Inleiding

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.

Important: Om de veiligheid en de prestaties van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u nalaat deze bedieningsinstructies op te volgen of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro dealer. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g234204

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Als deze machine tussen 1.500 en 2.400 m boven zeeniveau wordt gebruikt is de speciale kit voor grote hoogte vereist. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute).

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Schakel de machine en de motor uit voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, bijtankt of de machine vrijmaakt.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal117-2718
decal130-8322
decal120-9571
decal120-9570
decal120-9598
decal131-3111
decal120-2769
decal115-7271
decal133-2335
decal115-7274

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.

De tractie-eenheid gebruiksklaar maken

Optioneel — Maai-eenheden modellen 04251, 02452, 04253 en 04254

Als u maai-eenheid model 04251, 02452, 04253 of 04254 gaat monteren op deze tractie-eenheid, dient u de volgende stappen uit te voeren:

  1. Plaats het maaidek op een vlak, horizontaal oppervlak.

  2. Meet op de beide bevestigingsarmen (Figuur 3) 2.3 mm vanaf de lipjes naar binnen en slijp de hoek af, zoals getoond in Figuur 4.

    g034505
    g034506
  3. Verf het blootgekomen metaal om roestvorming te voorkomen.

Maaidek op de tractie-eenheid monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (⅜" x ¾")2

Note: Om de gewichtstang op uw machine te monteren, dient u de montage-instructies in de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid te raadplegen.

  1. Plaats de machine op de trommels op een horizontaal oppervlak.

  2. Laat de kickstandaard zakken en druk de borgpen in om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 5). Laat de machine rusten op de geborgde kickstandaard.

    Note: Zet de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND telkens als u de maai-eenheid gaat verwijderen. Als de kickstandaard in deze stand staat, kan de machine niet achteroverkantelen op de handgreep.

    g018142
  3. Duw het maaidek onder de tractie-eenheid en vervolgens naar links om de transmissiekoppeling te laten aangrijpen (Figuur 6).

    g000483
  4. Beweeg het frame van de machine naar voren totdat het contact maakt met de draaiarmen van de maai-eenheid Figuur 7.

    g032418
  5. Bevestig het frame van de machine aan de draaiarmen van het maaidek met de 2 bouten (3/8 x 3/4 inch) (Figuur 7).

  6. Zet de kickstandaard in de OPSLAGSTAND door de borgpen los te maken en de kickstandaard naar boven te laten kantelen.

  7. Stel de maaihoogte van de maai-eenheid in; zie de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.

De handgreepbevestigingen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Handgreepbevestiging2
R-pen2
  1. Ondersteun de handgreep en verwijder de kabelbinders waarmee de handgreepklemmen aan de zijplaten zijn bevestigd (Figuur 8).

    g017005
  2. Draai de handgreep in de gewenste gebruiksstand en breng een handgreepbevestiging over de handgreepklem en in de overeenkomende gaten van de zijplaat (Figuur 8).

  3. Borg de positie van de klem met een borgpen (Figuur 8).

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de handgreep.

  5. Stel de handgreep af op de gewenste hoogte; raadpleeg Hoogte van handgreep instellen.

    Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

De transportwielen monteren

Optioneel

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Transportwielen — Transportwielset (modelnr. 04123 [optioneel])2
  1. Druk met uw voet het midden van de kickstandaard naar beneden en trek de onderste steun van de duwboom omhoog tot de kickstandaard naar voren, over het midden is gedraaid (Figuur 9).

    g016833
  2. Draai de sluitklem van het wiel weg van het midden van het wiel en schuif het wiel op de zeskantige as (Figuur 10).

    g000475
  3. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

  5. Pomp de banden op tot 0,83 tot 1,03 bar.

  6. Neem de machine voorzichtig van de kickstandaard door deze langzaam naar voren te duwen or de onderste steun van de duwboom op te tillen, zodat de kickstandaard naar de INGEKLAPTE stand terugspringt.

Het motoroliepeil controleren

Het oliepeil in de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren.

De sticker met het productiejaar aanbrengen

Alleen CE-machines

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Productiejaar sticker 1

Als u deze machine gebruikt in een land waar de CE-normen van toepassing zijn, moet u de sticker met het productiejaar aanbrengen in de buurt van het plaatje met het serienummer; zie Figuur 11.

g233866

De grasvanger monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grasvanger1
  1. Neem de grasmand vast bij de handgreep.

  2. Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van het maaidek en over de voorste rol (Figuur 12).

    g032407
  3. Monteer de grasmandhaken over de framebeugel (Figuur 12).

Important: In het geval dat u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade (Figuur 13). Zet de contactpunten recht voordat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken.Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de maai-eenheid raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de maai-eenheid.

g032408

De machine inrijden

Voor de inrijperiode is 8 uur maaien genoeg.

De eerste uren dat u de maaier gebruikt hebben een grote invloed op de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst. U moet goed letten op de prestaties van de machine zodat eventuele kleine problemen, die later tot grote problemen zouden kunnen leiden, worden opgemerkt en verholpen. Gedurende de eerste uren van het gebruik moet u de machine vaak controleren op olielekkage, losgeraakte bevestigingsmiddelen en andere problemen.

