Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Deze loopmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren of professionele bestuurders. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van struikgewas of voor gebruik in de landbouw.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: Scan met uw smartphone of tablet de QR-code op het plaatje met het serienummer om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids- en gebruiksvoorschriften, zal dit type maaiers in de praktijk een veel lager motorkoppel hebben. Raadpleeg de informatie van de motorfabrikant die wordt meegeleverd met de machine.
Gelieve niet te knoeien met de veiligheidsvoorzieningen of deze uit te schakelen. Controleer ook regelmatig dat deze nog werken. Probeer het afgesteld motortoerental niet te veranderen, anders kan er een onveilige situatie ontstaan waardoor u letsel kunt oplopen.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Houd u aan deze veiligheidsinstructies om het risico op letsel te verminderen.
Het is essentieel dat u en eventuele andere gebruikers van de maaier de inhoud van deze handleiding lezen en begrijpen voordat de motor voor het eerst wordt gestart. Zo garandeert u maximale veiligheid en de beste prestaties en doet u kennis over het product op. Let met name op het symbool voor veiligheidswaarschuwingen (Figuur 2) dat Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar kan betekenen. Zorg dat u de instructies leest en begrijpt, dit is belangrijk voor de veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk letsel.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.
Voordat u de motor start, moet u de instructies en waarschuwingen in deze Gebruikershandleiding en op de machine en de werktuigen lezen, begrijpen en uitvoeren.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van of onder de machine. Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.
Houd omstanders en kinderen op een veilige afstand van de machine. Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen.
Stop de machine, zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u servicewerkzaamheden uitvoert, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
U vindt bijkomende veiligheidsinformatie waar nodig in deze handleiding.
Important: Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang beschadigde stickers.
Important: Verwijder het plastic waarmee de motor is afgedekt en eventueel ander plastic of verpakkingsmateriaal op de machine.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Handgreep | 1 |
Zeskantige flenskopbout (5/16" x 1½") | 2 |
Slotbout (5/16" x 1½") | 2 |
Flensmoer (5/16") | 4 |
Neem de kabelbescherming van de handgreep (Figuur 3) door de 2 slotbouten en 2 borgmoeren waarmee de kabelbescherming aan de handgreep is bevestigd te verwijderen.
Note: Bewaar de bescherming, de slotbouten en de borgmoeren zodat u ze later in deze procedure op de handgreep kunt monteren.
Monteer de uiteinden van de handgreep op de maaikast; gebruik hiervoor 2 zeskantige flensbouten (5/16" x 1½") en 2 flensmoeren (5/16"), zie Figuur 3.
Stel de machine in op de gewenste maaihoogte; zie De maaihoogte instellen.
Leid de stuurkabels tussen het maaidek en de handgreep om beschadiging van de kabels te voorkomen (Figuur 4).
Nem plaats achter de machine om na te gaan hoe hoog de handgreep voor u moet staan om comfortabel te kunnen werken (Figuur 5).
Bevestig de handgreep aan de handgreepbeugel als de handgreep de gewenste hoogte heeft; gebruik 2 slotbouten (5/16" x 1½") en 2 flensmoeren (5/16"), zie Figuur 6.
Important: Zorg ervoor dat de koppen van de bouten aan de binnenkant van de handgreep zitten, en de moeren aan de buitenkant van de handgreep.
Plaats de kabelbescherming op de handgreep , met de kabel(s) binnen de kabelbescherming, en zet de kabelbescherming vast op de handgreep met de 2 slotbouten en 2 borgmoeren die u eerder verwijderde (Figuur 3).
Important: Zorg dat de kabel(s) niet bekneld raken bij de handgreep tijdens het monteren van de kabelbescherming op de handgreep.
Important: Om de motor veilig en snel te kunnen starten voor elk gebruik dient u de startkoord aan te brengen in de koordgeleider.
Houd de bedieningsstang tegen de bovenste handgreep en trek de startkoord door de koordgeleider aan de handgreep (Figuur 7).
Important: Uw machine wordt geleverd zonder olie in het carter. Vul het carter met olie voordat u de motor start.
Motoroliecapaciteit | 0,65 liter |
Olieviscositeit | SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie |
API-onderhoudsclassificatie | SJ of hoger |
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken (Figuur 8).
