maaidraad vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De maaidraad vervangen.
  • Important: U hebt een momentsleutel nodig om de maaischijf op de correcte wijze te monteren. Als u geen momentsleutel hebt of niet goed weet hoe u de montage moet uitvoeren, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer.

    Controleer de toestand van de maaischijf elke keer dat de brandstoftank leeg is. Een beschadigde maaischijf moet direct worden vervangen.

    1. Maak de bougiekabel los van de bougie. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    2. Kantel de maaimachine op de zijkant, met de peilstok omlaag.

    3. Verwijder de maaischijf door de bevestigingsbout linksom te draaien (Figuur 23) en bewaar alle bevestigingsmaterialen.

      g029101
    4. Vervang de maaidraden door twee nieuwe stukken maaidraad van gelijke lengte, tegenover elkaar geplaatst.

    5. Monteer de nieuwe maaischijf door de bout rechtsom te draaien (Figuur 23) en monteer het bevestigingsmateriaal.

    6. Gebruik een momentsleutel om de bevestigingsbout vast te draaien met 25 N·m.

      Important: Een bout die is vastgedraaid met 25 N·m zit erg vast. Hou de maaischijf vast met een gehandschoende hand en zet uw gewicht dan op de sleutel of ratel en trek de bout goed aan. Het is erg moeilijk om deze bout te vast aan te draaien.

    De machine schoonmaken

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Na elk gebruik
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Waarschuwing

    Er kan materiaal losraken dat zit vastgekoekt aan de onderkant van de maaimachine.

    • Draag oogbescherming.

    • Blijf in de bedrijfsstand (achter de handgreep).

    • Houd omstanders uit de buurt.

    1. Kantel de maaimachine op de zijkant, met de peilstok omlaag.

    2. Gebruik een borstel of perslucht om gras en vuil van het uitlaatscherm, de bovenste kap en de aangrenzende maaidekoppervlakken te verwijderen.

    Stalling

    Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats.

    Voorbereidingen voor stalling

    Waarschuwing

    Brandstofdampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Bewaar brandstof niet langer dan 30 dagen.

    • Stal de machine nooit in een afgesloten ruimte in de nabijheid van open vuur.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt.

    1. Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult, moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine volgens de voorschriften van de fabrikant.

    2. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan brandstof.

    3. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.

    4. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de brandstof voldoende verbruikt.

    5. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    6. Verwijder de bougie, giet 30 ml olie in de bougieopening en trek verschillende keren langzaam aan het startkoord om de olie over de cilinderwand te verspreiden teneinde corrosie in de stallingsperiode te voorkomen.

    7. Plaats de bougie en draai hem met behulp van een momentsleutel vast met een torsie van 20 N·m.

    8. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet.
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De opening in de ontluchting van de brandstofdop is verstopt.
    3. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    4. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De ventilatieopening van de brandstofdop reinigen of de dop vervangen.
    3. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    4. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine. Neem contact op met een erkende servicedealer, als het probleem blijft voortduren.
    De motor start moeilijk of verliest vermogen
    1. De opening in de ontluchting van de brandstofdop is verstopt.
    2. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    3. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    5. Het oliepeil is te laag, te hoog of de olie is heel erg vuil.
    6. De brandstoftank bevat oude benzine.
    1. De ventilatieopening van de brandstofdop reinigen of de dop vervangen.
    2. Het schuimelement reinigen en/of het papierelement vervangen.
    3. De onderkant van de maaikast reinigen.
    4. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    5. Motoroliepeil controleren. Ververs de olie als deze vuil is of tap olie af tot het oliepeil tot de Vol-markering op de peilstok staat.
    6. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine.
    De motor loopt onregelmatig
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    3. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    3. Het schuimelement reinigen en/of het papierelement vervangen.
    De maaimachine of de motor trilt abnormaal
    1. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    2. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    3. De bevestigingsbout van de maaischijf zit los.
    1. De onderkant van de maaikast reinigen.
    2. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    3. Trek de bout van de maaischijf goed aan.
    Ongelijkmatig maaipatroon
    1. U maait steeds in hetzelfde patroon.
    2. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    1. In een ander patroon maaien.
    2. De onderkant van de maaikast reinigen.