Inleiding

De bladblazer wordt getrokken door een zitmaaier die bedoeld is voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is ontworpen om door middel van blaaskracht snel grote gebieden vrij te maken van ongewenste verontreiniging op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g029815

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Important: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger. Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code), Afdeling 4442, van de Staat Californië. In andere landen of staten kunnen soortgelijke wetten van kracht zijn.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Elektromagnetische compatibiliteit
Nationaal: Dit apparaat voldoet aan de FCC Rules Part 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
Dit apparaat genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en als het niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd en gebruikt, precies volgens de instructies van de fabrikant, kan het interferentie veroorzaken voor de ontvangst van radio en televisie. Het is op type getest en geconstateerd is dat het binnen de grenzen ligt van een FCC klasse B computerapparaat in overeenstemming met de specificaties in Subpart J van Part 15 van de FCC Rules, zoals hierboven vermeld. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:Richt de ontvangstantenne opnieuw, verplaats de afstandsbediening-ontvanger ten opzichte van de radio-/tv-antenne of sluit de controller aan op een ander stopcontact, zodat de controller en de radio/tv op verschillende vertakte circuits werken.Indien nodig moet de gebruiker de dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur raadplegen voor aanvullende suggesties.De gebruiker vindt wellicht het volgende boekje, opgesteld door de Federal Communications Commission, nuttig: 'How to Identify and Resolve Radio-TV Interference Problems'. Dit boekje is verkrijgbaar bij de U.S. Government Printing Office, Washington, DC 20402. Voorraadnr. 004-000-00345-4.
FCC ID: W7OMRF24J40MDME-Base, OA3MRF24J40MA-Hand Held
IC: 7693A-24J40MDME-Base, 7693A-24J40MA-Hand Held
Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet interferentie accepteren, waaronder interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Japan certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Mexico certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Korea certificaat elektromagnetische compatibiliteit(sticker geleverd in afzonderlijke set)
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Singapore certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:TWM240007_IDA_N4021-15
RF2CAN:TWM-240005_IDA_N4024-15
Marokko certificaat elektromagnetische compatibiliteit
AGREE PAR L’ANRT MAROC
  
Numero d’agrement: MR 14092 ANRT 2017
Delivre d’agrement:29/05/2017

Voorzichtig

Als een gebruiker veranderingen of wijzigingen aanbrengt die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor compliantie kan dit de bevoegdheid van de gebruiker om het apparaat te gebruiken ongeldig maken.

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002.

Veiligheid

Risicobeheersing en ongevallenpreventie zijn afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met de opslag, het gebruik, het transport en het onderhoud van de machine. Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Om het risico van lichamelijk of dodelijk letsel te verminderen, moet u zich aan de volgende veiligheidsinstructies houden.

Veilige bediening

De volgende instructies zijn gebaseerd op de ANSI-norm B71.4-2012.

Instructie

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.

Vóór ingebruikname

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige schoenen en gehoorbescherming. Draag lang haar en loszittende kleding niet los, en draag geen juwelen.

  • Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.

  • Houd alle omstanders uit de buurt van het werkgebied.

  • Laat alle veiligheidsschermen en veiligheidsvoorzieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u de machine gaat gebruiken. Draai ook losse moeren, bouten of schroeven vast zodat veilig met de machine kan worden gewerkt.

  • Controleer of de instrumenten die registreren dat de bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

Veilig omgaan met brandstof

  • Om letsel en schade te voorkomen, dient u bijzonder voorzichtig te zijn bij de omgang met benzine. Brandstof is bijzonder brandbaar en de damp ervan is explosief.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt.

  • Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

  • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

  • Vul vaten nooit in een voertuig of vrachtwagen of op een oplegger met plastic afdekking. Plaats vaten die u wilt vullen altijd op de grond, uit de buurt van uw voertuig.

  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een vulpistool.

  • Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Vergrendel het vulpistool niet in de open stand.

  • Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de brandstoftankdop terug en draai deze goed aan.

Bediening

  • Gebruik de bladblazer alleen als deze niet aangesloten is op een trekvoertuig.

  • Wees zeer voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

  • Gebruik de motor niet en richt de blazer niet op een besloten ruimte zonder adequate ventilatie. Uitlaatgassen zijn gevaarlijk en kunnen de dood veroorzaken.

  • Dit product kan een geluidsniveau van meer dan 85 dB(A) produceren bij de bestuurdersstoel. Bij langdurige blootstelling aan lawaai wordt geadviseerd gehoorbescherming te gebruiken om de kans op blijvende gehoorschade te verminderen.

  • Let goed op als u de machine gebruikt. Leef volgende instructies na om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest:

    • Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Rij niet te dicht langs bunkers, greppels, sloten of andere gevaarlijke punten.

    • Verminder uw snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling.

    • Vermijd plotseling starten en stoppen.

    • Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter de machine bevindt.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang.

  • Blijf uit de buurt van de afvoeropening als de machine in bedrijf is. Houd alle omstanders uit de buurt van de afvoeropening en houd de afvoeropening nooit naar omstanders gericht.

