Inleiding

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen, sportvelden en commerciële terreinen. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras en andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over productveiligheid en accessoires, voor instructiematerialen aangaande de bediening, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Op Afbeelding 1 ziet u de locatie van het model- en serienummer op het product. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g016832

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië tenzij de machine is voorzien van een goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor.

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002.

Als u deze machine gebruikt op een hoogte tussen 1.524 en 2.438 meter boven de zeespiegel moet u de set voor grote hoogte aanschaffen. Raadpleeg een erkende Toro dealer.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute).

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Risicobeheersing en ongevallenpreventie zijn afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede instructie van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van de machine. Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Om het risico van lichamelijk of dodelijk letsel te verminderen, moet u zich aan de volgende veiligheidsinstructies houden.

Veilige bediening

Instructie

  • Lees of raadpleeg de Gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal zorgvuldig. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen en weet hoe u de machine moet gebruiken.

  • Laat kinderen of personen die de instructies niet kennen, nooit de machine gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine gebruikt, met name kinderen en huisdieren.

  • Denk eraan dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor persoonlijke ongelukken of letsels en materiële schade, en hij kan zulke ongelukken en beschadigingen voorkomen.

Vóór ingebruikname

  • Draag tijdens het maaien altijd stevige, gripvaste schoenen, een lange broek, een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los. Draag geen sieraden.

  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die kunnen worden uitgeworpen.

  • Waarschuwing – Brandstof is zeer ontvlambaar. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

    • Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die daarvoor speciaal zijn bedoeld.

    • Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken.

    • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen of brandstof bijvullen als de motor loopt of heet is.

    • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst. Verwijder de machine dan uit de buurt van de plek waar is gemorst en voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

    • Zorg ervoor dat de afsluitdoppen van brandstoftanks en -blikken weer goed vastzitten.

  • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

Gebruiksaanwijzing

  • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen en andere uitlaatgassen kunnen verzamelen.

  • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

  • Schakel alle werktuigkoppelingen uit, zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking voordat u de motor start.

  • Let op kuilen in het terrein en andere verborgen gevaren.

  • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.

  • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt.

  • Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de werkende machine laten komen.

  • Gebruik de machine nooit als schermen, afdekplaten of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken. Zorg ervoor dat alle interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken.

  • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.

  • Zet de motor af en schakel de aandrijving naar de werktuigen uit:

    • Voordat u de bestuurdersplaats verlaat

    • voordat u de brandstoftank bijvult

    • Vóór verwijdering van de grasvanger

    • Voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld

    • Voordat u verstoppingen verwijdert

    • Voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren

    • Als u een voorwerp hebt geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de machine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine opnieuw gebruikt.

    Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.

  • Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van het maaidek.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Zet de messenkooien stil als u niet maait.

  • Gebruik de maaimachine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

Onderhoud en opslag

  • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.

  • Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.

  • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.

  • Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en mankementen.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen en hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en stickers.

  • Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dit dan buiten.

  • Wees voorzichtig als u de machine afstelt, teneinde te voorkomen dat uw vingers bekneld raken tussen de draaiende messen en de vaste onderdelen van de machine.

  • Schakel de aandrijvingen en het maaidek uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en maak de bougiekabel los van de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

  • Verwijder gras en vuil van het maaidek, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Maak de accukabels los en verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.

  • Wees voorzichtig als u de messenkooi controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Gebruik oprijplaten over de volledige breedte om de machine op een aanhangwagen of in een vrachtwagen te laden.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.

Veilige bediening van de Toro Maaimachine

De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen.

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor de gebruiker of omstanders.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op.

  • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt.

  • Ga altijd achter de handgreep staan als u de machine start en gebruikt.

  • Als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt, moet u altijd voorrang verlenen.

  • Ten behoeve van een maximale veiligheid moet de grasmand tijdens het maaien zijn gemonteerd. Zet de motor af voordat u de mand leegmaakt.

  • Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • Als er onverwachts een persoon of huisdier in of in de buurt van het maaigebied verschijnt, moet u stoppen met maaien. Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is.

Onderhoud en opslag

  • Controleer regelmatig of de brandstofleidingen goed vastzitten en slijtage vertonen. Indien nodig moet u ze vastzetten of repareren.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro-dealer laten controleren met een toerenteller. Het maximale afgeregelde motortoerental moet tussen 3190 en 3340 tpm liggen.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toros-dealer.

  • Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

Geluidsniveau

Voorzichtig

Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus die bij langdurige blootstelling kunnen leiden tot gehoorbeschadiging.

Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

  • Model 04044

    Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 96 dBA, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

    Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in EN 11094.

  • Model 04045

    Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 95 dBA uit met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

    Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in EN 11094.