Giet langzaam ongeveer ¾ van de inhoud van het oliecarter in de vulbuis.
Wacht 3 minuten tot de olie in de motor gezakt is.
Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
Steek de peilstok volledig in de vulbuis en verwijder de peilstok.
Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 8).
Als het peil op de peilstok te laag staat, giet dan voorzichtig een kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht 3 minuten en herhaal stappen 5 tot en met 7 totdat de peilstok het juiste peil aangeeft.
Als het oliepeil op de peilstok te hoog is, tapt u de overtollige olie af tot de peilstok het juiste oliepeil aangeeft; zie Motorolie verversen.
Important: Als het oliepeil in het motor te hoog of te laag is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen.
Plaats de peilstok goed in de vulbuis.
Important: U dient de kabel van de zelfaandrijving af te stellen voordat u de machine voor het eerst gebruikt. Zie De zelfaandrijving afstellen.
Schuif de grasvanger over het frame; zie Figuur 9.
Note: Schuif de grasvanger niet over de handgreep (Figuur 9).
Haak het onderste kanaal van de grasvanger over de onderzijde van het frame (Figuur 10).
Haak het bovenste en de zijkanalen van de grasvanger achtereenvolgens over de bovenzijde en de zijkanten van het frame (Figuur 10).
Type | Gewicht | Lengte | Breedte | Hoogte |
---|---|---|---|---|
22291 | 56 kg | 161 cm | 55 cm | 88 cm |
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Controleer of de beschermplaten en veiligheidsvoorzieningen zoals grasgeleiders en/of de grasvanger op hun plaats zitten en naar behoren werken.
Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op slijtage of beschadiging.
Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die het gebruik van de machine zouden kunnen hinderen of die de machine zou kunnen uitwerpen.
Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (alleen op model met elektrisch startsysteem) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u de maaihoogte instelt.
Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het brandstofreservoir en/of de machine op de grond plaatsen voordat u de tank vult, niet op een voertuig of een ander object.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op.
Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur of vonken.
Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld.
Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen.
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.
Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
Houd uw handen en gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de brandstoftank.
Houd brandstof uit de buurt van uw ogen en huid.
Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden veroorzaken.
Om te voorkomen dat een statische lading de benzine tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem gemorste benzine op.
Rook niet als u omgaat met benzine, en houd benzine uit de buurt van open vuur of brandstof.
Bewaar benzine in een goedgekeurd benzinevat en buiten bereik van kinderen.
Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).
Met zuurstof verrijkte benzine met ten hoogste 10% ethanol of 15% MTBE is geschikt.
Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.
Geen benzine gebruiken die methanol bevat.
Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.
Meng nooit olie door benzine.
Important: Om startproblemen te verminderen, moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen aan de benzine. Meng de stabilizer met benzine die niet ouder is dan 30 dagen.
Note: De brandstoftank heeft een inhoud van 1,8 liter.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken (Figuur 12).
Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
Steek de peilstok in de vulbuis, maar draai hem er niet in. Verwijder dan de peilstok.
Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 12).
Als het oliepeil op de peilstok te laag is (Figuur 12), giet dan voorzichtig een kleine hoeveelheid SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie in de vulbuis, wacht 3 minuten en herhaal stappen 3 tot en met 5 totdat de peilstok het juiste peil aangeeft.
Als het oliepeil op de peilstok te hoog is (Figuur 12), tapt u de overtollige olie af totdat de peilstok het juiste peil aangeeft, zie Motorolie verversen.
Important: Als het oliepeil in het motor te hoog of te laag is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen.
Plaats de peilstok goed in de vulbuis.
U kunt de maaihoogte aan elk wiel afstellen door middel van een maaihoogtehendel. De maaihoogtestanden zijn 25 mm, 38 mm, 51 mm, 64 mm, 76 mm, 89 mm, 102 mm en 114 mm.
Bij het verstellen van een maaihoogtehendel kunnen uw handen in aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.
Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u de maaihoogte instelt.
Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel (Figuur 13) en kies de gewenste maaihoogte.
Laat de maaihoogtehendel los en zorg ervoor dat deze goed in de uitsparing valt.
Alle wielen moeten op dezelfde maaihoogte worden ingesteld.
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen.
Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
Het maaimes is scherp, contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (alleen modellen met elektrisch startsysteem) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Als u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor en het mes binnen 3 seconden stoppen. Als dit niet het geval is, mag u de machine niet meer gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.
Houd omstanders, in het bijzonder kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied. Stop de machine als iemand het werkgebied betreedt.
Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt.
Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen. Gebruik de machine niet in vochtige omstandigheden.
Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Op oneffen terrein kan de machine omslaan of u kunt uw evenwicht verliezen of wegglijden.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de contactsleutel verwijderen (indien de machine hiermee is uitgerust), wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en de bougiekabel losmaken voordat u de maaimachine op beschadiging controleert. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Voordat u de bedieningspositie verlaat, moet u de motor afzetten, het contactsleuteltje verwijderen (alleen modellen met elektrisch startsysteem) en wachten tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.
Controleer de onderdelen van de grasvanger en het uitwerpkanaal regelmatig op slijtage en beschadiging en vervang ze indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.
Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door The Toro® Company zijn goedgekeurd.
Maai met de helling mee, nooit helling op en af. Ga zeer zorgvuldig te werk als u van richting verandert op een helling.
Maai niet op al te steile hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.
Maai voorzichtig in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Druk de hulpstartknop krachtig (Figuur 14); hou de primerpomp 1 seconde ingedrukt.
Hou de bedieningsstang van het maaimes tegen het bovenste deel van de handgreep (Figuur 15).
Trek voorzichtig aan de handgreep van het startkoord tot u weerstand voelt, trek de handel dan krachtig uit, en laat deze tot de koordgeleider op de handgreep teruglopen.
Note: Als de motor niet start, herhaal dan stap 2 tot 4.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de motor af te zetten, laat u de bedieningsstang van het maaimes los.
Important: Als u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor en het mes binnen 3 seconden stoppen. Als dit niet gebeurt, mag u de machine niet verder gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.
De zelfaandrijving inschakelen: Trek de zelfaandrijvingsstang tegen de handgreep en hou de stang in deze positie (Figuur 16).
Note: De zelfaandrijving heeft een vaste maximumsnelheid. Om de snelheid te verminderen, moet u de ruimte tussen de stang voor de zelfaandrijving en de handgreep vergroten.
De zelfaandrijving uitschakelen: Laat de stang van de zelfaandrijving los.
Note: De machine is voorzien van vrijloopkoppelingen, waardoor het makkelijker is om de machine naar achteren te trekken. Om de koppelingen uit te schakelen, moet u de machine ongeveer 2,5 cm of meer naar voren duwen nadat u de stang voor de zelfaandrijving hebt losgelaten.
Als de machine wordt geleverd, is deze gereed om maaisel en bladafval naar het gazon te recyclen. De machine voorbereiden om te recyclen:
Verwijder de grasvanger als deze aan de machine is bevestigd; zie De grasvanger verwijderen.
Als de afsluiter van de achterafvoer niet is gemonteerd, neem deze dan vast bij de handgreep, til de afvoergeleider aan de achterzijde op en breng de afsluiter in het achteruitworpkanaal tot de vergrendeling op zijn plaats valt (Figuur 17).
Als u de machine maaisel laat recyclen zonder de afsluiter, kunnen er voorwerpen uitgeworpen worden in uw richting of die van omstanders. Daarnaast kunt u ook in contact komen met de messen. Uitgeworpen objecten of contact met de messen kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Controleer of de afsluiter van de achterafvoer is gemonteerd alvorens het maaisel te recyclen. Schakel nooit de messen in wanneer noch de afsluiter van de achterafvoer noch de grasvanger op de machine gemonteerd is.
Gebruik de grasvanger als u maaisel en bladafval wilt verzamelen.
Een versleten grasvanger kan kleine steentjes en andere voorwerpen uitwerpen, waardoor u of omstanders ernstig lichamelijk of dodelijk letsel kunnen oplopen.
Controleer de grasvanger regelmatig. Plaats een nieuwe Toro grasvanger als de oude is beschadigd.
De maaimessen zijn scherp; de maaimessen aanraken kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Zet de afvoergeleider aan de achterzijde omhoog en houd hem in deze stand (Figuur 18).
Verwijder de afsluiter van de achterafvoer door de vergrendeling met uw duim in te drukken en de afsluiter uit de machine te trekken (Figuur 17).
