Onderhoud
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Om de 500 bedrijfsuren |
|
Om de 1500 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Jaarlijks of vóór stalling |
|
Om de 2 jaar |
|
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Procedures voorafgaande aan onderhoud
Veiligheid bij onderhoud
-
Parkeer de machine op een egale ondergrond, schakel de hulphydrauliek uit, breng het werktuig omlaag, stel de parkeerrem (indien aanwezig) in werking, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of repareert.
-
Veeg gemorste olie en brandstof op.
-
Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.
-
Plaats de onderdelen op kriksteunen indien dit nodig is.
-
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
-
Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden uitvoert; zie Onderhoud van de accu .
-
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.
-
Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.
-
Knoei niet met de veiligheidsvoorzieningen.
-
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. Werktuigen kunnen invloed hebben op de stabiliteit en de bediening van de machine. De garantie kan komen te vervallen als u de machine gebruikt met werktuigen die niet zijn goedgekeurd.
-
Gebruik alleen originele reserveonderdelen van Toro.
-
Als het voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden nodig is dat de laadarmen omhoog staan, kunt u de armen in de opgeheven stand vergrendelen met de hydraulische cilindervergrendeling(en).
Cilindervergrendeling gebruiken
Waarschuwing
Als de armen van de lader in de opgeheven stand staan, kunnen deze omlaag komen waardoor iemand die eronder staat bekneld kan raken.
Plaats de cilindervergrendeling(en) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert waarbij de armen van de lader omhoog moeten staan.
Cilindervergrendeling aanbrengen
-
Verwijder het werktuig.
-
Breng de armen van de lader volledig omhoog.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Verwijder de lynchpen waarmee de cilindervergrendeling aan de arm van de lader is bevestigd (Figuur 23).
-
Breng de cilindervergrendeling omlaag over de cilinderstang en bevestig deze met de lynchpen (Figuur 23).
-
Breng langzaam de armen van de lader omlaag totdat de cilindervergrendeling contact maakt met de cilinder en het uiteinde van de staaf.
Cilindervergrendeling verwijderen en opslaan
Important: Verwijder de cilindervergrendeling van de stang en vergrendel ze volledig in de opslagstand voordat u de machine bedient.
-
Start de motor.
-
Breng de armen van de lader volledig omhoog.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Verwijder de lynchpen waarmee de cilindervergrendeling is bevestigd.
-
Draai de cilindervergrendeling omhoog op de arm van de lader en bevestig deze met de lynchpen.
-
Breng de armen van de lader omlaag.
Toegang krijgen tot inwendige onderdelen
Waarschuwing
Als u deksels, kappen of schermen openmaakt terwijl de motor draait, kunt u in contact komen met bewegende onderdelen en daarbij ernstig letsel oplopen.
Voordat u een deksel, kap of scherm opent: zet de motor af, verwijder het sleuteltje uit het contact en laat de motor afkoelen.
Motorkap openen
De motorkap sluiten
Inspectieluik aan de achterzijde openen.
Het achterste inspectieluik sluiten
-
Plaats het inspectieluik aan de achterzijde van de machine; zorg ervoor dat de lipjes zijn uitgelijnd in de sleuven.
-
Duw het inspectieluik naar voren en zorg ervoor dat de schroeven van de handknoppen zijn uitgelijnd met de openingen met schroefdraad in de machine.
-
Draai de handknoppen goed vast om het achterste inspectieluik op zijn plaats vast te zetten.
Zijschermen verwijderen
-
Open de motorkap.
-
Schuif de zijschermen (Figuur 27) omhoog en uit de sleuven in het voorscherm en het frame.
Zijschermen monteren
Schuif de zijschermen op hun plaats in de sleuven in het voorscherm en het frame.
Smering
De machine smeren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Type vet: vet voor algemene doeleinden.
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Reinig de smeernippels met een doek.
-
Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel (Figuur 28 en Figuur 29).
-
Pomp vet in de nippels totdat er wat vet bij de lagers naar buiten komt (ongeveer 3 maal pompen).
-
Overtollig vet wegvegen.
Onderhoud motor
Veiligheid van de motor
-
U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
-
Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.