Geluidsdruk

  • Model 04044

    Deze machine oefent een geluidsdruk van 84 dBA uit op het gehoor van de gebruiker, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

    De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.

  • Model 04045

    Deze machine oefent een geluidsdruk van 87 dBA uit op het gehoor van de gebruiker, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

    De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.

Trillingsniveau

Hand-arm

  • Model 04044

    Gemeten trillingsniveau op de rechterhand = 2,86 m/s2

    Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 3,24 m/s2

    Onzekerheidswaarde (K) = 1,6 m/s2

  • Model 04045

    Gemeten trillingsniveau op de rechterhand = 3,16 m/s2

    Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 2,73 m/s2

    Onzekerheidswaarde (K) = 1,6 m/s2

De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal117-2718
decal130-8322
decal120-9571
decal120-9570
decal120-9598
decal131-3111
decal120-2769
decal115-7271
decal133-2335
decal115-7274

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De tractie-eenheid gebruiksklaar maken

Optioneel

Als u maai-eenheid 04251, 02452, 04253 of 04254 monteert op deze tractie-eenheid, voer dan de volgende stappen uit:

  1. Plaats de maai-eenheid op een vlak, horizontaal oppervlak.

  2. Meet op beide bevestigingsarmen (Figuur 3) 2,28 mm naar de binnenkant van de lipjes toe en schuur de hoeken vlak zoals getoond in Figuur 4.

    g034505
    g034506
  3. Lak het blootliggende metaal om corrosie te voorkomen.

Het maaidek op de tractie-eenheid monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout, ⅜" x ¾"2
  1. Plaats de machine op de trommels op een horizontaal oppervlak.

  2. Laat de kickstandaard zakken en druk de borgpen in om de kickstandaard in de onderhoudsstand te borgen (Figuur 5). Laat de machine rusten op de borgpen.

    g018142
  3. Duw het maaidek onder de tractie-eenheid en vervolgens naar links om de transmissiekoppeling te laten aangrijpen (Figuur 6).

    g000483
  4. Beweeg het frame van de tractie-eenheid (Figuur 7) naar voren totdat deze contact maakt met de draaiarmen van het maaidek.

    g032418
  5. Bevestig het frame van de tractie-eenheid aan de draaiarmen van het maaidek met (2) ⅜" x ¾" bouten (Figuur 7)

    Note: Om het maaidek te verwijderen zet u gewoon de (2) ⅜" x ¾" bouten anderhalve slag los. Vervolgens draait u de draaiarmen naar buiten.

  6. Druk de kickstandaard naar beneden om de veerbelaste borgpen vrij te zetten en de kickstandaard omhoog te draaien in de opslagstand.

De handgreepbevestigingen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Handgreepbevestiging2
R-pen2
  1. Ondersteun de handgreep en verwijder de kabelbinders waarmee de handgreepklemmen aan de zijplaten zijn bevestigd (Figuur 8).

    g017005
  2. Draai de handgreep in de gewenste gebruiksstand en breng een handgreepbevestiging over de handgreepklem en in de overeenkomende openingen van de zijplaat (Figuur 8).

  3. Borg de positie van de klem met een borgpen (Figuur 8).

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de handgreep.

  5. Stel de handgreep af op de gewenste hoogte; raadpleeg Hoogte van handgreep instellen.

    Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

De transportwielen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Transportwielen (optionele set transportwielen, Model 04123)2
  1. Zet uw voet op het midden van de kickstandaard om deze naar beneden te drukken. Trek de centrale onderste handgreep omhoog tot de kickstandaard naar voren over het dode punt gekanteld is (Figuur 9).

    g016833
  2. Draai de sluitklem van het wiel weg van het midden van het wiel en schuif het wiel op de zeskantige as (Figuur 10).

    g000475
  3. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het wiel helemaal op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

  5. Pomp de banden op tot 0,83 tot 1,03 bar

  6. Laat de machine voorzichtig van de kick-standaard zakken door de machine langzaam vooruit te duwen of de centrale onderste handgreepsteun op te tillen. Op die manier laat u de kick-standaard terug naar zijn normale stand bewegen.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het oliepeil in de motor; zie Het motoroliepeil controleren.

De grasmand monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grasmand1
  1. Neem de grasmand vast bij de handgreep (Figuur 11).

    g032407
  2. Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van het maaidek en over de voorste rol (Figuur 11).

  3. Monteer de grasmandhaken over de framebeugel (Figuur 11).

Important: In het geval dat u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade (Figuur 12). Zet de contactpunten recht voor dat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken. Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de messenkooi raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de messenkooi.

g032408

Algemeen overzicht van de machine

g032409
g032410

Gashendel

De gashendel (Figuur 14 en Figuur 15) bevindt zich rechts achter op het instrumentenpaneel. Draai de gashendel om het toerental te regelen.

g027738

Schakelhendel voor tractie en messenkooi

De schakelhendel voor de tractie en de messenkooi (Figuur 16) bevindt zich rechts voor op het instrumentenpaneel. Wat rijden betreft, heeft de hendel 2 standen: NEUTRAAL en VOORUIT. Als u de hendel naar voren duwt, schakelt u de tractie-aandrijving in.

