Inleiding

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Bewaar deze handleiding voor toekomstig gebruik.

U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over productveiligheid en accessoires, voor instructiematerialen aangaande de bediening, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.

g017365

U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring.

Nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1349 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids- en gebruiksvoorschriften, zal dit type machine in de praktijk een veel lager motorkoppel hebben. Ga naar www.Toro.com om de specificaties van het model van uw machine te zien.

Laat de bedieningsorganen en het afgesteld motortoerental ongemoeid, anders kan er een onveilige situatie ontstaan waardoor u letsel kunt oplopen.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm 14910.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Houd u aan deze veiligheidsinstructies om het risico op letsel te verminderen.

Toro heeft deze machine ontworpen voor en getest op veilig gebruik. Als u zich echter niet houdt aan de volgende instructies kan dit lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

Het is van essentieel belang dat u en eventuele andere gebruikers van de maaier de inhoud van deze handleiding lezen en begrijpen voordat de machine voor het eerst wordt gestart om maximale veiligheid en de beste prestaties te garanderen en zodat u kennis over het product opdoet. Let men name op het symbool voor veiligheidswaarschuwingen (Figuur 2) dat Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid' kan betekenen. Zorg dat u de instructies leest en begrijpt, dit is belangrijk voor de veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk letsel.

Algemene veiligheid

Deze maaimachine kan handen of voeten amputeren en voorwerpen uitwerpen. Als u de veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

Instructie

  • Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met bedieningsorganen en weet hoe u de machine moet gebruiken.

  • Laat nooit kinderen of personen die de instructies niet kennen, de machine gebruiken. Voor de bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.

  • Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.

  • Zorg ervoor dat u alle pictogrammen op de machine of in de instructies begrijpt.

Benzine

WAARSCHUWING: brandstof is licht ontvlambaar. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen.

  • Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die speciaal daarvoor bedoeld zijn.

  • Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken.

  • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is.

  • Als er brandstof gemorst mag u de motor niet aanzetten, maar dient u eerst de maaimachine verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.

  • Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en -containers.

Vóór ingebruikname

  • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen met een gripvaste zool. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.

  • Inspecteer eerst grondig het terrein waar u de machine wilt gebruiken en verwijder alle stenen, takken, draden, botten of andere vreemde voorwerpen.

  • Controleer vóór gebruik altijd of de beschermplaten en veiligheidsvoorzieningen zoals grasgeleiders op hun plaats zitten en naar behoren werken.

  • Controleer vóór het gebruik de draden, bevestigingsbouten en flexiblade altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde draden altijd als complete set om een goede balans te behouden.

  • Gebruik tijdens het gebruik van de trimmer te allen tijde een veiligheidsbril of oogscherm.

  • Gebruik gehoorbescherming.

Starten

  • Kantel de machine uitsluitend als dit nodig is om te starten. Houd de machine in dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op die het verst van u verwijderd is.

  • Start de motor voorzichtig volgens de instructies en hou uw voeten een eind uit de buurt van het flexiblade.

Gebruiksaanwijzing

  • Maai nooit als er mensen, met name kinderen of huisdieren in de buurt zijn.

  • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

  • Vermijd gebruik van de trimmer in nat gras, of neem bijkomende voorzorgsmaatregelen om niet uit te schuiven.

  • Let op kuilen in het terrein en andere verborgen gevaren.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen.

  • De machine mag nooit worden opgetild of gedragen terwijl de motor nog loopt.

  • Ga zeer voorzichtig te werk als u een loopmaaimachine achteruitrijdt of naar u toetrekt.

  • Wandelen, nooit rennen.

  • Hellingen:

    • Maai niet op al te steile hellingen.

    • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

    • Wees voorzichtig in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw evenwicht te verliezen.

    • Houd bij het werken met de machine altijd beide handen op de duwboom.

    • Als u steile hellingen wilt maaien vanaf de top van de helling en een groter bereik nodig hebt, bind de machine dan nooit aan een touw. Gebruik de optieset met duwboomverlenging.

    • Wees uiterst voorzichtig op hellingen.

    • Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.