-
Houd uw handen, voeten, gezicht, kleding en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Onderhoud van het luchtfilter
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Onderhoud van luchtfilterdeksel en -behuizing
Important: Vervang het luchtfilter uitsluitend als de onderhoudsindicator rood is (Figuur 30). Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt de kans dat er vuil in de motor komt wanneer u het filter verwijdert alleen maar vergroot.
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Open de motorkap en zet vast met de steunstang (indien van toepassing).
-
Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek kunnen veroorzaken. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
Vervang of repareer beschadigde onderdelen.
-
Maak de sluitingen op het luchtfilter los en trek het luchtfilterdeksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 30).
Important: Verwijder het luchtfilter niet.
-
Knijp in de zijkanten van de stofkap om deze te openen en sla het stof eruit.
-
Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht onder een druk van 2,07 bar.
Important: Reinig de luchtfilterbehuizing niet met perslucht.
-
Controleer de onderhoudsindicator.
-
Als het onderhoudsindicator doorzichtig is, monteer dan het luchtfilterdeksel met de stofkap naar beneden gericht en maak de sluitingen vast (Figuur 30).
-
Als de onderhoudsindicator rood is, moet u het luchtfilter vervangen zoals beschreven in Het filter vervangen.
-
Het filter vervangen
Important: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat het luchtfilter en het luchtfilterdeksel zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.
-
Schuif het filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 30).
Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.
Important: Probeer het filter niet te reinigen.
-
Controleer het nieuwe filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. Richt een felle lichtbron op de buitenkant van het filter en kijk in het filter; als er gaten in het filter zijn, ziet u heldere vlekken.
Als het filter beschadigd is, mag u het niet gebruiken.
-
Monteer het filter voorzichtig (Figuur 30).
Note: Zorg ervoor dat het filter volledig vastzit door de buitenring van het filter tijdens de montage aan te drukken.
Important: Druk niet op het zachte midden van het filter.
-
Monteer het luchtfilterdeksel met de stofkap naar beneden gericht en maak de sluitingen vast (Figuur 30).
-
Sluit de motorkap.
Motorolie verversen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Motorolietype
Type olie: Reinigingsolie voor dieselmotoren (API-onderhoudsklasse CH-4 of hoger)
Carterinhoud: met filter 3,7 liter
Viscositeit: zie onderstaande tabel
Het motoroliepeil controleren
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
-
Open de motorkap.
-
Reinig het gebied rond de oliepeilstok (Figuur 32).
-
Trek de peilstok uit en veeg het metalen deel met een doek schoon (Figuur 32).
-
Schuif de peilstok helemaal in de buis (Figuur 32).
-
Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het metalen deel.
-
Als het oliepeil te laag is (lager dan de onderste opening), reinigt u de omgeving van de vulbuis en verwijdert u de dop (Figuur 32).
-
Giet langzaam voldoende olie in het klepdeksel totdat het peil de bovenste opening op de peilstok bereikt.
Important: Giet niet te veel olie in het carter omdat anders de motor kan worden beschadigd.
-
Plaats de olievulbuisdop en de peilstok terug.
-
Sluit de motorkap.
Motorolie verversen
-
Start de motor en laat deze 5 minuten lopen.
Note: Warme olie kan beter worden afgetapt.
-
Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
-
Breng de armen van de lader omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.
-
Verwijder de aftapplug (Figuur 33).
-
Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer terugplaatsen.
Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum.
-
Verwijder de vuldop (Figuur 32) en giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie in het klepdeksel.
-
Controleer het oliepeil.
-
Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de bovenste opening op de peilstok bereikt.
-
Plaats de vuldop terug.
Motoroliefilter vervangen
-
Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen.
-
Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer terugplaatsen.
Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum.
-
Plaats een ondiepe opvangbak of een doek onder het filter om olie op te vangen.
-
Verwijder het oude filter (Figuur 34) en veeg het oppervlak van de pakking van het filtertussenstuk schoon.
-
Vul de motor met nieuwe olie van het juiste type via de middelste opening van het filter. Houd op met vullen als de olie de onderkant van de schroefdraad bereikt.
-
Wacht 1 of 2 minuten zodat het filtermateriaal de olie kan opnemen en giet daarna de overtollige olie af.
-
Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter.
-
Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens ½ slag.
-
Verwijder de vuldop (Figuur 32) en giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie in het klepdeksel.
