Inleiding

Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan.

g013755

Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

De Multi-Pro® gazonspuitmachine is een speciaal gazonspuitvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor spuiten op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Important: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger. Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code), Afdeling 4442, van de Staat Californië. In andere landen of staten kunnen soortgelijke wetten van kracht zijn.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, het California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – 'instructie voor persoonlijke veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Bedrijfsleiding, bestuurders en onderhoudsmonteurs moeten op de hoogte zijn van de volgende standaarden en publicaties (dit materiaal is verkrijgbaar op het aangegeven adres).

  • Code voor Brandbare en Explosieve Vloeistoffen:

    ANSI/NFPA 30

  • National Fire Protection Association:

    ANSI/NFPA #505; Powered Industrial TrucksNational Fire Prevention AssociationBarrymarch ParkQuincy, Massachusetts 02269 VS.

  • SAE J2258 Light Utility VehicleSAE International400 Commonwealth Drive, Warrendale, PA 15096-0001, VS.

  • ANSI/UL 558; Internal Combustion Engine Powered Industrial Trucks

    American National Standards Institute, Inc.1430 Broadway New York, New York 10018 VS ofUnderwriters Laboratories333 Pfingsten RoadNorthbrook, Illinois 60062 VS.

Veilige bediening

Waarschuwing

De spuitmachine is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg.

Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding

  • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, de gebruikershandleiding voor de motor en alle stickers op de spuitmachine.

  • Zorg voor speciale procedures en bedrijfsregels voor ongewone werksomstandigheden (bijvoorbeeld hellingen die te steil zijn voor de spuitmachine).

Chemische veiligheid

Waarschuwing

Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.

  • U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere voorzieningen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.

  • Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.

  • Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!

  • Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.

  • Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.

  • Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.

  • Gebruik de juiste chemische stof voor het werk.

  • Houd u aan de instructies van de fabrikant voor het veilig gebruik van de chemische stof.

  • Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.

  • Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt.

  • Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.

  • Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt.

  • Was altijd uw handen en onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u de werkzaamheden hebt beëindigd.

  • Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften.

  • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening.

Voor het gebruik

  • U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen.

  • Laat kinderen nooit de spuitmachine besturen.

  • Laat volwassenen nooit de spuitmachine gebruiken zonder dat zij eerst de Gebruikershandleiding hebben gelezen en deze hebben begrepen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen. Alle bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in staat zijn de machine te besturen.

  • Deze spuitmachine is uitsluitend bedoeld voor vervoer van de bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit passagiers op de spuitmachine.

  • Bestuur de machine nooit als u onder invloed van drugs of alcohol verkeert. Ook receptgeneesmiddelen en medicijnen tegen verkoudheid kunnen slaperigheid veroorzaken.

  • Bestuur de machine niet als u moe bent. Neem af en toe pauze. Het is zeer belangrijk dat u te allen tijde alert bent.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • Draag altijd stevige schoenen. Draag geen sandalen, tennisschoenen of gymschoenen als u het voertuig gebruikt. Draag geen losse kleding of sieraden die kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen en lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.

  • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.

  • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken.

  • Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden. Let altijd goed op waar omstanders zich kunnen bevinden en houd iedereen weg uit het werkgebied.

  • Voordat u de spuitmachine in gebruik neemt, moet u altijd de delen van de machine controleren die speciaal worden genoemd in de rubriek Controle voor het gebruik in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing. Als de machine niet goed werkt of op enige wijze is beschadigd, mag u de spuitmachine niet gebruiken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine of het werktuig gaat gebruiken.

  • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de vloeistofleidingen vastzitten en alle slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het systeem.

  • Benzine is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat.

    • Gebruik een goedgekeurde benzinecontainer.

    • Als de motor draait of heet is, mag u de dop niet van de brandstoftank verwijderen.

    • Rook nooit als u omgaat met benzine.

    • Vul de brandstoftank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). Doe dit in de open lucht. Niet te vol vullen.

    • Neem eventueel gemorste benzine op.

