Inleiding

Waarschuwing

Dit product bevat een of meerdere chemische stoffen waarvan de staat Californi weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen of schade aan de voortplantingsorganen veroorzaakt.

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californi tenzij de machine is voorzien van een goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor.

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, het California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, en over onderhoud en garantie. Bestel vervangonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Bewaren voor toekomstig gebruik.

U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figure 1.

g017415

U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figure 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Voor modellen waarvan het aantal PK is aangegeven, is het bruto aantal PK door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens SAEJ1349. Omdat hij geconfigureerd is om te voldoen aan veiligheids-, emissie- en bedieningseisen, is de daadwerkelijke PK van de motor van deze klasse machines aanzienlijk lager.

Close section

Veiligheid

Deze maaimachine kan handen en voeten amputeren en objecten uitwerpen. Als u de hierna beschreven veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.

Het volgende veiligheidshoofdstuk is gebaseerd op ANSIB71.4-2012 en EN14910.

Algemene gebruiksaanwijzing

  • Lees de Gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de inhoud van het materiaal begrijpt.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken en letsels van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, en kan deze letsels of ongelukken voorkomen.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de machine.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Verwijder voorwerpen die door de maaidraad kunnen worden weggeworpen, zoals stenen, speelgoed, etc., uit het maaigebied. Blijf achter de handgreep als de motor draait.

  • Vr u gaat maaien, moet u controleren of er zich verder niemand in het werkgebied bevindt. Stop de machine als iemand het maaigebied betreedt.

  • Draag altijd stevig, slipbestendig schoeisel en een lange broek.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals een helm, een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los. Draag geen sieraden.

  • Trek de machine nooit achterwaarts, tenzij dit strikt noodzakelijk is. Kijk altijd naar beneden en achterom vr en tijdens het achteruitrijden.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Stop het maaielement als u niet maait.

  • Richt nooit afgevoerd materiaal op iemand. Voorkom het afvoeren van materiaal tegen een muur of afscherming. Materiaal kan terugketsen richting de bediener van de maaier. Stop de maaidraad bij het oversteken van grindoppervlakken.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze inrichtingen naar behoren werken.

  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.

  • Schakel de motor uit, wacht tot de maaidraad volledig tot stilstand is gekomen en verwijder de bougiekabel vooraleer u de machine reinigt of verstoppingen verwijdert.

  • Bedien de machine uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

  • Gebruik de machine niet als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Gebruik de maaier nooit op nat gras. Let op waar u uw voeten neerzet. U moet altijd wandelen, nooit rennen.

  • U mag het maaidek nooit omhoog brengen als de motor loopt.

  • Als de machine abnormaal begint te trillen, moet u de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op problemen.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

Close section

Maaien op hellingen

Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt. Dit kan leiden tot ernstig letsel. Het werken op hellingen vereist altijd bijzondere voorzichtigheid. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt, maai die dan liever niet.

  • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

  • Maai geen nat gras of uitermate steile hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

  • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw evenwicht te verliezen.

  • Houd bij het werken met de machine altijd beide handen op de duwboom.

  • Als u steile hellingen wilt maaien vanaf de top van de helling en een groter bereik nodig hebt, bind de HoverPro dan nooit aan een touw. Gebruik de optieset met duwboomverlenging.

Close section

Kinderen

Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de gebruiker van de machine niet alert is op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de werkzaamheden die ermee worden verricht. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze het laatst heeft gezien.

  • Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar gemaaid wordt en plaats ze onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene dan de bediener van de maaier.

  • Let goed op en zet de machine af als kinderen het werkgebied betreden.

  • Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht op een kind kunnen belemmeren.

Close section

Onderhoud

Het veilig gebruiken van benzine

Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met benzine, om persoonlijk letsel en materile schade te voorkomen. Benzine is uiterst brandbaar en de dampen zijn explosief.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat benzine.

  • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer de motor loopt. Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

  • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen of aftappen.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

  • Vul vaten nooit in een voertuig of vrachtwagen of op een oplegger met plastic afdekking. Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine vr u de tank bijvult.

  • Verwijder een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger en tank deze op de grond bij. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat in plaats met behulp van een vulpistool van een benzinepomp.

  • Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool.

  • Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt gemorst op uw kleding.

  • Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de dop terug en draai deze goed vast.

Waarschuwing

De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.

Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien.

Close section

Algemeen onderhoud

  • Gebruik de machine nooit in een afgesloten ruimte.

  • Draai alle moeren en bouten regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in het gebruik is.

  • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze goed werken.

  • Houd de machine vrij van gras, bladeren, of andere opgehoopte rommel. Ruim gemorste olie of brandstof op en verwijder eventuele met brandstof vervuilde materialen. Laat de machine afkoelen voordat u deze in een afgesloten ruimte stalt.

  • Verricht nooit onderhouds- of reparatiewerkzaamheden als de motor loopt. Maak de bougiekabel en aardingskabel los van de motor om onbedoeld starten te voorkomen.

  • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

  • Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in goede staat zijn en vervang ze indien nodig.

  • Als er brandstof gemorst is, mag u de motor niet aanzetten, maar dient u eerst de maaimachine te verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat de benzinedamp verdwenen is.

  • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

  • Controleer vr het gebruik de maaidraad, bouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde maaidraden en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.

  • Zorg ervoor dat de maaidraad tot stilstand is gekomen voordat de maaier gekanteld wordt, bijvoorbeeld voor transport, bij het oversteken van een oppervlak zonder gras, en bij het vervoer van en naar het te maaien terrein.

  • De machine mag nooit worden opgetild of gedragen terwijl de motor nog loopt.

  • Schakel de motor uit en koppel de bougiekabel los. Controleer of alle bewegende onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen:

    • Voordat u verstoppingen verwijdert.

    • Voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren.

    • Als u een vreemd voorwerp hebt geraakt. Controleer de machine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u deze weer gebruikt.

    • Als de maaimachine abnormaal begint te trillen.

    • telkens als u de machine verlaat.

    • Voordat u brandstof tankt.

  • Zorg dat alle brandstof uit de motor en brandstoftank verwijderd is voordat u de machine meer dan 25 graden kantelt.

  • Wees voorzichtig als u de maaidraad controleert. Omwikkel de maaidraad of draag handschoenen en wees voorzichtig als u er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Vervang alleen de maaidraad.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten als u de machine stalt of transporteert. Tank nooit in de buurt van open vlammen, en tap alleen buiten brandstof af.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

  • Vervang versleten of beschadigde onderdelen met het oog op een veilig gebruik.

  • Als de brandstoftank moet worden afgetapt, dient dit buiten plaats te vinden. De afgetapte brandstof moet in een speciaal daarvoor gemaakte houder worden bewaard, of zorgvuldig worden afgevoerd.

  • Start de motor zorgvuldig en in overeenstemming met de Gebruikershandleiding en houd uw voeten uit de buurt van de maai-elementen.

  • Houd de trimmer niet schuin als u de motor aanzet, behalve als u de trimmer schuin moet houden om te starten. Houd de machine in dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op die het verst van u verwijderd is.

  • Controleer de trimmer regelmatig en vervang versleten of beschadigde onderdelen met het oog op de veiligheid. Vervang de maaieenheid nooit door metalen onderdelen en gebruik alleen maaieenheden en -onderdelen die geschikt zijn voor gebruik met de bedrijfssnelheid van de trimmer;

Close section
Close section

Geluidsdruk

Deze machine oefent een geluidsdruk van 88dBA uit op het gehoor van de bestuurder met een onzekerheidswaarde (K) van 2dBA. De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in ENISO11201.

Close section

Geluidsniveau

Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 98dBA uit met een onzekerheidswaarde (K) van 2dBA. Het geluidsniveau is vastgesteld volgens de procedures in ENISO3744.

Close section

Trilling

Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 3,4m/s2.

Gemeten trillingsniveau op de rechterhand = 4,4m/s2.

Onzekerheidswaarde (K) = 2m/s2.

De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in ENISO20643.

Close section

Veiligheids- en instructiestickers

Important: Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang beschadigde stickers.

decal111-5392
decal94-8072
decal111-1210
g017410
Close section
Close section

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.