-
Controleer het oliepeil.
-
Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de bovenste opening op de peilstok bereikt.
-
Plaats de vuldop terug.
Onderhoud brandstofsysteem
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Raadpleeg Brandstofveiligheid voor een volledige lijst van brandstofgerelateerde voorzorgen.
Brandstofleidingen en aansluitingen controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Inspecteer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Draai eventuele losse aansluitingen vast en neem contact op met een erkende servicedealer voor hulp bij het herstellen van beschadigde brandstofleidingen.
Water aftappen uit brandstoffilter/waterafscheider
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Het brandstoffilter bevindt zich aan de rechterzijde van de motor (Figuur 35). Plaats er een opvangbak onder.
-
Draai het aftapventiel aan de onderzijde van de filterbus los en laat het water weglopen.
-
Draai vervolgens het aftapventiel weer dicht.
Brandstoffilterbus en inlinefilter vervangen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Open het achterste inspectieluik; zie Inspectieluik aan de achterzijde openen..
-
De brandstoffilters bevinden zich aan de rechterzijde van de motor (Figuur 35). Plaats er een opvangbak onder.
-
Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd (Figuur 35).
-
Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd (Figuur 35).
-
Smeer schone olie op de pakking van de nieuwe filterbus.
-
Vul de bus met brandstof.
-
Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder (Figuur 35).
-
Het inlinefilter bevindt zich links van de brandstoffilterbus (Figuur 35). Let op de richting van de pijl op de zijkant van het inlinefilter.
-
Open de klemmen aan de uiteinden van het inlinefilter en schuif de slangen eraf (Figuur 35). Gooi het filter weg.
-
Schuif de slangen over het uiteinde van een nieuw filter (Figuur 35) en zorg ervoor dat de pijl op het filter naar de motor of de elektrische brandstofpomp wijst.
-
Bevestig de slangen met de slangklemmen aan het filter.
-
Sluit het achterste inspectieluik en zet het vast met de vergrendeling(en).
Het brandstofsysteem ontluchten
U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan:
-
Eerste keer starten van een nieuwe machine
-
De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
-
Er is onderhoud uitgevoerd op onderdelen van het brandstofsysteem (er is bijvoorbeeld een filter vervangen).
-
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de armen van de lader neer en zet de motor af.
-
Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
-
Open de motorkap.
-
Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Figuur 36).
-
Draai de contactschakelaar naar de stand AAN. De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt.
-
Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op UIT.
Note: Na de bovenstaande ontluchtingsprocedure zou de motor moeten starten. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten. Neem contact op met een erkende servicedealer.
Brandstof aftappen uit de brandstoftank(s)
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 2 jaar |
|
Laat een erkende servicedealer brandstof aftappen uit de brandstoftank(s) en deze reinigen.
Onderhoud elektrisch systeem
Veiligheid van het elektrisch systeem
-
Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
-
Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
-
Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met de huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu.
-
Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
Onderhoud van de accu
Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te verminderen.
Specificaties: 12 V, 585 A (koude start)
Accu verwijderen
Waarschuwing
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
-
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
-
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Open het achterste inspectieluik; zie Inspectieluik aan de achterzijde openen..
-
Verwijder het inspectieluik van de accu.
-
Verwijder de bout, de ring en de stang waarmee de accu wordt bevestigd (Figuur 38).
-
Maak de minkabel (zwart) los van de accupool (Figuur 38). Bewaar de bevestigingsmiddelen.
-
Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood).
-
Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Figuur 38). Bewaar de bevestigingsmiddelen.
-
Til de accu uit het chassis.
Accu opladen
Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.
-
Verwijder de accu van de machine; raadpleeg Accu verwijderen.
-
Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 4 tot 6 A (Figuur 39). De accu niet te ver opladen.
-
Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 39).
De accu reinigen
Note: Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Haal de accu uit de machine; Accu verwijderen.
-
Was de hele accubak met een oplossing van natriumbicarbonaat en water.
-
Spoel de accu met schoon water.
-
Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
-
Monteer de accu; zie Accu monteren.
Accu monteren
-
Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten (Figuur 38).
-
Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool van de accu.
-
Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu aan te sluiten (Figuur 38).
-
Bevestig de accu met de stang, bout en ring (Figuur 38).
