Onderhoud
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker – en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
After the first 5 operating hours |
|
Before each use or daily |
|
Every 25 hours |
|
Every 50 hours |
|
Every 100 hours |
|
Yearly or before storage |
|
Important: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Smering
Machine smeren
Smeer de machine met universeel smeervet.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben.
-
Zet een smeerpistool op elke smeernippel en pomp hier vet in.
-
Veeg overtollig vet weg.
Item | Naam | Hoeveelheid (pompen) | Interval (uren) | Smeermiddel |
1 | Voorwiel-smeer fittings | 2 | 25 | Smeervet |
2 | Stuurkogels | 4 | 50 | Olie |
3 | Stuurinrichting | 1 | 50 | Smeervet |
4 | Stuurasmechanisme | 1 | 25 | Smeervet |
5 | Stuuraslager | 1 | 50 | Olie |
6 | Stuuraslager | 1 | 50 | Olie |
7 | Rijhendel | 1 | 50 | Smeervet |
8 | Asnaaf om maaidek op te heffen. | 1 | 50 | Olie |
9 | Kogelverbindingen van bewegende verbinding | 4 | 50 | Olie |
10 | Smeernippel van de spanpoelieriem | 1 | 50 | Smeervet |
11 | Draaipunten rempedaalas | 2 | 50 | Olie |
12 | Parkeerremring | 1 | 50 | Olie |
13 | Stuurlager | 1 | 25 | Smeervet |
14 | Linker en rechteras – Smeermiddel in nippels pompen | 2 | 25 | Smeervet |
15 | Scharnierpennen van maaidek | 6 | Bij verwijdering | Smeervet |
16 | Draaipennen van vooras | 2 | Bij verwijdering | Smeervet |
Onderhoud motor
Onderhoud van het luchtfilter
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
Het luchtfilter verwijderen
-
Maak de omgeving van het luchtfilterdeksel schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt.
-
Zet de knoppen in de ontgrendelde stand (Figure 21).
-
Verwijder het luchtfilterdeksel.
-
Verwijder het uiteinde van het filter om het filter te verwijderen (Figure 21).
Het luchtfilter reinigen
-
Controleer het luchtfilterelement op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting.
-
Tik het filter zachtjes tegen een hard oppervlak om vuil te verwijderen. Als het filter erg vuil is, dient u het te vervangen door een nieuw filter.
Important: Het luchtfilter nooit reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of kerosine. Vervang het luchtfilter als het is beschadigd of niet grondig kan worden gereinigd.
Close sectionLuchtfilter monteren
-
Monteer het luchtfilter in de onderkant van de motor en druk het naar beneden tot het filter op zijn plaats klikt.
-
Monteer het luchtfilterdeksel en de knoppen (Figure 21).
-
Sluit de motorkap.
Motorolie verversen
Type olie: Reinigingsolie (API-classificatie SJ of hoger)
Carterinhoud: 1,4liter met filter; 1,3liter zonder filter
Viscositeit: zie de olietabel (Figure 22).
Het motoroliepeil controleren
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Laat de motor afkoelen.
-
Open de motorkap.
-
Maak de omgeving van de peilstok (Figure 23) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren.
-
Verwijder de peilstok en veeg het metalen deel schoon (Figure 23).
-
Draai de peilstok helemaal in de vulbuis (Figure 23).
-
Peilstok opnieuw eruit draaien en oliepeil op metalen deel controleren. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil de Volmarkering op de peilstok bereikt.
Important: Giet niet te veel olie in het carter; als de motor daarna gaat lopen, kan de motor schade oplopen.
Motorolie verversen
-
Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
Note: Warme olie kan beter afgetapt worden.
-
Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Open de motorkap.
-
Plaats een opvangbak onder de aftapplug.
-
Verwijder de pluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen (Figure 24).
-
Als de olie er geheel is uitgelopen moet de aftapplug weer worden geplaatst en goed vastgedraaid.
Note: Recycleer de gebruikte motorolie op de juiste wijze.
-
Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Figure 23).
-
Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figure 23).
-
Controleer het oliepeil; zie stappen 10 en 11 in Motoroliepeil controleren in.
Motoroliefilter vervangen
-
Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen.
-
Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de filtertussenstuk (Figure 25) schoon.
-
Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe oliefilter (Figure 25).
-
Plaats het nieuwe oliefilter op het filtertussenstuk. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk.
-
Draai het filter vervolgens nog eens een tot slag (Figure 25).
-
Vul het carter met het juiste type nieuwe motorolie; zie Het motoroliepeil controleren.
Onderhoud van de bougie
Gebruik een Champion RC12YC of soortgelijke bougie.Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode 0,76mm is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen.