  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als het in de buurt bliksemt, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en de top van een helling niet kan bereiken, mag u de machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden.

  • Neem geen risico's die letsel kunnen veroorzaken! Als er onverwachts een persoon of huisdier in of in de buurt van het werkgebied verschijnt, moet u stoppen met uw werkzaamheden.Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met uw werk als er niets of niemand meer in het werkgebied is.

  • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze hebt afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

De afstandsbediening gebruiken

  • Lees alle instructies en volg deze op.

  • Niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot persoonlijke verwondingen, beschadiging van apparatuur en verlies van de toestemming om met de apparatuur te werken.

  • Gebruik en behoud een correcte bekabeling. Volg de instructies van de fabrikant op. Onjuiste, losse en versleten bekabeling kan de motor beschadigen of ertoe leiden dat de apparatuur niet altijd of helemaal niet werkt.

  • Door aan de apparatuur veranderingen of aanpassingen te maken die niet uitdrukkelijk toegestaan worden door de fabrikant vervalt de garantie

  • Eigenaars/gebruikers van de apparatuur moeten alle geldende federale, lokale en staatsvoorschriften aangaande de installatie en het gebruik van de apparatuur naleven. Niet-naleving kan straffen tot gevolg hebben en ertoe leiden dat het recht om de apparatuur te gebruiken komt te vervallen.

  • Voorafgaand aan het gebruik ervoor zorgen dat de machine en de omgeving vrij is van obstakels. Stel de afstandsbediening pas in werking als u zeker bent dat dit veilig is.

  • Schakel de stroom van de RF2CAN en TEC2403 controllers uit door het circuit los te koppelen van de vermogenbron.

  • Gebruik een vochtige doek om de onderdelen schoon te houden. Verwijder modder, beton, vuil enz. na gebruik om te voorkomen dat knoppen, hendels, kabels of schakelaars geklemd of verstopt raken.

  • Laat geen vloeistoffen in de behuizing van de afstandsbediening en de basiseenheid komen. Gebruik geen hogedrukapparatuur om de afstandsbediening of basiseenheid schoon te maken.

  • Koppel de RF2CAN en TEC2403 controller af voordat u laswerken uitvoert aan de machine. Als u de controllers niet afkoppelt, kan dat leiden tot vernieling of beschadiging van de controllers.

  • Gebruik en stal eenheden alleen conform de vermelde gebruiks- en opslagtemperaturen.

Onderhoud en opslag

  • Laat de motor eerst afkoelen voordat u de machine stalt, en stal deze niet in de nabijheid van een open vuur.

  • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten als u de machine stalt of transporteert. U mag brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis aftappen uit de brandstoftank.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Plaats onderdelen op assteunen indien dit nodig is.

  • Maak de accukabels los of verwijder de bougies voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.

  • Haal de sleutel uit het contactslot om te voorkomen dat de motor per ongeluk gestart wordt tijdens service, afstellen of opbergen.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro-dealer.

  • Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij houden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil. Was nooit een hete motor of elektrische aansluitingen met water.

  • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken. Controleer regelmatig of de bevestigingsbouten en moeren van het lager van de ventilatoras zijn vastgedraaid volgens de specificaties.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de ventilator en andere bewegende delen houden.

  • Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller.

  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als u de machine gebruikt met werktuigen die niet zijn goedgekeurd.

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Gebruik een oprijplaat over de volledige breedte om de machine op een aanhangwagen of vrachtwagen te rijden.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal115-5105
decal115-5106
decal115-5113
decal119-6165
decal131-6766

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De accu aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Vaseline (niet meegeleverd) A/R
  1. Maak de klemmen los waarmee de accu is bevestigd op de accubak (Figuur 3).

    g029816

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden.

    • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.

    • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.

  2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu.

    Waarschuwing

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

  3. Bevestig de minkabel (zwart) aan de min (–) pool van de accu.

  4. Smeer vaseline op de accupolen en de bevestigingen om corrosie te voorkomen.

  5. Plaats het accudeksel en zet het vast met de pennen.

De trekhaak aan de afvalblazer monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bladblazer 1
Trekhaak 1
Bout (⅜" x 3") 2
Flensmoer (⅜") 2
Trekhaak 1
Bout (⅝" x 4½") 2
Borgmoer (⅝") 2
  1. Plaats de bladblazer op een vlak, horizontaal oppervlak.

  2. Plaats de trekhaakbuis in de framesteunen (Figuur 4). Bevestig de buis aan het frame met 2 bouten (⅜" x 3") en flensmoeren (⅜"). Draai vast met een torsie van 40 N·m.

    g007878

    Note: De trekhaakbuis kan 180 graden worden gedraaid om te passen bij verschillende trekhaakhoogten.

De afvalblazer op het trekvoertuig aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Koppelpen 1
Gaffel 1
  1. Koppel het trekvoertuig aan de blazer.

