Inleiding

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke inbouwverklaring achteraan dit document.

Dit maaidek met draaiende messen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen. De machine is niet ontworpen voor het maaien van struikgewas.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g243406

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395-3:2013 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute).

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders en huisdieren op een veilige afstand van de machine.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig), zet de motor af en neem het sleuteltje uit het contact voordat u de bestuurderspositie om welke reden ook verlaat.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Indien nodig vindt u bijkomende veiligheidsinformatie in deze Gebruikershandleiding.

Veilige bediening

  • Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid en het overige instructiemateriaal zorgvuldig. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen en weet hoe u de machine moet gebruiken. Als de bestuurder of de monteur de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is, moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de inhoud van het materiaal begrijpt.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.

  • Draag geschikte kleding, waaronder oogbescherming, stevige schoenen met een gripvaste zool, een lange broek en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse juwelen.

  • Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen die de machine kan uitwerpen.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.

  • Stop de machine, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

  • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.

  • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.

  • Controleer regelmatig of de montagebouten van de maaimessen nog met de juiste torsie zijn vastgedraaid.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal120-6604
decal93-6697
decal93-7818
decal117-4979
decal108-1988
decal100-5622
decal108-1986
decal115-4505

Montage

Gevaar

Als de motor wordt gestart en de aftakas kan draaien, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.

U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De machine gebruiksklaar maken

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking.

  3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

De aanvullingsset monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Aanvullingsset (afzonderlijk verkrijgbaar)1

Monteer 1 van de volgende aanvullingssets van 157 cm of 183 cm aan het basismaaidek met behulp van de meegeleverde instructies:

  • Model 30303, 183 cm achteruitworp

  • Model 30304, 183 cm Guardian

  • Model 30305, 157 cm achteruitworp

  • Model 30306, 157 cm Guardian

De zwenkwielen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Zwenkwielconstructie2

De drukringen, afstandsstukken en klemkapjes zijn voor het transport al op de assen van de zwenkwielen gemonteerd.

  1. Verwijder de klemkapjes van de spilassen en schuif de afstandsstukken en drukringen eraf (Figuur 3).

    g008866
  2. Schuif de afstandsstukken op de as van het zwenkwiel om de gewenste maaihoogte in te stellen. Raadpleeg Figuur 8 en Figuur 9 om te bepalen wat de combinaties van afstandsstukken voor de instelling zijn. Schuif een drukring op de as en duw het zwenkwiel door de zwenkwielarm. Plaats nog een drukring en de resterende afstandsstukken op de as en plaats het klemkapje om de constructie vast te zetten (Figuur 3).

    Important: De drukringen (en niet de afstandsstukken) moeten contact maken met de bovenzijde en de onderzijde van de zwenkwielarm.

De hefarmen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Rechter hefarm1
Linker hefarm1
Draaipen2
Borgpen2
  1. Draai aan 1 zijde van de tractie-eenheid de wielmoeren los waarmee het wiel en de band zijn bevestigd aan de tapeinden van het voorwiel (verwijder de wielmoeren niet).

  2. Krik de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de grond. Gebruik assteunen of plaats blokken om te voorkomen dat machine per ongeluk valt.

  3. Verwijder de wielmoeren en schuif het wiel en de band van de wieltappen.

  4. Monteer een hefarm aan de draaibeugel met een draaipen en een borgpen (Figuur 4). Monteer de hefarm met de knik naar buiten gericht.

    g012393
  5. Haak de contraveer van de rem aan de lip op de hefarm (Figuur 4).

  6. Monteer de wielen en banden. Haal de wielmoeren aan met 102 tot 108 N·m.

  7. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

De maai-eenheden op de hefarmen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Drukring4
Gaffelpen4
R-pen2
Maaihoogtekraag2
Gaffelpen2
R-pen2
Bout (½" x ¾")2
Ring2
  1. Plaats de maai-eenheid vóór de tractie-eenheid.

  2. Zet de hefhendel in de ZWEEFSTAND. Druk een hefarm omlaag totdat de openingen in de hefarm zijn uitgelijnd met de openingen in de beugel van de zwenkwielarm en de maaihoogtestang in de blokken van de hefarm kan worden gebracht (Figuur 5).