De handgreep monteren

  1. Schuif de onderste handgreep in het frame (Figure 3).

    g017374
  2. Maak aan elke zijde vast met een borgpen en een R-pen (Figure 3).

  3. Bevestig de voetstop aan de rechterkant van de onderste handgreep met een M6-moer, M6-bout en 2 ringen (Figure 3).

  4. Bevestig de voetstop aan het frame met een borgpen en een R-pen (Figure 3).

  5. Verbind de bovenste handgreep met de onderste handgreep door elke zijde te bevestigen met een U-bout, een M6-ring en een handwiel (Figure 4).

    g017373
Close section

De motor bijvullen met olie

Important: Uw machine wordt geleverd zonder olie in het carter. Vul het carter met olie voordat u de motor start.

Max. olievolume: 0,59l, type: multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL of hoger volgens het American Petroleum Institute (API).

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok (Figure 5).

    g017530
  3. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven (Figure 6).

    g017532

    Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figure 5. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder De motorolie verversen.

  4. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    Important: Ververs de motorolie na de eerste 5bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie De motorolie verversen.

Close section
Close section

Algemeen overzicht van de machine

g017382
g017377
TypeMaaibreedteProductbreedte
0261540cm50cm
Close section

Gebruiksaanwijzing

De brandstoftank vullen

Gevaar

Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat een statische lading de benzine tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem gemorste benzine op.

  • Rook niet als u omgaat met benzine, en houd benzine uit de buurt van open vuur of brandstof.

  • Bewaar benzine in een goedgekeurd benzinevat en buiten bereik van kinderen.

Vul de brandstoftank met verse loodvrije, normale benzine met een octaangetal van ongeveer 87 van een bekend merk (Figure 9).

Important: Gebruik geen brandstof met meer dan 10% ethanol. Gebruik van alternatieve brandstoffen met een hoog alcoholgehalte kunnen startproblemen, slechte motorprestaties en interne motorschade veroorzaken.

Important: Om startproblemen bij het volgende seizoen te verminderen, moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen aan de benzine. Gebruik nooit benzine die ouder is dan 30dagen.

g017531
Close section

Het motoroliepeil controleren

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek.

  3. Steek de peilstok in de vulbuis maar schroef deze niet vast.

  4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

  5. Raadpleeg Figure 10 om het juiste oliepeil op de peilstok te bepalen.

    g017530
  6. Giet als het oliepeil te laag is langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

    Note: Max. olievolume: 0,59l multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL of hoger volgens het American Petroleum Institute (API).

    Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figure 10. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u deze aftappen zoals wordt uitgelegd onder Motorolie verversen.

  7. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    Important: Ververs de motorolie na de eerste 5bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie Motorolie verversen.

Close section

De maaihoogte instellen

Waarschuwing

Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met een bewegende maaieenheid. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.

  • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

  • Gebruik handschoenen als u werkzaamheden verricht aan de maaieenheid.

Voorzichtig

Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.

Zet de maaihoogte op de gewenste stand.

  1. Draai de brandstofschakelaar op uit.

  2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

  3. Kantel de machine op haar linkerkant.

  4. Verwijder de nylon maaidraad. Draag hierbij beschermende handschoenen.

  5. Stel de afstandsstukken weer in op de gewenste hoogte en breng de nylon maaidraad vervolgens opnieuw aan.

    g017371
Close section

De motor starten

  1. Open de brandstoftankventilatie door de ventilatieknop minstens 2 of 3 slagen linksom te draaien.

  2. Draai de brandstofklep naar de stand Aan (Figure 12).

    g017375
  3. Plaats uw voet op het maaidek en kantel de machine in uw richting (Figure 13).

    g017329
  4. Trek aan de handgreep van het startkoord.

    Note: Laat de startgreep niet terug tegen de motor slaan. Laat het startkoord zachtjes teruglopen om beschadiging van de starter te voorkomen.

Note: Als de motor na enkele pogingen niet wil starten, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

Close section

De handgreepstand instellen

Raadpleeg Figure 14 voor de verschillende standen van de handgreep.

g025627

Note: Raadpleeg Vóór de stalling voor de juiste procedure om de maaier te stallen.

Close section

Motor afzetten

Om de motor af te zetten, laat u de motorstophandgreep los (Figure 15).