Het verversen van de olie na de inrijperiode en het onderhoud worden besproken in de Gebruikershandleiding van de motor.

Algemeen overzicht van de machine

g032409
g032410

Gashendel

De gashendel (Figuur 15 en Figuur 16) bevindt zich rechts achter op het instrumentenpaneel. Draai de gashendel om het toerental te regelen.

g027738

Schakelhendel voor tractie en messenkooi

De schakelhendel voor de tractie en de messenkooi (Figuur 17) bevindt zich rechts voor op het bedieningspaneel.

De hendel heeft 2 standen om de machine te transporteren: NEUTRAAL en VOORUIT. Duw de hendel naar voren naar de stand tractie—VOORWAARTS (transport) of de stand tractie—VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving— INGESCHAKELD om de tractieaandrijving in te schakelen (Figuur 17).

Note: Om de hendel te bewegen moet u eerst de dodemanshendel inschakelen.

g000494

De hendel heeft 2 standen om de messenkooi te bedienen: INGESCHAKELD en UITGESCHAKELD. Beweeg de bovenkant van de hendel naar links en vervolgens naar voren in de stand tractie—VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving—INGESCHAKELD om de messenkooi in te schakelen en te beginnen met maaien. Duw de hendel naar rechts in de stand tractie—VOORWAARTS (transport) om de messenkooi uit te schakelen en vooruit te blijven rijden, of trek de hendel naar achteren in de stand tractie—NEUTRAAL en messenkooi-aandrijving—UITGESCHAKELD om zowel de messenkooi als de tractieaandrijving uit te schakelen (Figuur 17).

Note: Als u de dodemanshendel vrijstelt, keert de hendel terug naar de neutraalstand. De machine stopt.

Bedrijfsrem

De bedrijfsrem (Figuur 18) bevindt zich vooraan links van de handgreep. Trek de hendel naar achteren om de bedrijfsrem in te schakelen.

U dient de rem vrij te zetten voordat u de tractieaandrijving inschakelt. Als u de machine gebruikt terwijl de rem ingeschakeld is, zal de machine wel rijden, maar met hoge weerstand en een groter verbruik.

g016853

Parkeerremvergrendeling

Gebruik de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 18) samen met de bedrijfsrem. Draai de vergrendeling van de parkeerrem naar de remhendel om de bedrijfsrem vast te zetten. Trek aan de remhandgreep om vrij te zetten.

Note: U kunt de hendel van de tractiebediening niet bewegen als de vergrendeling ingeschakeld is.

AAN-/UIT-schakelaar

De aan/uit-schakelaar (Figuur 15) bevindt zich op het bedieningspaneel. Zet de schakelaar op AAN om de motor te starten en op UIT om de motor uit te schakelen.

Dodemansknop

U moet de dodemanshendel (Figuur 15) inschakelen voordat u de tractiehendel inschakelt. Als u de dodemanshendel vrijzet tijdens het werk, keert de tractiehendel terug naar neutraal. De machine blijft lopen.

Chokehendel

De chokehendel (Figuur 19) bevindt zich links vooraan op de motor. De hendel heeft 2 standen: LOPEN en CHOKE. Zet de hendel op CHOKE bij het starten van een koude motor. Zodra de motor start, zet u de hendel op LOPEN.

g024364

Brandstofklep

De brandstofklep (Figuur 19 en Figuur 20) bevindt zich linksvoor op de motor, dicht bij de choke hendel. De klep heeft 2 standen: GESLOTEN en OPEN. Zet de klep op GESLOTEN als de machine wordt opgeborgen of getransporteerd. Open de klep (door de hendel naar beneden te draaien) voordat u de motor start.

g196011

Handgreep van startkoord

Trek aan de handgreep van het startkoord (Figuur 21) om de motor te starten.

g018268

Kickstandaard

De kickstandaard (Figuur 23) is aan de achterkant van de machine gemonteerd. Gebruik de kickstandaard bij het (de)monteren van de transportwielen of de maai-eenheid.

  • Om de kickstandaard te gebruiken bij de montage van de transportwielen moet u de kickstandaard op de grond laten zakken en op de lus trappen. Trek de centrale onderste handgreep van de machine op hetzelfde moment naar boven en naar achteren (Figuur 22).

    Voorzichtig

    De machine is zwaar; u kunt uw rug bezeren als u ze op een onjuiste manier tilt.

    Zet uw gewicht op de lus van de kickstandaard en gebruik alleen de centrale onderste handgreep om de machine hoger te zetten. Als u de machine op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.

    g018793
    g239955
  • Om te voorkomen dat de machine achteroverkantelt bij het verwijderen van de messenkooi moet u de kickstandaard laten zakken en de borgpen indrukken om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 24).

    g018142

1820 tractie-eenheid

Breedte82,5 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met mand152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maai-eenheid met 11 messen en grasmand)117 kg
Maaibreedte46 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid)

2120 tractie-eenheid

Breedte90,1 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met mand152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maai-eenheid met 11 messen en grasmand)117,9 kg
Maaibreedte53,3 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid)

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Originele onderdelen van Toro zijn de beste waarborg van uw investering en het optimale prestatievermogen van uw Toro maaimachine. Om de betrouwbaarheid te verzekeren levert Toro reserve-onderdelen die volledig voldoen aan de technische specificaties van onze machines. Kies voor zekerheid originele Toro onderdelen.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansknop, veiligheidsschakelaars en afschermingen/kappen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.