  2. Stel de blazer-trekhaak als volgt in op hetzelfde niveau als het sleepvoertuig:

    • Plaats de trekhaakbuis op een assteun om deze evenwijdig met de grond te houden.

    • Verwijder de bouten en borgmoeren waarmee de trekhaak is bevestigd (Figuur 4) aan de trekhaakbuis.

    • Beweeg de gaffel omhoog of omlaag naar de stand ongeveer op dezelfde hoogte als de trekhaak van het trekvoertuig.

    • Bevestig de gaffel aan de trekhaak met de bouten en borgmoeren die u eerder hebt verwijderd en draai vast met een torsie van 203 N·m. Zorg dat het frame van de bladblazer evenwijdig is met de grond.

  3. Stel de trekhaakbuis in om te zorgen dat de blazer niet in contact komt met het trekvoertuig bij het draaien als volgt:

    • Verwijder de bouten en de moeren waarmee de trekhaakbuis is bevestigd aan de framesteunen (Figuur 4).

    • Zet de buis vast aan het frame met de bouten en de flensmoeren.

  4. Sluit de trekhaak van de blazer aan op de haak van het trekvoertuig met de koppelpen en de gaffel (Figuur 5).

    g008175

De afstandsbediening monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Afstandsbediening1
AAA-batterijen4
Schroeven (klein)6
  1. Verwijder de elastiekjes waarmee beide helften van de afstandsbediening aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterdeksel.

  2. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst (Figuur 6).

    Note: Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de machine niet beschadigd, maar ze zal niet functioneren. Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven.

    g029817
  3. Zorg ervoor dat de stalen pakking en de rubberen afdichting in de groef in de afstandsbediening zitten en plaats het achterdeksel op zijn plaats (Figuur 6).

  4. Bevestig het deksel met 6 schroeven (Figuur 6) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

Algemeen overzicht van de machine

Motor afzetten

Druk op de knop Motor afzetten om de motor uit te schakelen (Figuur 7).

g029818

Motor starten

Druk na het voltooien van de startprocedure op de Motor-Starten knop om de motor te starten (Figuur 7). Raadpleeg Motor starten voor de startprocedure.

Afvoerrichting

Druk op de rechter- of linkerknop om de afvoer te draaien in de gewenste richting (Figuur 7).

Motortoerental

Druk op de knop Motortoerental verhogen (haas) of op de knop Motortoerental verlagen (schildpad) om de snelheid van de motor te verhogen of te verlagen (Figuur 7). Als u tegelijkertijd op de knop Motortoerental verhogen en de knop Motortoerental verlagen drukt, zal de motor terug stationair draaien.

Contactschakelaar

De contactschakelaar (Figuur 8), waarmee u de motor start en afzet, heeft drie standen: UIT, LOPEN en START. Draai het sleuteltje naar rechts op START om het voertuig te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje gaat automatisch naar de stand LOPEN. Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje linksom naar de stand UIT.

Chokehendel

Om een koude motor te starten, moet u de chokehendel (Figuur 8) in de stand AAN zetten.

g029819

Urenteller

De urenteller (Figuur 8) toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest.

Diagnoselampje

Het diagnoselampje (Figuur 9) bevindt zich onder de urenteller en geeft de storingscodes van de machine aan. Nadat u het sleuteltje op de stand LOPEN hebt gedraaid, zal het diagnoselampje 5 seconden branden, 5 seconden uitgaan en dan 3 keer per seconde knipperen totdat u op een knop van de afstandsbediening drukt. Als het lampje 5 seconden brandt en dan 10 keer per seconde knippert (met of zonder een pauze van 5 seconden), is er een storing in de machine; zie Storingscodes controleren.

Note: Als u een knop op de afstandsbediening indrukt als u de machine start, zal het lampje niet 3 keer per seconde knipperen nadat het gedurende 5 seconden is uitgegaan.

g029824

Eigenschappen van de radio

Frequentie2,4 GHz
Max. outputvermogen19,59 dBm

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Brandstof bijvullen

  • Inhoud brandstoftank: 18,9 liter

  • Aanbevolen brandstof

    • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije brandstof met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

    • Ethanol: Brandstof met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tert-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Brandstof met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit brandstof die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol) of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte brandstof gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

    • Geen brandstof gebruiken die methanol bevat.

    • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

    • Meng nooit olie door brandstof.

Important: Gebruik nooit andere brandstofadditieven dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen stabilisatoren op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of isopropanol.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

  • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de tank of een blik met conditioner.

  • Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.

Gebruik van stabilisator/conditioner

Gebruik van stabilisator/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:

  • Houdt de brandstof vers gedurende stalling van 90 dagen of minder. Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank.

  • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.

  • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden

Important: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.

Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de brandstof toe.

Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd een stabilisator om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.

Brandstoftank vullen

  1. Zet de motor af.

  2. Reinig de omgeving van de dop van de hydraulische tank en verwijder de dop (Figuur 10).

    Note: De dop van de brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft.

    g020714
  3. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm onder de onderkant van de vulbuis staat.

    Note: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal vullen.