Tijdens het gebruik

Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.

Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen.

  • De bestuurder moet op de stoel blijven zitten als de spuitmachine in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de spuitmachine.

  • Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u de controle over het voertuig verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf veranderingen vertonen.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Wees extra voorzichtig als u de spuitmachine gebruikt op een nat oppervlak, in ongunstige weersomstandigheden en bij hogere snelheden of als de machine volledig belast is. De stoptijd en de remweg zullen groter zijn als het voertuig zwaar belast is.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.

    • Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen.

    • Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter u bevindt. Rij langzaam achteruit.

    • Let op het verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Deze machine is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.

    • De elektrische en uitlaatsystemen van de machine kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen. Blijf altijd met de machine uit de buurt van een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die tot explosie kunnen komen.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

  • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • Als de spuitmachine abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en de machine op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    1. Breng het voertuig tot stilstand.

    2. Haal uw voet van het tractiepedaal en stel de parkeerrem in werking.

    3. Draai het contactsleuteltje op Off.

    4. Verwijder het contactsleuteltje.

      Important: Parkeer de machine nooit op een helling.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

Remmen

  • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen de machine en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u kunt letsel oplopen.

  • Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen het vermogen tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker de machine tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.

  • Het gazon en het wegdek zijn veel gladder als zij nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.

Veiligheid van de rolbeugel

Note: Voor elke machine in deze Gebruikershandleiding geldt dat een door Toro gemonteerde cabine een rolbeugel betreft.

  • De rolbeugel niet van de machine verwijderen.

  • Bevestig de veiligheidsgordel en zorg ervoor dat u deze snel kunt losmaken in een noodgeval. Draag altijd uw veiligheidsgordel als de rolbeugel omhoog staat of op een machine met een door Toro gemonteerde cabine.

  • Controleer grondig of er boven de machine obstakels zijn en zorg ervoor dat u deze niet raakt.

  • Houd de rolbeugel in goede staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.

  • Vervang beschadigde onderdelen van de rolbeugel. Herstel of wijzig deze niet.

Gebruik op hellingen of oneffen terrein

Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.

  • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.

  • Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden of er omheen gaan.

  • Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.

  • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de spuitmachine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.

  • Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

De machine beladen

Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:

  • Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt, om te voorkomen dat de machine omkantelt of omslaat.

  • Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de vloeistof gaat schommelen, kan de machine omslaan.

  • Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.

  • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.

Onderhoud

  • De spuitmachine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, moet het systeem grondig afgespoeld en gereinigd zijn.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.

  • Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.

  • Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden.

  • Controleer nooit met een open vuur het peil van de brandstof of het accuzuur, of een lekkage.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.

  • Stel de tractiesnelheidsregelaar niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer.

  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier. Vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een gespecialiseerde chirurg omdat anders gangreen kan ontstaan.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan deze spuitmachine die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van de machine, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Geluidsniveau

Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 99 dBA, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

Het geluidsniveau is vastgesteld volgens de procedures in ISO 11094.

Geluidsdruk

Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van 85 dBA, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.

Het geluidsdrukniveau is vastgesteld volgens de procedures in EN ISO 11201.

Hand-arm trillingen

Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,22 m/s2

Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 0,26 m/s2

Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2

De gemeten waarden zijn vastgesteld volgens de procedures in EN 1032.

Trillingen op het gehele lichaam

Gemeten trillingsniveau = 0,3 m/s2

Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2

De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 1032.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal93-6686
decal100-8619
decal106-5517
decal107-8667
decal107-8724
decal107-8731
decal107-8732
decal117-2718
decal117-4955
decal119-0567
decal119-0568
decal120-0759
decal119-5046
decal119-6035
decal120-0616
decal120-0617
decal120-0622
decal120-0623
decal120-0627
decal120-0624
decal120-0625
decal120-0619

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Note: Als u vragen hebt of verdere informatie wenst over het spuitbedieningssysteem, raadpleeg dan de Gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd.