  • Controleer de omgeving waar u de machine gaat gebruiken. Verwijder alle voorwerpen die de werking van de machine kunnen beïnvloeden of die door de machine kunnen worden uitgeworpen.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer het dagelijkse onderhoud uit, zie Dagelijks onderhoud uitvoeren.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het motoroliepeil voor elk gebruik of om de 8 bedrijfsuren, zie Het motoroliepeil controleren.

Brandstof

Inhoud brandstoftank: 3,0 liter

Aanbevolen brandstof: ongelode benzine met een octaangetal van 87 of hoger ((R+M)/2 methode)

Ethanol: benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tert-butylether) per volume is acceptabel. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik.

  • Gebruik nooit benzine met meer dan 10 vol.% ethanol, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol).

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud).

  • Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie

Brandstoftank vullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Indien mogelijk moet de machine op de grond worden bijgetankt, niet op een vrachtwagen of aanhanger. Als dit niet mogelijk is, tank uw machine dan bij met een draagbaar vat in plaats van met een vulpistool.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact te houden met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat, totdat het bijvullen voltooid is.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de brandstoftank of een blik met conditioner.

  • Vermijd contact met de huid; spoel gemorste vloeistof af met water en zeep.

  1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de dop (Figuur 25). Vul de brandstoftank niet verder dan de onderkant van de zeef.

    Important: Overvul de brandstoftank niet.

    g018269
  2. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste brandstof weg.

De machine aanpassen aan de gazonomstandigheden

Raadpleeg onderstaande tabel om de machine aan te passen aan de gazonomstandigheden.

Snijbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 machines)
OnderdeelnummerBeschrijvingAgressiviteitOpmerkingen
106-2468-01Niet-agressiefLaagRood, standaard
99-3794-03AgressiefHoogZwart
Snijbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 machines)
110-2282-01Niet-agressiefLaagRood, standaard
110-2281-03AgressiefHoogZwart
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 machines)
OnderdeelnummerBeschrijvingMaaihoogtebereikOpmerkingen
115-1880Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
93-4262 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
108-4303 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
115-1881Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
93-4263 Tournament 3,2 tot 6,4 mm 
108-4302Extended Tournament3,2 tot 6,4 mmMinder agressief
93-4264 Lage maaihoogte 6,4 mm en hoger 
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 machines)
117-1530Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
98-7261 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
110-2300 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
98-7260 Tournament3,2 tot 6,4 mm 
117-1532Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
110-2301 Lage maaihoogte6,4 mm en hoger 
Rollen (Flex/eFlex 2120 machines)
OnderdeelnummerBeschrijvingDiameter/MateriaalOpmerkingen
04255 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
04256 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
04257 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
04258 Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
04267Paspalum6,4 cm/aluminium Minder indringing met zachte, smalle sleuven
115-7356 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter
120-9595 Achterrol 5,1 cm/staal Staal Achter
Rollen (Flex/eFlex 1820 machines)
120-9607 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
120-9609 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
120-9611 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
121-4681Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
120-9605 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter

Hoogte van handgreep instellen

Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt normaal gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

  1. Zet de 3 slotbouten en moeren los waarmee de zijkanten van de handgreep in de handgreepklemmen zijn bevestigd (Figuur 26).

    g016851
  2. Trek de handgreep langzaam en gelijkmatig aan elke kant omhoog tot de gewenste gebruiksstand is bereikt.

  3. Draai de slotbouten en de moeren vast om de afstelling te borgen.

De hoek van de handgreep instellen

  1. Verwijder de R-pennen van de handgreepbevestigingen aan beide zijden van de machine (Figuur 27).

    g017005
  2. Ondersteun de handgreep en verwijder de R-pennen van beide zijden. Draai vervolgens de handgreep in de gewenste gebruiksstand (Figuur 27).

  3. Monteer de handgreepbevestigingen en de R-pennen.

De gashendel afstellen

  1. Verwijder het bedieningspaneel.

  2. Maak de 2 bevestigingen los waarmee de gashendel bevestigd is (Figuur 28).

    g027739
  3. Zet de gashendel in de gewenste stand.

  4. Maak de bevestigingen van de gashendel vast.

  5. Plaats het bedieningspaneel terug dat u eerder hebt verwijderd.

Werking van interlockschakelaars controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Werking van interlockschakelaars controleren.
  • Voorzichtig

    Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

    • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    De interlockschakelaar van de dodemanshendel controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Start de motor.

