Inleiding

Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Hij is voornamelijk ontworpen om onder een aantal vochtigheidsomstandigheden materiaal te doseren en verspreiden zonder dat de verspreiding belemmerd wordt of drastisch aangetast.

Important: Om de veiligheid en de prestaties van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u deze bedieningsinstructies niet opvolgt of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g237535

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring.

Elektromagnetische compatibiliteit
Nationaal: Dit apparaat voldoet aan de FCC Rules Part 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
Dit apparaat genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en als het niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd en gebruikt, precies volgens de instructies van de fabrikant, kan het interferentie veroorzaken voor de ontvangst van radio en televisie. Het is op type getest en geconstateerd is dat het binnen de grenzen ligt van een FCC klasse B computerapparaat in overeenstemming met de specificaties in Subpart J van Part 15 van de FCC Rules, zoals hierboven vermeld. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:Richt de ontvangstantenne opnieuw, verplaats de afstandsbediening-ontvanger ten opzichte van de radio-/tv-antenne of sluit de controller aan op een ander stopcontact, zodat de controller en de radio/tv op verschillende vertakte circuits werken.Indien nodig moet de gebruiker de dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur raadplegen voor aanvullende suggesties.De gebruiker vindt wellicht het volgende boekje, opgesteld door de Federal Communications Commission, nuttig: 'How to Identify and Resolve Radio-TV Interference Problems'. Dit boekje is verkrijgbaar bij de U.S. Government Printing Office, Washington, DC 20402. Voorraadnr. 004-000-00345-4.
FCC ID: W7OMRF24J40MDME-Base, OA3MRF24J40MA-Hand Held
IC: 7693A-24J40MDME-Base, 7693A-24J40MA-Hand Held
Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet interferentie accepteren, waaronder interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Japan certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Mexico certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Korea certificaat elektromagnetische compatibiliteit(sticker geleverd in afzonderlijke set)
Afstandsbediening:Graphic
RF2CAN:Graphic
Singapore certificaat elektromagnetische compatibiliteit
Afstandsbediening:TWM240008_IDA_N4023-15
RF2CAN:TWM-240005_IDA_N4024-15
Marokko certificaat elektromagnetische compatibiliteit
AGREE PAR L’ANRT MAROC
  
NUMERO d’agrement: MR 14078 ANRT 2017
Delivre d'agrement:29/05/2017

Veiligheid

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en de gebruikershandleiding van het trekvoertuig en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze deze machine en het trekvoertuig dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf met een rijdende machine steeds op een veilige afstand van omstanders.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Schakel de machine uit, zet de motor uit, stel de parkeerrem in werking, verwijder de contactsleutel en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht, bijvult met brandstof of verstoppingen uit de machine verwijdert.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal119-6809
decal119-6808
decal119-6818
decal119-6854
decal119-6853
decal115-2047
decal119-0217
decal119-6820
decal119-6855
decal119-6856
decal119-6804
decal119-6805
decal119-6810
decal119-6817
decal119-6816
decal119-6815
decal119-6814
decal119-6806
decal119-6819
decal131-6766

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het basismodel van de machine instellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Hopperscherm1
Bolkopschroef (¼" x ⅝") 3
Borgmoer 3
  1. Haal het basismodel van de machine uit de transportkist.

  2. Verwijder achteraan de dubbele spinner de bout en moer waarmee de transportbeugel van het hefwerktuig van de machine aan de dubbele spinner zit (Figuur 3).

    g013203
  3. Verwijder vooraan de dubbele spinner de 2 bouten en moeren waarmee de transportbeugel van het hefwerktuig van de machine aan de dubbele spinner zit (Figuur 4).

    g013204
  4. Til de dubbele spinner uit de hopper met behulp van de buitenste handgrepen, en zet de dubbele spinner op de grond (Figuur 5).

    Note: Voor deze stap zijn twee mensen nodig .

    g013205
  5. Verwijder de 4 schroeven uit de poten van de dubbele spinner. Til de dubbele spinner samen met een tweede persoon en verwijder de tapeinden en piepschuim(Figuur 6).

    g013207
  6. Plaats het hopperscherm met behulp van de bijgeleverde ¼" x ⅝" bolkopbouten en nylon borgmoeren (Figuur 7).

    g030044

De kabelboom plaatsen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Kabelboom1
Stekkerhouder1
Contrastekkerhouder, zwaar1
Slotschroef2
Flensmoer2
Schroef2
Flensmoer2

De kabelboom van het trekvoertuig levert de stroom die nodig is voor de bedieningssystemen van de machine. Monteer deze kabelboom op het voertuig dat u gaat gebruiken om de machine te bedienen. Als u meer dan één voertuig met de machine gaat gebruiken, koop dan bijkomende kabelbomen van uw Toro verdeler.

  1. Plaats de contrastekkerhouder op een vast punt achteraan het trekvoertuig door middel van een van de houders (Figuur 8).

    Note: Zorg ervoor dat de houder niets kan raken als het trekvoertuig uitgerust is met een laadbak.

    Important: Zorg ervoor dat de bedrading niet los is of in de weg van mechanische componenten zit.

    g013261
  2. Leid de elektrische bedrading van de accu naar de stekkerhouder en maak de bedrading vast (Figuur 9).

    g013262
  3. Leid de bedrading door de contrastekkerhouder en plaats de zwarte rubberen pakkingring over de bedrading (Figuur 9).

  4. Schroef de contrastekker aan de contrastekkerhouder door middel van de ¼" bouten.

  5. Verbind de rode draad (stroom) met het positieve contact van de accu, en vervolgens de zwarte draad (aarde) met het negatieve contact van de accu.

Het uitbreidingspakket van de hopper plaatsen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Uitbreiding hopper (vooraan)1
Uitbreiding hopper (achteraan)1
Bout9
Flensmoer9
  1. Neem de uitbreidingen van de hopper uit de kist en ga na welke de voorste en welke de achterste is (Figuur 10 en Figuur 11).

    g013263
    g013264
  2. Maak met behulp van de bijgeleverde apparatuur de uitbreidingen vast aan de hopper. Plaats de moeren aan de buitenkant van de hopper.

    g237533

De hopper op het trekkerchassis monteren

Uitsluitend voor configuratie met trekkerchassis

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout6
Flensmoer6

Note: Raadpleeg de installatieinstructies voor uw applicatie als u de ProPass topdresser op iets anders dan het trekkerchassis wilt monteren.

  1. Maak een hefwerktuig vast aan de hefbeugel die met bouten in de hoppereenheid is bevestigd (Figuur 13).

    g013209

    Waarschuwing

    Tracht niet om het chassis en de hopper te tillen met het trekchassis, de ProGator, Workman of het TDC chassis verbonden. De hefbeugel is niet in staat de hele machine te tillen.

  2. Plaats met behulp van een hefmechanisme de hopper boven het trekchassis.

  3. Lijn de 6 monteergaten uit (3 aan elke kant) en plaats de 5/16" x 1" bouten en flensmoeren.

    g013949
  4. Verwijder de hefbeugel van de zijkanten van de hopper en plaats de bouten in de zijkanten van de hopper.

    Note: Hou de hefbeugel voor gebruik in de toekomst; gooi deze niet weg.

De tussenkabelboom aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Tussenkabelboom1

Sluit de tussenkabelboom aan op de voedingskabelboom op de machine (Figuur 15 of Figuur 16).

g237534
g013948

Het aan-/uit-bedieningspaneel aansluiten

Uitsluitend model 44701

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Aan-/uit-bedieningspaneel1

Sluit de connector van het aan-/uit-bedieningspaneel aan op de connector van de machine (Figuur 17).

g013947

De afstandsbediening monteren

Uitsluitend model 44751

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Afstandsbediening1
AA-batterijen4
Magnetische beugel1
Schroeven, smal6
  1. Verwijder de elastiekjes waarmee beide helften van de afstandsbediening aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterdeksel.

  2. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u deze plaatst. (Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de eenheid niet beschadigd, maar ze zal niet meer functioneren). Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 18).

    g028875
  3. Zorg ervoor dat de stalen pakking en de rubberen afdichting in de groef in het bedieningspaneel zitten en plaats het achterdeksel op zijn plaats (Figuur 18).

  4. Bevestig het deksel met 6 schroeven (Figuur 18) en draai ze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  5. Monteer het bedieningspaneel in de magnetische beugel van het bedieningspaneel, schuif de helften samen om het bedieningspaneel te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 19).

    g028874

De draadloze afstandsbediening plaatsen

Uitsluitend model 44751

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Montage houder regelaar1
Montage draadloze afstandsbediening1

Plaats de houder van de regelaar in een bekerhouder of een gelijksoortige opening van het trekvoertuig en gebruik dit om de draadloze afstandsbediening in te bewaren. De magneet van de draadloze afstandsbediening kunt u bovendien bevestigen aan om het even welk metalen oppervlak.

g030466

Algemeen overzicht van de machine

Doorstroomregelklep voor lopende band

Uitsluitend model 44701

De snelheid van de lopende band wordt aangestuurd door een hydraulische doorstroomregelklep.