Important: Deze machine wordt verkocht zonder spuitdoppen en controller. Voor een juiste werking van de machine hebt u ofwel een Set voor manuele spuitmodus of ProControl™ XPKit nodig.Om de spuitmachine te gebruiken, moet u spuitdoppen aanschaffen en monteren. Neem voor informatie over de verkrijgbare spuitboomset en accessoires contact op met een erkende Toro-dealer. Nadat u de spuitdoppen hebt geïnstalleerd en voordat u de spuitmachine voor de eerste keer gaat gebruiken (als u geen gebruik maakt van het Pro Control™XP spuitsysteem), moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u een of meer spuitbomen hebt uitgeschakeld. Zie omloopkleppen van spuitbomen kalibreren in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing.

De veren van het spuitboomscharnier controleren

Important: Als het spuitsysteem wordt gebruikt terwijl de veren van het spuitboomscharnier de verkeerde compressie hebben, kan de spuitboom schade oplopen. Meet de veren en draai indien nodig de contramoer aan om de veren samen te drukken tot 3,96 cm.

De spuitmachine wordt geleverd met de verlengstukken van de spuitbomen naar voren geklapt, om de machine gemakkelijk te kunnen verpakken. De veren zijn in de fabriek niet helemaal vastgezet om de spuitbomen voor vervoer in deze stand te zetten. Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet de compressie van de veren correct worden ingesteld.

  1. U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet.

  2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand.

  3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 1).

    1. Druk alle veren samen tot ze 3,96 cm zijn.

    2. Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren samen te drukken tot 3,96 cm.

    g002332
  4. Herhaal deze procedure voor elke veer op beide spuitboomscharnieren.

  5. Zet de spuitbomen kruiselings over elkaar in de transportstand. Zie De Spuitbomen bedienen.

Algemeen overzicht van de machine

g018926
g018927
g018928

Bedieningsorganen van machine

Tractiepedaal

Met het tractiepedaal (Figuur 7) regelt u de beweging van de machine, zowel vooruit als achteruit. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. Gebruik hierbij de hiel en tenen van uw rechtervoet. Om de snelheid te verminderen en de machine tot stilstand te brengen, laat u het pedaal opkomen.

Important: Laat de spuitmachine tot stilstand komen voordat u schakelt tussen de vooruit- en de achteruit-stand.

Note: Door het pedaal verder in te trappen (in beide richtingen), laat u de machine sneller rijden in de gewenste richting. Om de maximumsnelheid in de vooruit-stand te bereiken, moet u de gashendel op Snel zetten en het tractiepedaal helemaal naar voren te trappen.

Note: Voor maximaal vermogen met zware belasting of heuvelopwaarts moet u de gashendel op Snel zetten en het tractiepedaal iets intrappen om ervoor te zorgen dat het motortoerental hoog blijft. Als het motortoerental lager wordt, moet u het tractiepedaal iets laten opkomen om het toerental te verhogen.

g013753

Rempedaal

Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 7).

Voorzichtig

Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders.

Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd.

Parkeerrem

De parkeerrem is een pedaal links van het rempedaal (Figuur 7). Stel de parkeerrem in werking als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal intrappen, deze ingetrapt houden, en het pedaal van de parkeerrem intrappen. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u het rempedaal intrappen en laten opkomen. Als u de spuitmachine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen en blokjes achter de wielen plaatsen om te voorkomen dat de machine de helling afrolt.

Contactschakelaar

De contactschakelaar (Figuur 7) waarmee u de motor start en afzet, heeft drie standen: Uit, Aan/Voorgloeien en Start.

Gashendel

Met de gashendel, die zich op het bedieningspaneel tussen de stoelen bevindt (Figuur 8), regelt u het motortoerental. Zet de hendel naar voren om het motortoerental te verhogen en naar achteren om dit te verlagen.

Vergrendelingsschakelaar van tractiepedaal

De vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal borgt de stand van het tractiepedaal op het moment dat de schakelaar wordt ingedrukt (Figuur 8). Hierdoor blijft de spuitmachine op vlak terrein met een constante snelheid rijden.