Important: Als u de motorbedieningsstang loslaat, moeten de motor en de maaidraad binnen 5 seconden stoppen. Als dit niet gebeurt, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.

g017546
Close section

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.

Close section

Tips voor bediening en gebruik

Algemene maaitips

Waarschuwing

Het gebruik van de motor op een helling steiler dan 25° zal leiden tot ernstige motorschade door onvoldoende smering. Dit kan onder andere leiden tot vastgelopen kleppen, krassen op de zuigers en verbrande krukaslagers.

  • Voordat u de machine op een helling of talud gebruik moet u deze onderzoeken en de hellingsgraad bepalen.

  • Gebruik deze viertakt Honda-motor niet op hellingen steiler dan 25°.

  • Verwijder stokken, stenen, draden, takken en ander vuil die de maaidraad kan raken, uit het werkgebied.

  • Zorg ervoor dat de maaidraad geen vaste voorwerpen raakt. Maai nooit met opzet over voorwerpen.

  • Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging controleren.

  • De beste resultaten krijgt u door een nieuwe maaidraad te monteren voordat het maaiseizoen begint.

  • Vervang de maaidraad wanneer dat nodig is. Gebruik hiervoor een Toro-maaidraad.

Close section

Gras maaien

  • U moet telkens niet meer dan ongeveer n derde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan 51mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. Zie De maaihoogte instellen.

  • Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan.

    Waarschuwing

    Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met de maaidraad en ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge omstandigheden.

  • Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.

  • Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen:

    • De maaidraad vervangen.

    • Loop langzamer tijdens het maaien.

    • Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.

    • Maai het gras vaker.

    • Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien.

Close section

Bladeren fijnmaken

  • Na het maaien moet altijd 50% van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.

  • Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.

Close section
Close section
Close section

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
After the first 5 operating hours
  • Ververs de motorolie.
  • Before each use or daily
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Controleer of de motor binnen 5seconden stopt nadat u de motorstophandgreep hebt losgelaten.
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Every 100 hours
  • Bougie controleren en indien nodig vervangen.
  • Before storage
  • Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt.
  • Reinig het koelsysteem, verwijder maaisel of vuil van de koelribben van de motor en van de startmotor. Reinig het systeem vaker in vuile omstandigheden.
  • Yearly
  • Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Ververs de motorolie.
  • Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figure 16) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

      g017533
    3. Nadat u de onderhoudswerkzaamheden hebt uitgevoerd, moet u de kabel weer aansluiten op de bougie.

      Waarschuwing

      Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief en kan brandwonden veroorzaken.

      Laat de motor drooglopen of pomp de benzine met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.

      Important: Kantel de maaimachine altijd op de zijkant, met de peilstok omlaag.

    Close section

    Het luchtfilter vervangen

    1. Druk de lippen van de vergrendeling op de bovenzijde van het luchtfilterdeksel omlaag (Figure 17).

      g017381
    2. Open het deksel (Figure 17).

    3. Verwijder het filter (Figure 17).

    4. Luchtfilter controleren.

      1. Als het filter is beschadigd of nat is van olie of brandstof, moet u het vervangen.

      2. Als het luchtfilter vuil is, klop er dan een paar keer mee op een harde ondergrond of blaas met perslucht onder een druk van minder dan 2,07bar door de zijde van het filter die naar de motor is gericht.

        Note: Borstel het vuil niet uit het filter, als u borstelt wordt het vuil in de vezels geduwd.

    5. Verwijder vuil van de luchtfilterbehuizing en het deksel met een vochtige doek. Veeg geen vuil in de luchtgang.

    6. Plaats het filter op de juiste plaats (Figure 17).

    7. Plaats het deksel terug (Figure 17).

    Close section

    Motorolie verversen

    1. Controleer of de brandstoftank weinig of geen brandstof bevat zodat de brandstof niet lekt als u de maaier op de zijkant kantelt.

    2. Voordat u de olie ververst, moet u de motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm wordt.

      Note: Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.

    3. Verwijder de bougiekabel van de bougie. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    4. Verwijder de peilstok.

    5. Kantel de machine op de zijkant (met de peilstok omlaag) om de gebruikte olie via de vulbuis weg te laten lopen.

    6. Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.