De hoogste snelheidsinstelling is 10 en wordt gewoonlijk gebruikt voor de meeste toepassingen van de stickers van het kleurgecodeerde bedieningssysteem. Gebruik een lagere instelling voor zeer lichte toepassingen.

g013344

Doorstroomregelklep voor opties

Uitsluitend model 44701
g013345

De snelheid van de optie (dubbele spinner) wordt aangestuurd door een hydraulische doorstroomregelklep. Het spinnerpictogram geeft alleen het snelheidspercentage aan voor het draadloze bedieningspaneel. Voor de standaard hydrauliek plaatst u de bediening in het juiste kleurgebied vanaf de stippellijn en past u indien gewenst de snelheid aan binnen de kleurzone.

Aan-/uit-bedieningspaneel

Uitsluitend model 44701

Gebruik de twee schakelaars op het aan-/uit-bedieningspaneel om de lopende band of de optie in te schakelen (Figuur 23). Het aan-/uit-bedieningspaneel moet binnen bereik van de bestuurder zijn.

g013346

E-Stop-knop

Uitsluitend model 44751

Druk als u klaar bent met werken met de machine altijd op de NOODSTOPKNOP (zie Figuur 24) om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u het bedieningspaneel inschakelt.

g237530

Diagnoseledfunctie

Als u de NOODSTOPKNOP hebt uitgetrokken, zal de diagnoseled (Figuur 25) oplichten en gedurende 5 seconden blijven branden, daarna zal hij 5 seconden uitgaan, en dan beginnen te knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde), totdat u het bedieningspaneel inschakelt. Als het lampje 5 seconden brandt en dan begint te knipperen bij 10 Hz (met of zonder 5 seconden pauze), dan is er een storing in de machine; zie Storingcodes controleren (alleen bij EH-modellen).

Note: Als het bedieningspaneel aan stond wanneer u de NOODSTOPKNOP uittrok, zal het lampje niet knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde) nadat het 5 seconden niet brandde.

g237532

Bedieningspaneel

Uitsluitend model 44751
g029772
Gewichten
Basismodel248 kg
Dubbele spinner68 kg
Radio
Frequentie2,4 GHz
Max. outputvermogen19,59 dBm

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Originele onderdelen van Toro zijn de beste waarborg van uw investering en van het optimale prestatievermogen van uw maaimachine. Om de betrouwbaarheid te verzekeren levert Toro reserveonderdelen die volledig voldoen aan de technische specificaties van onze machines. Eis daarom originele Toro onderdelen voor een zorgeloos gebruik.

Gebruiksaanwijzing

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • De machine heeft andere balans-, gewicht en verwerkingseigenschappen dan sommige andere types getrokken werktuigen. Lees deze gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

  • Controleer of de dodemansknoppen, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

  • Laat alle veiligheidsschermen en veiligheidsvoorzieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers onleesbaar zijn of ontbreken, moet u deze herstellen of vervangen voordat u de machine gaat gebruiken.

  • Draai losse moeren, bouten en schroeven vast zodat het veilig is om de machine te gebruiken. Controleer of de machineonderdelen op hun plaats vastzitten.

  • Controleer of uw tractor geschikt is voor het gebruik met een werktuig van dit gewicht door contact op te nemen met de fabrikant of leverancier van de tractor.

  • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u aanpassingen uitvoert aan de machine.

Gebruikseigenschappen

De machine heeft een ander gewicht en andere balans- en besturingseigenschappen dan sommige andere types getrokken werktuigen. Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig.

Als er een optie gemonteerd is, let dan op de afstand tot de grond bij het rijden op hellingen. Bij een machine die aan een trekchassis is bevestigd, is de afstand tot de grond 33 cm (onbelast). Bij een machine die aan een vrachtwagenchassis met directe aansluiting is bevestigd, is de afstand tot de grond 43 cm (onbelast).

Important: Verwijder de optie voordat u de machine op of van een trailer laadt om schade aan de optie te voorkomen.

De machine aansluiten op een trekvoertuig

Waarschuwing

Tijdens het koppelen tussen de machine en het trekvoertuig staan, kan leiden tot ernstig letsel.

Tijdens het koppelen niet tussen de machine en het trekvoertuig gaan staan.

  1. Pas de hoogte van de trekhaak aan door aan de handgrepen van de assteunen te draaien om de machine waterpas te houden.

  2. Sluit de gaffelvormige trekhaak van de machine aan op het trekvoertuig met behulp van een goedgekeurde veiligheidskoppelpen met een diameter van 18 mm en een veiligheidsklem (niet meegeleverd). Steek de koppelpen door de trekhaak van de machine en de trekstang van het trekchassis van het trekvoertuig, of door de bijgeleverde trekhaakbevestiging op het vrachtwagenchassis met directe aansluiting.

  3. Breng de trekhaak omlaag met behulp van de assteun(en).

  4. Trek nadat het volledige gewicht van de machine is overgebracht van de assteun(en) naar de trekstang van het trekvoertuig de pen eruit die de assteun op zijn plaats houdt.

  5. Bewaar de assteun(en) als volgt:

    • Op een trekchassis: draai de assteun 90 graden linksom totdat de onderzijde van de assteun naar de achterkant van de machine wijst. Dit is de transportstand.

    • Op een vrachtwagenchassis met directe aansluiting: verplaats de assteunen naar de achterzijde van de machine en draai deze 90 graden totdat de onderzijde van beide assteunen naar het midden van de machine wijzen. Dit is de transportstand.

  6. Bevestig de drukslang en de retourslang aan de juiste hydraulische outputs op het trekvoertuig. De retourslang is voorzien van een interne afsluitklep. Als de slangen zijn omgewisseld, werken sommige functies van de machine omgekeerd of helemaal niet. Test de hydrauliek voordat u de machine voor de eerste keer bedient.

    Important: Laat de hydraulische leidingen, de voedingskabel en de kabels van het bedieningspaneel niet op de grond slepen. Vermijd plaatsen waar deze onderdelen klem of beschadigd kunnen raken.

  7. Sluit de tussenkabelboom aan op de voedingsconnector van het trekvoertuig.

  8. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in de tank en vul bij indien nodig; raadpleeg de gebruikershandleiding van het trekvoertuig.

De machine in-/uitschakelen

Als u klaar bent met werken met de machine, moet u altijd de NOODSTOPKNOP (Figuur 27) indrukken om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u het bedieningspaneel inschakelt.

g237530

Important: Als u klaar bent met werken met de machine, moet u de NOODSTOPKNOP indrukken om te voorkomen dat de accu van het trekvoertuig leegraakt.

De machine klaarmaken voor gebruik

De machine is voorzien van een uniek kleurgecodeerd bedieningssysteem waardoor u niet hoeft te gissen tijdens het instellen van de machine. U kiest het gewenste strooipatroon, zoekt de bijbehorende kleur en stelt vervolgens de instellingen af op die kleur om steeds opnieuw een perfecte spreiding te krijgen.

Het strooipatroon kiezen

Kies een strooipatroon aan de hand van de hoofdsticker op de achterlaadklep van de machine (Figuur 28).

decal119-6814
g013715

Deze sticker toont de verschillende mogelijke spreidingen en verdeelt ze naar kleur (Figuur 29). Elke kleur verwijst naar een andere dichtheid, van ultralicht naar ultrazwaar. De strooidichtheid wordt aangeduid met de gearceerde ovalen (licht tot zwaar). Er wordt ook een benadering van het bereik aangegeven.

De messen controleren

Note: De machine wordt verzonden met de spinnermessen in STAND B.

Als u een licht strooipatroon kiest (blauw vak), wordt u eraan herinnerd dat de spinnermessen zich in STAND A moeten bevinden (Figuur 30).

g013716

Als de messen zich in STAND A bevinden, staan de binnenste bouten (het dichtst bij het midden van de schijf) dicht bij de meswand en staan de buitenste bouten (het dichtst bij de rand van de schijf) weg van de meswand.

Dit is zeer belangrijk omdat deze stand speciaal is ontworpen voor een optimale strooiing en verspreiding bij een hoge snelheid met een laag zandvolume.

Voor zwaardere instellingen (het gele paneel) moeten de messen zich in STAND B bevinden voor de beste verspreiding bij een hoog volume en een beperkte schijfsnelheid (Figuur 31).

g013717

Als de messen zich in STAND B bevinden, staan de binnenste bouten (het dichtst bij het midden van de schijf) weg van de meswand en staan de buitenste bouten (het dichtst bij de rand van de schijf) dicht bij de meswand.

Important: Een onjuiste messtand is een vaak voorkomende oorzaak van een mislukt strooipatroon.

De achterlaadklep, spinnersnelheid, schuif en rijsnelheid instellen

Zodra u de gewenste strooiing hebt gekozen en hebt gecontroleerd of de messen zich in de juiste stand bevinden, kunt u de overige afstellingen van de machine instellen.