Schakelaar van koplampen

De koplampen worden bediend met de tuimelschakelaar (Figuur 8). Druk de schakelaar naar voren om de lampen te ontsteken en naar achteren om ze te doven.

g013746

Brandstofmeter

De brandstofmeter bevindt zich boven op de tank (Figuur 9), op de linkerzijde van de machine en geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit.

g012959

Urenteller

De urenteller (Figuur 10) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het sleuteltje op Lopen is gedraaid.

g013747

Bedieningsorganen van spuitsysteem

g018929

Schakelaar voor gebruiksdosis

De schakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op het dashboard aan de rechterkant van het stuur (Figuur 13). U moet de schakelaar naar voren drukken en ingedrukt houden om de druk in het spuitsysteem te verhogen of naar achteren drukken en ingedrukt houden om de druk te verminderen.

Drukmeter

De drukmeter (Figuur 11) bevindt zich op het dashboard. Deze meter toont de druk van de vloeistof in het systeem in psi en kPa.

Hoofdschakelaar van de spuitbomen

De hoofdschakelaar bevindt zich op de vloer van de cabine links van de bestuurder. Hiermee kunt u starten of stoppen met spuiten. Druk met uw voet op de schakelaar om het spuitsysteem in werking te stellen of uit te schakelen (Figuur 12).

g002200

Schakelaars van de spuitbomen

De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 13). Zet elke schakelaar naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar. Deze schakelaars kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdschakelaar van de spuitbomen is aangezet.

Pompschakelaar

De pompschakelaar bevindt zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 13). Zet deze schakelaar naar voren om de pomp in werking te stellen of naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.

Important: U mag de pompschakelaar uitsluitend aanzetten als de motor laag stationair loopt, om te voorkomen dat de pompaandrijving schade oploopt.

Spuitboomlift

De schakelaars van de spuitboom bevinden zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel en worden gebruikt om de linker en/of rechter spuitboom omhoog te brengen (Figuur 13).

g013754

Mengschakelaar

De mengschakelaar bevindt zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 13). Zet deze schakelaar naar voren om de inhoud van de tank te mengen of naar achteren om te stoppen met mengen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar. Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen. De mengklep bevindt zich achter de tank (Figuur 14).

g014346

Mengomloopklep

De mengomloopklep leidt de vloeistofstroom om naar de pomp als u het mengsysteem uitschakelt (Figuur 15). De klep bevindt zich aan de achterkant van de mengklep. U kunt deze klep zo instellen dat de druk constant blijft tijdens het mengen. Zie De mengomloopklep kalibreren.

g014358

Mengregelklep

De mengregelklep is een manuele kogelklep die de stroom naar de mengspuitmonden in de hoofdtank regelt (Figuur 16). Door gebruik van deze klep heeft de gebruiker meer controle over de druk aan de mengspuitmonden van de hoofdtank als grotere gebruiksdosissen nodig zijn.

g018945

Kleppen van spuitbomen

Met deze kleppen kunt u de drie spuitbomen in- of uitschakelen (Figuur 14). Als u een spuitboom met de hand moet uitschakelen, draait u de knop op de klep naar rechts om de klep buiten werking te stellen of naar links om deze in werking te stellen.

Note: Handmatig draaien van de spuitboomafsluiter kan de functie van de zekeringen verstoren. De zekeringen moeten worden gecontroleerd na handmatig draaien van de afsluiter.

Plaatsen voor schakelaar van Pro schuimmarkeerder (optioneel)

Als u de Pro schuimmarkeerderset installeert, voegt u schakelaars toe aan het regelpaneel voor de besturing van hun werking. De spuitmachine wordt geleverd met kunststof pluggen op de desbetreffende plaatsen.

Ultrasonische spuitboom (optioneel)

Als u de ultrasonische spuitboom plaatst, zult u voor de werking ervan een schakelaar toevoegen aan het dashboard. De spuitmachine wordt geleverd met een kunststof plug op de desbetreffende plaats.