    7. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

      Note: Max. olievolume: 0,59l, type: multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL of hoger volgens het American Petroleum Institute (API).

      Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in (Figure 18). Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder 5.

      g017530
    8. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    9. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelpunt.

    Close section

    Onderhoud van de bougie

    Gebruik een Champion RN9YC bougie of een bougie van een equivalent type.

    1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Maak de omgeving van de bougie schoon.

    4. Haal de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.

    5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76mm zoals getoond in Figure 19.

      g000533
    6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.

    7. Draai de bougie vast met een torsie van 20Nm.

    8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Close section

    De nylon maaidraad vervangen

    1. Zet de brandstofklep in de UIT-stand en sluit de ventilatieknop.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Draai de machine op haar linkerkant, met de carburator naar boven.

    4. Verwijder de nylon maaidraad. Draag hierbij beschermende handschoenen.

    5. Breng een uiteinde van de nylon maaidraad in de gewenste maaihoogte-instelling. Zorg ervoor dat het andere uiteinde in de overeenkomende maaihoogte aan de andere kant van de maaischijf zit.

    Note: Als u een vervanghaspel gebruikt, snij de draad dan af tot een lengte van 20cm.

    Close section

    De machine schoonmaken

    Waarschuwing

    Er kan materiaal losraken dat zit vastgekoekt aan de onderkant van de maaimachine.

    • Draag oogbescherming.

    • Blijf in de bedrijfsstand (achter de handgreep).

    • Houd omstanders uit de buurt.

    1. Kantel de maaimachine op de zijkant.

    2. Gebruik een borstel of perslucht om gras en vuil van het uitlaatscherm, de bovenste kap en de aangrenzende maaidekoppervlakken te verwijderen.

    Close section
    Close section

    Stalling

    Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats.

    Voorbereidingen voor stalling

    Waarschuwing

    Benzinedampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Bewaar benzine niet langer dan 30dagen.

    • Stal de machine nooit in een afgesloten ruimte in de nabijheid van open vuur.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt.

    1. Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult, moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine volgens de voorschriften van de fabrikant.

    2. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan brandstof.

    3. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.

    4. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de brandstof voldoende verbruikt.

    5. Als u de machine opgehangen aan een muur wilt stallen, schakel dan de brandstofklep uit en sluit de ventilatieknop van de brandstoftankdop.

    6. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    7. Verwijder de bougie, giet 30ml olie in het bougiegat en trek verschillende keren langzaamaan het startkoord om de olie over de cilinderwand te verspreiden teneinde corrosie in de stallingsperiode te voorkomen.

    8. Plaats de bougie en draai hem met behulp van een momentsleutel vast met een torsie van 20Nm.

    9. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.

    Close section
    Close section

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet.
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt.
    3. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    4. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De ventilatieopening van de brandstoftankdop reinigen of dop vervangen.
    3. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    4. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine. Neem contact op met een erkende Service Dealer, als het probleem aanhoudt.
    De motor start moeilijk of verliest vermogen.
    1. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt.
    2. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    3. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    5. Het oliepeil is te laag, te hoog of de olie is heel erg vuil.
    6. De brandstoftank bevat oude benzine.
    1. De ventilatieopening van de brandstoftankdop reinigen of dop vervangen.
    2. Het luchtfilter reinigen en/of vervangen.
    3. De onderkant van de maaikast reinigen.
    4. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    5. Motoroliepeil controleren. Ververs de olie als deze vuil is of tap olie af tot het oliepeil tot de Vol-markering op de peilstok staat.
    6. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine.
    De motor loopt onregelmatig.
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    3. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    3. Het luchtfilter reinigen en/of vervangen.
    De maaimachine of de motor trilt abnormaal.
    1. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    2. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    3. De bevestigingsbout van de maaischijf zit los.
    1. De onderkant van de maaikast reinigen.
    2. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    3. Draai de bout van de maaischijf vast.
    Ongelijkmatig maaipatroon.
    1. U maait steeds in hetzelfde patroon.
    2. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    1. In een ander patroon maaien.
    2. De onderkant van de maaikast reinigen.
    Close section