Bougie verwijderen
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Open de motorkap.
-
Verwijder de bougiekabel van de bougie (Figure 26).
-
Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken.
-
Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen (Figure 26).
Bougie controleren
-
Bekijk de binnenkant van de bougie (Figure 27). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Important: Bougie nooit schoonmaken. Bougie altijd vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren.
-
Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Figure 27) en verbuig de massa-elektrode als de afstand niet correct is.
Bougie monteren
-
Monteer de bougie en de metalen afdichtring. Controleer of de elektrodenafstand correct is.
-
Draai de bougie vast met een torsie van 20.4Nm.
-
Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figure 26).
-
Sluit de motorkap.
Onderhoud brandstofsysteem
Brandstof aftappen uit de brandstoftank
Maak de brandstoftank leeg als u de machine langer dan 30 dagen niet gebruikt.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materile schade veroorzaken.
-
Tap de brandstof af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
-
Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de buurt van open vuur of als de kans bestaat dat benzinedampen door een vonk kunnen ontbranden.
-
Parkeer de machine zo dat de linkervoorkant iets lager staat dan de rechterkant, zodat alle olie uit de tank kan lopen.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Open de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de brandstoftank.
-
Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figure 28).
-
Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Figure 28).
-
Open de brandstofafsluitklep en laat de brandstof in een goedgekeurd benzinevat of een opvangbak lopen.
Note: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.
-
Steek de brandstofslang op het filter.
-
Schuif de slangklem dicht op het filter om de brandstofslang vast te zetten (Figure 28).
Brandstoffilter vervangen
U kunt het brandstoffilter (Figure 28) het best vervangen als de brandstoftank leeg is. Na verwijdering nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de brandstofslang monteren.
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Sluit de brandstofklep (Figure 29).
-
Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het oude brandstoffilter (Figure 29).
-
Verwijder het filter van de brandstofslang.
-
Monteer een nieuw brandstoffilter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
-
Open de brandstofafsluitklep.
Onderhoud elektrisch systeem
Zekeringen vervangen
De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze bevinden zich onder de motorkap, bij de brandstoftank (Figure 30). Als er een zekering is doorgebrand, moet de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd.
Om een zekering te vervangen, trekt u de oude zekering omhoog uit de houder. Plaats de nieuwe zekering door deze in de houder te duwen.
Note: Controleer of de nieuwe zekering hetzelfde amperage heeft als de oude zekering die u vervangt.
Close sectionOnderhoud van de accu
Important: Start de motor niet met een startbooster (jump starter). Als u de motor start met een startbooster kunt u schade toebrengen aan elektronische componenten van de machine.
Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en n deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.
Accuspanning en amperage: 12V, 190A koudestart
Accu verwijderen
Waarschuwing
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
-
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
-
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Klap de stoel op om de accu te zien.
-
Verwijder het rubberen kapje van de minkabel (zwart).
-
Maak de minkabel (zwart) los van de accupool (Figure 31).
Waarschuwing
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
-
Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
-
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
-
-
Verwijder het rubberen kapje van de pluskabel (rood).
-
Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Figure 31).
-
Verwijder de accuhouder.
-
Verwijder de accu uit het chassis.
Accu monteren
-
Plaats de accu in het chassis met de accupolen naar de achterzijde van de machine wijzend (Figure 31).
-
Zet de accu vast in het chassis met de aandrukstang.
-
Bevestig de pluskabel (rood) met behulp van de bout en de vleugelmoer aan de pluspool (+) van de accu (Figure 31). Schuif het rubberen kapje over de accupool heen.
-
Bevestig de minkabel (zwart) met behulp van de bout en de vleugelmoer aan de min (–) pool van de accu (Figure 31). Schuif het rubberen kapje over de accupool heen.
Zuurpeil controleren
-
Klap de zitting naar voren. Hieronder bevindt zich de accu.
-
Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot aan de bovenste streep komen (Figure 32).
Note: Het zuurpeil mag niet beneden de onderste streep komen (Figure 32).
-
Als het zuurpeil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water.
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
-
U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
-
Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
-
Accu bijvullen met water
U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water net voordat u de machine gaat gebruiken. Het water vermengt zich dan goed met het accuzuur.
-
Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue.
-
Verwijder de vuldoppen (Figure 32).
-
Giet langzaam gedistilleerd water in elke accucel totdat het peil tot aan het onderste deel van de slang komt (Figure 32).
Important: Laat de accu niet te vol worden. Accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken.
-
Plaats de vuldoppen terug.
Accu opladen
Waarschuwing
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260), vooral bij temperaturen beneden 0°C, om schade aan de accu te voorkomen.