Anti-overloopaansluiting

Op de voorkant van de tank bevindt zich een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding, een 90º geribde fitting, en een korte slang die u kunt leiden naar de tankopening. Op deze aansluiting kunt u een waterslang bevestigen zodat u de tank met water kunt vullen zonder dat de slang wordt verontreinigd door de chemicaliën in de tank.

Important: U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank. De afstand van het uiteinde van de slangen tot het hoogste waterniveau moet binnen de grenzen conform de lokale regels liggen.

g013787

Tankdeksel

Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Op het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Basisgewicht1307 kg
Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder1307 kg
Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder2499 kg
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op vlak terrein)3023 kg
Tankinhoud1135,6 l
Totale breedte met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruiselings zijn ingeklapt189 cm
Totale breedte met standaard spuitsysteem391 cm
Totale lengte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt.442 cm
Totale hoogte met standaard spuitsysteem146 cm
Totale hoogte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt.231 cm
Afstand tot de grond18,4 cm
Wielbasis198 cm

Optionele apparatuur

Toro levert optionele apparatuur en accessoires die u afzonderlijk kunt aanschaffen en op uw spuitmachine kunt installeren. Neem contact op met een erkende servicedealer voor een complete lijst met optionele apparatuur die momenteel verkrijgbaar is voor uw spuitmachine.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Voordat u de spuitmachine voor de eerste keer gebruikt

Motoroliepeil controleren

Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Niet te vol vullen. Als het oliepeil zich tussen de twee markeringen bevindt, hoeft er geen olie te worden bijgevuld.

Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Verwijder de peilstok die zich onder de passagiersstoel bevindt en veeg hem af met een schone doek (Figuur 18).

    Note: Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

    g002206
  3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel (Figuur 19) en voldoende olie bijvullen totdat het peil de volmarkering op de peilstok bereikt; zie Motoroliepeil controleren voor het juiste type olie en de viscositeit.

    Note: Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen.

    g002207
  4. Plaats de vuldop terug.

  5. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.

Bandenspanning controleren

U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 1,24 bar. Controleer de banden ook op slijtage of schade.

Brandstof bijvullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

  • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat u klaar bent met bijvullen.

Important: De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een cetaangetal van minimaal 40.

Note: Uw motor kan dieselbrandstof met een hoger cetaangetal vereisen als u de machine gebruikt op een grotere hoogte of bij lage temperaturen.

Biodiesel gebruiken

Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

  • Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.

  • Het dieselmengsel moet voldoen aan de vereisten van ASTM D975 of EN 590.

  • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.

  • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage.

  • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.

  • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.

  • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst.

Brandstoftank vullen

De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 40 liter.

Note: De brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft; controleer deze geregeld.

  1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Laat de motor afkoelen.

  3. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 20).

    g012959
  4. Verwijder de dop van de brandstoftank.

  5. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).

    Note: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. De tank niet te vol vullen.

  6. Draai de tankdop stevig vast.

  7. Neem gemorste brandstof op.

Controles uitvoeren vóór het gebruik

Voer elke dag de volgende controles uit voordat u de spuitmachine gaat gebruiken:

  • De bandenspanning controleren.

    Note: Deze banden zijn anders dan autobanden: zij vereisen een lagere spanning om compactie en beschadiging van de grasmat te voorkomen.

  • Controleer het peil van alle vloeistoffen. Indien het peil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid vloeistof volgens de specificaties.

  • Controleer of het rempedaal werkt.

  • Controleer of de verlichting werkt.

  • Zet de motor af en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere waarneembare defecten.

Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn.

Rijden met de spuitmachine

Motor starten

  1. Neem plaats op de bestuurderstoel en haal u voet van het tractiepedaal.

  2. Stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en zet het gaspedaal op Langzaam.

  3. Draai de contactschakelaar op Aan/Voorgloeien.

    Note: Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 6 seconden wordt voorgegloeid.