Note: Om de hendel te bewegen moet u eerst de dodemanshendel inschakelen.

g000494

Wat de aandrijving van de messenkooi betreft, heeft de hendel 2 standen: INSCHAKELEN en UITSCHAKELEN. Beweeg de bovenkant van de hendel naar links en voorwaarts om de messenkooi in te schakelen en te beginnen maaien. Druk de hendel naar rechts om de messenkooi uit te schakelen en vooruit te blijven rijden, of trek de hendel terug om zowel de messenkooi als de aandrijving uit te schakelen.

Note: Als u de dodemanshendel vrijstelt, keert de hendel terug naar de neutraalstand. De machine zal stoppen.

Bedrijfsrem

De bedrijfsrem (Figuur 17) bevindt zich vooraan links van de handgreep. Trek de hendel achteruit om de bedrijfsrem in te schakelen. U dient de rem vrij te zetten voordat u de tractieaandrijving inschakelt.

g016853

Vergrendeling parkeerrem

De vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 17) wordt met de bedrijfsrem gebruikt. Terwijl de bedrijfsrem ingeschakeld is, draait u de vergrendeling van de parkeerrem naar de remgreep. Laat de bedrijfsrem los tegen de hendel om de bedrijfsrem op zijn plaats te houden. Trek aan de remhandgreep om vrij te zetten.

AAN-/UIT-schakelaar

De AAN-/UIT-schakelaar (Figuur 14) bevindt zich bovenaan het bedieningspaneel. Zet de schakelaar op AAN om de motor te starten en op UIT om de motor af te zetten.

Dodemanshendel

De dodemanshendel (Figuur 14) moet ingeschakeld zijn voordat u de tractiehendel inschakelt. Als u de dodemanshendel vrijzet tijdens bedrijf schakelt de machine naar neutraal, maar de motor slaat niet af.

Chokehendel

De chokehendel (Figuur 18) bevindt zich op de motor. De hendel heeft 2 standen: LOPEN en CHOKE. Zet de chokehendel in de halfgeopende stand als u een koude motor start. Zodra de motor start, zet u de hendel op LOPEN.

g018267

Brandstofafsluitklep

De brandstofafsluitklep (Figuur 19) bevindt zich op de motor. De klep heeft 2 standen: DICHT en OPEN. Zet de hendel op DICHT als u de machine stalt of vervoert. Open de klep voordat u de motor start. De brandstofdop bevindt zich onder de brandstofafsluitklep.

g016847

Handgreep van startkoord

Trek aan de handgreep van de handstarter (Figuur 20) om de motor te starten.

g018268

Kickstandaard

De kickstandaard (Figuur 22) bevindt zich achteraan de machine. Gebruik de kickstandaard om de machine op te tillen en de transportwielen te monteren of te verwijderen of om te voorkomen dat de machine op de handgreep valt terwijl u de messenkooi verwijdert.

  • Om de kickstandaard te gebruiken bij de montage van de transportwielen moet u de kickstandaard op de grond laten zakken en op de lus trappen. Trek de centrale onderste handgreep van de machine op hetzelfde moment naar achteren en naar boven (Figuur 21).

    Voorzichtig

    De machine is zwaar en kan rugklachten veroorzaken als deze niet op de juiste manier wordt opgetild.

    Sta met uw gewicht alleen op de lus van de kickstandaard, en gebruik alleen de centrale onderste handgreep van de machine om de eenheid omhoog te trekken. Als u de eenheid op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.

    g018793
    g016833
  • Om te voorkomen dat de eenheid achterover kantelt bij het verwijderen van de messenkooi moet u de kickstandaard laten zakken en de borgpen indrukken om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 23).

    g018142

1820 tractie-eenheid

Breedte82,5 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met riem152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maaidek met 11 messen en grasmand)117 kg
Maaibreedte46 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaieenheid)

2120 tractie-eenheid

Breedte90,1 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met riem152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maaidek met 11 messen en grasmand)117,9 kg
Maaibreedte53,3 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaieenheid)

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Gebruik om uw investering te beschermen en voor optimale prestaties uitsluitend originele Toro onderdelen. Wat betreft betrouwbaarheid levert Toro vervangingsonderdelen die zijn gefabriceerd volgens de exacte technische specificatie van onze machines. Gebruik daarom uitsluitend originele Toro onderdelen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Voorzichtig

Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus die bij langdurige blootstelling kunnen leiden tot gehoorbeschadiging.

Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

g009027

Het motoroliepeil controleren

Controleer het motoroliepeil voor elk gebruik of om de 8 bedrijfsuren, zie Het motoroliepeil controleren.

De brandstoftank vullen

De brandstoftank heeft een capaciteit van 3,0l.

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.

  • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank totdat het peil 1 tot 1,5 cm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze ruimte in de tank geeft benzine de kans om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent, en houd de brandstof weg van open vuur of vonken.

  • Bewaar benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.

  • Benzinevaten niet in een vrachtwagen of aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kan isoleren, waardoor de afvoer van statische lading wordt bemoeilijkt.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

  • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat u klaar bent met bijvullen.

Waarschuwing

Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank, blik of fles met conditioner.

  • Voorkom contact met de huid, als dit toch gebeurt: afspoelen met zeep en water.

  1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de dop van de tank (Figuur 25). Gebruik loodvrije benzine en vul de brandstoftank tot aan de onderkant van de filterzeef. Niet te vol vullen.

    g018269
  2. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste benzine weg.

Hoogte van handgreep instellen

Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

  1. Zet de 3 slotbouten en moeren los waarmee de zijkanten van de handgreep in de handgreepklemmen zijn bevestigd (Figuur 26).

    g016851
  2. Trek de handgreep langzaam en gelijkmatig aan elke kant omhoog tot de gewenste gebruiksstand is bereikt.

  3. Draai de slotbouten en de moeren vast om de afstelling te borgen.

De hoek van de handgreep instellen

  1. Verwijder de R-pennen van de handgreepbevestigingen aan beide zijden van de maaimachine (Figuur 27).

    g017005
  2. Ondersteun de handgreep en verwijder de R-pennen van beide zijden. Draai vervolgens de handgreep in de gewenste gebruiksstand (Figuur 27).

  3. De handgreepbevestigingen en R-pennen monteren.

De gashendel afstellen

  1. Verwijder het bedieningspaneel.

  2. Maak de 2 bevestigingen los waarmee de gashendel bevestigd is (Figuur 28).

    g027739
  3. Zet de gashendel in de gewenste stand.

  4. Maak de bevestigingen van de gashendel vast.

  5. Plaats het bedieningspaneel terug dat u eerder hebt verwijderd.

Starten en stoppen van de motor

Note: Voor afbeeldingen en beschrijvingen van de bedieningsorganen die worden genoemd in dit hoofdstuk, zie Bedieningsorganen.

De motor starten

Note: Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten op de bougie.

  1. De tractiehendel en de messenkooihendel moeten op UITGESCHAKELD staan.

    Note: De motor zal niet starten als de tractie is uitgeschakeld.

  2. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN.

  3. Zet de gashendel in de stand SNEL.

  4. Open de brandstofafsluitklep op de motor.

  5. Zet de chokehendel in de halfgeopende stand als u een koude motor start. Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.

  6. Trek de handgreep van de terugloopstarter naar buiten totdat deze vastgrijpt, trek vervolgens krachtig hieraan om de motor te starten. Open de choke als de motor warm wordt.

    Important: Trek het startkoord niet tot het eind naar buiten en laat de handgreep van de starter niet los als u het koord naar buiten trekt, omdat dan de kans bestaat dat het koord breekt of het terugloopmechanisme schade oploopt.

De motor afzetten

  1. Schakel de tractie en de messenkooi in de stand UIT en zet de gashendel op LANGZAAM en de Aan-/Uit-schakelaar op UIT.

  2. Alvorens de machine te stallen, moet u de bougiekabel losmaken van de bougie om te voorkomen dat iemand per ongeluk de machine start.

  3. Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine stalt of met een voertuig transporteert.

De machine transporteren

Note: Laat de motor van de maaimachine nooit lopen als u deze vervoert op een aanhangwagen, omdat hierdoor schade aan de maaimachine kan ontstaan.

Als de optionele transportwielen niet worden gemonteerd, gaat u verder naar stap 4.

  1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt, te kantelen.

  2. De transportwielen monteren.

  3. Om de machine van de kickstandaard te halen, moet u de handgreep omhoogtrekken en de achterzijde van de machine laten zakken op de transportwielen.

  4. Controleer of de tractie en de messenkooi is de stand UIT staan en start de motor.

  5. Zet de gashendel op LANGZAAM, kantel de voorzijde van de machine voorzichtig omhoog om de tractieaandrijving in te schakelen en verhoog geleidelijk aan de snelheid.

  6. Zorg ervoor dat de gashendel zodanig is afgesteld dat de machine met de gewenste snelheid kan worden gebruikt, en rij de machine naar de plaats van bestemming.

Voorbereidingen voor het maaien

  1. Zet de tractiehendel in de stand UIT, zet de gashendel op LANGZAAM en schakel de motor uit.

  2. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt, te kantelen.