  3. Bevestig de hefarm aan de zwenkwielarm; gebruik hierbij 2 drukringen, een gaffelpen en een R-pen. Plaats de drukringen tussen de hefarm en de beugel van de zwenkwielarm (Figuur 5). Steek het uiteinde van de gaffelpen in de sleuf in de lip van de zwenkwielarm om de gaffelpen te borgen.

    g012229
  4. Herhaal de procedure voor de tegenoverliggende hefarm.

  5. Start de tractie-eenheid en breng de maai-eenheid omhoog.

  6. Druk de achterzijde van de maai-eenheid omlaag en steek de maaihoogtestangen door de blokken van de hefarmen.

  7. Monteer de maaihoogtekragen op de maaihoogtestangen en bevestig met de gaffelpennen en R-pennen (Figuur 5). Plaats de kop van de gaffelpen indien mogelijk naar de voorzijde van het maaidek gericht.

  8. Monteer een bout (½" x ¾") en een ring bovenop elke maaihoogtestang (Figuur 5).

De aftakas aan de tandwielkast van de maai-eenheid bevestigen

  1. Schuif de mannelijke aftakas in de vrouwelijke aftakas (Figuur 6). Lijn de montage-openingen in de ingangsschacht van de tandwielkast uit met de openingen in de aftakasschacht en schuif deze in elkaar.

    g012230
  2. Bevestig deze met een rolpen (Figuur 6).

  3. Draai de bouten en moeren vast (Figuur 6).

De machine smeren

Voordat u de machine gebruikt, moet ze gesmeerd worden zodat een goede smering is gewaarborgd; zie De machine smeren. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.

Algemeen overzicht van de machine

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Maaibreedte157 cm en 183 cm
MaaihoogteInstelbaar van 25 tot 127 mm in stappen van 13 mm.
NettogewichtModel 30403 – 190 kgModel 30404 – 231 kg

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

De smering van de tandwielkast controleren

De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE 80-90 tandwielolie. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de maai-eenheid voor de eerste keer wordt gebruikt.

  1. Plaats de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 7) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.

    g010548

Maaihoogte instellen

U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte in te stellen, moet u de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken plaatsen en vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de maaihoogtekraag aan de gewenste openingen in de maaihoogtestang.

  1. Start de motor en breng de maai-eenheid omhoog zodat u de maaihoogte kunt wijzigen. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact wanneer u de maai-eenheid hebt omhooggebracht.

  2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde openingen in beide zwenkwielvorken. Raadpleeg Figuur 8 en Figuur 9 om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.

    Note: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van de zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras ophoopt tussen het wiel en de vork. Als u de machine gebruikt bij maaihoogten kleiner dan 64 mm en er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen.

  3. Verwijder de klemkapjes van de spilas (Figuur 8) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (van 3 mm) op de spilas zoals deze oorspronkelijk waren geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maai-eenheden over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as.

    Raadpleeg Figuur 8 en Figuur 9 om vast te stellen wat de combinaties van afstandsstukken voor de instelling zijn.

    g008866
    decal100-5622
  4. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten.

  5. Verwijder de R-pen en gaffelpen waarmee de kraag aan de maaihoogtestang aan de achterzijde van de maai-eenheid is bevestigd (Figuur 10).

    g012231
  6. Lijn de maaihoogtekraag uit met de openingen voor de gewenste maaihoogte op de maaihoogtestang (Figuur 11).

    decal108-1986
  7. Zet de afstelling vast met de gaffelpen en R-pen.

    Note: Plaats de kop van de gaffelpen indien mogelijk naar de voorzijde van het maaidek gericht.

    Note: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25 mm, 38 mm of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de rollen in de bovenste openingen plaatsen.

Schuinstand van de maai-eenheid afstellen

De schuinstand van de maai-eenheid is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Gebruik een messchuinstand van 6 mm. Dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 6 mm hoger is dan de voorkant.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking.

  3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  4. Stel de maai-eenheid in op de gewenste maaihoogte.

  5. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst.

  6. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes.

  7. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.

  8. Draai de contramoeren op de onderkant van de maaihoogtestang los (Figuur 12).

    g012232
  9. Draai de andere maaihoogtestangen om de achterkant van de maai-eenheid hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen.