Elke instelling wordt op de machine aangegeven door een bijbehorende gekleurde sticker(Figuur 32).

g013718

Bij een lichte strooiing wijst de blauwe zone erop dat de achterlaadklep, bandsnelheid, spinnersnelheid en basisschuifinstelling zich allemaal in de blauwe positie dienen te bevinden (Figuur 32).

LAMPJE
Breedte bij benadering: 9,1 m
Messtand: A
Snelheid lopende band 100%
Spinnersnelheid Blue/100%
Achterlaadklep Blauw
Schuifafstelling Blauw

Voor het vullen van beluchtingsopeningen, stelt u alle instellingen in op ROOD.

ULTRAZWAAR
Breedte bij benadering: 2,7 m
Messtand: B
Snelheid lopende band 100%
Spinnersnelheid Red/15%
Achterlaadklep Red
Schuifafstelling Red

De achterlaadklep afstellen

De achterlaadklep regelt het volume aan materiaal dat uit de ProPass stroomt (Figuur 33).

g013699

De achterlaadklep van 13 cm is onderverdeeld in kleuren met een doelstartlijn in elk gekleurde gedeelte (Figuur 34). U kunt de hoeveelheid materiaal aanpassen met behulp van de achterlaadklep, zolang u binnen het bijbehorende kleurgebied blijft.

g013705

Note: De kleuren van de sticker in Figuur 34 komen overeen met de kleuren van de hoofdsticker (Figuur 28).

De spinnersnelheid afstellen

Note: De kleuren van de stickers in Figuur 36 en Figuur 37 komen overeen met de kleuren van de hoofdsticker (Figuur 28).

g013706

Standaardhydrauliek (model 44701): Stel de hydraulische bediening in op de gestippelde startlijn in het bijbehorende kleurgebied (Figuur 36). Indien gewenst kunt u de snelheid aanpassen binnen hetzelfde kleurgebied.

g013707

Draadloos bedieningspaneel (model 44751): Stel in volgens het percentage aangeduid op de gekleurde zone van de sticker en op de tabel achterop de draadloze regelaar (Figuur 37).

decal119-6819

De schuif afstellen

De schuifafstelling bepaalt waar het zand op de schijven valt. De sticker geeft niet alleen de kleurgecodeerde startpositie voor elke toepassing aan, maar geeft ook de benodigde afstelling aan om de strooiing nog fijner af te stellen; zie De instellingen fijn afstellen.

g013709
g013710

Note: De kleuren van de sticker in Figuur 39 komen overeen met de kleuren van de hoofdsticker (Figuur 28).

De rijsnelheid afstellen

De rijsnelheid is doorgaans 100% voor elke instelling – dit is zo ontwikkeld en getest om ervoor te zorgen dat er één factor minder hoeft te worden aangepast in het kleurgecodeerde bedieningssysteem. Normaal moet u de achterlaadklep gebruiken om het materiaalvolume te verkleinen, niet de rijsnelheid. Als de minimale hoogte van de achterlaadklep echter niet volstaat om de materiaalstroom te verkleinen, verlaag dan de rijsnelheid.

g013711

De instellingen fijn afstellen

Het kleurgecodeerde bedieningssysteem is ontwikkeld zodat u niet meer hoeft te gissen bij het instellen van de perfecte strooi-instelling. Echter, door de vele variabelen zoals het gewicht van het zand, de grootte van de korreltjes, de hoeveelheid vocht, etc. kan uw strooipatroon nog altijd ongelijkmatig zijn.

Om dit te corrigeren, is de afstelling van de basisinstelling voorzien van een illustratie met informatie hoe u dit kunt doen (Figuur 41).

g013710

Als het strooipatroon zwaar is aan de binnenzijde van de verspreiding, schuift u de basis eenvoudig naar binnen – in de richting van de hopper. Als de spreiding zwaar is aan de buitenzijde, schuif de basis dan naar buiten – weg van de hopper.

Note: De kleuren van de sticker in Figuur 41 komen overeen met de kleuren van de hoofdsticker (Figuur 28).

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige schoenen, een lange broek en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen bungelende juwelen.

  • Gebruik de machine niet als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.

  • Houd uw handen en voeten uit de hopper.

  • Blijf zitten als het trekvoertuig in beweging is.

  • Let goed op als u de machine gebruikt. Als het trekvoertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rijd voorzichtig en doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, waterpartijen, hellingen, onbekend terrein en andere gevarenzones.

    • Matig de snelheid als u met een geladen machine over oneffen terrein rijdt. Anders kan de machine onstabiel worden.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Ga voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt. Rij hellingen in een rechte lijn op en af. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.

    • Wees extra voorzichtig als u werkt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of zwaar belast is. Stoppen kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Schakel niet van vooruit in achteruit of andersom zonder volledig te stoppen.

    • Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle kunt verliezen.

    • Wees u bewust van uw omgeving tijdens het draaien of achteruitrijden van de machine. Zorg ervoor dat het gebied vrij is en houd omstanders op een veilige afstand. Rijd langzaam.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Houd u aan alle verkeersregels en plaatselijke verordeningen met betrekking tot het besturen van de machine op of in de buurt van de openbare weg.

    • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat er voldoende ruimte boven uw hoofd is, zodat het trekvoertuig zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.

    • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

    • Laat de machine niet onbeheerd achter terwijl deze in bedrijf is.

  • Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden of lossen.

  • Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of voor het trekvoertuig.

  • De stabiliteit van ladingen kan verschillen, hoge ladingen hebben bijvoorbeeld een hoger zwaartepunt. Verminder indien nodig het maximale laadgewicht om te zorgen voor een betere stabiliteit.

  • Doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt:

    • Houd de hoogte en het gewicht van de lading zorgvuldig in de gaten. Hoge en zware ladingen kunnen het risico op kantelen doen toenemen.

    • Verdeel de lading gelijkmatig, zowel in de lengte- als de breedterichting.

    • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres.

    • Zorg er altijd voor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

    • Plaats geen grote of zware objecten in de hopper. Hierdoor kunnen de lopende band en de rollen beschadigd raken. Zorg er ook voor dat de lading een uniforme textuur heeft. Steentjes tussen het zand kunnen met hoge snelheid uitgeworpen worden.

  • Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen of strooien. De dubbele spinner, de lopende band en de verwerker kunnen met een hoge snelheid deeltjes en vuil uitwerpen.

  • De machine lossen of loskoppelen van het trekvoertuig dient op een vlakke ondergrond te gebeuren.

  • Niet rijden met de machine in de volledig omhooggebrachte stand. Dit vergroot het risico dat de machine omkantelt.

  • De machine heeft een veilige zone voor het rijden met werktuigen. Deze zone wordt aangeduid door het groene gedeelte op de sticker.

  • Rijd niet terwijl de machine zich in het geel/zwarte bereik bevindt. Als er geen werktuigen bevestigd zijn aan de machine, dient u de machine te transporteren in de omlaaggebrachte stand.

  • Schakel het werktuig uit als u mensen, voertuigen, kruispunten of zebrapaden nadert.

  • Gebruik de machine niet als de gewichtsbehuizing is verwijderd of niet in de juiste stand staat.

  • Wees extreem voorzichtig bij het rijden op hellingen, met name tijdens het draaien.

    • Rijden op steile hellingen met de machine volledig beladen kan leiden tot omkantelen of tractieverlies van de machine of het trekvoertuig.

    • Verminder het gewicht van de lading bij het rijden op steile hellingen en stapel de lading niet te hoog op.

Veiligheid op hellingen

  • Bekijk de specificaties van het trekvoertuig om er zeker van te zijn dat u het niet gebruikt op te steile hellingen.

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

  • De gebruiker moet het terrein inspecteren en de condities beoordelen om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op een helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • De gebruiker moet de onderstaande instructies voor gebruik op een helling doornemen en de omstandigheden waarin de machine zal worden gebruikt beoordelen om te bepalen of de machine op die dag op het terrein kan worden gebruikt. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.

  • Zorg dat u de machine niet moet starten, stoppen of keren op hellingen. Voorkom dat u plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine moet veranderen. Keer traag en geleidelijk om.

  • Gebruik de machine niet in omstandigheden waarin u niet zeker bent van de tractie, het stuurgedrag of de stabiliteit.

  • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

  • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen.

  • Wees uiterst voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, waterpartijen of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.

Gebruik van de machine

  1. Vul de hopper van de machine met het strooimateriaal.

  2. Controleer of de optie (dubbele spinner) is gemonteerd.

  3. Stel de achterlaadklep in op de gewenste hoogte.

  4. Zet beide doorstroomregelkleppen in de gewenste stand. Stel de lopende band en de optie in naar wens (doorgaans moet de snelheid van de band als volgt zijn: draadloos – 100%, standaardhydrauliek – nr. 10).

  5. Parkeer het trekvoertuig 3 meter voor het gebied dat moet worden behandeld.

  6. Controleer of beide schakelaars van de aan-/uit-bediening zijn uitgeschakeld. Controleer bij draadloze modellen of de functies van het bedieningspaneel zijn gestopt.