Important: Zorg ervoor dat de accukabels geen contact maken met elkaar of met scherpe randen.
-
Monteer het inspectieluik van de accu (Figuur 37).
-
Sluit het achterste inspectieluik; zie Het achterste inspectieluik sluiten.
Onderhoud van een reserveaccu
De oorspronkelijke accu heeft geen onderhoud nodig. Raadpleeg voor het onderhoud van een reserveaccu de instructies van de fabrikant.
Onderhoud van de zekeringen
De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. In Figuur 40 ziet u de zekeringhouder en de locaties van de zekeringen.
Note: Als de machine niet start, kan de zekering van het hoofdcircuit of de zekering van het bedieningspaneel/relais zijn doorgebrand.
Om toegang te krijgen tot de zekeringen moet u de zekeringhouder als volgt verwijderen:
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig op de machine) en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Open de motorkap.
-
Trek de R-pen uit de onderzijde van de steunstang van de motorkap en schuif de steunstang uit de bevestigingsbeugels en het lipje (Figuur 41).
-
Verwijder de 4 schroeven waarmee de zekeringhouder is bevestigd en trek de houder vervolgens omhoog en eruit (Figuur 42).
-
Controleer de zekeringen.
-
Monteer de zekeringhouder met behulp van de 4 schroeven die u eerder hebt verwijderd.
-
Steek de steunstang in de bevestigingsbeugels en het lipje en bevestig dit met de R-pen (Figuur 41).
-
Sluit de motorkap.
Onderhoud aandrijfsysteem
Onderhoud van de rupsbanden
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
De rupsbanden reinigen
-
Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
-
Laat de gemonteerde, naar beneden wijzende bak in de grond zakken zodat de voorzijde van de tractie-eenheid een paar centimeter van de grond komt.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Gebruik een waterslang of een hogedrukreiniger om de rupsbanden te reinigen.
Important: Gebruik alleen waterdruk voor het reinigen van de rupsbanden. De rest van de machine mag niet met een hogedrukreiniger behandeld worden. Gebruik geen hogedrukreiniging tussen de kettingwielaandrijving en de machine omdat de motorafdichtingen hierdoor beschadigd kunnen raken. Hogedrukreiniging kan het elektrische en hydraulische systeem beschadigen of de smering aantasten.
Important: Zorg ervoor dat u de wegwielen, het spanwiel en de kettingwielaandrijving grondig reinigt (Figuur 43). De wegwielen moeten vrij kunnen draaien als deze schoon zijn.
De spanning van de rupsbanden afstellen
Er moet 7 cm ruimte zijn tussen de spanmoer en de achterzijde van de spanbuis (Figuur 44). Als dit niet het geval is, stal dan de spanning van de rupsbanden aan met behulp van de volgende procedure:
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Breng de betreffende zijde omhoog ondersteun deze zodat de rupsband van de grond is.
-
Verwijder de borgbout en de moer (Figuur 45).
-
Gebruik een dopsleutel van ½" en draai de spanschroef linksom tot de afstand tussen de spanmoer en de achterzijde van de spanbuis (Figuur 44) 7 cm is.
-
Lijn de dichtstbijzijnde inkeping in de spanschroef uit met de opening van de borgbout en bevestig de schroef met de borgbout en moer (Figuur 45).
-
Laat de tractie-eenheid neer op de grond.
Rupsbanden vervangen
Smalle rupsbanden vervangen
Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn.
Note: U hebt smalle banden als de voorste spanwielen gemonteerd zijn in een vork aan het uiteinde van de spanbuis (Figuur 46).
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Breng de betreffende zijde omhoog ondersteun deze zodat de rupsband 8 cm tot 10 cm van de grond is.
-
Verwijder de borgbout en de moer (Figuur 45).
-
Gebruik een dopsleutel van ½" en verminder de spanning door de spanschroef rechtsom te draaien (Figuur 45 en Figuur 46).
-
Duw het spanwiel in de richting van de achterzijde van de eenheid zodat de spanbuis het frame raakt (Figuur 46).
Als de buis het frame niet raakt, blijf dan aan de spanschroef draaien totdat dit wel zo is.
-
Begin met het verwijderen van de rupsband aan de bovenkant van het spanwiel en trek de rupsband van het wiel terwijl u de rupsband vooruit draait.