  10. Draai de contramoeren vast.

Glijders afstellen

De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

Om de glijders af te stellen, moet u de flensbout en de moeren verwijderen. Vervolgens zet u de glijders in de gewenste stand en monteert u de bevestigingen weer (Figuur 13).

g012233

Rollen instellen

Note: Als de maai-eenheid wordt gebruikt op de maaihoogte van 25 of 38 mm, moet u de rollen van de maai-eenheid verplaatsen naar de bovenste openingen van de beugel.

  1. Verwijder de schroef en de moer waarmee de rolschacht vastzit aan de maaidekbeugel (Figuur 14).

    g004487
  2. Schuif de schacht uit de onderste beugelopeningen, lijn de rol uit met de bovenste openingen en monteer de schacht.

  3. Installeer de schroef en moer om vast te zetten.

Ongelijke meshoogte corrigeren

In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van het gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon echt gaat maaien.

  1. Stel de maai-eenheid in op de gewenste maaihoogte; zie Maaihoogte instellen.

  2. Controleer of de voor- en achterbanden een spanning van 1,72 tot 2,07 bar hebben. Indien nodig moet u ze oppompen totdat de bandenspanning correct is.

  3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen een spanning van 3,45 bar hebben.

  4. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen.

  5. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle maai-eenheden op dezelfde hoogte maaien.

  6. Als de maai-eenheden nog moeten worden afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand van minstens 2 meter.

  7. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zieMaaihoogte instellen.

  8. Laat de maai-eenheid neer op een vlak oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maai-eenheden.

  9. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  10. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  11. Plaats opvulstukken van 3 mm op de zwenkwielvork(en) zodat de maaihoogte overeenstemt met deze op de sticker (Figuur 15); zie Schuinstand van de maai-eenheid afstellen

    g008866

Tips voor bediening en gebruik

Maai als het gras droog is

Maai laat in de ochtend om dauw te vermijden waardoor het gras op kluitjes bij elkaar gaat zitten, of laat in de middag om te voorkomen dat het directe zonlicht het gevoelige, pas gemaaide gras schaadt.

Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden

Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.

Maai met correcte tussenpozen

In de meeste normale omstandigheden moet u ongeveer om de 4 of 5 dagen uw gazon maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte aan te houden, iets wat wij sterk aanbevelen, moet u daarom in het vroege voorjaar vaker maaien en als het gras midden in de zomer minder snel groeit, moet u slechts om de 8 tot 10 dagen maaien. Als u gedurende een langere periode niet kunt maaien door de weersomstandigheden of om andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort maaien; vervolgens 2 of 3 dagen later met een lagere maaihoogte-instelling maaien.

Maai altijd met scherpe messen

Een scherp mes snijdt het gras netjes af, zonder rukken of scheuren, zoals een bot mes wel zou doen. Als het gras inscheurt of kapot wordt getrokken, wordt het bruin aan de punten, waardoor het gras minder goed groeit en vatbaarder wordt voor ziekten.

Na het maaien

Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de maairesultaten verslechteren.

Schuinstand van de maai-eenheid

Gebruik een messchuinstand van 6 mm. Als de schuinstand meer dan 6 mm is, zal dit leiden tot minder benodigd vermogen, grover maaisel en een slechtere maaikwaliteit. Als de schuinstand minder dan 6 mm is, zal dit leiden tot meer benodigd vermogen, fijner maaisel en een betere maaikwaliteit.

Onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Maaimessen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer alle lagers en bussen.
  • Spuit vet in alle smeernippels.1
  • Controleer het oliepeil van de tandwielkast.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De olie van de tandwielkast verversen.
  • 1 Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval.

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Important: De bevestigingen op de deksels van deze machine zijn zo ontworpen dat ze op het deksel blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen op elk deksel een paar slagen losser zodat het deksel loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat het deksel eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait.