  3. Verwijder de transportwielen.

  4. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

Zorg ervoor dat de machine nauwkeurig is afgesteld en gelijkmatig op beide kanten van de messenkooi is geplaatst. Als de machine verkeerd is afgesteld, komt dit versterkt naar voren in het uiterlijk van het gemaaide gras. Verwijder alle vreemde voorwerpen van het gazon, voordat u gaat maaien. Houd iedereen, vooral kinderen en huisdieren, uit het werkgebied.

Maaitips

Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Als u het maaidek te vaak zonder maaisel gebruikt, kan de machine schade oplopen.

  • Maai een gazon in een rechte lijn en ga daarbij heen en weer over het gazon.

  • Maai niet in cirkels en draai de machine niet op de greens, om schade door schuren te voorkomen.

  • Als u de machine wilt draaien, moet u deze van de green af rijden, de messenkooi omhoog brengen (handgreep omlaag duwen) en draaien op de tractietrommel.

  • Maai bij een normale loopsnelheid. Snelheid levert weinig tijdwinst op en leidt tot slechtere maairesultaten.

  • Om ervoor te zorgen dat u de greens in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de mand gebruiken (Figuur 29).

    g016840

De machine gebruiken bij geringe verlichting

Als u de machine gebruikt bij weinig licht, kunt u de optionele led-verlichtingsset gebruiken die verkrijgbaar is bij de erkende Toro dealer.

Important: Gebruik geen andere verlichtingssystemen met de machine: deze zijn niet compatibel met de wisselstroom geleverd door de motor.

De bedieningsorganen gebruiken tijdens het maaien

  1. Start de motor, zet de gashendel op lage snelheid, duw de handgreep omlaag om de maai-eenheid omhoog te brengen, druk de dodemanshendel in, zet de tractiehendel in de stand AAN en ga met de maaimachine naar de rand van de green (Figuur 30).

  2. Zet de tractiehendel in de stand UIT en schakel de aandrijving van de messenkooi in (Figuur 30).

    g000494
  3. Zet de tractiehendel in de stand AAN, geef dan meer gas totdat de maaimachine de gewenste rijsnelheid heeft bereikt. Duw de machine dan op de green, laat de voorkant van de machine neer en begin met maaien (Figuur 30).

De bedieningsorganen gebruiken na het maaien

  1. Rij de machine van de green af, schakel de messenkooi uit en zet de rijhendels in de stand UIT en zet de motor af.

  2. Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand en begin met het transport van de machine.

Werking van interlockschakelaars controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de werking van de interlockschakelaars.
  • Voorzichtig

    Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

    • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    De interlockschakelaar van de dodemanshendel controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt, te kantelen.

    2. Start de motor.

    3. Probeer terwijl de dodemanshendel vrij staat de tractiehendel in te schakelen (Figuur 31). De tractiehendel mag niet inschakelen. Als de tractiehendel toch wordt ingeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

      g032412
    4. Zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de tractiehendel ingeschakeld (Figuur 31). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

    5. Schakel de tractie- en messenkooiaandrijving in en zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat (Figuur 31). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar of De bediening van de messenkooi afstellen.

    6. Beweeg de schakelhendel naar rechts om de messenkooiaandrijving uit te schakelen, terwijl de dodemanshendel ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat om de tractie- en messenkooiaandrijving in te schakelen (Figuur 31). De messenkooiaandrijving moet uitgeschakeld worden. Als de messenkooiaandrijving niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De bediening van de messenkooi afstellen.

    7. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De interlockschakelaar van de tractie controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Terwijl de dodemanshendel ingedrukt is, de tractiehendel ingeschakeld en de motorbedieningsorganen in de startstand (Figuur 31): probeer de motor te starten. De motor mag niet starten. Als de motor wel start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

    3. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De interlockschakelaar van de rem controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Probeer de motor te starten terwijl de tractiehendel uitgeschakeld is, de bedrijfsrem ingeschakeld en de motorbedieningsorganen in de startstand (Figuur 31). De motor moet starten. Als de motor niet start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    3. Schakel de bedrijfsrem in (niet de parkeerrem), druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in, terwijl de motor draait (Figuur 31). De motor moet werken om ondanks de rem te blijven draaien, maar mag niet afslaan. Als de motor onmiddellijk afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    4. Schakel de vergrendeling van de parkeerrem in, druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in, terwijl de motor draait (Figuur 31). De motor dient af te slaan. Als de motor niet afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    5. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De transmissie vrijstellen

    Als de machine uitvalt, kunt u de messenkooi loskoppelen van de transmissie en zo de machine bewegen.