  7. Schakel de hydrauliek in (op het trekvoertuig of het hydraulische hulpaggregaat).

  8. Verhoog het toerental van het trekvoertuig. Schakel de optie in met behulp van de aan-/uit-bediening of het draadloze bedieningspaneel.

  9. Rijd naar voren naar het te behandelen gebied en breng het toerental van het trekvoertuig in het optimale bedrijfsbereik.

  10. Zodra de optie van de machine zich direct boven het begin van het te behandelen gebied bevindt, gebruikt u de aan-/uit-bediening of het draadloze bedieningspaneel om de lopende band in te schakelen.

    Note: Bij de draadloze modellen kan de functie ALLES STARTEN worden gebruikt in plaats van de afzonderlijke startfuncties van de OPTIE START en de LOPENDE BAND. De optie zal dan eerst starten en vervolgens de lopende band.

  11. Rijd in een rechte lijn en strooi het materiaal met een constante snelheid totdat u het einde van het te behandelen gebied bereikt.

  12. Schakel de lopende band uit, draai de machine om en positioneer de machine voor de volgende baan.

  13. Controleer het strooipatroon op de grond voordat u aan de tweede baan begint. Indien nodig kunt u de instellingen van de machine aanpassen.

  14. Ga verder met stap 10 tot en met 13 totdat het volledige gebied is behandeld of totdat de hopper leeg is.

  15. Schakel de lopende band en de optie uit, verlaag het toerental van het trekvoertuig en schakel de hydrauliek uit.

    Note: Schakel altijd eerst de lopende band uit.

Draadloze afstandsbediening (uitsluitend model 44751)

Het draadloze bedieningspaneel schakelt onderdelen in die snel draaien of waarbij klemgevaar bestaat. Zorg ervoor dat u de ProPass altijd in zicht hebt tijdens het bedienen, aanpassen of programmeren van het draadloze bedieningspaneel.

Om ervoor te zorgen dat het inschakelen van de spinners en de lopende band niet per ongeluk gaat, moet u de startknoppen tweemaal indrukken: een maal om te selecteren en de tweede maal om in te schakelen. Dit voorkomt dat de startfunctie per ongeluk wordt geactiveerd terwijl u handmatig aanpassingen maakt aan de machine.

Als er gedurende 10 seconden geen knoppen worden ingedrukt tijdens het programmeren of voorbereiden van het draadloze bedieningspaneel, gaat deze over in de inactieve modus en keert terug naar het laatst opgeslagen programma of de laatst opgeslagen instelling.

Voorzichtig

Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.

Schakel het draadloze bedieningspaneel en het werkvoertuig uit (om ervoor te zorgen dat er geen hydraulische stroming plaatsvindt) voordat u fysieke aanpassingen uitvoert aan de messen en de lopende band.

De machine loskoppelen van een trekvoertuig

  1. Parkeer het trekvoertuig en de machine op een droog, horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem van het trekvoertuig in werking, schakel de motor uit en verwijder het contactsleuteltje.

  3. Plaats blokken onder twee wielen van de machine (voor en achter).

  4. Hef de druk in het hydraulische systeem op.

  5. Koppel de hydraulische slangen los, rol ze op en bewaar ze aan de voorzijde van de machine.

  6. Maak de tussenstroomkabel los van het trekvoertuig.

  7. Laat de assteun(en) als volgt zakken:

    • Op een trekchassis: draai de assteun 90 graden (rechtsom) naar de stand omlaag om de machine te ondersteunen.

    • Op een vrachtwagenchassis met directe aansluiting: verplaats de assteunen naar de voorzijde van de machine en draai deze 90 graden totdat de onderzijde van beide assteunen naar de grond wijst.

  8. Breng de machine omhoog met de assteun(en) totdat het gewicht niet meer op de trekstang van het trekvoertuig rust.

  9. Trek de koppelpen eruit.

  10. Controleer of er geen andere aansluiting of koppeling tussen de machine en het trekvoertuig meer zijn.

De hydraulische bedieningselementen en opties bedienen

Afstandsbedieningsysteem

Het afstandsbedieningsysteem bestaat uit een bedieningspaneel, een basiseenheid van +12 tot +14,4 VDC en een kabelboom.

Bedieningspaneel

g029772

Knopfuncties

KnopNaamPrimaire functie
GraphicAAN/UITBedieningspaneel in- en uitschakelen.
GraphicALLES STARTENHiermee kunt u zowel de lopende band als de optie bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STARTENHiermee kunt u de lopende band van de hopper bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STOPPENHiermee kunt u de lopende band stilzetten.
GraphicLOPENDE BAND TRAGERHiermee kunt u de lopende band langzamer laten lopen.
GraphicLOPENDE BAND SNELLERHiermee kunt u de lopende band laten versnellen.
GraphicGraphicGraphicVOORINSTELLING 1Er kunnen drie afzonderlijke voorinstellingen worden opgeslagen voor de snelheid van de lopende band en de optie.
GraphicOPSLAANWordt gebruikt in combinatie met de VOORINSTELLINGSKNOP om een voorinstelling in het geheugen op te slaan.
GraphicOPTIE STARTENHiermee kunt u de achterste optie bedienen, in- en uitschakelen en de snelheid ervan weergeven.
GraphicOPTIE STOPPENHiermee wordt de optie stilgezet.
GraphicOPTIE TRAGERHiermee kunt u de optie langzamer laten lopen
GraphicOPTIE SNELLERHiermee kunt u de optie laten versnellen.
GraphicALLES STOPPENHiermee worden zowel de lopende band als de optie stilgezet.

De afstandsbediening aanzetten

Druk op de knop AAN/UIT van het bedieningspaneel en wacht tot het de basiseenheid vindt. Zorg ervoor dat er geen knoppen van de afstandsbediening worden ingedrukt wanneer deze de opstartprocedure uitvoert.

Handbediening

Als u het bedieningspaneel ooit kwijtraakt, of als het beschadigd raakt of niet functioneert, kan de machine nog steeds worden bediend om een taak af te maken of door te gaan met werken.

De handbedieningsfunctie bevindt zich aan de besturingszijde van het hydraulische systeem (Figuur 43).

g030467
  • Om de snelheid van de lopende band aan te passen (Figuur 44), draait u de knop rechtsom. Bij het kleurgecodeerde bedieningssysteem wordt de maximale snelheid van de loopband gebruikt, daarom kan deze aanpassing worden verricht zonder dat er hydraulische stroming aanwezig is. Dit is met name relevant als de hopper vol zand zit.

    decal119-6815
  • Gebruik een schroevendraaier (Figuur 44) met een platte kop om de spinnersnelheid aan te passen. Draai rechtsom om de snelheid te doen toenemen en linksom om de snelheid te doen afnemen.

Note: Als u aanpassingen verricht terwijl de hydraulische stroming actief is, zorg er dan voor dat de lopende band is uitgeschakeld als u niet wilt dat er zand wordt gestrooid terwijl u de aanpassingen maakt.

Zodra u tevreden bent over de instellingen, kunt u de hydraulische doorstroomregelaar op het trekvoertuig gebruiken om het systeem aan en uit te schakelen.

Belangrijke functie-elementen

  • Als het bedieningspaneel voor het eerst wordt ingeschakeld, moet ongeveer 5 seconden lang FLR OFF en OPT OFF (lopende band uit en optie uit) zichtbaar zijn. Als het display 'Waiting for base' (Wachten op basis) weergeeft, controleer dan of de basiseenheid van stroom is voorzien en of de NOODSTOPKNOP op de basiseenheid is uitgetrokken.

  • Er is altijd een huidig werkgeheugen. Dit is niet hetzelfde als een voorinstelling. De laatst opgeslagen werkinstellingen staan in het werkgeheugen wanneer u het bedieningspaneel inschakelt.

  • Werkvolgorde van de startknoppen op het bedieningspaneel:

    • Eén keer op een startknop drukken (ALLES STARTEN, LOPENDE BAND STARTEN of OPTIE STARTEN) roept de instelling in het huidige werkgeheugen van het bedieningspaneel op.

    • Door een tweede keer drukken op dezelfde startknop wordt het onderdeel geactiveerd als de hydrauliek is ingeschakeld (er worden oplopende getallen getoond op het display).

    • Door een derde keer op dezelfde startknop te drukken wordt de nieuwe instelling opgeslagen in het werkgeheugen van het bedieningspaneel.

  • Nadat een startknop eenmaal in ingedrukt om de huidige instelling in het werkgeheugen te bekijken (in een niet-werkende-modus), heeft u ongeveer 10 seconden om de instelling te wijzigen, anders wordt het element weer uitgeschakeld. In een werkmodus geldt deze 10-seconden-regel niet.

  • Om een voorinstelling te programmeren, moet u de elementen eerst activeren of inschakelen.

  • Om te werken vanuit een voorinstelling moet het snelheidspercentage van het element worden weergegeven in het display om te kunnen activeren of inschakelen. Als het display Off (uit) weergeeft, moet u de voorinstelling opnieuw oproepen.