    3. Probeer terwijl de dodemanshendel vrij staat de tractiehendel in te schakelen (Figuur 29). De tractiehendel mag niet ingeschakeld worden. Als de tractiehendel toch wordt ingeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

      g032412
    4. Zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de tractiehendel ingeschakeld (Figuur 29). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

    5. Schakel de tractie- en messenkooiaandrijving in en zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat (Figuur 29). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar of De bediening van de messenkooi afstellen.

    6. Beweeg de schakelhendel naar rechts om de messenkooiaandrijving uit te schakelen, terwijl de dodemanshendel ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat om de tractie- en messenkooiaandrijving in te schakelen (Figuur 29). De messenkooiaandrijving moet uitgeschakeld worden. Als de messenkooiaandrijving niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie De bediening van de messenkooi afstellen.

    7. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De interlockschakelaar van de tractie controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Terwijl de dodemanshendel ingedrukt is, de tractiehendel ingeschakeld is en de motorbedieningsorganen zich in de startstand bevinden (Figuur 29), probeert u de motor te starten. De motor mag niet starten. Als de motor wel start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar .

    3. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De reminterlockschakelaar controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Terwijl de tractiehendel uitgeschakeld is, de bedrijfsrem is ingeschakeld en de motorbedieningsorganen zich in de startstand bevinden (Figuur 29), probeert u de motor te starten. De motor moet starten. Als de motor niet start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de reminterlockschakelaar.

    3. Schakel de bedrijfsrem in (niet de grendel van de parkeerrem), druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in terwijl de motor draait (Figuur 29). De motor moet het moeilijk hebben om ondanks de rem te blijven draaien, maar mag niet afslaan. Als de motor onmiddellijk afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie De reminterlockschakelaar controleren.

    4. Schakel de vergrendeling van de parkeerrem in, druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in, terwijl de motor draait (Figuur 29). De motor moet afslaan. Als de motor niet afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de reminterlockschakelaar.

    5. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De machine transporteren naar het werk

    De machine transporteren met de transportwielen

    Gebruik de transportwielen om de machine over kortere afstanden te transporteren.

    1. Monteer de transportwielen; zie De transportwielen monteren

    2. Verzeker dat de tractiehendel en messenkooi-hendel op NEUTRAAL/UITGESCHAKELD staan.

    3. Start de motor; zie Starten van de motor

    4. Zet de gashendel op LANGZAAM, kantel de voorzijde van de machine voorzichtig omhoog, schakel de tractieaandrijving geleidelijk aan in en verhoog langzaam de snelheid.

    5. Stel de gashendel op de gewenste rijsnelheid en transporteer de machine naar de bestemming.

    De machine transporteren op een aanhanger

    Gebruik een aanhanger om de machine over langere afstanden te transporteren. Wees voorzichtig bij het laden van de machine op de aanhanger.

    1. Rij de machine voorzichtig op de aanhanger.

    2. Schakel de motor uit en stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de machine goed vast op de aanhanger.

    Note: U kunt de machine transporteren met de Toro Trans Pro aanhanger. Voor het laden van de aanhanger: zie de gebruikershandleiding van de aanhanger.

    Important: Laat de motor niet lopen tijdens het transport op de aanhanger, dit zou kunnen leiden tot beschadiging van de machine.

    De machine transporteren

    • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

    • Maak de machine stevig vast.

    Tijdens gebruik

    Veiligheid tijdens het werk

    Algemene veiligheid

    • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.

    • Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, lange broek, gripvaste, stevige schoenen en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, voorkom loshangende kleding, en draag geen loshangende sieraden.

    • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Hou omstanders, vooral kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied. Schakel de motor uit als iemand het werkgebied binnenkomt.

    • Laat de motor niet lopen in een afgesloten ruimte waar de uitlaatgassen zich kunnen opbouwen.

    • Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.

    • Voor het starten van de motor: zet alle meskoppelingen vrij, zet de maaier op neutraal, en stel de parkeerrem in werking.

    • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Op een onregelmatig oppervlak kunt u uitglijden en vallen.

    • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

    • Blijf altijd op de bedieningsplek (achter de duwboom) bij het starten en gebruiken van de machine.

    • Verzeker dat de grasvanger aanwezig is tijdens het maaien. Schakel de motor uit voordat u de grasvanger leegmaakt.

    • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.

    • Raak de motor, de knaldemper of de uitlaat niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft uitgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

    • In de volgende gevallen moet u de motor en de aandrijving van de maai-eenheid uitschakelen:

      • voordat u brandstof gaat bijvullen

      • voordat u verstoppingen verwijdert

      • voordat u de grasvanger verwijdert

      • voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoud aan verricht

      • als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadiging en repareer deze indien nodig voordat u de machine start en gebruikt

      • Voordat u de bedieningsplek verlaat

    • Schakel de aandrijving de maai-eenheid uit bij transport en als u de machine niet gebruikt.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.

    • Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait.

    • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.

    • Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.

    De machine veilig gebruiken op hellingen

    • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

    • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

    • Lees de onderstaande aanwijzingen voor het gebruik van de machine op hellingen door en controleer de omstandigheden waaronder de machine wordt gebruikt. Bepaal dan of de machine onder de huidige omstandigheden en op deze plek kan worden gebruikt. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.

      • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.

      • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.

      • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

      • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Tractieverlies kan ertoe leiden dat de machine gaat schuiven en dat u de controle over de remmen en het stuur verliest.

      • Wees bijzonder voorzichtig bij het werken met de machine bij randen, sloten, taluds, water hazards en andere gevaarlijke plekken. De machine kan plotseling omslaan als de tractie-eenheid over de rand gaat of de rand instort. Hou een veilige marge aan tussen de machine en gevaarlijke plekken.

      • Spoor gevaren onderaan de helling op.

    Starten van de motor

    Note: Voor afbeeldingen en beschrijvingen van de bedieningsorganen die worden genoemd in dit hoofdstuk, zie het hoofdstuk Bedieningsorganen.

    Note: Verzeker dat de bougiekabel op de bougie zit.

    1. Verzeker dat de tractiehendel en messenkooi-hendel op NEUTRAAL/UITGESCHAKELD staan.

      Note: De motor kan niet gestart worden als de tractiehendel op INGESCHAKELD staat.

    2. Verzeker dat de brandstofklep open staat.

    3. Zet de aan/uit-schakelaar op AAN.

    4. Zet de gashendel op SNEL.

    5. Zet de chokehendel halverwege tussen CHOKE en LOPEN bij het starten van een koude motor.

      Note: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.

    6. Trek aan de handgreep van het startkoord totdat dit aangrijpt, trek dan krachtig om de motor te starten.

      Important: Trek het startkoord niet door tot het einde en laat de handgreep niet los bij het trekken aan het startkoord, dat zou kunnen leiden tot breuk van het koord of beschadiging van de starteenheid.

    7. Zet de de chokehendel op LOPEN als de motor warm wordt.

    De motor afzetten

    1. Zet de tractiehendel en messenkooi-hendel op UITGESCHAKELD.

    2. Zet de gashendel op LANGZAAM.

    3. Zet de aan/uit-schakelaar op UIT.

    4. Voor het opbergen of transporteren van de machine: sluit de brandstofklep.

    De transmissie vrijstellen

    Als de machine uitvalt, kunt u de trommel losmaken van de transmissie en zo de machine bewegen.

    1. Zoek aan de rechterachterhoek van de machine de hendel om de tractie in en uit te schakelen. Deze bevindt zich naast de trommel van de aandrijfbehuizing (Figuur 30).

      g032413
    2. Draai de hendel voorzichtig achteruit om de transmissie van de trommel los te koppelen.

      Voorzichtig

      De veerbelaste hendel kan tegen uw hand slaan als u de hendel niet voorzichtig draait.

      Draai de hendel voorzichtig.

    3. Beweeg de machine zoals gewenst.

      Important: Probeer indien mogelijk te vermijden dat u de machine moet slepen. Als het absoluut noodzakelijk is om de machine te slepen, sleep deze dan nooit sneller dan 4,8 km/u en koppel de transmissie altijd los van de trommel. Als u dit niet doet, zult u waarschijnlijk schade toebrengen aan de machine.

    4. Sleep de machine en draai vervolgens de hendel voorwaarts om de transmissie aan de trommel te koppelen.

    Note: De bedrijfsrem werkt nog altijd als de transmissie losgekoppeld is van de trommel.

    Tips voor bediening en gebruik

    Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Het te lang laten draaien van de maai-eenheid zonder grasmaaisel kan de eenheid beschadigen.

    • Maai greens door in een rechte lijn heen en weer te gaan.

    • Werk niet in een cirkel en keer de machine niet op de green om beschadiging van het gras te voorkomen.

    • Keer de machine buiten de green door de messenkooi te heffen (druk de duwboom naar beneden) en op tractietrommel te keren.

    • Maai bij een normale loopsnelheid. Een hogere snelheid spaart weinig tijd en leidt tot een lagere maaikwaliteit.

    • Om ervoor te zorgen dat u het gazon in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de grasvanger gebruiken (Figuur 31).

      g016840

    De machine gebruiken bij geringe verlichting

    Gebruik de LED-lampset als de machine bij weinig licht wordt ingezet. Neem contact op met uw Toro-distributeur.

    Important: Gebruik geen andere verlichting op deze machine omdat die niet geschikt is voor de wisselspanning die de motor levert.

    De bedieningsorganen gebruiken tijdens het maaien

    1. Start de motor, zet de gashendel op een lagere snelheid, druk de duwboom naar beneden om de maai-eenheid te heffen, druk op de dodemansknop, zet de tractiehendel en de messenkooi-hendel op VOORUIT (transport), en transporteer de machine naar de rand van de green (Figuur 32).

    2. Zet de hendel op NEUTRAAL (Figuur 32).

      g000494
    3. Zet de hendel op tractie NEUTRAAL en de messenkooi-aandrijving op UITGESCHAKELD (Figuur 32).