    1. Zoek aan de rechterachterhoek van de machine de hendel om de tractie in en uit te schakelen. Deze bevindt zich naast de trommel van de aandrijfbehuizing (Figuur 32).

      g032413
    2. Draai de hendel achteruit om de transmissie van de messenkooi los te koppelen.

      Voorzichtig

      Als u de hendel niet voorzichtig draait, kan de veerbelaste hendel tegen uw hand slaan.

      Draai de hendel zorgvuldig.

    3. Beweeg de machine zoals gewenst.

      Important: Probeer indien mogelijk te vermijden dat u de machine moet slepen. Als het absoluut noodzakelijk is om de machine te slepen, sleep deze dan nooit sneller dan 4,8 km/u en maak de transmissie altijd los van de trommel. Als u dit niet doet, zult u waarschijnlijk schade toebrengen aan de machine.

    4. Als u klaar bent, draait u de hendel voorwaarts om de transmissie met de messenkooi te koppelen.

    Note: De rem werkt nog steeds als de transmissie losgekoppeld is van de messenkooi.

    De machine aanpassen aan de gazonomstandigheden

    Raadpleeg onderstaande tabel om de machine aan te passen aan de gazonomstandigheden.

    Ondermesbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers)
    OnderdeelnummerBeschrijvingAgressiviteitOpmerkingen
    106-2468-01Niet-agressiefMinderRood, standaard
    99-3794-03AgressiefMeerZwart
    Snijbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers)
    110-2282-01Niet-agressiefMinderRood, standaard
    110-2281-03AgressiefMeerZwart
    Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers)
    OnderdeelnummerBeschrijvingMaaihoogtebereikOpmerkingen
    115-1880Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
    93-4262 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
    108-4303 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
    115-1881Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
    93-4263 Tournament 3,2 tot 6,4 mm 
    108-4302Extended Tournament3,2 tot 6,4 mmMinder agressief
    93-4264 Lage maaihoogte 6,4 mm en hoger 
    Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers)
    117-1530Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
    98-7261 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
    110-2300 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
    98-7260 Tournament3,2 tot 6,4 mm 
    117-1532Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
    110-2301 Lage maaihoogte6,4 mm en hoger 
    Rollen (Flex/eFlex 2120 maaiers)
    OnderdeelnummerBeschrijvingDiameter/MateriaalOpmerkingen
    04255 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
    04256 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
    04257 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
    04258 Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
    04267Paspalum6,4 cm/aluminium Minder indringing met zachte, smalle sleuven
    115-7356 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter
    120-9595 Achterrol 5,1 cm/staal Staal Achter
    Rollen (Flex/eFlex 1820 maaiers)
    120-9607 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
    120-9609 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
    120-9611 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
    121-4681Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
    120-9605 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Important: Als u de machine samen met de Trans Pro 80 gebruikt, moet u altijd de stops van de trailer gebruiken bij onderhoud van de machine. Te ver kantelen kan ertoe leiden dat u brandstof morst. Om de stop op de oprijplaat met rails te gebruiken hebt u een bezemsteel of een vergelijkbaar voorwerp nodig dat u door de openingen achter de wielen steekt.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Reinig de brandstofdop en het brandstoftankscherm.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de werking van de interlockschakelaars.
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren luchtfilterelement (vaker onder vuile of stoffige condities).
  • Bougie controleren.
  • Reinig de brandstofdop en het brandstoftankscherm.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Ververs de olie van de koppeling.
  • Reinig de carburateur.
  • Controleer de inlaat- en uitlaatkleppen. Indien nodig instellen.
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Vervang de brandstofslang.
  • De drijfriem van de messenkooi controleren.
  • Controleer de transmissielagers en vervang deze indien nodig.
  • Vóór de stalling
  • Beschadigde oppervlakken bijwerken.
  • Important: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Controlelijst Dagelijks Onderhoud

    Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van veiligheidssysteem controleren.       
    Werking van de parkeerrem controleren.       
    Controleren of de draaiverbindingen onbelemmerd werken.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Het motoroliepeil controleren.       
    Het luchtfilter controleren       
    De koelribben van de motor reinigen.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.       
    Maaihoogte-instelling controleren.       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       

    Onderhoud motor

    Motorolie verversen/oliepeil controleren

    Vul het carter met ongeveer 0,6 liter olie die de juiste viscositeit heeft voordat u de machine start. Gebruik een hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) classificatie SE of hoger heeft verleend. Selecteer de juiste viscositeit (dikte) van de olie op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 33 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.

    g016841

    Note: Gebruik van multigrade-olie (5W-20, 10W-30 and 10W-40) zal leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de 'L'-markering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de 'H'-markering te brengen. Niet te vol vullen.Voeg geen olie toe als het oliepeil tussen H en L staat.

    1. Verwijder de transportwielen (indien aanwezig).

    2. Plaats de machine zo dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de oliepeilstok (Figuur 34).

      g018270
    3. Verwijder de oliepeilstok door deze linksom te draaien (Figuur 34).