Het lcd-scherm (Liquid Crystal Display) gebruiken

Het lcd-scherm ((Liquid Crystal Display) met 2 regels en 8 tekens per regel toont de status en activiteit als de knoppen op het bedieningspaneel worden ingedrukt. De achtergrondverlichting en het contrast kunnen worden aangepast. Veranderingen worden opgeslagen in het huidige werkgeheugen van het bedieningspaneel. Als de eenheid wordt ingeschakeld nadat deze uitgeschakeld is geweest, worden de laatste instellingen voor het contrast en de achtergrondverlichting gebruikt.

Contrast verhogen:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Contrast verlagen:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE TRAGER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Meer achtergrondverlichting:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Minder achtergrondverlichting:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE TRAGER tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG. Van alle functies op het bedieningspaneel verbruikt de achtergrondverlichting de meeste energie. Meer achtergrondverlichting kost meer vermogen en vermindert de levensduur van de batterijen. Hoe lager de instelling van de achtergrondverlichting, hoe langer de batterijen meegaan.

De werking van de statusled van het bedieningspaneel

De statusled knippert traag bij 2 Hz (twee keer per seconde) als het bedieningspaneel signalen uitzendt, maar er geen knoppen worden ingedrukt en de knoppen van de lopende band en de optie actief zijn. Als u op een knop drukt, zal het lampje bij 10 Hz knipperen.

De batterijen van het bedieningspaneel vervangen

Het bedieningspaneel wordt aangedreven met 4 AA-alkalinebatterijen van 1,5 V en levert tussen 2,4 en 3,2 V. De verwachte levensduur van de batterijen bedraagt ongeveer 300 uur (doorlopend ingeschakeld, zonder achtergrondverlichting), maar de levensduur van de batterijen wordt echter beïnvloed door gebruiksfactoren, met name de intensiteit van de achtergrondverlichting. Hoe feller de achtergrondverlichting, hoe meer energie er wordt verbruikt en hoe korter de levensduur van de batterijen.

Important: Houd altijd reservebatterijen bij de hand als het systeem in gebruik is.

  1. Zet de bout in de magneet op de magnetische beugel van het bedieningspaneel los (Figuur 45).

    g028874
  2. Schuif de kanten van de beugel uit elkaar en verwijder het bedieningspaneel (Figuur 45).

  3. Verwijder de 6 schroeven van de achterkant van het bedieningspaneel en verwijder het deksel (Figuur 46).

    Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel en de batterijen verwijdert.

    g028875
  4. Verwijder de oude batterijen en voer ze af volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.

  5. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst. (Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de eenheid niet beschadigd, maar ze zal niet meer functioneren). Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 46).

  6. Als u per ongeluk de rubberen afdichting en de stalen pakking hebt verwijderd, moet u ze zorgvuldig terug plaatsen in de groef in het bedieningspaneel (Figuur 46).

  7. Plaats het deksel terug en bevestig het met de 6 schroeven die u eerder hebt verwijderd (Figuur 46) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  8. Monteer het bedieningspaneel in de magnetische beugel van het bedieningspaneel, schuif de helften samen om het bedieningspaneel te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 45).

Onderhoud van het bedieningspaneel

Hoewel het bedieningspaneel robuust is uitgevoerd, moet u ervoor zorgen dat u het niet laat vallen op harde oppervlakken. Gebruik een zachte doek met water of een mild reinigingsmiddel om het bedieningspaneel te reinigen. Let erop dat u geen krassen maakt op het lcd-scherm.

Het bedieningspaneel met de basiseenheid associëren

Doorgaans wordt de associatie tussen het bedieningspaneel en de basiseenheid in de fabriek gemaakt, zodat het paneel en de basiseenheid kunnen communiceren met elkaar. Toch kan het voorkomen dat u een bedieningspaneel en een basiseenheid opnieuw moet associëren. Dit doet u als volgt:

  1. Druk op de noodstopknop om ervoor te zorgen dat basiseenheid niet meer van stroom wordt voorzien en controleer of het bedieningspaneel uit staat.

  2. Ga vlakbij de basiseenheid staan zodat u deze kunt zien.

  3. Houd tegelijk de knoppen ON/OFF en ALL STOP ingedrukt.

    Graphic + Graphic

    Het bedieningspaneel doorloopt de initialisatieschermen en stopt bijASSOC PENDING.

  4. Houd beide knoppen ingedrukt en laat deze snel los wanneerASSOC ACTIVE wordt weergegeven (ongeveer vier seconden).

    Op het display zal dan PRESS STORE worden weergegeven.

  5. Houd de knop STORE (bewaren) ingedrukt.

    Graphic

    Op het display wordt POW UP BASE weergegeven.

  6. Houd de knop STORE ingedrukt en trek de NOODSTOPKNOP uit om de basiseenheid te activeren.

    Het bedieningspaneel zal nu geassocieerd (verbonden) worden met de basiseenheid. Als de associatie geslaagd is, staat op het display ASSOC PASS.

  7. Laat de knop STORE los.

Important: Als op het display ASSOC EXIT verschijnt, is de associatie mislukt.

Note: U kunt de koppeling tussen het bedieningspaneel en de basiseenheid bekijken door de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt te houden. Op het display wordt het geselecteerde kanaal en het ID-nummer van de basiseenheid weergegeven.

Graphic + Graphic

Levensduur batterijen, bedieningsfrequentie, weergave ID basiseenheid en bedieningspaneel

Houd de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt om verschillende soorten gegevens weer te geven.

Graphic + Graphic

Terwijl u beide knoppen ingedrukt houdt, wordt op het display om de 2 seconden gewisseld tussen de volgende gegevens: de verwachte levensduur van de batterijen in resterende procenten of het huidige voltage van de batterijen, de bedieningsfrequentie of het communicatiekanaal voor de eenheden, het ID-nummer van het bedieningspaneel en het ID-nummer van de bijbehorende basiseenheid.

De lopende band en optie gebruiken

Volg de volgende procedures om de lopende band en optie (zoals de dubbele spinner of een ander werktuig) van de machine in te stellen en te bedienen:

  • De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

  • De optie afzonderlijk instellen en bedienen

  • De lopende band en de optie samen instellen en bedienen

De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop FLOOR STARTvoor het eerst indrukt Graphic (wanneer de lopende band niet in bedrijf is), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na FLR (d.w.z. FLRS), wat aangeeft dat het bedieningspaneel in de modus set-only (alleen instellen) staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de lopende band wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de lopende band instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder dat de lopende band ongewild gaat bewegen. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop FLOOR START om de lopende band te activeren met de gekozen instelling (als het hydraulische systeem werd ingeschakeld, zal de lopende band starten). Druk een derde keer op FLOOR START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de lopende band terwijl de band loopt, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop FLOOR START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht FLRS op het display staat, u drukt op Floor Start (Lopende band starten), waardoor de lopende band wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op FLOOR START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op FLOOR START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop FLOOR START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE FLOOR SPEED en de knop DECREASE FLOOR SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop FLOOR START om de lopende band te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop FLOOR START om de instelling van de lopende band te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt FLOOR STORE weergegeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt wanneer de lopende band wordt gestart totdat u de instelling terug verandert.

De optie afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop OPTION START voor de eerste keer indrukt Graphic (als de optie uitgeschakeld is), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na OPT (d.w.z. OPTS) om aan te geven dat het bedieningspaneel in de modus set-only staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de optie wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de optie instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop OPTION START om de optie te activeren met de gekozen instelling (als het hydraulische systeem ingeschakeld is, zal de optie starten). Druk een derde keer op OPTION START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de optie terwijl de optie actief is, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop OPTION START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht OPTS op het display staat, u drukt op OPTION START, waardoor de optie wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op OPTION START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op OPTION START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop OPTION START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE OPTION SPEED en de knop DECREASE OPTION SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop OPTION START om de optie te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop OPTION START om de instelling van de optie te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt OPTION STORE weergegeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt telkens de optie wordt gestart totdat u de instelling opnieuw verandert.

De lopende band en optie samen instellen en bedienen

Als u de knop ALL START voor het eerst indrukt Graphic (terwijl de optie niet loopt), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instellingen van de lopende band en de optie, en wordt er een 'S' weergeven na FLR en OPT (d.w.z. FLRS en OPTS) om aan te geven dat het bedieningspaneel in een set-only modus staat. In deze set-only modus kunt u de instellingen naar boven of naar beneden aanpassen, maar de lopende band en de optie worden niet geactiveerd en blijven dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheden instellen of de opgeslagen instellingen gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheden hebt ingesteld, drukt u op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren met de gewenste instelling (als het hydraulische systeem geactiveerd is, zullen de lopende band en de optie starten). Druk een derde keer op ALL START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen terwijl de lopende band en de optie geactiveerd zijn, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop ALL START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het display FLRS en OPTS weergeeft, u drukt op ALL START, waardoor de lopende band en de optie worden gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op ALL START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, zijn de instellingen teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarden.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op ALL START drukt en de set-only modus wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en OPT en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop ALL START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarden en FLRS en OPTS worden weergegeven.