  • Zet de motor stil als u de machine schuin moet houden, bijvoorbeeld voor transport, bij het oversteken van een oppervlak zonder gras, en bij het vervoer van en naar het te maaien terrein.

  • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen en andere uitlaatgassen kunnen verzamelen.

  • Zet de motor af

    • elke keer als u de machine verlaat.

    • voordat u brandstof bijvult.

    • voordat u de hoogte anders instelt, tenzij instelling mogelijk is vanuit de bestuurderspositie.

  • Zet de motor af en maak de bougiekabel los:

    • voordat u verstoppingen verwijdert.

    • voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren.

    • als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt.

    • controleer de machine onmiddellijk als deze abnormaal begint te trillen.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.

Onderhoud en opslag

  • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.

  • Gebruik geen hoge druk om de machine te reinigen.

  • Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact kunnen komen met open vuur of vonken.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

  • Om het risico van brand te verminderen, moet u de motor, de geluiddemper, het accucompartiment en de benzinetank vrij van gras, bladeren of overtollig vet houden.

  • Vervang versleten of beschadigde onderdelen met het oog op een veilig gebruik.

  • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

  • Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dit dan buiten.

  • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. Laat de motor niet met een te hoog toerental lopen omdat dit de kans op ongevallen kan vergroten.

  • Wees voorzichtig als u de machine afstelt, teneinde te voorkomen dat uw vingers bekneld raken tussen het bewegende flexiblade en de vaste onderdelen van de machine.

  • Om de beste prestaties en een veilig gebruik te verzekeren, dient u uitsluitend originele Toro-onderdelen en accessoires te gebruiken. Gebruik nooit universele onderdelen en accessoires; deze kunnen de veiligheid in gevaar brengen.

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen.

Geluidsdruk

Deze machine produceert een geluidsdruk op het oor van de bestuurder van 90 dBA. Dit omvat een onzekerheidswaarde (K) van 2 dBA. De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN 14910.

Geluidsniveau

Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 100 dBA. Dit omvat een onzekerheidswaarde (K) van 2 dBA. Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in ISO 11094.

Voorzichtig

Langdurige blootstelling aan lawaai tijdens het gebruik van de machine kan enig gehoorverlies veroorzaken.

Draag geschikte oorbescherming als u de machine langdurig gebruikt.

Trilling

Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 7,7 m/s2

Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 5,5 m/s2

Onzekerheidswaarde (K) = 3 m/s2

De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 14910.

Voorzichtig

Langdurige blootstelling aan trillingen tijdens het gebruik van de machine kan enige stijfheid van de handen en polsen veroorzaken.

Draag trillingsdempende handschoenen als u de machine langdurig gebruikt.

Veiligheids- en instructiestickers

Important: Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang beschadigde stickers.

decal111-5392
decal94-8072
g017409
g017410
g017414

Montage

De handgreep monteren

  1. Schuif 2 bussen op het frame.

    g017333
  2. Plaats de onderste handgreep tussen de bussen en bevestig met 1 handgreepbout, 2 ringen en 1 moer.

    Note: Plaats de onderste handgreep tussen de bussen met de veiligheidsinrichting aan de rechterkant.

  3. Herhaal deze procedure aan de andere kant.

  4. Zorg ervoor dat de gaten van de bovenste handgreep overeenkomen met die van de onderste handgreep.

    g017328
  5. Breng de U-bout door de bovenste en onderste handgreep en bevestig met een ring en een handwiel.

  6. Bevestig de gasinrichting aan de buitenkant van de duwboom en bevestig met een moer en een bolkopschroef.

    g017337

De voetstop monteren

Bevestig de voetstop aan de bout aan de rechterkant van de onderste handgreep met een moer en 2 ringen (Figuur 6).

Note: Installeer de voetstop met het onderste gat in de voetstop, zie Figuur 6.

g027774

De motor bijvullen met olie

Important: Uw machine wordt geleverd zonder olie in het carter. Vul het carter met olie voordat u de motor start.

Max. olievolume: 0,59 l, type: multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL of hoger volgens het American Petroleum Institute (API).

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok (Figuur 7).

    g017332
  3. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven (Figuur 8).

    g017338

    Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figuur 7. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder De motorolie verversen.