-
Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Accu verwijderen.
-
Controleer het peil van het accuzuur; zie Zuurpeil controleren.
-
Verwijder de vuldoppen van de accu en sluit een acculader van 2A aan op de accupolen.
-
Laad de accu gedurende 24uur op met 2A of minder (12V).
Important: Gebruik uitsluitend een oplader die is afgesteld op 12V om de accu op te laden.
-
Als de accu volledig is opgeladen, plaats u de vuldoppen.
-
Monteer de accu in het chassis; zie Accu monteren.
Onderhoud aandrijfsysteem
De bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van respectievelijk 1,03bar en 0,82bar hebben. Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figure 33). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Onderhoud van de rem
De rem bevindt zich aan de rechterkant van de achteras, in het achterwiel (Figure 34).
Note: Als de machine een remweg van meer dan 1m heeft bij hoge snelheid in de hoogste versnelling, stel dan de rem af.
Rem controleren
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Zet de aandrijfstang uit de stand DUWEN (Figure 13).
-
Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer u de tractor naar voren duwt, hoeft u de parkeerrem niet af te stellen. Als de wielen draaien en niet blokkeren, moet u de rem afstellen; zie Rem afstellen.
Rem afstellen
-
Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie Rem controleren.
-
De aandrijfhendel moet op de stand In Werking staan (Figure 13) en de parkeerrem moet in werking zijn gesteld.
-
Draai de rem-instelmoer rechtsom tot u de machine niet meer kunt duwen (Figure 34).
-
Ontkoppel de parkeerrem en controleer of de wielen vrij draaien als u de machine duwt. Als ze dat niet doen, moet u de remafstelmoer net zover linksom draaien dat u de machine kunt duwen.
-
Controleer opnieuw de werking van de rem; zie Rem controleren.
De grasvanger verwijderen
-
Vergrendel de borgpen op de grasvanger (Figure 35).
-
Breng de grasvanger omhoog met behulp van de bovenste steunbalk (Figure 35).
Grasvanger plaatsen
-
Hang de bovenste steunbalk in de twee inkepingen in de steunbeugel aan de achterzijde van de machine (Figure 36).
Note: Controleer of de grasvanger goed op de maaier bevestigd is. Het maaidek zal niet functioneren als de grasvanger niet goed is gemonteerd.
-
Ontgrendel de borgpen als u de grasvanger wilt legen.
Grasvanger en tunnel reinigen
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Verwijder de grasvanger; zie De grasvanger verwijderen.
-
Spoel de grasvanger schoon met een hogedrukreiniger.
-
Veeg de omgeving van de VOL-sensor van de grasvanger schoon.
-
Reinig de binnenzijde van de afvoertunnel helemaal tot aan het begin.
-
Monteer de grasvanger; zie Grasvanger plaatsen.
Note: Laat de grasvanger grondig drogen voordat u deze weer monteert.
Onderhoud van de maaimessen
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben.
Gevaar
Versleten of beschadigde messen kunnen breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in uw richting of naar omstanders en daarbij ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
-
Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen.
-
Vervang versleten of beschadigde messen.
De maaimessen controleren
-
Verwijder de maaier; zie Maaidek verwijderen.
-
Controleer de snijranden (Figure 37). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen.
-
Controleer de messen, met name de gebogen randen (Figure 37). Als u beschadiging, slijtage of een gevormde sleuf in dit deel constateert, moet u een mes direct vervangen.
-
Als de veiligheidspennen zijn gebroken, moet u deze direct vervangen (Figure 37).
Important: Als de veiligheidspennen zijn gebroken, kan de maaidekriem worden beschadigd. Controleer de riem; neem contact op met een erkende servicedealer als de riem beschadigd is.
Close sectionMaaimessen verwijderen
-
Verwijder de maaier; zie Maaidek verwijderen.
-
Kantel het maaidek voorzichtig.
-
Verwijder de bouten, de ringen en de messen (Figure 37). Plaats een houten blok tussen elk maaimes en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u elke bout kunt losdraaien.
Note: Het rechtermes heeft een linkse draad.
-
Controleer alle onderdelen; beschadigde of versleten onderdelen moeten worden vervangen.
De maaimessen slijpen
-
Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figure 38). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten.
-
Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figure 39). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat materiaal van de achterkant van het mes afvijlen. Herhaal dit totdat elke mes in balans is.
Maaimessen monteren
-
Monteer de messen, de ringen en de mesbouten (Figure 37).
Important: De gebogen randen van de messen moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
-
Draai de maaimesbouten vast tot 50Nm.
Maaidek verwijderen
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
-
Verwijder het contactsleuteltje.