    Smering

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer alle lagers en bussen.
  • De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. Onmiddellijk smeren na elke wasbeurt

    1. Smeer de volgende punten:

      • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 16)

        g011557
      • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 17)

        g012234
      • Lagers van de arm van de spanpoelie (Figuur 17)

      • Draaipunten van hefarmen, voorzijde (2) (Figuur 18)

        g012235
      • Draaipunten van hefarmen, achterzijde (2) (Figuur 19)

        g010550
    2. Plaats de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak en breng de maai-eenheid omlaag. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 20) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. Als het oliepeil laag is, vul dan SAE 80-90 tandwielolie bij tot het peil zich tussen de markeringen bevindt.

      g010548

    De maai-eenheid van de tractie-eenheid verwijderen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, breng de maai-eenheid omlaag, zet de hefhendel in de zweefstand, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Verwijder de bout en ring die aan de bovenzijde van elke maaihoogtestang zijn bevestigd (Figuur 21).

      g012236
    3. Verwijder de R-pen en gaffelpen waarmee de kraag aan de maaihoogtestang aan de achterzijde van de maai-eenheid is bevestigd (Figuur 21). Verwijder de maaihoogtekraag.

    4. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de hefarmen zijn bevestigd aan de beugels van de zwenkwielarmen (Figuur 22).

      g012237
    5. Rol de maai-eenheid bij de tractie-eenheid vandaan en ontkoppel het mannelijke en vrouwelijke gedeelte van de aftakas (Figuur 23).

      g010552

      Gevaar

      Als de motor wordt gestart en de aftakas kan draaien, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.

      U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

    De maai-eenheid aan de tractie-eenheid koppelen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af.

    2. Plaats de maai-eenheid vóór de tractie-eenheid.

    3. Schuif de mannelijke aftakas in de vrouwelijke aftakas (Figuur 23).

    4. Zet de hefhendel in de ZWEEFSTAND. Druk een hefarm omlaag totdat de openingen in de hefarm zijn uitgelijnd met de openingen in de beugel van de zwenkwielarm en u de maaihoogtestang in de blokken van de hefarm kunt brengen (Figuur 24).

      g012229
    5. Bevestig de hefarm aan de zwenkwielarm; gebruik hierbij 2 drukringen, een gaffelpen en een R-pen. Plaats de drukringen tussen de hefarm en de beugel van de zwenkwielarm (Figuur 24). Steek het uiteinde van de gaffelpen in de sleuf in de lip van de zwenkwielarm om de gaffelpen te borgen.

    6. Herhaal de procedure voor de tegenoverliggende hefarm.

    7. Start de tractie-eenheid en breng de maai-eenheid omhoog.

    8. Druk de achterzijde van de maai-eenheid omlaag en steek de maaihoogtestangen door de blokken van de hefarmen.

    9. Monteer de maaihoogtekragen op de maaihoogtestangen en bevestig met de gaffelpennen en R-pennen (Figuur 24).

      Plaats de kop van de gaffelpen naar de voorzijde van het maaidek gericht.

    10. Monteer een bout (½" x ¾") en een ring bovenop elke maaihoogtestang (Figuur 24).

    Onderhoud van de lagers in de zwenkwielarmen

    In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen.

    1. Breng de maai-eenheid omhoog zodat de wielen vrijkomen van de grond. Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Verwijder het klemkapje, de afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas.

    3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsstuk(ken) onder op de as zitten.

    4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 25). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen.

      g004737
    5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat.

    6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging.

    7. Duw de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis, schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as, en plaats het klemkapje op de zwenkwielas.

    Onderhoud van zwenkwielen en lagers

    1. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 26). Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm.

      g004738
    2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 26). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf.

    3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen.

    4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken.

    5. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten.

    6. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van een bout en een borgmoer.

    Controleren op kromme messen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Breng de maai-eenheid omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas Uit. Zet daarna de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Draai het mes totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand vanaf de binnenkant van de maai-eenheid tot de voorste snijrand van het mes (Figuur 27) en onthoud deze afstand.

      g010549
    3. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren. Meet de afstand tussen de maai-eenheid en de snijrand van het mes op dezelfde plaats als bij stap 2. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap2 en 3 mag niet meer bedragen dan 3 mm. Als het verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Mes(sen) verwijderen en monteren.

    Mes(sen) verwijderen en monteren

    Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans, krom of versleten is. Gebruik ter vervanging altijd originele Toro messen zodat u zeker bent van een veilig gebruik en optimale prestaties. Gebruik geen messen van andere fabrikanten, omdat deze gevaarlijk kunnen zijn.