    4. Veeg de peilstok schoon en steek deze in de vulopening. Draai de peilstok niet in de opening. Haal de peilstok er vervolgens uit en controleer het oliepeil. Als het peil te laag staat, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de 'H'- en 'L'-markering op de meter staat (Figuur 35). Controleer het oliepeil. Niet te vol vullen.

      g007620
    5. Plaats de oliepeilstok en veeg eventueel gemorste olie weg.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
    1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de motorolie warm wordt.

    2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug aan de achterzijde van de machine (Figuur 34). Zet de aftapplug los.

    3. Duw de handgreep omlaag om de maaimachine en de motor naar achteren te kantelen, zodat alle olie in de opvangbak kan lopen.

    4. Plaats de aftapplug terug en vul het carter weer met de aanbevolen olie.

    5. Neem eventueel gemorste olie op.

    6. U moet de oude olie op de juiste wijze afvoeren. Voer deze af of recycle deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren luchtfilterelement (vaker onder vuile of stoffige condities).
    1. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    2. Verwijder de vleugelmoer waarmee het luchtfilterdeksel vastzit aan het luchtfilter, en haal het deksel weg. Reinig het deksel grondig (Figuur 36 en Figuur 37).

      g018271
    3. Als het schuimelement vuil is, moet u dit verwijderen van het papierelement (Figuur 37). Grondig schoonmaken.

      1. Was het schuimelement in een oplossing van vloeibare zeep en warm water. Knijp het goed uit om het vuil te verwijderen, maar vermijd wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      2. Droog het schuimelement door dit te wikkelen in een schone doek. Knijp de doek en het schuimelement uit om ze droog te laten worden, zonder te wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      3. Drenk het schuimelement door en door in schone motorolie. Knijp het element uit om overtollige olie te verwijderen en de olie goed te verdelen.

        Note: Het is gewenst dat het element door olie bevochtigd is.

        g016845
    4. Als u het schuimelement een onderhoudsbeurt geeft, moet u controleren in wat voor staat het papierelement verkeert. Repareer het element indien nodig.

      Note: Reinig het papierelement niet met perslucht.

    5. Monteer het schuimelement, het papierelement en het luchtfilterdeksel.

      Important: Gebruik de motor niet zonder het luchtfilterelement omdat dit kan leiden tot overmatige slijtage en beschadiging van de motor.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren.
  • Gebruik een NGK BR6HS bougie of een bougie van een equivalent type. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt.

    1. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 38).

      g018272
    2. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de bougie uit de cilinderkop

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

    3. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt, zoals getoond in (Figuur 39). Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie stevig vast met een torsie van 23 N·m.

      g016950

    Onderhoud brandstofsysteem

    De brandstofdop en het brandstoftankscherm reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Reinig de brandstofdop en het brandstoftankscherm.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Reinig de brandstofdop en het brandstoftankscherm.
    1. Sluit de brandstofafsluitklep en schroef de brandstofdop van de filterbehuizing (Figuur 40).

      Note: Een 12-kantige dopsleutel van 17 mm past op de behuizing van de brandstofdop en maakt demontage eenvoudiger.

      g016847
    2. Reinig de brandstofdop in schone brandstof en plaats de dop terug.

    3. Schroef de brandstoftankdop van de tank en verwijder de dop (Figuur 41).

      g016857
    4. Verwijder het brandstoftankscherm van de binnenkant van de brandstoftank.

    5. Reinig het scherm in schone brandstof en monteer het opnieuw in de tank.

    6. Monteer de brandstoftankdop op de brandstoftank.

    Brandstofslang vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Vervang de brandstofslang.
  • Als de slang lekt, vervang ze dan onmiddellijk.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar

    Ga als volgt te werk als de schakelaar moet worden afgesteld of worden vervangen.

    1. Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Stel de tractiehendel in werking.

      g016912
    4. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 42).

    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de tractiehendel en de interlockschakelaar (Figuur 42).

    6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast.

    7. Schakel de tractiehendel in en controleer de tussenruimte. Het normale bereik tijdens gebruik is 0,76 tot 3,05 mm. Schakel de tractiehendel in en controleer of er stroom op de schakelaar staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    De interlockschakelaar van de rem onderhouden

    1. Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Schakel de hendel van de bedrijfsrem en de vergrendeling van de parkeerrem in.

    4. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 43).

      g016913
    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de interlockschakelaar (Figuur 43 ).

    6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast. Controleer nogmaals de afstand. De vergrendeling mag geen contact maken met de schakelaar.