  4. Draai de tankdop stevig vast.

  5. Neem gemorste brandstof op.

Het motoroliepeil controleren

Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren.

Bandenspanning controleren

De bandenspanning controleren (Figuur 11).

De luchtdruk in de banden moet 0,97 bar zijn.

g001055

Torsie van wielmoeren controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Torsie van wielmoeren controleren.
  • Controleer de torsie van de wielmoeren aan het begin en na de eerste 10 uur gebruik.

    Waarschuwing

    Indien de correcte torsie niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt.

    Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m.

    Motor starten

    Waarschuwing

    Draaiende onderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken.

    • Houd uw handen, voeten, haren en kleding uit de buurt van alle bewegende onderdelen om letsel te voorkomen.

    • Gebruik de machine nooit als de kappen, schermen of afdekplaten zijn verwijderd.

    1. Zorg ervoor dat de bladblazer aan het trekvoertuig is bevestigd voordat u de bladblazer inschakelt.

    2. Zet de chokehendel op AAN voordat u een koude motor start.

      Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Zodra de motor start, zet u de chokehendel op UIT.

    3. DRAAI HET CONTACTSLEUTELTJE NAAR DE STAND StartFiguur 12.

      Note: Als het contact lange tijd in de stand LOPEN heeft gestaan, zet het sleuteltje dan eerst naar de stand UIT voordat u probeert te starten.

      g029819
    4. De motorstarter wordt pas in werking gesteld als u de startknop indrukt terwijl de modus voor motorstartinschakeling actief is. De modus voor motorstartinschakeling wordt pas actief als u de volgende sequentie om de motor te starten hebt uitgevoerd (Figuur 13):

      • Druk op de knop START.

      • Druk dan op de knop links draaien.

      • Druk dan op de knop rechts draaien.

      • Druk dan op de knop START en houd deze ingedrukt tot de motor start.

        g029818

      Note: Er is een tijdslimiet van 3 seconden tussen elke keer dat u een knop indrukt. Als de volgende knop in de reeks niet binnen de 3 seconden wordt ingedrukt, wordt de sequentie afgebroken en moet u deze van voor af aan herbeginnen.

      Note: Ook als u een andere knop indrukt dan degene die in de sequentie moet volgen, wordt de sequentie afgebroken.

      Note: Als u de knop START niet indrukt binnen de 10 seconden nadat de knop RECHTS DRAAIEN werd ingedrukt, of u drukt in deze periode op een andere knop, verloopt de modus voor motorinschakeling.

      Note: De modus voor motorinschakeling blijft 10 seconden geldig nadat u de knop RECHTS DRAAIEN hebt ingedrukt. Gedurende deze periode kunt u de motor starten door op de knop START te drukken. Deze periode wordt niet langer als u op de knop START drukt; de maximale tijdsduur waarin de startrelaisbediening actief kan zijn bedraagt 10 seconden vanaf het moment dat de knop RECHTS DRAAIEN ingedrukt wordt. Als de modus voor motorinschakeling verlopen is, moet u de sequentie voor motorinschakeling opnieuw uitvoeren om de startrelaisbediening in te schakelen met de knop START. Als u de knop START hebt losgelaten, kunt u deze sequentie gedurende 10 seconden niet uitvoeren.

      Note: Als de sequentie wordt afgebroken of de modus voor motorinschakeling verloopt, keren de knop LINKS DRAAIEN en de knop RECHTS DRAAIEN terug naar hun normale functionaliteit en kunt u hiermee de motor van het kanaal bedienen.

      Important: Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 10 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.

    5. Zodra de motor start, zet u de chokehendel op UIT. Als de motor afslaat of hapert, zet u de chokehendel weer gedurende een paar seconden op AAN. Daarna zet u de gashendel op de gewenste stand. Herhaal dit indien nodig.

    De motor afzetten

    1. Verlaag het motortoerental naar ¾ gas.

    2. Druk op de knop STOP op de afstandsbediening.

    3. Als u de machine verlaat, moet u de sleutel in de stand UIT draaien en deze uit de motor verwijderen (Figuur 12).

    Starten, stoppen en uitschakeling door inactiviteit

    U kunt de afstandsbediening activeren (inschakelen) door op om het even welke knop te drukken. Om de batterij te sparen blijft de afstandsbediening ongeveer 3 seconden actief voordat ze automatisch uitgeschakeld wordt, tenzij u binnen de 3 seconden op een knop drukt. Als er een time-out van de eenheid optreedt en deze wordt uitgeschakeld, doven alle ledlampjes van de afstandsbediening (Figuur 14). Druk op om het even welke knop om de afstandsbediening in te schakelen.

    g029818

    Zuinige modus (inactief)

    De RF2CAN en TEC2403 controller schakelen over op zuinige modus (tot een uit- en inschakeling plaatsvindt) als de basiseenheid langer dan tweeënhalf uur inactief is zonder communicatie van de afstandsbediening. De zuinige modus is een status van laag stroomverbruik van de basiseenheid. In de zuinige modus communiceert de basiseenheid niet met de afstandsbediening, heeft ze geen actieve output en werkt ze niet als normaal.