  4. Daarna draait u het sleuteltje op Start.

  5. Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien.

  6. Laat het sleuteltje los zodra de motor start.

  7. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien.

    Note: Herhaal indien nodig de stappen.

  8. Laat de motor stationair of halfgas lopen totdat deze is opgewarmd.

Rijden

  1. Trap het tractiepedaal naar voren om vooruit te rijden en naar achteren om achteruit te rijden.

    Important: Laat de spuitmachine tot stilstand komen voordat u schakelt tussen de vooruit- en de achteruit-stand.

  2. Om de machine langzaam te stoppen, moet u het tractiepedaal laten opkomen.

  3. Om snel te remmen, trapt u het rempedaal in.

    Note: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van de spuitmachine.

De vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal instellen

Voorzichtig

Als u de vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal indrukt terwijl uw voet niet op het tractiepedaal rust, kan de tractie-eenheid plots stoppen en ertoe leiden dat u de controle over de machine verliest. Het is mogelijk dat u of omstanders hierbij letsel oplopen.

Houd daarom uw voet op het tractiepedaal als u de vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal uitschakelt.

  1. Laat machine rijden totdat deze de gewenste snelheid heeft bereikt; zie Rijden met de spuitmachine.

  2. Druk op de bovenkant van de vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal.

    Note: Het lampje op de schakelaar gaat branden.

  3. Haal uw voet van het tractiepedaal.

    Note: De spuitmachine zal blijven rijden met de snelheid die u heeft ingesteld.

  4. Om de vergrendelingsschakelaar van het tractiepedaal vrij te stellen moet u ofwel uw voet op het tractiepedaal plaatsen en de onderkant van de schakelaar indrukken of uw voet van het tractiepedaal halen en het rempedaal induwen.

    Note: Het lampje op de schakelaar dooft en u kunt het tractiepedaal weer gebruiken.

Motor afzetten

  1. Zet alle bedieningsorganen in de neutraalstand.

  2. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.

  3. Stel de parkeerrem in werking.

  4. Zet de gashendel op stationair.

  5. Draai het contactsleuteltje op Uit.

  6. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.

Een nieuwe spuitmachine inrijden

Om ervoor te zorgen dat de spuitmachine goede prestaties levert en een lange levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende richtlijnen in acht nemen:

  • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van de machine oververhit raakt.

  • Als de tank gevuld is, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig vastzetten.

  • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden warm laten worden, voordat u optrekt.

  • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuwe machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden).

  • Laat de motor niet 'razen'.

  • Zie hoofdstuk Onderhoud voor bijzondere controles op rustige momenten.

Bediening en gebruik van de spuitmachine

Op de spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen. Zo kunt u beter chemische stoffen niet 's avonds in de tank gieten en mengen en pas de volgende ochtend gaan spuiten. Hierdoor bestaat de kans dat de chemische stoffen worden gescheiden, hetgeen schade kan toebrengen aan de onderdelen van de spuitmachine.

Voorzichtig

Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.

  • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.

  • Zorg ervoor dat uw huid niet in contact komt met chemische stoffen. Als dit toch gebeurt, moet u de desbetreffende plek grondig afspoelen met zeep en schoon water.

  • Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de chemische stoffen.

De Multi-Pro spuitmachine heeft een hoge duurzaamheid, zodat deze de vereiste levensduur heeft. Om speciale redenen zijn op verscheidene plaatsen op uw spuitmachine verschillende materialen gebruikt om dit doel te verwezenlijken. Helaas bestaat er geen enkel materiaal dat perfect is voor alle voorzienbare spuitwerkzaamheden.

Sommige chemische stoffen zijn agressiever dan andere en elke chemische stof reageert anders met verschillende materialen. Een aantal vaste stoffen (zoals bevochtigbaar poeder, houtskool) heeft een sterker schurende werking en veroorzaakt meer slijtage. Als een chemische stof verkrijgbaar is in een samenstelling die de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken.