Breng de uiteinden van de grasvangerstangen aan in de inkepingen onderaan de handgreep en schud de grasvanger heen en weer om zeker te zijn dat de stang helemaal in de beide inkepingen zit (Figuur 18).
Laat de afvoergeleider aan de achterzijde zakken tot deze op de grasvanger ligt.
De machine kan maaisel en andere voorwerpen uitwerpen door een opening in de behuizing van de machine. Voorwerpen die met genoeg kracht worden weggeslingerd kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel toebrengen aan u of aan omstanders.
Neem de grasvanger nooit weg als u van plan bent de motor te starten zonder de afvoerafsluiter op de machine gemonteerd.
Open nooit de afvoergeleider aan de achterzijde van de machine terwijl de motor nog draait.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Breng de afvoergeleider aan de achterzijde omhoog.
Neem de grasvangerstang uit de inkepingen onderaan de handgreep (Figuur 18).
Monteer de afvoerafsluiter; zie Maaisel recyclen.
Breng de afvoergeleider aan de achterzijde omlaag.
Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze handleiding zorgvuldig, voordat u met de machine gaat werken.
Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden, takken en andere voorwerpen die het mes kan raken en wegslingeren.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg uit het werkgebied.
Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over voorwerpen.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging controleren.
Zorg ervoor dat u gedurende het hele seizoen steeds met een scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en inkepingen in het mes weg.
Vervang indien nodig het maaimes door een origineel Toro mes.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Reinig de onderkant van de machine na elke maaibeurt; zie De onderkant van de machine reinigen.
Houd de motor steeds in goede conditie.
Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de motor minder worden.
Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste maairesultaten te verkrijgen.
Als de motor van de machine tijdens het maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan de machine een stuk van het mes of een motoronderdeel naar u of naar omstanders uitwerpen. Dit kan ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
Nooit het ingestelde maximumtoerental van de motor veranderen.
Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan normaal, moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Hartje zomer kunt u in het algemeen het gras het beste maaien bij een maaihoogte van 64 mm, 76 mm of 89 mm. Maai telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de lengte van het gras af. Maai niet met een stand lager dan 64 mm tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Als u gras wilt maaien dat langer dan 15 cm is, moet u eerst maaien op de maximale maaihoogte en met een langzamere loopsnelheid. Vervolgens gaat u maaien op een lagere maaihoogte om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes achterblijft op het gazon, kan de maaimachine geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Na het maaien moet altijd 50% van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde maaihoogte.
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.
Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.
Verwijder de contactsleutel (indien de machine hiermee is uitgerust) voordat u de machine voor transport inlaadt.
Wees voorzichtig bij het in- of uitladen van de machine.
Zet de machine vast zodat ze niet kan gaan rollen.
Om de beste maairesultaten te verkrijgen, moet u de onderkant van de machine schoonhouden. Let vooral op dat er geen vuil of aan de uitstoters zit (Figuur 19).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Er kan materiaal losraken dat zit vastgekoekt aan de onderkant van de maaimachine.
Draag oogbescherming.
Gebruik altijd handschoenen als u in de buurt van het maaimes werkt.
Blijf in de bedieningspositie (achter de handgreep) staan als de motor loopt.
Houd omstanders uit de buurt.
Plaats de machine op een verhard, egaal oppervlak, dicht bij een tuinslang.
Start de motor.
Houd een tuinslang ter hoogte van de handgreep en richt de waterstraal op de grond, net vóór het rechter achterwiel (Figuur 20).
Note: Het maaimes zuigt het water in de maaimachine, waardoor het maaisel wordt weggespoeld. Laat het water lopen totdat er geen maaisel meer onder de machine vandaan komt.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Draai de kraan dicht.
Start de machine en laat deze een aantal minuten draaien om de onderkant van de machine te laten opdrogen.
Als u niet al het vuil aan de onderkant van de maaimachine kunt wegwassen, moet u de machine schoon schrapen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Tap de benzine af uit de brandstoftank.
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken. Brandstof is licht ontvlambaar en zeer explosief en kan in bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of materiële schade veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door de motor droog te laten lopen of de brandstof te verwijderen met een handpomp. Gebruik nooit een hevel.
Kantel de maaimachine op zijn rechterkant met het luchtfilter naar boven.
Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 25 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Om de 40 bedrijfsuren |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Trek de bougiekabel los van de bougie voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Draag handschoenen en oogbescherming wanneer u servicewerkzaamheden verricht.
Het maaimes is scherp, contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Gebruik handschoenen als u het mes monteert. Repareer of wijzig het mes/de messen niet.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of deze goed werken.
Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Important: Laat de motor nooit zonder luchtfilter draaien; anders wordt de motor ernstig beschadigd.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Draai de schroef van het luchtfilterdeksel los (Figuur 21).
Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig schoon.
Verwijder en controleer het papieren luchtfilterelement (Figuur 21) en vervang het als het erg vuil is.
Important: Papierelement nooit schoonmaken.
Verwijder het schuimfilter (Figuur 21) en was het met een mild reinigingsmiddel en water. Dep het daarna droog.
Monteer het schuimfilter.
Monteer het papieren luchtfilterelement.
Plaats het luchtfilterdeksel en zet dit vast met de schroef.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Voordat u de olie ververst, moet u de motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm wordt. Warme olie stroomt beter en voert verontreinigingen beter mee.
Motoroliecapaciteit | 0,65 liter |
Olieviscositeit | SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie |
API-onderhoudsclassificatie | SJ of hoger |
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Tap de benzine af uit de brandstoftank.
Plaats een geschikte opvangbak onder de peilstok/olieaftapplug.
Maak de omgeving van de peilstok schoon.
Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken.
Hef de rechterkant van de machine op (met het luchtfilter naar boven) om de olie in de opvangbak te laten lopen.
Nadat de olie is afgetapt, zet u de maaimachine terug in de werkstand.
Vul het carter met nieuwe olie tot het juiste niveau op de peilstok; zie Het carter met olie bijvullen.
Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom totdat deze goed vast zit.
Neem eventueel gemorste olie op.
Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Gebruik een NGK BPR5ESbougie of een bougie van een equivalent type.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Maak de omgeving van de bougie schoon.
Haal de bougie uit de cilinderkop.
Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.
Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm; zie (Figuur 22).
Monteer de bougie voorzichtig met de hand (om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen).
Draai de bougie vast met een torsie van 23 N·m.
Important: Een losse bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen; een bougie te vast draaien kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Als de machine nieuw is, zichzelf niet aandrijft, of naar voren kruipt, moet u de kabel van de aandrijving afstellen.
Rijd de machine naar buiten op een verharde ondergrond met een stevige muur (om te voorkomen dat de machine vooruitrijdt terwijl de motor loopt).
Zet de machine met de voorwielen tegen de muur.
Note: Zorg dat de omgeving goed geventileerd is en vrij van afval dat door de machine kan worden weggeslingerd.
Schakel de transmissie in de derde versnelling.
Start de motor; zie Motor starten.
Trek de stang van de zelfaandrijving tegen de handgreep.
Note: De wielen moeten beginnen draaien wanneer de stang van de zelfaandrijving de handgreep net raakt.
Zet de motor af.
Doe het volgende om de machine af te stellen:
Als de wielen niet draaien wanneer u de stang van de zelfaandrijving inschakelt, is de aandrijfriem niet genoeg gespannen. Draai de afstelknop van de wielaandrijving (Figuur 23) 1 slag rechtsom en herhaal stap 4 tot 6.
Als de wielen al draaien voordat u de stang van de zelfaandrijving volledig hebt ingedrukt, is de aandrijfriem te hard aangespannen. Draai de afstelknop van de wielaandrijving (Figuur 23) 1 slag linksom en herhaal stap 4 tot 6.
Als u een nieuwe aandrijfriem gebruikt, moet u de afstelknop van de kabel van de aandrijving nog 1 slag rechtsom draaien zodat de riem normaal aangespannen wordt tijdens de inrijperiode.
Note: U kunt deze stap overslaan als u een gebruikte riem afstelt.
Maai altijd met een scherp mes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Tap de benzine af uit de brandstoftank.
Kantel de maaimachine op zijn rechterkant met het luchtfilter naar boven; zie Figuur 24.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gekromde deel samenkomen (Figuur 25A). Omdat het metaal dat het platte en het gebogen deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een sleuf of slijtplek ziet (Figuur 25B en Figuur 25C), moet u het mes vervangen; zie Het maaimes verwijderen.