    • In de time-outmodus loopt de motor niet (of deze slaat af) en de afstandsbediening bedient geen enkele functie.

    • Om de controller uit de time-outmodus te halen, zet u de sleutel naar de stand UIT en vervolgens naar de stand LOPEN.

    • Om te voorkomen dat de time-outfunctie in werking treedt tijdens het bedienen, moet u minstens om de tweeënhalf uur de afstandsbediening gebruiken, het kanaal draaien of het toerental aanpassen.

    Instellen van de afvoerrichting

    U kunt de richting van de afvoeropening veranderen van rechts in links door de juiste knop op de afstandsbediening in te drukken (Figuur 15).

    g029818

    Tips voor bediening en gebruik

    Waarschuwing

    De uitgeblazen lucht heeft een aanzienlijke kracht en waardoor u letsel kunt oplopen of wegglijden.

    • Blijf uit de buurt van de afvoeropening als de machine in bedrijf is.

    • Houd omstanders uit de buurt van de afvoeropening als de machine in bedrijf is.

    Gevaar

    Als de machine omkantelt, kan dit ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

    • Gebruik de machine nooit op steile hellingen.

    • Rij de machine hellingen op en af; werk nooit dwars op een helling.

    • U mag nooit plotseling stoppen of starten bij het op- en afrijden van een helling.

    • Let op kuilen in het terrein of andere verborgen gevaren. Om te voorkomen dat de machine omkantelt of dat u de controle over de machine verliest, moet u niet te dicht langs greppels, sloten of steil aflopende hellingen rijden.

    • Als het trekvoertuig stopt terwijl de machine omhoog rijdt, rijd dan langzaam omlaag. Probeer niet te keren.

    • Gebruik de bladblazer alleen als deze niet aangesloten is op een trekvoertuig.

    • Oefen in het gebruik van de blazer. Blaas met de wind mee om te voorkomen dat het afval wordt teruggeblazen naar het gebied dat is schoongemaakt.

    • Let op de richting van de afvoer van de machine en laat deze naar niemand wijzen.

    • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

    • Verminder uw snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling

    • Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter de machine bevindt.

    • Gebruik de motor niet en richt de blazer niet op een besloten ruimte zonder adequate ventilatie. Uitlaatgassen zijn gevaarlijk en kunnen de dood veroorzaken.

    • Draai tijdens het gebruik de motor op het volle vermogen.

    • Stel de afvoeropening zo in dat deze onder het afval blaast.

    • Wees voorzichtig bij het blazen in de buurt van nieuwe beplanting, omdat de kracht van de lucht het gras zou kunnen verstoren.

    • Niet gebruiken op snelwegen.

    • Blijf uit de buurt van de afvoeropening als de machine in bedrijf is. Houd alle omstanders uit de buurt van de afvoeropening en houd de afvoeropening nooit naar omstanders gericht.

    • Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en de top van een helling niet kan bereiken, mag u de machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden.

    • Als er onverwachts een persoon of huisdier in of in de buurt van het werkgebied verschijnt, moet u stoppen met uw werkzaamheden.Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met uw werk als er niets of niemand meer in het werkgebied is.

    • Rijd niet sneller dan 32 km per uur als u de blazer vervoert.

    • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

    Important: Zet de afvoer omhoog voordat u de blazer vervoert. Als u de afvoer tijdens het vervoer omlaag laat staan, kan deze in contact komen met de grond en beschadigd worden.

    Onderhoud

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Torsie van wielmoeren controleren.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Motorscherm en oliekoeler reinigen
  • De afvoerklem en de afvoergeleiders controleren.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement van de filter en controleer het papieren element op beschadiging (doe dit vaker in stoffige of zanderige omstandigheden).
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen (doe dit vaker in stoffige of zanderige omstandigheden).
  • De motorolie verversen.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter van de koolstofhouder (vaker onderhoud uitvoeren in erg stoffige of zanderige omstandigheden).
  • Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen.
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Bougies controleren.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van instrumenten controleren       
    Brandstofpeil controleren.       
    Motoroliepeil controleren.       
    De koelribben van de motor controleren.       
    Luchtfilter controleren.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op lekkages.       
    De bandenspanning controleren.       
    Controleer het draaimoment van de afvoerbevestigingsklem.       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement van de filter en controleer het papieren element op beschadiging (doe dit vaker in stoffige of zanderige omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen (doe dit vaker in stoffige of zanderige omstandigheden).
  • Het luchtfilter controleren

    1. Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Controleer of het deksel van de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit (Figuur 16).

      Note: Beschadigde luchtfilterdeksels of -behuizingen moet u vervangen.

      g002097
    2. Open de sluitingen waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan de luchtfilterbehuizing (Figuur 16).

    3. Maak het luchtfilterdeksel los van de luchtfilterbehuizing, en reinig de binnenkant van het deksel (Figuur 16).

    4. Schuif het luchtfilterelement voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing.

      Note: Om te voorkomen dat er veel stof vrijkomt, mag u het filter niet tegen de luchtfilterbehuizing slaan.