-
Als de rupsband van het spanwiel af is, verwijdert u de band van de kettingwielaandrijving en de wegwielen (Figuur 46).
-
Begin bij de kettingwielaandrijving en plaats de nieuwe rupsband rond de aandrijving. Controleer of de aansluitpunten tussen de tandwielen op de aandrijving passen (Figuur 46).
-
Duw de rupsband onder en tussen de wegwielen (Figuur 46).
-
Begin onderaan het spanwiel en plaats de rupsband rond het wiel door de rupsband naar achteren te draaien terwijl u de aansluitpunten in het wiel drukt.
-
Draai de spanschroef linksom tot de afstand tussen de spanmoer en de achterzijde van de spanbuis (Figuur 44) 7 cm is.
-
Lijn de dichtstbijzijnde inkeping in de spanschroef uit met de opening van de borgbout en bevestig de schroef met de borgbout en moer.
-
Laat de tractie-eenheid neer op de grond.
-
Herhaal stappen 3 tot en met 14 voor de andere rupsband.
Brede rupsbanden vervangen
Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn.
Note: U hebt brede banden als de voorste spanwielen gemonteerd zijn aan de zijkanten van het uiteinde van de spanbuis (Figuur 47).
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Breng de betreffende zijde omhoog ondersteun deze zodat de rupsband 8 cm tot 10 cm van de grond is.
-
Verwijder de borgbout en de moer (Figuur 45).
-
Gebruik een dopsleutel van ½" en verminder de spanning door de spanschroef rechtsom te draaien (Figuur 45 en Figuur 47).
-
Duw het spanwiel in de richting van de achterzijde van de eenheid zodat de spanbuis het frame raakt (Figuur 47).
Als de buis het frame niet raakt, blijf dan aan de spanschroef draaien totdat dit wel zo is.
-
Verwijder de moer waarmee het buitenste spanwiel is bevestigd en verwijder het wiel (Figuur 47).
-
Verwijder de rupsband (Figuur 47).
-
Verwijder de moer waarmee het binnenste spanwiel is bevestigd en verwijder het wiel (Figuur 47).
-
Trek de 4 grote ringen uit de de 2 wielen, 1 aan elke zijde van elk wiel.
-
Verwijder oud vet en vuil uit het gebied waar de ringen zaten en reinig de lagers in de wielen. Vul vervolgens dit gebied aan elke kant van elk wiel met vet.
-
Plaats de grote ringen op de wielen (bovenop het vet).
-
Monteer het binnenste spanwiel en zet het vast met de moer die u eerder hebt verwijderd (Figuur 47).
-
Draai de moer vast met een torsie van 407 Nm.
-
Plaats de nieuwe rupsband en zorg ervoor dat de aansluitpunten van de rupsband goed tussen de tandwielen in het midden van de kettingwielaandrijving passen (Figuur 47).
-
Monteer het buitenste spanwiel en zet het vast met de moer die u eerder hebt verwijderd (Figuur 47).
-
Draai de moer vast met een torsie van 407 Nm.
-
Draai de spanschroef linksom tot de afstand tussen de spanmoer en de achterzijde van de spanbuis (Figuur 44) 7 cm is.
-
Lijn de dichtstbijzijnde inkeping in de spanschroef uit met de opening van de borgbout en bevestig de schroef met de borgbout en moer.
-
Laat de tractie-eenheid neer op de grond.
-
Herhaal stappen 3 tot en met 20 voor de andere rupsband.
Onderhoud van de wegwielen
-
Verwijder de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen.
-
Draai de 4 bouten los waarmee de onderste rupsbandgeleider met de wegwielen is bevestigd en verwijder de schroeven (Figuur 48).
-
Verwijder de snapring en dop van een wegwiel (Figuur 49).
-
Controleer het smeervet onder de dop en rond de pakking (Figuur 49). Als er geen vet is of als het vet vuil of zanderig is, verwijder dan al het vet, vervang de pakking en breng nieuw smeervet aan.
-
Controleer of de wegwielen soepel bewegen op het lager. Als het wegwiel vastzit, vervang het dan zoals beschreven in de Montage-instructies voor de wegwielset of neem contact op met een erkende servicedealer voor reparatie.
-
Plaats de ingevette wegwieldop op de kop van de bout (Figuur 46).