    4. Zet de hendel op tractie VOORUIT en de messenkooi-aandrijving op INGESCHAKELD (Figuur 32), duw de gashendel in tot de machine de gewenste rijsnelheid bereikt, rij de machine op de green, laat de maai-eenheid op de grond zakken, en begin met maaien.

    De bedieningsorganen gebruiken na het maaien

    1. Rij de machine van de green, zet de messenkooi-aandrijving en tractieregeling op UITGESCHAKELD en schakel de motor uit.

    2. Maak de grasvanger leeg, zet de grasvanger op de machine, en transporteer de machine naar de stalling.

    Na gebruik

    Veiligheid na het werk

    Algemene veiligheid

    • Na het maaien moet de gashendel terug worden gezet voordat de motor wordt afgezet. Als de motor een brandstofklep heeft, sluit deze dan na het maaien.

    • Verwijder gras en vervuiling van de machine om brandgevaar te verminderen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

    De machine transporteren

    Na het maaien: transporteer de machine van de werkplek, zie De machine transporteren met de transportwielen of De machine transporteren op een aanhanger.

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Important: Kantel de machine niet meer dan 25°. De machine meer dan 25° kantelen leidt tot lekkage van olie in de verbrandingskamer en/of lekkage van brandstof uit de dop van de brandstoftank.

    Important: Als u de machine samen met de TransPro 80 gebruikt, moet u altijd de stops van de trailer gebruiken bij onderhoud van de machine. Te ver kantelen kan ertoe leiden dat u brandstof morst. Om de stop op de oprijplaat met rails te gebruiken, hebt u een bezemsteel of een vergelijkbaar voorwerp nodig dat u door de openingen achter de wielen steekt.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Na de eerste 20 bedrijfsuren — de motorolie verversen.
  • De motorolie verversen.
  • Het brandstoftankscherm reinigen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Werking van interlockschakelaars controleren.
  • Telkens voor gebruik of dagelijks — het motoroliepeil controleren.
  • Oliepeil controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Vervang de motorolie (vaker in stoffige en vuile omstandigheden).
  • De motorolie verversen.
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Schuimelement en papierelement vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Bougie controleren.
  • Het brandstoftankscherm reinigen.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Vervang de olie van de koppeling door Mobil ATF D/M vloeistof voor automatische transmissies (Toro onderdeelnr. 505–136).
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • De brandstofslang vervangen.
  • De breather (beluchting) slang vervangen.
  • Drijfriem van messenkooi controleren.
  • Controleer de transmissie-aandrijfriemen.
  • Controleer de transmissielagers.
  • Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van veiligheidssysteem controleren.       
    Werking van de parkeerrem controleren.       
    Controleren of de draaiverbindingen onbelemmerd werken.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Het motoroliepeil controleren.       
    Het luchtfilter controleren       
    Reinig de koelribben van de motor.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Afstelling van contact tussen snijplaat en messenkooi controleren.       
    Maaihoogte-instelling controleren.       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden

    • Schakel de aandrijvingen en de maai-eenheid uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en maak de bougiekabel los van de bougie. Wacht tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

    • Als de motor moet draaien terwijl u onderhoud uitvoert, hou uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen dan uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en andere bewegende delen. Houd omstanders op een afstand.

    • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Zorg dat alle bevestigingsmiddelen goed vastzitten om te verzekeren dat de machine veilig kan worden gebruikt.

    • Controleer regelmatig de onderdelen van de grasvanger en vervang indien nodig.

    • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijvingen, de geluiddempers, de koelschermen en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

    • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

    • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp vereist is, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.

    • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • Brandstof is brandbaar en explosief en kan leiden tot letsel.

    • Controleer alle brandstofleidingen regelmatig op slijtage en of ze goed vastzitten. Indien nodig moet u ze vastzetten of repareren.

    • Bij het kantelen van de machine kan er brandstof uitstromen. Kantel de machine niet meer dan 25°. Als brandstof in aanraking komt met de dop van de brandstoftank, vervang de dop dan.

    • Hevel nooit brandstof uit de tank, laat de motor lopen tot de tank droog is of verwijder de brandstof met een handbediende pomp. Als u de brandstoftank moet laten leeglopen, doe dit dan in de open lucht.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Na de eerste 20 bedrijfsuren — de motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Telkens voor gebruik of dagelijks — het motoroliepeil controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Vervang de motorolie (vaker in stoffige en vuile omstandigheden).
  • Voordat u de machine start, moet u het carter vullen met ongeveer 0,6 liter olie die de juiste viscositeit heeft. Alle types hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) onderhoudsclassificatie SE of hoger heeft verleend, zijn geschikt voor de motor. Kies de juiste olieviscositeit (gewicht) op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 33 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.

    g016841

    Note: Multigrade-oliën (5W-20, 10W-30 en 10W-40) leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u een dergelijk type olie gebruikt.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Oliepeil controleren.
  • Het ideale moment om de motorolie te controleren, is wanneer de motor koud is of voordat u deze hebt gestart aan het begin van de werkdag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug in het carter laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u het motoroliepeil controleert.