    5. Controleer het luchtfilterelement.

    Luchtfilter vervangen

    1. Verwijder het luchtfilterelement; zie Het luchtfilter controleren.

    2. Controleer of het nieuwe filter niet is beschadigd door het transport ervan.

      Note: Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten.

      Important: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd.

    3. Monteer het nieuwe luchtfilter; zie Het luchtfilter monteren.

    Het luchtfilter monteren

    Important: Om schade aan de motor te voorkomen, mag u de motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter is gemonteerd.

    Important: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt.

    Note: Het wordt afgeraden het gebruikte luchtfilterelement te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.

    1. Reinig de opening van de vuiluitlaat op het deksel van het luchtfilter.

    2. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug.

    3. Steek het luchtfilterelement in de luchtfilterbehuizing (Figuur 16).

      Note: Zorg ervoor dat het filter op de juiste wijze is afgesloten door de buitenring van het filter aan te drukken als u het filter monteert. Druk niet op het flexibele midden van het filter.

    4. Lijn het deksel van het luchtfilter uit met de luchtfilterbehuizing (Figuur 16).

    5. Bevestig het deksel met de vergrendelingen aan de behuizing (Figuur 16).

    Onderhoud uitvoeren aan koolstofhouder

    Het luchtfilter van de koolstofhouder vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter van de koolstofhouder (vaker onderhoud uitvoeren in erg stoffige of zanderige omstandigheden).
    1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Verwijder het luchtfilter van de koolstofhouder en gooi het weg (Figuur 17).

      g029820
    3. Monteer het nieuwe luchtfilter.

    Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen.
  • Note: Controleer regelmatig of het filter van de purgeerlijn vuil is. Vervang het filter als het vuil is.

    1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. De verende slangklemmen aan beide zijden van het purgeerlijnfilter van de koolstofhouder wegnemen van het filter (Figuur 18).

      g018506
    3. Verwijder het koolstoffilter en gooi het weg (Figuur 18).

    4. Monteer een nieuw filter op de slang. De pijl op het filter moet naar de afsluitklep wijzen. Bevestig met de slangklemmen (Figuur 18).

    Motoroliepeil controleren

    Note: Ververs de olie vaker als de machine in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.

    Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SG, SH, SJ of hoger)

    Carterinhoud: met filter, 2 liter

    Viscositeit: zie onderstaande tabel.

    g000238

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het oliepeil op of onder de BIJVULLEN-markering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het oliepeil bij de VOL-markering te brengen. Niet te vol vullen. Als het oliepeil tussen de VOL- en de BIJVULLEN-markering ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    3. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 20) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren.

      g002359
    4. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 20).

    5. Schuif de peilstok helemaal in de vulbuis, maar draai hem niet vast in de buis (Figuur 20).

    6. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het metalen deel. Als het oliepeil laag is, giet u langzaam voldoende olie in de vulbuis totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt.

      Important: Niet te veel olie bijvullen en dan de motor laten draaien. Dat kan leiden tot beschadiging van de motor.

    Olie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
    1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt.

    2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.

    3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. Draai aan de aftapplug om de olie in de bak te laten lopen (Figuur 21).

      Note: Een slang kan worden geplaatst op de afvoerklep om de oliestroom te richten. De slang wordt niet bij de machine geleverd.

    5. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht.

      Note: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.

      g002148
    6. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figuur 20).

    7. Controleer het oliepeil; zie Het motoroliepeil controleren.

    8. Giet langzaam vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering bereikt.

    Motoroliefilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Note: Vervang het oliefilter vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden.

    1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Olie verversen.

    2. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de filtertussenstuk (Figuur 22) schoon.

      g001056
    3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 22).

    4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk, draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog een extra 2/3 tot 1 slag vast (Figuur 22).

    5. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Het motoroliepeil controleren.

    6. Laat de motor ongeveer drie minuten draaien, zet de motor af en controleer op olielekken rond het oliefilter.

    7. Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij.

    De afstandsbediening en basiseenheid verbinden

    Important: Lees eerst de volledige procedure voordat u de verbindingsprocedure start.

    Voordat u het systeem kunt gebruiken moet de afstandsbediening in communicatie staan met de basiseenheid. De afstandsbediening wordt door de fabrikant verbonden met de basiseenheid. Dit gebeurt door middel van de verbindingsprocedure. Als u de communicatie tussen de afstandsbediening en de basiseenheid moet herstellen (bv. als u een nieuwe of reserveafstandsbediening voor het eerst gebruikt met een bestaande basiseenheid), dient u de volgende stappen uit te voeren.

    Note: Als u de afstandsbediening met een andere basiseenheid verbindt, wordt de verbinding van die afstandsbediening met de oorspronkelijke basiseenheid verbroken.

    1. Schakel de stroom van de basiseenheid uit.

    2. Ga met de afstandsbediening in de hand in de buurt van de basiseenheid staan op een plaats waar zich geen obstakels tussen de twee organen bevinden.