-
Zet de wegwieldop vast met de snapring (Figuur 46).
-
Herhaal stappen 3 tot en met 7 voor de andere wielen.
-
Bevestig de rupsbandgeleiders op het frame van de tractie-eenheid met behulp van het bevestigingsmateriaal dat u eerder hebt verwijderd. Draai de bouten vast met een torsie van 91-112 Nm.
-
Monteer de rupsbanden; zie Rupsbanden vervangen.
Onderhoud koelsysteem
Veiligheid van het koelsysteem
-
Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden.
-
Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
-
Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop verwijdert.
-
Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen.
-
Onderhoud van het koelsysteem
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Gevaar
De draaiende as en ventilator kunnen letsel veroorzaken.
-
Gebruik de machine nooit zonder dat de kappen zijn geplaatst.
-
Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van een draaiende ventilator en aandrijfas.
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de laderarmen zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Radiateurscherm reinigen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Verwijder aangekoekt gras of ander vuil met perslucht van het radiateurscherm.
Koelvloeistof controleren, bijvullen en ontluchten
Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries.
-
Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de laderarmen zakken, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
-
Verwijder het sleuteltje uit het contact en laat de motor afkoelen.
-
Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 50).
Het koelvloeistofpeil hoort op of boven de markering aan de zijkant van de tank te staan.
-
Volg de onderstaande procedure als het koelvloeistofpeil laag is:
-
Verwijder de dop voor de koelvloeistof (Figuur 51).
-
Open de ontluchtingsventielen aan de voorzijde en bovenzijde (Figuur 51).
-
Giet koelvloeistof in de vulbuis tot de vloeistof er bij het voorste ontluchtingsventiel uitloopt (Figuur 51).
-
Sluit het voorste ontluchtingsventiel (Figuur 51).
-
Giet koelvloeistof in de vulbuis tot de vloeistof er bij het bovenste ontluchtingsventiel uitloopt (Figuur 51).
-
Sluit het bovenste ontluchtingsventiel (Figuur 51).
-
Giet koelvloeistof in de vulbuis tot het vloeistofpeil in de vulbuis staat (Figuur 51).
-
Plaats de dop voor de koelvloeistof (Figuur 51).
-
Vul koelvloeistof bij in de expansietank totdat het vloeistofpeil de Vol-markering op de zijkant van de tank bereikt (Figuur 50).
-
-
Plaats de dop van de expansietank terug.
Motorkoelvloeistof verversen
Laat de motorkoelvloeistof eenmaal per jaar verversen door een erkende servicedealer.
Als er motorkoelvloeistof moet worden bijgevuld, raadpleeg Koelvloeistof controleren, bijvullen en ontluchten.
Onderhouden remmen
De parkeerrem testen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
-
Schakel de parkeerrem in; zie Parkeerremhendel.
-
Start de motor.
-
Probeer de machine langzaam vooruit of achteruit te rijden.
Note: De machine kan een stukje rollen voor de remmen aangrijpen op de kettingwielaandrijving.
-
Als de remmen de machine niet tegenhouden nadat deze eerst een stukje heeft bewogen, neem dan contact op met uw erkende servicedealer voor onderhoud.
Onderhoud riemen
Conditie van de hydraulische pompriem controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Controleer jaarlijks de conditie van de hydraulische pompriem (Figuur 52). Als de riem beschadigd of versleten is, laat deze dan door een erkende servicedealer vervangen.
Onderhoud bedieningsysteem
De bedieningsorganen afstellen
De bedieningsorganen worden in de fabriek afgesteld voordat de machine wordt verzonden. Na vele bedrijfsuren moet u echter mogelijk de uitlijning van de tractiebediening, de NEUTRAALSTAND van de tractiebediening en de sporing van de tractiebediening in de stand volledig vooruit opnieuw afstellen.
Important: Voer alle procedures volledig en in de juiste volgorde uit om de bedieningsorganen correct af te stellen.
Uitlijning tractiebediening afstellen
Als de balk van de tractiebediening niet gelijk en recht tegen de referentiebalk rust in de stand volledig achteruit, moet u onmiddellijk de volgende procedure uitvoeren:
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Trek de tractiebediening recht naar achteren zodat de voorzijde ervan contact maakt met de referentiebalk (Figuur 53).