    1. Verwijder de transportwielen (indien aanwezig).

    2. Plaats de machine zo dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de oliepeilstok (Figuur 34).

      g018270
    3. Verwijder de oliepeilstok door deze naar links te draaien (Figuur 34).

    4. Veeg de peilstok schoon en plaats deze in de vulopening, maar schroef de oliepeilstok niet in de opening.

    5. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

    6. Als het peil te laag staat, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de 'H'- en 'L'-markering op de peilstok staat (Figuur 35). Controleer het oliepeil.

      Important: Laat het carter niet te vol worden.

      g007620
    7. Monteer de peilstok en veeg gemorste olie op.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
    1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de motorolie warm wordt.

    2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug aan de achterzijde van de machine (Figuur 34). Zet de aftapplug los.

    3. Druk op de duwboom om de machine en de motor achteruit te kantelen zodat al de olie in de opvangbak stroomt.

      Important: Kantel de machine niet meer dan 25°. De machine meer dan 25° kantelen leidt tot lekkage van olie in de verbrandingskamer en/of lekkage van brandstof uit de dop van de brandstoftank.

    4. Plaats de aftapplug terug en vul het carter weer met de aanbevolen olie.

    5. Draai de aftapplug aan tot 20 à 23 Nm.

    6. Veeg gemorste olie weg.

    7. U moet de oude olie op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Schuimelement en papierelement vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
    1. Zorg dat de kabel van de bougie is verwijderd.

    2. Verwijder de vleugelmoer waarmee het luchtfilterdeksel vastzit aan het luchtfilter, en haal het deksel weg.

    3. Reinig het deksel (Figuur 36 en Figuur 37).

      g018271
    4. Als het schuimelement vuil is, neem het dan uit het papierelement (Figuur 37). Reinig het als volgt.

      1. Was het schuimelement in een oplossing van vloeibare zeep en warm water. Knijp het schuimelement uit om het vuil te verwijderen, maar vermijd wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      2. Droog het schuimelement door in een schone doek te wikkelen. Knijp in de doek en het schuimelement om het te drogen, maar wring niet - dan zou het schuim kunnen scheuren.

      3. Drenk het schuimelement door en door in schone motorolie. Knijp in het element om de overtollige olie te verwijderen en de olie goed te verdelen.

        Note: De bedoeling is dat het element met olie bevochtigd is.

        g016845
    5. Controleer de conditie van het papierelement. Maak het schoon door er voorzichtig op te kloppen of vervang het indien nodig.

      Important: Reinig het papierelement niet met perslucht.

    6. Monteer het schuimelement, het papierelement en het luchtfilterdeksel.

      Important: Laat de motor niet draaien zonder het luchtfilter, want dat zal waarschijnlijk resulteren in overmatige slijtage en beschadiging van de motor.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren.
  • Gebruik een NGK BR6HS of gelijkwaardige bougie. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt.

    1. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 38).

      g018272
    2. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

    3. Stel de elektrodenafstand in op 0,6 tot 0,7 mm zoals in Figuur 39. Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie stevig vast met 23 Nm.

      g016950

    Onderhoud brandstofsysteem

    Het brandstoftankscherm reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Het brandstoftankscherm reinigen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het brandstoftankscherm reinigen.
    1. Schroef de dop van de brandstoftank en verwijder de dop (Figuur 40).

      g016857
    2. Verwijder het brandstoftankscherm van de binnenkant van de brandstoftank.

    3. Reinig het scherm in schone brandstof en breng het aan in de tank.

    4. Monteer de brandstoftankdop op de brandstoftank.

    Brandstofslang vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • De brandstofslang vervangen.
  • Als de brandstofslang lekt, vervang ze dan onmiddellijk.

    De breatherslang (beluchting) vervangen.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • De breather (beluchting) slang vervangen.
  • Als de breatherslang beschadigd is, moet u deze direct vervangen.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar

    Volg de onderstaande procedures als de tractie-interlockschakelaar moet worden bijgesteld of vervangen.

    1. Zorg dat de motor uit staat.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Stel de tractiehendel in werking.

      g016912
    4. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 41).

    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de tractiehendel en de interlockschakelaar (Figuur 41).

    6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast.

    7. Schakel de tractiehendel in en controleer de tussenruimte. Het normale bereik tijdens gebruik is 0,76 tot 3,05 mm. Schakel de tractiehendel in en controleer of er stroom op de schakelaar staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    Onderhoud van de reminterlockschakelaar

    1. Zorg dat de motor uit staat.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Schakel de hendel van de bedrijfsrem en de vergrendeling van de parkeerrem in.

    4. Zet het bevestigingsmateriaal van de interlockschakelaars los en verwijder het (Figuur 42).

      g016913
    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de interlockschakelaar (Figuur 42).

    6. Monteer de bevestigingen van de interlockschakelaar en draai ze vast. Controleer de afstand. De vergrendeling mag geen contact maken met de schakelaar.