    7. Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    Onderhouden remmen

    De service-/parkeerrem afstellen

    Als de service-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet de kabel als volgt worden afgesteld:

    1. Zet de service-/parkeerremhendel op UIT.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Om de kabelspanning te verhogen zet u de bovenste kabelborgmoer los en draait u de onderste kabelborgmoer vast (Figuur 44) tot een kracht van 156 N moet worden uitgeoefend op de remhendel om de grendel van de parkeerrem vrij te zetten. Stel de rem niet zodanig af dat de remband aanloopt.

      g016920

    Onderhoud riemen

    De drijfriem van de messenkooi controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • De drijfriem van de messenkooi controleren.
    1. Zet de flensbout los waarmee de riemkap bevestigd is en verwijder de riemkap zodat de riem zichtbaar wordt (Figuur 45).

      g018273
    2. Om de riemspanning af te stellen, gaat u als volgt te werk:

      1. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing los (Figuur 46).

        g017116
      2. Gebruik een sleutel van 16 mm om de lagerbehuizing te draaien zodat deze vrij kan bewegen.

      3. Verwijder vuil uit het riemcompartiment en uit de buurt van de drukveer (Figuur 46).

      4. Zorg ervoor dat de drukveer de juiste druk uitoefent op de riem.

      5. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing vast.

      6. Plaats de aandrijfriemkap terug.

    Controleer de messenkooikoppeling

    Verwijder de rubberen plug (Figuur 47) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om de messenkooikoppeling te controleren tijdens het afstellen.

    Important: Plaats de plug terug als u klaar bent om te voorkomen dat er vuil en stof in de koppeling terechtkomt.

    g016949

    Transmissieriemspanner in- en uitschakelen

    De transmissieriem wordt aangespannen door een veerbelaste spanpoelie. Als u de riemspanning wilt in-/uitschakelen, hebt u een ⅜" sleutel nodig om de as voor in-/uitschakeling (Figuur 47) naar de gewenste stand te draaien. Door de as een kwartslag rechtsom te draaien maakt u de spanpoelie los van de riem (Figuur 48).

    Note: Haal de spanning van de riem voordat u het transmissiedeksel verwijdert.

    g019886

    Onderhoud bedieningsysteem

    De tractiebediening afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Ververs de olie van de koppeling.
  • Als de tractiebediening niet aangrijpt of doorslipt tijdens het werk, moet de tractiebediening mogelijk worden afgesteld.

    1. Zet de tractiebediening in de stand AAN.

    2. Meet de afstand van de pen op een van de uiteinden van de tractiebedieningsveer tot het einde van de opening (Figuur 49); als deze afstand niet tussen 7,3 mm en 7,6 cm ligt, moet u de koppeling afstellen volgens onderstaande stappen.

      g032417
      1. Schakel de tractiebedieningshendel uit.

      2. Draai de contramoer op de spanmoer los en verwijder de gaffelpen om de veer los te koppelen van de spanmoer (Figuur 49).

      3. Draai de spanmoer verder of terug om de lengte aan te passen.

      4. Monteer spanmoer op de veer met de gaffelpen.

      5. Zet de tractiebediening in de stand AAN.

      6. Meet de afstand van de pen op een van de uiteinden van de tractiebedieningsveer (Figuur 49); herhaal stap 1 tot en met 6 als deze afstand niet tussen 7,3 mm en 7,6 cm ligt.

    De bediening van de messenkooi afstellen

    Als de messenkooi niet naar behoren werkt, is afstelling vereist.

    1. Zorg ervoor dat de messenkooibediening is uitgeschakeld.

    2. Stel bij het schot van de transmissie de kabel voor de messenkooibediening af (Figuur 50) om een veerlengte van 70,6 tot 72,4 mm te verkrijgen.

      g017020
    3. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening los tot er speling op de kabel is (Figuur 51).

      g027790
    4. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening voldoende vast om de speling uit de kabel te halen zonder de veer uit te rekken.

    5. Controleer de bediening als volgt:

      • Zorg ervoor dat de tanden van de messenkooikoppeling loskomen wanneer u de koppeling loslaat en dat de tanden van de koppeling bij inschakeling niet helemaal tot onderaan komen.

        Note: Verwijder de rubberen plug (Figuur 47) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om toegang te krijgen tot de messenkooikoppeling.

      • De stoptijd van de messenkooi moet minder dan 7 seconden bedragen als de afstelling tussen de messenkooi en het ondermes teruggedraaid is.

      • Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met uw erkende Toro dealer als u meer hulp nodig heeft.

    Stalling

    1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop van de motor en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de schakelhendelplaat en de motor.

    2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.

      1. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.

      3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Herhaal deze procedure, met de CHOKE aan, totdat de motor niet meer start.

      4. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Voer deze af of recycle deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

        Note: Brandstof waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.

    3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.

    4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. De lak is verkrijgbaar bij een erkende Toro dealer.

    5. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.