  4. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    Important: Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie De motorolie verversen.

Algemeen overzicht van de machine

g017341
g017335
TypeMaaibreedteProductbreedteProducthoogteLengteGewichtMotortoerentalMaaihoogtebereik
02612457 mm574 mm1000 mm140 cm17,7 kg3150 +0/-10016 mm – 36 mm

Gebruiksaanwijzing

De brandstoftank vullen

Gevaar

Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat een statische lading de benzine tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem gemorste benzine op.

  • Rook niet als u omgaat met benzine, en houd benzine uit de buurt van open vuur of brandstof.

  • Bewaar benzine in een goedgekeurd benzinevat en buiten bereik van kinderen.

Aanbevolen brandstof:

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

  • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

g017340

Het motoroliepeil controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek.

    3. Steek de peilstok in de vulbuis maar schroef deze niet vast.

    4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

    5. Raadpleeg Figuur 12 om het juiste oliepeil op de peilstok te bepalen.

      g017332
    6. Giet als het oliepeil te laag is langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

      Note: Maximaal vullen: 0,59 l, multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL van het American Petroleum Institute (API).

      Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in Figuur 12. Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder De motorolie verversen.

    7. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

      Important: Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie .

    De maaihoogte instellen

    Waarschuwing

    Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met bewegende onderdelen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.

    • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    • Gebruik handschoenen als u het flexiblade vastneemt.

    Voorzichtig

    Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.

    Zet de maaihoogte op de gewenste stand.

    1. Draai de brandstofschakelaar op Uit.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Kantel de machine op haar linkerkant.

    4. Trek beschermende handschoenen aan en verwijder het flexiblade.

    5. Verwijder de bevestigingsbout.

    6. Stel de afstandsstukken weer in op de gewenste hoogte en breng het flexiblade vervolgens opnieuw aan (Figuur 13).

      g029101

      Note: Het grote afstandsstuk moet altijd direct onder de propeller geplaatst worden.

    Motor starten

    1. Plaats de gashendel in de chokestand. Zorg ervoor dat de brandstofschakelaar zich in de Aan-stand bevindt.

      g017346
    2. Houd de motorstophendel tegen de handgreep.

      g017334
    3. Plaats uw voet op het maaidek en kantel de machine in uw richting (Figuur 16).

      g017329
    4. Trek aan de handgreep van het startkoord.

    Note: Als de motor na enkele pogingen niet wil starten, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

    De choke afstellen

    Gebruik de gasinrichting om de choke af te stellen (Figuur 17).

    g017367

    Motor afzetten

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer of de motor binnen 3 seconden stopt nadat u de bedieningsstang hebt losgelaten.
  • Om de motor af te zetten, laat u de bedieningsstang los (Figuur 18).

    Important: Als u de motorstophendel loslaat, moeten zowel de motor als het flexiblade binnen de 3 seconden stoppen. Als dit niet gebeurt, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.

    g017366

    Tips voor bediening en gebruik

    Algemene maaitips

    Waarschuwing

    Gebruik van de machine op hellingen steiler dan 45° leidt tot ernstige beschadiging van de motor door onvoldoende smering. Mogelijk kunnen kleppen vast komen te zitten, zuigers gekrast worden of krukaslagers verbranden.

    • Voordat u de machine op een helling of talud gebruikt moet u deze onderzoeken en de hellingsgraad bepalen.

    • Gebruik de machine niet op hellingen steiler dan 45°.

    • Verwijder stokken, stenen, draden, takken en andere rommel die het flexiblade kan raken, uit het werkgebied.

    • Zorg ervoor dat het flexiblade geen vaste voorwerpen raakt. Ga bij het trimmen nooit met opzet over een voorwerp.

    • Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de machine op beschadiging controleren.

    • De beste resultaten krijgt u door een nieuw flexiblade te monteren voordat het maaiseizoen begint.

    • Vervang indien nodig het flexiblade door een flexiblade van Toro.

    Gras maaien

    • U moet telkens niet meer dan ongeveer één derde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan 30 mm (02602/02604) of 32 mm (02606), tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. Zie De maaihoogte instellen.