-
Als de voorzijde van de tractiebediening niet gelijk en recht tegen de referentiebalk rust, draai dan de flensmoer en bout van de tractiebediening los (Figuur 54).
-
Stel de tractiebediening zo af, dat deze gelijk en recht tegen de referentiebalk rust als u de bediening recht naar achteren trekt (Figuur 54 en Figuur 55).
-
Draai de flensmoer en bout van de tractiebediening vast.
De neutraalstand van de tractiebediening afstellen
Als de machine naar voren of naar achteren kruipt terwijl de tractiebediening in de NEUTRAALSTAND staat en de eenheid warm is, moet u onmiddellijk de volgende procedure uitvoeren:
-
Hef/ondersteun de machine zodat beide rupsbanden van de vloer komen.
-
Open het inspectieluik aan de achterzijde.
-
Draai de contramoeren op de tractiestangen onder het bedieningspaneel los (Figuur 56).
-
Start de tractie-eenheid en zet gas 1/3 open.
Waarschuwing
Als de machine loopt, kunt u worden gegrepen en gewond raken door bewegende onderdelen of brandwonden oplopen door hete oppervlakken.
Blijf uit de buurt van uitstekende delen, bewegende delen en hete oppervlakken tijdens het afstellen van de lopende machine.
-
Als de linker rupsband beweegt, moet u de tractiestang rechts langer of korter maken tot de rupsband niet meer beweegt.
-
Als de rechter rupsband beweegt, moet u de tractiestang links langer of korter maken tot de rupsband niet meer beweegt.
-
Draai de contramoeren vast.
-
Sluit het inspectieluik aan de achterzijde.
-
Zet de motor af en laat de machine neer op de grond.
-
Rijd vol gas achteruit met de machine en controleer of de machine goed spoort. Zo niet, kijk dan in welke richting ze afwijkt. Herhaal de afstelprocedure totdat de tractie-eenheid recht spoort in de achteruitstand.
De sporing van de tractiebediening in de stand volledig vooruit afstellen.
Als de machine niet recht rijdt als u de tractiebediening tegen de referentiebalk houdt, moet u de volgende procedure uitvoeren:
-
Rijd met de machine terwijl u de tractiebediening tegen de referentiebalk duwt en kijk in welke richting de tractie-eenheid afwijkt.
-
Laat de tractiebediening los.
-
Als de tractie-eenheid naar links afwijkt, draai dan de rechter contramoer los en stel de stelschroef op de voorzijde van de tractiebediening af (Figuur 57).
-
Als de tractie-eenheid naar rechts afwijkt, draai dan de linker contramoer los en stel de stelschroef op de voorzijde van de tractiebediening af (Figuur 57).
-
Herhaal stap 1 tot en met 4 totdat de machine recht rijdt in de stand volledig vooruit.
Important: Controleer of de stelschroeven de aanslag raken in de stand volledig vooruit om te voorkomen dat de hydraulische pompen geraakt worden.
Onderhoud hydraulisch systeem
Veiligheid van het hydraulische systeem
-
Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
-
Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
-
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
-
U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
-
Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Specificaties hydraulische vloeistof
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 1500 bedrijfsuren |
|
Capaciteit hydraulische tank: 45 liter
Gebruik slechts 1 van de volgende vloeistoffen in het hydraulische systeem:
-
Toro Premium transmissie-/hydraulische tractorvloeistof (vraag uw erkende Toro dealer om meer informatie)
-
Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (vraag uw erkende Toro dealer om meer informatie)
-
Als geen van de bovenstaande Toro vloeistoffen verkrijgbaar is, kunt u een andere Universal Tractor Hydraulic Fluid (UTHF) gebruiken, maar het mag uitsluitend gaan om een conventioneel, petroleumgebaseerd product. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw leverancier van hydraulische vloeistof of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.
Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
Materiaaleigenschappen Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40 °C: 55 tot 62 cSt bij 100 °C: 9,1 tot 9,8 Viscositeitsindex ASTM D2270 140 tot 152 Stolpunt, ASTM D97 -37 tot-43 °C Industriestandaarden API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende servicedealer, onderdeelnr. 44-2500.
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst gestart wordt en vervolgens om de 25 bedrijfsuren.