    3. Houd tegelijkertijd de knop RECHTS DRAAIEN en de knop LINKS DRAAIEN ingedrukt. Het ledlampje zal ongeveer één keer per seconde knipperen.

    4. Hou de twee knoppen ingedrukt tot het ledlampje ongeveer twee keer per seconde knippert.

    5. Laat de knoppen los.

    6. Hou de knop LINKS DRAAIEN ingedrukt. Het ledlampje zal ongeveer twee keer per seconde knipperen.

    7. Blijf de knop LINKS DRAAIEN ingedrukt houden en draai het sleuteltje naar de stand LOPEN. Het ledlampje blijft branden als de procedure gelukt is.

      Note: Dit kan tot 20 seconden duren.

    8. Laat de knop LINKS DRAAIEN los.

      Het systeem kan nu worden gebruikt met die specifieke afstandsbediening.

      g029818

    Onderhoud van de bougies

    Zorg ervoor dat de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer indien nodig nieuwe bougies.

    Type: Champion® RC12YC, Champion® Platinum 3071 of een equivalent type.

    Elektrodenafstand: 0,76 mm

    Bougies controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Bougies controleren.
    1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 24). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

      g001470

      Important: Bougies altijd vervangen bij een zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, een vettige laag op de bougie of scheuren.

    2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Figuur 24). Verbuig de massa-elektrode (Figuur 24) om de juiste afstand in te stellen indien dit nodig is.

    Bougies verwijderen

    1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Maak de bougiekabels los van de bougies (Figuur 25).

      g002358
    3. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken.

    4. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen.

    Bougies monteren

    1. Monteer de bougies en de metalen ring. Controleer of de elektrodenafstand correct is.

    2. Haal de bougies aan met 24,4 tot 29,8 N·m.

    3. Sluit de bougiekabels aan op de bougies (Figuur 24).

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren.

    1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Laat de motor afkoelen.

    3. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 26).

      g007761
    4. Trek het filter uit de brandstofslangen.

    5. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Figuur 26).

    Onderhoud van de brandstoftank

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Tap de brandstof af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de buurt van open vuur of als de kans bestaat dat benzinedampen door een vonk kunnen ontbranden.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle benzine kan weglopen uit de brandstoftanks.

    2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    3. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figuur 26).

    4. Ontkoppel de brandstofslang van het brandstoffilter (Figuur 26).

      Note: Laat de brandstof in een brandstofblik of opvangbak lopen (Figuur 26).

      Note: Omdat de tank leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.

    5. Plaats de brandstofslang op het filter. Schuif de slangklem dicht op het filter om de brandstofslang vast te zetten (Figuur 26).

    Motorscherm en oliekoeler reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Motorscherm en oliekoeler reinigen
  • Vóór elk gebruik moet u het motorscherm en de oliekoeler controleren en reinigen. Verwijder aangekoekt gras en vuil van het scherm van de oliekoeler en het motorscherm (Figuur 27).

    g002355

    De afvoer controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De afvoerklem en de afvoergeleiders controleren.
  • De afvoerklem controleren

    Controleer de afvoerklem (Figuur 28) dagelijks om te controleren of deze goed vastzit. Als de afvoer over obstakels of door lage stukken in het terrein wordt getrokken, kan deze losraken van de klem. Draai de klembevestigingen vast met een torsie van 5,1 tot 5,7 N·m.

    g008799

    De afvoergeleiders schoonmaken

    Zoek resten van gras, vuil en afval rond en tussen de afvoergeleiders en verwijder ze (Figuur 29). Als u de afvoergeleiders niet schoonhoudt, kan het zijn dat de afvoer niet vrij ronddraait en kan de motor stilvallen.

    g017855

    De riem afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Als de riem wegglijdt bij het veranderen van de richting van de afvoer, moet de riem anders worden ingesteld.

    1. Draai de bouten los die de bevestigingsbeugel aan het frame van de blazer bevestigen (Figuur 30).

    2. Plaats een momentsleutel op de montagebeugel voor de poelie (Figuur 30).

    3. Draai de montagebeugel van de poelie weg van de afvoer tot de momentsleutel 22,6 tot 26,0 N·m aangeeft (Figuur 30).

    4. Draai de montagebouten vast.

      g015845

    Elektrisch onderhoud

    Important: Voordat er laswerkzaamheden worden verricht aan de machine, moet u de accupoolconnector losmaken van de wisselstroomdynamo om schade aan het elektrische systeem te voorkomen.

    De batterijen van de afstandsbediening vervangen

    De afstandsbediening werkt met 4 AAA-batterijen. Om beschadiging van het toestel te vermijden moet u de batterijen correct plaatsen. Kijk hiervoor naar de aanduiding op de binnenkant van het vakje. Om de batterijen van de afstandsbediening te vervangen of plaatsen:

    1. Verwijder de 6 schroeven van de achterkant van de afstandsbediening en verwijder het deksel (Figuur 31).

      Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel en de batterijen verwijdert.

      g029817
    2. Verwijder de oude batterijen en voer ze af volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.