  2. Pas de snelheidsinstellingen als volgt aan:

    • Pas de snelheidsinstelling van de lopende band aan met de knoppen INCREASE FLOOR SPEED en DECREASE FLOOR SPEED.

      Graphic of Graphic
    • Pas de snelheidsinstelling van de optie aan met de knoppen INCREASE OPTION SPEED en DECREASE OPTION SPEED.

      Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren.

    Graphic
  4. Druk op de knop ALL START om de instellingen te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt ALL STORE weergeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt telkens de optie wordt gestart totdat u de setting opnieuw verandert.

    Note: Zowel de lopende band als de optie moeten actief zijn om de instellingen op te slaan met de knop ALL START. Als er maar één (of geen van beide) actief is, zullen met een druk op de knop ALL START beide gestart worden, ofwel degene die niet actief was. Er wordt niets opgeslagen en de weergegeven commando's zijn de eerder opgeslagen commando's voor de lopende band en de optie.Het is belangrijk om te beseffen dat het opgeslagen commando voor de lopende band en de optie tweemaal gebruikt wordt, eenmaal in het geval van een afzonderlijk commando met de knoppen FLOOR START of OPTION START, en eenmaal bij een gecombineerde handeling met ALL START; in elk geval gaat het om hetzelfde nummer.

De voorinstellingsknoppen 1, 2 en 3 instellen

Het bedieningspaneel heeft drie VOORINSTELLINGSKNOPPEN waarmee u de snelheidsinstellingen van de lopende band en de optie kunt programmeren. Elke VOORINSTELLINGSKNOP werkt hetzelfde als de voorbeeldmodus bij ALL START, maar maakt gebruik van verschillende, door de gebruiker gedefinieerde waarden voor de snelheid.

Als de lopende band en/of de optie beide actief zijn op het moment dat u een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt, wordt er een voorbeeldwaarde voor de lopende band en de optie weergegeven. Als u vervolgens op de knop ALL START klikt, worden de huidige waarden vervangen door de voorinstellingswaarden. Als u langer dan 10 seconden wacht om op de knop ALL START te drukken, zal het systeem terugkeren naar de eerder opgeslagen waarden.

De waarden van een VOORINSTELLINGSKNOP instellen doet u als volgt:

  1. Start zowel de lopende band als de optie, afzonderlijk of met de knop ALL START.

    Graphic
  2. Stel de gewenste snelheid voor de lopende band en de optie in met de desbetreffende knoppen om de snelheid te VERHOGEN en VERLAGEN.

  3. Houd de knop STORE ingedrukt en druk vervolgens op de gewenste knop VOORINSTELLING (1, 2 of 3).

    Graphic vervolgensGraphic, Graphic, of Graphic

    Op het scherm zal PRESET SAVED worden weergeven.

Note: Als u de knop STORE ingedrukt houdt en een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt terwijl de lopende band of de optie uitgeschakeld is, wordt er geen nieuwe waarde opgeslagen. De voorinstelling behoudt de eerder opgeslagen waarden.

Een vooringestelde modus gebruiken

  1. Druk op de gewenste VOORINSTELLINGSKNOP (1, 2 of 3) om de instellingen voor de lopende band en de optie weer te geven.

  2. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te starten (als het hydraulische systeem ingeschakeld is).

  3. Gebruik de knoppen START en STOP om de lopende band en de optie te bedienen.

Een trekvoertuig kiezen

Waarschuwing

Gebruik altijd een geschikt trekvoertuig om de machine te vervoeren, zelfs voor korte afstanden. Gebruik van een ongeschikt trekvoertuig kan schade aan de machine, letsel of overlijden tot gevolg hebben.

De handbedieningsfunctie bevindt zich aan de besturingszijde van het hydraulische systeem. (zie Figuur 15).

Een geschikt trekvoertuig heeft een minimaal trekvermogen van 1405 kg.

Bij een trekchassis bedraagt het maximale draagvermogen voor de machine 907 kg met een bijbehorend koppelgewicht van 113 kg. Het ledig gewicht (zonder lading) bedraagt 499 kg, met een bijbehorend koppelgewicht van 23 kg.

Het koppelgewicht van de machine als deze is uitgerust met het hydraulische aggregaat van 8,2 kW (11 pk) tijdens het werken met volledige belasting bedraagt 145 kg. Het bijbehorende onbelaste koppelgewicht bedraagt 48 kg. Het bijbehorende onbelaste koppelgewicht bedraagt 599 kg.

Bij een vrachtwagenchassis met directe aansluiting bedraagt het maximale draagvermogen voor de machine 907 kg met een bijbehorende gewichtsoverdracht van 272 kg naar het trekvoertuig. Het ledig gewicht (zonder lading) bedraagt 544 kg met een bijbehorende gewichtsoverdracht van 52 kg naar het trekvoertuig.

De hopper laden

Waarschuwing

Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of voor het trekvoertuig; zie Specificaties.

De stabiliteit van ladingen kan verschillen, hoge ladingen hebben bijvoorbeeld een hoger zwaartepunt. Verminder indien nodig het maximale laadgewicht om te zorgen voor een betere stabiliteit.

Om te voorkomen dat de machine kantelt (zie de veiligheidsstickers in deze handleiding):

  • Houd de hoogte en het gewicht van de lading zorgvuldig in de gaten. Hoge en zware ladingen kunnen het risico op kantelen doen toenemen.

  • Verdeel de lading gelijkmatig, zowel voor en achter als links en rechts.

  • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres.

    Important: Plaats geen grote of zware objecten in de hopper. Materiaal dat groter is dan de opening aan de achterzijde kan de lopende band en de achteropening beschadigen. Zorg er ook voor dat de lading een uniforme textuur heeft. Steentjes tussen het zand kunnen veranderen in projectielen.

    Waarschuwing

    Vervoer geen passagiers in de hopper.

De hopper lossen

Waarschuwing

Deze machine kan handen of voeten afsnijden.

Houd handen en voeten uit de buurt van het hopperscherm op de beschermkap van de spinner en de spinner zelf wanneer de machine in werking is of de motor van het trekvoertuig draait.

Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen of strooien. De dubbele spinner werpt met een hoge snelheid deeltjes en vuil uit.

De machine niet lossen terwijl deze zich op een helling bevindt.

Waarschuwing

Als u de machine lost wanneer deze niet is aangesloten op het trekvoertuig, kan de lading schuiven en de machine omslaan.

Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat lossen.

Rijden

De machine is uitsluitend ontworpen voor terreingebruik. De maximale aanbevolen snelheid zonder lading is 24 km per uur.

Houd veilig de controle over de machine. Maak geen scherpe bochten en voer geen abrupte manoeuvres of andere onveilige acties uit.

Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt, vooral op natte, zanderige en gladde oppervlakken. De draaicirkel is beperkt als er een optie aan de machine is gekoppeld.

Voorzichtig

De machine gebruiken op een onveilige manier kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

Wees u bewust van uw omgeving tijdens het draaien of achteruitrijden. Zorg ervoor dat het gebied vrij is en houd omstanders op een veilige afstand. Rijd langzaam.

Schakel de optie uit als u mensen, voertuigen, kruispunten of zebrapaden nadert.

Note: Met een zware lading en op natte of ruige oppervlakken is de remtijd langer en kunt u minder snel en veilig draaien.

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak. Vermijd een zachte ondergrond omdat de kriksteun daarin kan wegzakken, waardoor de machine kan omkantelen.

  • Koppel de machine niet los van het trekvoertuig op een helling en klap altijd eerst de voorste krik en de achterste kriksteun uit.

  • Zorg ervoor dat de achterste kriksteun en de hopper zich in de stand omlaag bevinden. Plaats een afstandsstuk (bijvoorbeeld een stuk hout) onder de achterste steun als de afstand tot de grond groter is dan 5 cm.

  • Blokkeer altijd de wielen bij het loskoppelen van de machine om te voorkomen dat deze in beweging komt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.

  • Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.

De machine parkeren

Parkeer de machine altijd op een horizontaal oppervlak. Plaats blokken onder twee wielen van de machine (voor en achter als ze op een voertuig gemonteerd is).

Waarschuwing

Als u de machine loskoppelt van het trekvoertuig op een helling, kan de machine onverwacht beginnen bewegen.

Koppel de machine niet los van het trekvoertuig op een helling. Zorg ervoor dat de voorste krik zich in de ondersteunstand bevindt. 

Om de assteun te draaien vanuit de steunstand (omlaag) naar de transportstand (horizontaal), trekt u de steunpen uit de assteun en zwenkt u de krik. Zorg ervoor dat de assteun aan de machine is bevestigd en zich in de juiste stand bevindt tijdens het werk. Op het Toro trekchassis bevindt de assteun zich op de trekhaakbuis (Figuur 47). Bij een vrachtwagenchassis met directe aansluiting worden twee assteunen gebruikt (Figuur 48). Gebruik tijdens bedrijf de krikopslagstandaarden achteraan het chassis.

g013337
g013338

De opslagpennen gebruiken

  1. Parkeer het werkvoertuig op de stalplaats voor de machine.

    Note: De stalplaats dient een harde en effen ondergrond te zijn.