Capaciteit hydraulische tank: 45 liter
Raadpleeg Specificaties hydraulische vloeistof voor informatie over de hydraulische vloeistof.
Important: Gebruik altijd de juiste hydraulische vloeistof. Vloeistoffen voor algemeen gebruik brengen schade toe aan het hydraulische systeem.
-
Verwijder eventuele aangekoppelde werktuigen.
-
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, breng de armen van de lader omlaag en trek de hydraulische cilinder volledig in.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
-
Open de motorkap.
-
Reinig de omgeving van de vulbuis van de hydraulische tank (Figuur 58).
-
Verwijder de dop van de vulbuis en controleer het vloeistofpeil op de peilstok (Figuur 59).
Note: Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen op de peilstok staan.
-
Als het peil te laag staat, vult u vloeistof bij tot het correcte peil.
-
Breng de dop van de vulbuis aan.
-
Sluit de motorkap.
Hydraulisch filter vervangen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Important: Gebruik ter vervanging geen filter voor motorolie omdat dit ernstige schade aan het hydraulische systeem kan veroorzaken.
-
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en laat de laderarmen neer.
-
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
-
Open het inspectieluik aan de achterzijde.
-
Plaats een opvangbak onder het filter (Figuur 60).
-
Verwijder het oude filter (Figuur 60) en veeg het oppervlak van de pakking van het filtertussenstuk schoon.
-
Smeer een dun laagje hydraulische vloeistof op de rubberen pakking van het nieuwe filter.
-
Monteer het nieuwe hydraulische filter op het filtertussenstuk (Figuur 60). Draai het filter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens ¾ slag.
-
Neem gemorste vloeistof op.
-
Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en controleer op lekkage.
-
Controleer het vloeistofpeil in de hydraulische tank en voeg vloeistof toe tot het peil op de markering op de peilstok staat; zie Specificaties hydraulische vloeistof.
Important: Vul de brandstoftank niet te vol.
-
Sluit het inspectieluik aan de achterzijde.
Hydraulische vloeistof verversen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Breng de laadarmen omhoog en breng de cilindervergrendeling aan.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
-
Open de motorkap.
-
Verwijder de dop van de hydraulische tank en de peilstok (Figuur 61).
Note: De vulbuis bevindt zich achter het eerste scherm. Verwijder het scherm om er beter bij te kunnen.
-
Plaats een grote opvangbak geschikt voor 57 liter onder de aftapplug aan de voorzijde van de machine (Figuur 62).
-
Verwijder de aftapplug zodat de olie in de opvangbak kan lopen (Figuur 62).
-
Als dit klaar is, plaatst u de aftapplug terug en draait u deze vast.
Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum.
-
Vul de hydraulische tank met hydraulische vloeistof zoals beschreven in Specificaties hydraulische vloeistof.
-
Start de motor en laat deze een paar minuten lopen.
-
Zet de motor af.
-
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul indien nodig de tank bij met vloeistof; raadpleeg Specificaties hydraulische vloeistof.
-
Sluit de motorkap.
Reiniging
Vuil verwijderen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Important: Als de motor wordt gebruikt terwijl de schermen verstopt zijn en/of de uitlaatringen zijn verwijderd, kan dit leiden tot schade aan de motor door oververhitting.
-
Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en laat de laderarmen zakken.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de motor afkoelen.
-
Open de motorkap en zet vast met de steunstang.
-
Verwijder vuil van het voorscherm en de zijschermen.
-
Veeg het vuil van het luchtfilter.
-
Verwijder met een borstel of blazer aangekoekt vuil van de motor en de ribben van de oliekoeler.
Important: Als de motor wordt gebruikt terwijl de schermen verstopt zijn en/of de uitlaatringen zijn verwijderd, kan dit leiden tot schade aan de motor door oververhitting.
-
Verwijder vuil van de opening van de motorkap, de geluiddemper, de hitteschermen en het radiateurscherm (indien van toepassing).
-
Sluit de motorkap.
Het chassis reinigen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Open de motorkap en inspecteer regelmatig het gebied onder de motor met behulp van een zaklamp. Als de laag vuil 25 tot 50 mm dik is, laat dan een erkende servicedealer de achterzijde van de machine, de brandstoftank en de accu verwijderen en het chassis reinigen.