    1. Breng de maai-eenheid omhoog naar de hoogste stand, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 28).

      g010555
    3. Plaats het mes met de vleugel in de richting van de maai-eenheid en bevestig de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m.

      Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maai-eenheid wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.

    Het/de mes(sen) controleren en slijpen

    Gevaar

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Probeer nooit een verbogen mes weer recht te buigen.

    • U mag gebroken of gescheurde messen niet lassen.

    • Vervang een versleten of beschadigd mes door een nieuw Toro mes om er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt.

    Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel is belangrijk omdat dit het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel zal echter tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal. Naarmate de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk afnemen, ook als de snijranden scherp zijn. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Breng de maai-eenheid omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas UIT. Zet daarna de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Controleer nauwkeurig de uiteinden van het maaimes, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gebogen deel samenkomen (Figuur 29). Omdat het metaal dat het platte en het gebogen deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u slijtage (Figuur 29) ontdekt, moet u het mes vervangen: zie Mes(sen) verwijderen en monteren.

      g006530

      Waarschuwing

      Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de wiek en het platte deel van het mes (Figuur 29). Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.

      • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

      • Vervang een versleten of beschadigd mes door een nieuw Toro mes om er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt.

    3. Controleer de snijranden van alle messen. Als de snijranden niet scherp zijn of bramen vertonen, moeten ze worden geslepen. Gebruik een vijl om de bovenkant van het mes te slijpen en de oorspronkelijke snijhoek te behouden en te zorgen dat het mes scherp blijft (Figuur 30). Het mes zal in balans blijven als dezelfde hoeveelheid metaal aan beide snijranden wordt weggehaald.

      g000276

      Note: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine; zie Mes(sen) verwijderen en monteren. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout. De vleugelen moeten zich aan de bovenzijde van het mes bevinden. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m.

    Ongelijke meshoogte controleren en corrigeren

    Indien de messen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon. Dit probleem kan worden gecorrigeerd door de messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle messen op hetzelfde niveau maaien.

    1. Gebruik een waterpas van een meter lang en zoek een horizontaal oppervlak op de grond.

    2. Stel de maaihoogte in op de hoogste stand; zie Maaihoogte instellen.

    3. Laat de maai-eenheid neer op een vlak oppervlak. Verwijder de afdekkappen die boven op de maai-eenheid zitten.

    4. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Noteer deze afstand. Draai vervolgens hetzelfde mes zodat het andere uiteinde voor komt en meet opnieuw. Het verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan 1 meter. Als dit verschil meer dan 1 meter bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. Meet alle messen.

    5. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met het middelste mes. Het middelste mes mag niet meer dan 1 meter lager zijn dan de buitenste messen. Indien het middelste mes meer dan 1 meter lager is dan de buitenste messen, ga dan verder met stap 6 en plaats opvulstukken tussen de asbehuizing en de onderkant van de maai-eenheid.

    6. Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar de opvulstukken moeten worden geplaatst. Om het mes hoger of lager te zetten, moet een opvulstuk, onderdeelnr. 3256-24, tussen de spilbehuizing en de onderkant van de maai-eenheid worden geplaatst. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.

      Important: Gebruik niet meer dan 3 opvulstukken voor 1 opening. Gebruik minder opvulstukken in naastgelegen openingen indien er meer dan 1 opvulstuk voor 1 opening is gebruikt.

    7. Plaats de drijfriemkappen terug.

    De aandrijfriem vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Maaimessen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.1
  • Controleer het oliepeil van de tandwielkast.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De olie van de tandwielkast verversen.
  • De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.

    1. Laat de maai-eenheden neer op de grond. Verwijder de drijfriemkappen die boven op de maai-eenheid zitten. Zet de drijfriemkappen weg.

    2. Trek de poelie van de tandwielkast weg van de onderste drijfriem (Figuur 31) om deze te ontspannen en laat de drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een momentsleutel of soortgelijk gereedschap (Figuur 32).

      g012238
      g012239
    3. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie.

    4. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie Figuur 33.

      decal108-1988
    5. Plaats de drijfriemkappen terug.