    • Het wordt afgeraden om gras te maaien dat langer is dan 15 cm. Als het gras te hoog is, kan de machine verstopt raken en de motor afslaan.

    • Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan.

      Waarschuwing

      Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het flexiblade en ernstig letsel oplopen.

      Trim uitsluitend in droge omstandigheden.

    • Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.

    • Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen:

      • Vervang het flexiblade.

      • Loop langzamer tijdens het maaien.

      • Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.

      • Maai het gras vaker.

      • Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien.

    Bladeren fijnmaken

    • Na het maaien moet altijd 50% van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.

    • Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Controleer of de motor binnen 3 seconden stopt nadat u de bedieningsstang hebt losgelaten.
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Na elk gebruik
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren en indien nodig vervangen.
  • Vóór de stalling
  • Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt.
  • Reinig het koelsysteem, verwijder maaisel of vuil van de koelribben van de motor en van de startmotor. Reinig het systeem vaker in vuile omstandigheden.
  • Jaarlijks
  • Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Ververs de motorolie.
  • Vervang het flexiblade.
  • Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden

    1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 19) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

      g017342
    3. Nadat u de onderhoudswerkzaamheden hebt uitgevoerd, moet u de kabel weer aansluiten op de bougie.

      Waarschuwing

      Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief en kan brandwonden veroorzaken.

      Laat de motor drooglopen of pomp de benzine met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.

      Important: Kantel de maaimachine altijd op de zijkant, met de peilstok omlaag.

    Het luchtfilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
    1. Druk de lippen van de vergrendeling op de bovenzijde van het luchtfilterdeksel omlaag (Figuur 20).

      g017339
    2. Open het deksel.

    3. Verwijder het filter (Figuur 20).

    4. Inspecteer het filter en vervang dit als het beschadigd of heel erg vuil is.

    5. Inspecteer het papieren luchtfilterelement.

      1. Als het filter is beschadigd of nat is van olie of brandstof, moet u het vervangen.

      2. Als het luchtfilter vuil is, klop er dan een paar keer mee op een harde ondergrond of blaas met perslucht onder een druk van minder dan 2,07 bar door de zijde van het filter die naar de motor is gericht.

        Note: Borstel het vuil niet uit het filter, als u borstelt wordt het vuil in de vezels geduwd.

    6. Verwijder vuil van de luchtfilterbehuizing en het deksel met een vochtige doek. Veeg geen vuil in de luchtgang.

    7. Plaats het filter op de juiste plaats.

    8. Plaats het deksel terug.

    De motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Jaarlijks
  • Ververs de motorolie.
    1. Controleer of de brandstoftank weinig of geen brandstof bevat zodat de brandstof niet lekt als u de maaier op de zijkant kantelt.

    2. Voordat u de olie ververst, moet u de motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm wordt.

      Note: Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.

    3. Verwijder de bougiekabel van de bougie. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    4. Verwijder de peilstok.

    5. Kantel de machine op de zijkant (met de peilstok omlaag) om de gebruikte olie via de vulbuis weg te laten lopen.

    6. Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.

    7. Giet langzaam olie in de vulbuis. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok door de peilstok schoon te vegen en in de vulbuis te steken zonder deze vast te schroeven.

      Note: Max. olievolume: 0,59 l, type: multigrade minerale olie 10W-30 met een minimale classificatie van SF, SG, SH, SJ, SL of hoger volgens het American Petroleum Institute (API).

      Note: Vul het carter van de motor met olie tot u een correct oliepeil afleest op de peilstok zoals getoond in (Figuur 21). Als u te veel olie in de motor hebt gedaan, moet u dit aftappen zoals wordt uitgelegd onder 5.

      g017332
    8. Plaats de peilstok terug en draai deze goed vast.

    9. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelpunt.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren en indien nodig vervangen.
  • Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren. Gebruik een Champion RN9YC bougie of een bougie van een equivalent type.

    1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Maak de omgeving van de bougie schoon.

    4. Haal de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.

    5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Figuur 22).

      g017548
    6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.