    7. Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    Onderhouden remmen

    De bedrijfs-/parkeerrem afstellen

    Als de bedrijfs-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet u de kabel als volgt afstellen:

    1. Zet de bedrijfs-/parkeerremhendel op UIT.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Om de kabelspanning te verhogen, zet u de bovenste kabelcontramoer los en draait u de onderste kabelcontramoer vast (Figuur 43) tot een kracht van 156 N moet worden uitgeoefend op de remhendel om de grendel van de parkeerrem vrij te zetten.

      Important: Stel de rem niet zodanig af dat de remband aanloopt.

      g016920

    Onderhoud riemen

    Drijfriem van messenkooi controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Drijfriem van messenkooi controleren.
    1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    2. Zet de flensbout los waarmee de drijfriemkap bevestigd is en verwijder de drijfriemkap zodat de riem zichtbaar wordt (Figuur 44).

      g018273
    3. Stel de riemspanning als volgt in:

      1. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing los (Figuur 45).

        g017116
      2. Gebruik een sleutel van 16 mm om de lagerbehuizing te draaien zodat deze vrij kan bewegen.

      3. Verwijder vuil uit het riemcompartiment en uit de buurt van de drukveer (Figuur 45).

      4. Zorg ervoor dat de drukveer de juiste druk uitoefent op de riem.

      5. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing vast.

      6. De drijfriemkap monteren.

    Visuele inspectie van de messenkooikoppeling

    Verwijder de rubberen plug (Figuur 46) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om de messenkooikoppeling visueel te inspecteren tijdens het afstellen.

    Important: Plaats de plug terug als u klaar bent om te voorkomen dat er water of vuil in de koppeling dringt.

    g016949

    De riemspanner van de transmissie in- en uitschakelen

    De transmissieriem wordt aangespannen door een veerbelaste spanpoelie. Als u de riemspanning wenst te verhogen of verlagen, draai de as voor in-/uitschakeling dan naar de gewenste stand met een sleutel van 3/8 inch (Figuur 46). Door de as een kwartslag (90°) rechtsom te draaien, maakt u de spanpoelie los van de riem (Figuur 47).

    Note: U moet de spanning van de riem halen alvorens het deksel van de transmissie te verwijderen

    Note: De transmissieriem heeft de juiste spanning als de markeringen van het transmissiedeksel en de koppelas overeenkomen.

    g019886

    Onderhoud bedieningsysteem

    De tractiebediening afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Vervang de olie van de koppeling door Mobil ATF D/M vloeistof voor automatische transmissies (Toro onderdeelnr. 505–136).
  • Als de tractieregeling tijdens gebruik niet goed werkt of slipt, moet deze afgesteld worden.

    1. Schakel de tractiebediening IN.

    2. Meet de afstand van de pen aan een uiteinde van de veer van de tractiebediening (Figuur 48); als deze niet tussen 7,3 cm en 7,6 cm ligt, moet u de koppeling afstellen volgens onderstaande stappen.

      g032417
      1. Schakel de hendel van de tractiebediening uit.

      2. Draai de contramoer van het spanslot los en verwijder de gaffelpen; maak daarbij de veer los van het spanslot (Figuur 48).

      3. Draai het spanslot naar binnen of naar buiten om de gewenste lengte te verkrijgen.

      4. Monteer het spanslot op de veer; gebruik hierbij de gaffelpen.

      5. Schakel de tractiebediening IN.

      6. Meet de afstand van de pen aan een uiteinde van de veer van de tractiebediening (Figuur 48); als deze niet tussen 7,3 cm en 7,6 cm ligt, moet u stap 1 tot 6 opnieuw uitvoeren.

    De bediening van de messenkooi afstellen

    Als de messenkooi niet naar behoren werkt, is afstelling vereist.

    1. Zorg ervoor dat de messenkooibediening is uitgeschakeld.

    2. Stel bij het schot van de transmissie de kabel voor de messenkooibediening af (Figuur 49) om een veerlengte van 70,6 tot 72,4 mm te verkrijgen.

      g017020
    3. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening los tot er speling op de kabel is (Figuur 50).

      g027790
    4. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening voldoende vast om de speling uit de kabel te halen zonder de veer uit te rekken.

    5. Controleer de bediening als volgt:

      • Zorg ervoor dat de tanden van de messenkooikoppeling loskomen wanneer u de koppeling loslaat en dat de tanden van de koppeling bij inschakeling niet helemaal tot onderaan komen.

        Note: Verwijder de rubberen plug (Figuur 46) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om toegang te krijgen tot de messenkooikoppeling.

      • De stoptijd van de messenkooi moet minder dan 7 seconden bedragen als de afstelling tussen de messenkooi en de snijplaat teruggedraaid is.

      • Raadpleeg de Gebruikershandleiding of neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor meer hulp.

    Stalling

    Veiligheid tijdens opslag

    • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.

    De machine stallen

    1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Het vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing verwijderen.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Voorkom het gebruik van te grote hoeveelheden water, vooral rond de schakelplaat en de motor.

    2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.

      1. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.

      3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Start de motor weer, met de choke gesloten, totdat de motor niet meer start.

      4. Maak de bougiekabel los van de bougie.

      5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

        Note: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.

    3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.

    4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Toro distributeur.

    5. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.