-
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
-
Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
-
Verwijder de mulchplug als deze is gemonteerd, zie Het gras versnipperen (mulch-techniek).
-
Verwijder de riem van de poelie van de koppeling (Figure 40).
-
Verwijder de 2 bouten en moeren van het voorste mechanisme en trek de onderdelen uit elkaar om het mechanisme uit te machine te verwijderen.
-
Verwijder de pennen uit de 4 achterste verbindingen en verwijder de verbindingen van de tractor (Figure 40).
Note: U kunt de verbindingen aan de machine bevestigd laten zoals afgebeeld in (Figure 40).
-
Trek het uiteinde van het uitwerpkanaal aan de kant van het maaidek omhoog om het maaidek uit de inkepingen in het uitwerpkanaal te kunnen verwijderen.
-
Trek het maaidek vanaf de linkerzijde uit de machine.
Maaidek monteren
Voer de procedure Maaidek verwijderen in omgekeerde volgorde uit
Close sectionSchuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert.
-
Meet de afstand tussen de voorste tip van het linkermes en het platte oppervlak (Figure 41). Herhaal voor de achterste tip van het linkermes.
Note: De afstand tussen de voorste tip van het linkermes en het platte oppervlak moet ongeveer 6mm minder zijn dan de afstand tussen de achterste tip en het platte oppervlak. Als dit het geval is, ga dan naar Maaimachine horizontaal stellen Ga anders naar de volgende stap.
-
Om de juiste afstand tussen de voor- en achtertip van het linkermes te verkrijgen, past u de lengte van de koppelstang aan (aan de linkerkant van de machine) (Figure 42).
Note: Maak de koppelstang korter om de hellingshoek van het mes te verkleinen; maak de koppelstang langer om de hoek te vergroten.
-
Zorg ervoor dat de schuinstand correct is. Controleer dan of het maaidek horizontaal staat; zie Maaimachine horizontaal stellen.
Maaimachine horizontaal stellen
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan. Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is.
-
Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal (Figure 43).
-
Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figure 43). De metingen mogen niet meer dan 3mm van elkaar verschillen. Als dit het geval is, ga dan naar de volgende stap.
-
Zet de moeren van de voorste en achterste verstelbare koppeling los (aan de rechterkant van de maaier) zodat de koppelingen vrij door de draaitappen kunnen (Figure 44 en Figure 45).
-
Breng de rechterkant van de maaibehuizing omhoog of omlaag door de moeren te draaien tot de afstand tussen de buitenranden van de messen en het platte oppervlak (Figure 43) niet meer dan 3mm is, en draai de moeren van de voorste en achterste verstelbare koppeling vast.
De maaihoogte controleren en instellen
Alvorens de schuinstand van het maaidek te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie De bandenspanning controleren. Als de voorkant van het maaidek niet 4 tot 11mm lager staat dan de achterkant, moet u de messchuinstand afstellen.
Telkens als u de maaier monteert, dient u de maaihoogte van de messen te controleren en aan te passen.
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Zorg ervoor dat de banden de aanbevolen spanning hebben; zie Bandenspanning controlerenDe bandenspanning controleren.
-
Schakel de messen (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Stop de motor, wacht tot alle bewegende delen stilstaan en verwijder de contactsleutel.
-
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
-
Zet de maaihoogtehendel in de middelste (4) stand.
Draai de maaimessen voorzichtig in de lengterichting (Figure 46).
-
Meet de afstand tussen de voorste tip van het linkermes en het platte oppervlak (Figure 46).
Note: De afstand moet 55mm bedragen. Als dat het geval is, ga dan naar Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen. Ga anders naar de volgende stap.
-
Zet de borgmoer aan het einde van het spanslot los (aan de rechterkant van de machine; zie Figure 47), en stel het spanslot in tot de afstand tussen de voorste tip van het linkermes en het platte oppervlak 55mm is.
Note: Mogelijk moet u de maaihoogtehendel naar de laagste (1) stand brengen voordat u het spanslot instelt. Stel de maaihoogte opnieuw in op de middelste stand (4) voordat u de afstand tussen de voorste tip van het linkermes en het platte oppervlak controleert.
Note: Om de tip van het mes omhoog te brengen, draait u het spanslot rechtsom; om de tip omlaag te brengen, draait u linksom.
-
Draai de contramoer van het spanslot vast.
De verstelbare koppelingen monteren
Bij het vervangen van een verstelbare koppeling moet u de nieuwe verstelbare koppeling al bij benadering afstellen voordat u de maaihoogte instelt, de schuinstand in de lengterichting aanpast en de maaier horizontaal instelt.
Monteer de voorste of achterste verstelbare koppeling (zie Figure 48).