  2. Koppel de elektrische aansluitingen van het voertuig los.

  3. Koppel de hydraulische leidingen van de machine los van het werkvoertuig.

  4. Zet het bedrijfsvoertuig in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en start de motor.

  5. Breng met behulp van de hefcilinder van het voertuig de voorkant van de machine ver genoeg omhoog om de voorste poten van de opslagstandaard te monteren.

  6. Zet de motor af.

    Waarschuwing

    Werkzaamheden uitvoeren aan de machine terwijl deze op de opslagstandaard staat kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

    Klim niet onder de machine door en voer geen werkzaamheden uit onder de machine terwijl deze op de opslagstandaard staat.

  7. Breng de voorste opslagpoten en de achterste assteunen in de buizen van de machine en zet ze vast met de borgpennen (Figuur 49).

    g013777
  8. Breng me behulp van de hefcilinder van het voertuig de voorkant van de machine omlaag tot de voorste poten van de opslagstandaard de grond raken.

  9. Breng de 2 achterste opslagassteunen omhoog tot er geen druk meer rust op de montagepennen die de dwarsbuis van de machine verbinden met het frame van de Workman.

  10. Verwijder de achterste lynchpennen, koppelpennen en ringen (Figuur 50).

    g013228
  11. Breng met een hand de hefcilinder omhoog. Verwijder met de andere hand de borgpen van de hefcilinder (Figuur 51).

    g013778
  12. Bewaar de cilinders in de opslagklemmen. Zet de hydraulische hefinrichting vast met de vergrendelingshendel op het voertuig om te voorkomen dat de hefcilinders per ongeluk naar buiten schuiven.

  13. Breng de achterste assteunen omhoog tot er genoeg speling is om het voertuig van de machine weg te rijden.

  14. Stap rond de machine. Controleer of de ProPass geen contact meer maakt met het frame van het bedrijfsvoertuig en stevig op de vier poten van de opslagstandaard rust.

  15. Zet het bedrijfsvoertuig in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en start de motor.

  16. Zet de parkeerrem vrij en rij het werkvoertuig langzaam naar voren, weg van de machine op de opslagstandaard.

Onderhoud

Note: Om een elektrisch of hydraulisch schema van uw machine te verkrijgen, kunt u terecht op www.Toro.com.

Waarschuwing

Werkzaamheden uitvoeren aan de machine voordat u alle vermogensbronnen hebt losgekoppeld kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

Koppel alle vermogensbronnen los van de machine voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden of aanpassingen uitvoert aan de machine, moet u de machine uitschakelen, de motor uitzetten, de parkeerrem in werking stellen, de contactsleutel verwijderen en wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken.

  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • De spanning van de ketting niet controleren of aanpassen terwijl de motor van de tractor loopt.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Ondersteun de machine met blokken of op opslagstandaarden als u eronder moet werken. Vertrouw nooit op de hydrauliek van de tractor om de machine te ondersteunen.

  • Controleer dagelijks of de montagebouten van de tanden nog met de juiste torsie zijn vastgedraaid.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen zijn geplaatst en dat de motorkap goed is bevestigd nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.

Smering

Machine smeren

  • Gebruik een universeel smeermiddel voor auto's.

  • Bij normaal gebruik: regelmatig smeren na 25 bedrijfsuren.

  • Bij zeer stoffige, vuile omstandigheden dagelijks smeren.

  • Smeer alle lagers, lagerbussen en kettingen.

Er bevinden zich verschillende smeernippels op de machine en op het trekchassis (Figuur 52, Figuur 53 en Figuur 54).

  1. Reinig de smeernippels.

  2. Pomp het smeermiddel in de lagers en de lagerbussen.

  3. Veeg het overtollige vet weg.

  4. Controleer de wiellagers en smeer deze elk jaar of elke 300 bedrijfsuren opnieuw.

    g013352
    g013353
    g013354

Dagelijkse controles

Begin elke dag met het uitvoeren van deze veiligheidscontroles voordat u de machine gaat bedienen. Meld eventuele veiligheidsproblemen bij uw leidinggevende. Zie de veiligheidsinstructies in deze handleiding voor meer informatie.

De banden en wielen controleren

  • De aanbevolen bandendruk voor het trekchassis is 0,69 bar, of volg de aanbevelingen van de fabrikant van de band. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het trekvoertuig voor de eigenschappen van de banden van het trekvoertuig.

  • Controleer op overmatige slijtage of zichtbare schade.

  • Controleer of de wielbouten goed zijn vastgedraaid en of er geen bouten ontbreken.

De achterklep controleren

Controleer of het verstelbare gedeelte van de achterklep soepel open en dicht gaat.

De assteunen opbergen en controleren

  • Plaats de assteun(en) veilig in de stand omhoog voordat u gaat rijden. Op een vrachtwagenchassis met directe aansluiting verplaatst u de assteunen naar de achterzijde van de machine.

  • Controleer of de koppelpen en assteun niet beschadigd zijn en of de veiligheidspen op zijn plaats zit. (Vervang de veiligheidspen als deze beschadigd is of ontbreekt).

  • Controleer of de trekhaakaansluitingen niet los zitten.

Veiligheid van het hydraulische systeem

  • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

  • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.

  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

  • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

  • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

Hydraulische vloeistof controleren

  • Controleer het hydraulische systeem op lekken. Als u een lek vindt, draai dan de fitting vast of vervang of repareer het beschadigde onderdeel.

  • Controleer de hydraulische slangen op slijtage of zichtbare schade.

  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Indien nodig bijvullen.

Afdichtingen van riem en achterklep controleren

  • Controleer alle rubberen afdichtingen op slijtage of schade. Als de afdichtingen lekken, vervang of repareer de afdichtingen dan.

  • Controleer de reinigingsschraper voor de lopende band en stel deze af. Zorg ervoor dat de schraper over de gehele lengte volledig contact maakt met de band.

Andere onderdelen controleren

  • Controleer de messen van de dubbele spinnerschijven op slijtage. Vervang deze als ze dunner worden.

  • Controleer de behuizing van de dubbele spinner op tekenen van scheuren of roesten. Vervang indien nodig de platen.

  • Controleer of de veiligheidsstickers onbeschadigd en leesbaar zijn. Als dit niet het geval is, moet u ze vervangen.

Hydraulisch systeem

De machine verlaat de fabriek met hydraulische vloeistof van hoge kwaliteit. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de machine voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:

 Toro Premium transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro distributeur voor de onderdeelnummers).

Alternatieve vloeistoffen: Als de aanbevolen olie niet verkrijgbaar is, mag u andere universele hydraulische tractorolie (UTHF) gebruiken. Deze mag echter alleen gewone olie op petroleumbasis zijn, geen synthetische of biologisch afbreekbare olie. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw olieleverancier of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.

Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

Materiaaleigenschappen:
Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C 55 tot 62
Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
Stolpunt, ASTM D97-37 °C tot -43 °C
Industriespecificaties: API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.
 

Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. 1 flesje is voldoende voor 15 tot 22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer (onderdeelnr. 44-2500).

De lopende band onderhouden

De lopende band en rollen controleren

  • Controleer of de lopende band goed recht over de rollen loopt en niet slipt. Indien nodig afstellen. Zie De sporing van de lopende band afstellen.

  • Controleer de lagers van de voorrollen en achterrollen elke twee maanden op slijtage of zichtbare beschadigingen.

  • Controleer de conditie en de spanning van de aandrijfriem en de kettingwielen.

    Important: Controleer of er strooimateriaal vastzit tussen de lopende band, de riem en de rollen. Zie De machine schoonmaken.

De spanning van de lopende band afstellen

Voer de procedure om de lopende band te spannen alleen uit als de band slipt, als deze is vervangen of als deze los is gemaakt om andere onderdelen te vervangen.

  1. Plaats de V-geleider van de riem in de geleiders van de voor- en achterrollen.

  2. Draai de twee stelmoeren van de riem gelijkmatig af tot de riem strak staat.

    Note: Verwijder indien nodig de kappen van de voorste rol en de achterafvoer.

  3. Laad de machine volledig met het zwaarste materiaal dat u van plan bent te gebruiken.

  4. Houd met 2 sleutels het uiteinde van de spanstang stationair en draai vervolgens de borgmoer los - dit is de moer die zich het dichtst bij het uiteinde van de stang bevindt (Figuur 55).

    g013351
  5. Schakel de lopende band in en controleer of deze slipt.

  6. Als dit het geval is, moet u de band stoppen en beide stelmoeren een halve slag vaster draaien. Niet te strak trekken.