    3. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst.

      Note: Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de machine niet beschadigd, maar ze zal niet functioneren.

    4. Als u per ongeluk de rubberen afdichting en de stalen pakking hebt verwijderd, moet u ze zorgvuldig terug plaatsen in de groef in de afstandsbediening.

    5. Plaats het deksel terug en bevestig het met de 6 schroeven die u eerder hebt verwijderd (Figuur 31) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

    Zekeringen

    Motor

    Een 15 A lijnzekering maakt deel uit van de kabelboom van de motor (Figuur 32).

    g030098

    Ontvanger

    Een zekeringenblok maakt deel uit van de bedrading van de ontvanger. Het bevindt zich achter de ontvanger, aan de rechterkant van de bedieningstoren (Figuur 33).

    g029821

    Stalling

    1. Zet de motor af, verwijder de bougiekabel en haal het sleuteltje uit het contact.

    2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Vermijd het gebruik van teveel water.

    3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    4. Ververs de olie in het carter; zie Olie verversen.

    5. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    6. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling:

      1. Voeg een stabilisator/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilisator op. Gebruik geen stabilisator op alcoholbasis (ethanol of methanol).

        Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt.

      2. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      3. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen; zie Onderhoud van de brandstoftank.

      4. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat.

      5. Choke de motor. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start.

      6. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Recycle volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

      Important: Brandstof waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.

    7. Verwijder de bougie(s) en controleer haar (hun) toestand; zie Bougies controleren. Nadat de bougie(s) uit de motor is (zijn) verwijderd, giet u 2 eetlepels motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken.

    8. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Vervang of repareer beschadigde delen.

    9. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer.

    10. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar dit buiten bereik van kinderen of onbevoegde personen. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Afvalverwijdering

    Motorolie, motor en batterijen van de afstandsbediening zijn milieuvervuilend. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften.

    Problemen, oorzaak en remedie

    Storingscodes controleren

    Als het diagnoselampje gaat branden ten teken dat een fout in het systeem is ontdekt, raadpleeg dan Diagnoselampje.

    De diagnosemodus inschakelen en de codes controleren

    1. Draai het contactsleuteltje op UIT om de stroom uit te zetten.

    2. Trek de bevestigde dop van de 2 diagnostische parallelaansluitingen (Figuur 34, A).

    3. Sluit de diagnostische parellelaansluitingen op elkaar aan (Figuur 34, B).

      g029822
    4. Draai het contactsleuteltje op LOPEN om de stroom aan te zetten.

    5. Tel het aantal keren dat het lampje knippert om de storingscode te bepalen en raadpleeg dan de volgende tabel:

      Note: Als er meerdere storingen zijn, zullen beide storingen in knippersignalen worden aangegeven, gevolgd door een lange pauze. Daarna zullen de knippersequenties worden herhaald.

      CodeKnipperpatroon ledGedragDetails
      Specifieke storingen van de machine
      11Een keer knipperen, pauze, een keer knipperen, lange pauze, dan herhalingEr is geen communicatie meer met de basiseenheid.De aansluiting is niet verbonden; zoek de loszittende of afgekoppelde aansluiting van de kabelboom en sluit deze aan.
      Er is een probleem met de bedrading; neem contact op met uw erkende Toro-distributeur.
      De basiseenheid is niet goed; neem contact op met uw Toro verdeler.
      12Een keer knipperen, pauze, twee keer knipperen, pauze, dan herhalingDe versie van de basiseenheid en/of de afstandsbediening is niet compatibelEr is verkeerde software geïnstalleerd. Installeer de juiste software van TORODIAG; neem contact op met uw erkende Toro-distributeur.
      13Een keer knipperen, pauze, drie keer knipperen, lange pauze, dan herhalingSlechte afstandsbediening – niet geïmplementeerd op Rev AVerkeerde productassociatie (bv. proberen de software op een MH-400 te updaten met een ProPass afstandsbediening)
      14Een keer knipperen, pauze, vier keer knipperen, lange pauze, dan herhalingETR is gedaald door een te lage oliedruk.De oliedruk is te laag; controleer de olie. Als dit blijft duren, kan de oliedrukschakelaar beschadigd zijn.
      15Een keer knipperen, pauze, vijf keer knipperen, lange pauze, dan herhalingETR is gedaald door een te lage spanning.De spanningsregelaar of wisselstroomdynamo werkt niet goed; neem contact op met uw erkende Toro-distributeur.

    De storingscodes resetten

    Nadat het probleem opgelost is, moet u de diagnostische aansluitingen loskoppelen en opnieuw aansluiten. Het diagnoselampje zal constant één keer per seconde knipperen.

    De diagnosemodus verlaten

    1. Draai het contactsleuteltje op UIT om de stroom uit te zetten.

    2. Koppel de diagnostische parallelaansluitingen los.

    3. Duw de bevestigde dop op de 2 diagnostische parallelaansluitingen.

    4. Draai het contactsleuteltje op LOPEN om de stroom aan te zetten.