Note: De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes te monteren voordat het maaiseizoen begint. In de loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Controleer het gaspedaal zorgvuldig op overmatige slijtage (Figuur 26). Omdat het metaal kan wegslijten door zand en schurend materiaal (vooral in de zone getoond als item 2 in Figuur 26), dient u het gaspedaal te controleren voordat u de machine gebruikt. Indien u vaststelt dat een lip op het gaspedaal is afgesleten tot een scherpe rand of als er een scheur is, dient u het gaspedaal te vervangen; zie Het maaimes verwijderen.
Een versleten of beschadigd gaspedaal kan breken en een stuk van het gaspedaal kan worden uitgeworpen in uw richting of in de richting van omstanders en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer het gaspedaal regelmatig op slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd gaspedaal.
Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen.
Verwijder de mesmoeren, de versneller en het mes (Figuur 25).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke snijhoek (Figuur 27A) en binnenste snijkantradius (Figuur 27B) gehandhaafd blijven. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten.
Controleer de balans van het mes door de opening in het midden van het mes boven een spijker of de steel van een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een bankschroef is geklemd (Figuur 28).
Note: U kunt de balans ook controleren met behulp van een voor commerciële doeleinden vervaardigde mesbalans.
Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait, vijlt u aan die kant materiaal weg (niet van de snijrand of het uiteinde bij de snijrand) tot het mes in evenwicht blijft.
Monteer een scherp, gebalanceerd Toro mes, de versneller en de mesmoeren. De vleugel van het mes moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen om het mes op de juist wijze te monteren.
Note: Draai de mesmoeren vast met een torsie van 20 tot 37 N·m.
Als u de maaimachine zonder versneller gebruikt, kan het mes verbuigen, kromtrekken of breken. Hierdoor kan ernstig of zelfs dodelijk letsel worden toegebracht aan u of aan omstanders.
Gebruik de machine nooit zonder dat de versneller is geplaatst.
Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Verwijder de riemkap (Figuur 29) van de maaikast.
Til de drijfriemkap omhoog en veeg al het vuil weg uit de omgeving van de riem.
Plaats de drijfriemkap terug.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 40 bedrijfsuren |
|
Important: Gebruik geen hogedrukreiniger op de lagers om schade aan de afdichtingen van de lagers te voorkomen.
Note: Als u de machine onder extreme omstandigheden gebruikt, zal het schoonmaken van de wielen met kortere tussenpozen de levensduur van de tandwielen verlengen.
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten het maaiseizoen, moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd; raadpleeg Vóór de stalling.
Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats. Dek de machine af om deze schoon te houden en te beschermen.
Voordat u de machine stalt, moet u de brandstoftank leegmaken nadat u de machine voor de laatste keer hebt gebruikt.
Laat de motor lopen totdat deze afslaat door gebrek aan benzine.
Choke de motor en start deze nogmaals.
Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de brandstof voldoende verbruikt.
Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het carter; raadpleeg Motorolie verversen.
Verwijder de bougie.
Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie in het carter via de bougieopening.
Laat de motor enkele keren draaien door de handstarter uit te trekken om de olie over het carter te verdelen.
Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel niet aan op de bougie.
De onderkant van de machine reinigen; raadpleeg De onderkant van de machine reinigen.
Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant van de maaikast.
Controleer de staat van het maaimes; raadpleeg Het mes controleren.
Controleer de staat van het gaspedaal; zie Het gaspedaal controleren.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende servicedealer.
Controleer alle bevestigingen en draai deze vast.
Verwijder de bougie en draai de motor snel rond met behulp van het startkoord om overtollige olie uit de cilinder te verwijderen.
Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de elektroden versleten zijn.
Monteer de bougie; zie Onderhoud van de bougie.
Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie .
Vul de brandstoftank met verse brandstof.
Controleer het motoroliepeil.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
De motor start niet. |
|
|
De motor start moeilijk of verliest vermogen. |
|
|
De motor loopt onregelmatig. |
|
|
De maaimachine of de motor trilt abnormaal. |
|
|
Het maaipatroon is ongelijk. |
|
|
Het uitwerpkanaal raakt verstopt. |
|
|
De zelfaandrijving van de maaimachine werkt niet. |
|
|