  7. Herhaal stap 5 en 6 tot de lopende band niet meer slipt.

  8. Draai de borgmoeren vast en plaats de gele veiligheidskappen.

De sporing van de lopende band afstellen

De lopende band is voorzien van een zelfgeleidend systeem. De voor- en achterrollen zijn voorzien van een groef in het midden waarin de V-geleider van de riem moet lopen. Soms loopt de band uit de groeven. Ga als volgt te werk om de sporing van de riem af te stellen:

  1. Bepaal naar welke kant de band trekt.

  2. Verwijder de veiligheidskappen van de beide voorste hoeken.

  3. Houd aan de kant waar de band naartoe trekt het uiteinde van de spanstang stationair en draai vervolgens de borgmoer los en draai de stelmoer twee platte kanten van de moer verder vast (Figuur 55).

  4. Draai beide borgmoeren vast en schakel de lopende band in.

  5. Controleer of de band nog steeds uit de groeven loopt. Herhaal bovenstaande stappen tot de lopende band weer op de juiste wijze in de groeven loopt.

    Important: Wees geduldig! U moet de band niet te strak trekken.

  6. Plaats beide veiligheidskappen.

De machine schoonmaken

Zout, teer, hars, meststoffen en chemicaliën kunnen de lak van de machine beschadigen. Spoel dergelijke stoffen zo snel mogelijk af met een reinigingsmiddel en water. Mogelijk hebt u aanvullende reinigings- of oplosmiddelen nodig. Controleer dan of deze veilig zijn voor gelakte oppervlakken.

Waarschuwing

Ontvlambare vloeistoffen en reinigingsmiddelen met giftige dampen zijn schadelijk voor uw gezondheid.

Gebruik geen ontvlambare vloeistoffen of reinigingsmiddelen met giftige dampen. Volg de aanbevelingen van de fabrikant.

Important: Gebruik geen hogedrukreiniger. Met een hogedrukreiniger verwijdert u mogelijk lak, veiligheidsstickers en smeermiddel en dit kan ook schade aan onderdelen veroorzaken.

  1. Verwijder de optie voor het reinigen en reinig deze afzonderlijk.

  2. Verwijder het bedieningspaneel.

  3. Reinig de carrosserie van de machine met warm water en een mild reinigingsmiddel.

  4. Spoel het reinigingsmiddel helemaal weg met schoon water voordat het opdroogt.

  5. Verwijder de reinigingsschraper voor de lopende band van de achterzijde van de machine (Figuur 56).

    g013355
  6. Breng de voorzijde van de machine zo ver omhoog als nodig is.

  7. Als u de machine achterop een vrachtwagen monteert, gebruik dan de hefcilinder op het trekvoertuig. (Zie de gebruikershandleiding van het trekvoertuig).

  8. Als u gebruik maakt van een trekchassis of een vrachtwagenchassis met directe aansluiting, gebruik dan de assteun op het chassis.

  9. Open de achteropening helemaal en spuit water in de hopper en in de achteropening. Controleer de afdichtingen aan de zijkanten en vervang deze indien nodig

  10. Aan de voorzijde van de machine bevindt zich een reinigingssticker (Figuur 57). Spuit met behulp van een tuinslang door het gaas aan de voorzijde totdat de binnenzijde vrij is van materiaal (Figuur 58).

    Note: Als de kappen afgenomen zijn voor het invetten, kunt u van de gelegenheid gebruik maken om vastzittend strooimateriaal weg te wassen.

    g013714
    g237531
  11. Controleer de hopper, het onderscherm, de lopende band, de laadbak en de rollen om er zeker van te zijn dat al het strooimateriaal is verwijderd.

  12. Laat de machine terug in de normale bedrijfsstand zakken.

  13. Plaats de reinigingsschraper voor de lopende band. Duw de montagebalk van de schraper op de lopende band. Controleer of de schraper zo verticaal mogelijk is, maar nog steeds contact houdt met de band.

Stalling

Ga als volgt te werk voordat u de machine lange tijd gaat stallen:

  1. Reinig de machine grondig. Indien nodig onderdelen verwijderen.

  2. Verwijder het bedieningspaneel.

  3. Zorg ervoor dat de noodstop is ingedrukt.

  4. Controleer al het bevestigingsmateriaal en draai dit indien nodig vast.

  5. Smeer alle smeernippels en draaipunten. Veeg overtollig vet weg.

  6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.

  7. Sla de machine indien mogelijk binnen op.

Problemen, oorzaak en remedie

Storingcodes controleren (alleen bij EH-modellen)

Als de diagnoseled aangeeft dat er een fout is in het systeem (zie Diagnoseledfunctie), moet u de storingscodes controleren om te bepalen wat er fout is met de machine.

De diagnosemodus inschakelen en de codes controleren

  1. Druk de E-STOP-knop in om de stroom uit te schakelen.

  2. Trek de bevestigde dop van de 2 diagnostische parallelaansluitingen (Figuur 59, A).

  3. Sluit de diagnostische parellelaansluitingen op elkaar aan (Figuur 59, B).

    g238424
  4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

  5. Tel het aantal keren dat het lampje knippert om de storingscode te bepalen en raadpleeg dan de volgende tabel:

    Note: Als er meerdere storingen zijn, zullen beide storingen in knippersignalen worden aangegeven, gevolgd door een lange pauze. Daarna zullen de knippersequenties worden herhaald.

    CodeKnipperpatroon ledGedragDetails
    Specifieke storingen van de machine
    11Een keer knipperen, pauze, een keer knipperen, lange pauze, dan herhalingEr is geen communicatie meer met de basiseenheid.De aansluiting is niet verbonden; zoek de loszittende of afgekoppelde aansluiting van de kabelboom en sluit deze aan.
    Er is iets mis met de draden, neem contact op met uw Toro verdeler.
    De basiseenheid is niet goed; neem contact op met uw Toro verdeler.
    12Een keer knipperen, pauze, twee keer knipperen, pauze, dan herhalingDe versie van de basiseenheid en/of de afstandsbediening is niet compatibelFoute software (installeer de juiste software van TORODIAG), neem contact op met uw Toro verdeler.
    13Een keer knipperen, pauze, drie keer knipperen, lange pauze, dan herhalingSlechte afstandsbediening – niet geïmplementeerd op Rev AVerkeerde productassociatie (d.w.z. proberen een ProPass te bedienen met een MH-400 afstandsbediening)

De storingscode resetten

Nadat u het probleem hebt opgelost, dient u de storingscodes te resetten door de diagnoseaansluitingen los te koppelen en opnieuw aan te sluiten. Het diagnoselampje zal constant knipperen bij 1 Hz (1 keer knipperen per seconde).

De diagnosemodus verlaten

  1. Druk de E-STOP-knop in om de stroom uit te schakelen; zie E-Stop-knop.

  2. Koppel de diagnostische parallelaansluitingen los (Figuur 59, B).

  3. Duw de bevestigde dop op de 2 diagnostische parallelaansluitingen (Figuur 59, A).

  4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

Berichten van het bedieningspaneel (alleen voor EH-modellen)

Weergegeven berichtBeschrijving
ASSOC PENDINGDe associatie moet nog worden gemaakt.
ASSOC ACTIVEEr wordt een associatieverzoek verwerkt.
POWER UP BASESchakel de stroom van de basiseenheid in.
ASSOC PASSHet associatieverzoek is geslaagd.
ASSOC EXITDe associatiemodus wordt verlaten.
ASSOC FAILHet associatieverzoek is mislukt.
PRESS STOREDruk op de knop STORE.
ALL STOREAlle huidige ingestelde waarden opslaan in het huidige werkgeheugen.
OPTION STOREAlle huidige waarden voor de optie opslaan in het huidige werkgeheugen.
BELT STOREAlle huidige waarden voor de lopende band opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 1 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 1 opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 2 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 2 opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 3 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 3 opslaan in het huidige werkgeheugen.
WAITING FOR BASEHet bedieningspaneel wacht op een reactie van de basiseenheid.
HOPPER UPHet bedieningspaneel verstuurt het commando 'Hopper omhoog'.
HOPPER DOWNHet bedieningspaneel verstuurt het commando 'Hopper omlaag'.
PROPASS REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
MH400 REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
BAT XX%Battery X.X VResterende levensduur batterijen in procenten.Resterende levensduur batterijen in voltage.
CHANNEL XKanaal dat momenteel door het systeem wordt gebruikt.
HH ID XXXXXXIdentiteit van het bedieningspaneel
BASE ID XXXXXXIdentiteit van de basiseenheid
FLR XX% OPT XX%De huidige snelheid van de lopende band in procenten. De huidige snelheid van de optie in procenten.
FLRS XX% OPTS XX%Weergave van de opgeslagen snelheid van de lopende band en de optie met 0% commando naar de output waarmee de bestuurder kan besluiten de huidige instelling te gebruiken of te veranderen.
FLR OFFOPT OFFWeergave van de status van de lopende band en de optie als deze uitgeschakeld zijn.
SERVICE ACTIVEDe servicetool is actief.
SERVICE NO APPService heeft geen geldige applicatie om te activeren.