    7. Draai de bougie vast met een torsie van 20 N·m.

    8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Het flexiblade vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Vervang het flexiblade.
  • Important: U hebt een momentsleutel nodig om het flexiblade op correcte wijze te monteren. Als u geen momentsleutel hebt of niet goed weet hoe u de montage moet uitvoeren, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer.

    Controleer de flexiblade-eenheid telkens wanneer de benzinetank leeg is. Een beschadigde flexiblade-eenheid moet direct worden vervangen.

    1. Maak de bougiekabel los van de bougie. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    2. Kantel de maaimachine op zijn zij met het luchtfilter naar boven.

    3. Gebruik een blok hout om het flexiblade stil te houden.

    4. Verwijder het flexiblade door de mesbout linksom te draaien (Figuur 23) en bewaar alle bevestigingsmaterialen.

      g029101
    5. Monteer het nieuwe flexiblade door de bout rechtsom te draaien (Figuur 23) en monteer het bevestigingsmateriaal.

    6. Gebruik een momentsleutel om de bout vast te draaien met een torsie van 25 N·m.

      Important: Een bout die is vastgedraaid met een torsie van 25 N·m zit erg vast. Zet het flexiblade vast met een stuk hout en plaats uw volle gewicht achter de (dop)sleutel om de bout goed vast te draaien. Het is erg moeilijk om deze bout te vast aan te draaien.

    De machine schoonmaken

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Na elk gebruik
  • Verwijder al het maaisel en vuil van de machine.
  • Waarschuwing

    Er kan materiaal losraken dat zit vastgekoekt aan de onderkant van de maaimachine.

    • Draag oogbescherming.

    • Blijf in de bedrijfsstand (achter de handgreep).

    • Houd omstanders uit de buurt.

    1. Kantel de maaimachine op de zijkant.

    2. Gebruik een borstel of perslucht om gras en vuil van het uitlaatscherm, de bovenste kap en de aangrenzende maaidekoppervlakken te verwijderen.

    Stalling

    Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats.

    Voorbereidingen voor stalling

    Waarschuwing

    Benzinedampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Bewaar benzine niet langer dan 30 dagen.

    • Stal de machine nooit in een afgesloten ruimte in de nabijheid van open vuur.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt.

    1. Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult, moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine volgens de voorschriften van de fabrikant.

    2. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan brandstof.

    3. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.

    4. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de brandstof voldoende verbruikt.

    5. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    6. Verwijder de bougie, giet 30 ml olie in de bougie-opening en trek verschillende keren langzaam aan het startkoord om de olie over de cilinderwand te verspreiden teneinde corrosie in de stallingsperiode te voorkomen.

    7. Plaats de bougie en draai hem met behulp van een momentsleutel vast met een torsie van 20 N·m.

    8. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet.
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt.
    3. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    4. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De ventilatieopening van de brandstoftankdop reinigen of dop vervangen.
    3. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    4. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine. Neem contact op met een erkende servicedealer, als het probleem blijft voortduren.
    De motor start moeilijk of verliest vermogen
    1. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt.
    2. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    3. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    5. Het oliepeil is te laag, te hoog of de olie is heel erg vuil.
    6. De brandstoftank bevat oude benzine.
    1. De ventilatieopening van de brandstoftankdop reinigen of dop vervangen.
    2. Het schuimelement reinigen en/of het papierelement vervangen.
    3. De onderkant van de maaikast reinigen.
    4. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    5. Motoroliepeil controleren. Ververs de olie als deze vuil is of tap olie af tot het oliepeil tot de Vol-markering op de peilstok staat.
    6. Brandstoftank aftappen en vullen met verse benzine.
    De motor loopt onregelmatig
    1. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie.
    2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.
    3. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.
    1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
    2. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is.
    3. Het schuimelement reinigen en/of het papierelement vervangen.
    De maaimachine of de motor trilt abnormaal
    1. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    2. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    3. De bevestigingsbout zit los.
    1. De onderkant van de maaikast reinigen.
    2. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    3. De bevestigingsbout vastdraaien.
    Ongelijkmatig maaipatroon
    1. U maait steeds in hetzelfde patroon.
    2. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil.
    1. In een ander patroon maaien.
    2. De onderkant van de maaikast reinigen.