Verder moet u natuurlijk altijd uw spuitmachine na gebruik grondig reinigen. Dit biedt de beste garantie voor een langdurig en probleemloos gebruik van de spuitmachine.

Note: Als u vragen hebt of verdere informatie wenst over het spuitbedieningssysteem, raadpleeg dan de gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd.

Watertank vullen

Vul de schoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.

De tank met schoon water bevindt zich op de rolbeugel, achter de bestuurdersstoel (Figuur 21). Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen.

Om de tank te vullen, schroeft u de dop bovenaan de tank los en vult u deze met schoon water. Plaats de dop terug.

Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien.

g013788

Spuittank vullen

Important: De chemische stoffen die u gebruikt, moeten geschikt zijn voor Viton (raadpleeg het fabrieksetiket; dit moet aangeven of de chemische stoffen geschikt zijn). Chemische stoffen die niet geschikt zijn voor Viton, zullen de O-ringen in de spuitmachine aantasten waardoor lekkage ontstaat.

Important: De markeringen op de tank zijn uitsluitend bedoeld als referentie en kunnen niet als nauwkeurig worden beschouwd voor kalibratie.

Important: Als u de tank voor de eerste keer gevuld hebt, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig vastzetten.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

  2. Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen.

  3. Open het deksel van de spuittank.

    Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.

  4. Giet ongeveer ¾ van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting.

    Important: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank.

  5. Start de motor, zet de pompschakelaar op AAN, en zet de gashendel een hoger stationair toerental.

  6. Zet de mengschakelaar op Aan.

    Important: Voordat u bevochtigbaar poeder in een Toro-spuitsysteem invoert, dient u de poeders in een geschikt vat met voldoende vers water te mengen om een vrij stromende suspensie te creëren. Dit nalaten kan resulteren in chemische afzettingen op de bodem van de tank, slechte vermenging, verstopt raken van filters en onjuiste mengdoseringen.Toro raadt u aan de goedgekeurde straalpompset te gebruiken voor deze machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer.

  7. Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant.

  8. Giet de rest van het water in de tank.

De Spuitbomen bedienen

Met de schakelaars van de spuitboomlift op het bedieningspaneel van de spuitmachine, kunt u de spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Het verdient aanbeveling de spuitbomen in de gewenste stand te zetten als de machine stilstaat.

De spuitbomen in een andere stand zetten:

  1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift. Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand.

  3. Als de bomen moeten worden ingeklapt, dient u de machine te laten stoppen op een horizontaal oppervlak.

  4. Breng de spuitbomen omhoog met behulp van de hefschakelaars. Breng de spuitbomen omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.

Important: Ter voorkoming van schade aan de cilinder van de actuators van de spuitbomen, moet u ervoor zorgen dat de actuators voor transport volledig zijn ingetrokken.

Important: Laat de actuatorschakelaar los zodra de spuitbomen de gewenste stand hebben bereikt. De actuators tot tegen de begrenzers laten bewegen kan schade veroorzaken aan de cilinders en/of andere hydraulische componenten.

De transporthouder van de spuitbomen gebruiken

De spuitmachine heeft een transporthouder voor de spuitbomen die is voorzien van een unieke beveiliging. Als de spuitbomen tijdens het transport per ongeluk in aanraking komen met een laag overhangend object, kunnen zij uit de transporthouder worden gedrukt. In dit geval komen de spuitbomen in een bijna horizontale stand op de achterkant van de machine te rusten. Aangezien de spuitbomen hierbij geen schade oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder.

Important: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder.

Om de spuitbomen terug te plaatsen in de transporthouder, moet u deze neerlaten in de spuitstand en vervolgens weer omhoog brengen in de transportstand. Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang tijdens de stalling te voorkomen.

Spuiten

Important: Om ervoor te zorgen dat de oplossing goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen.

Note: Deze procedure gaat ervan uit dat de pomp ingeschakeld is; zie Spuittank vullen.

  1. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Uit.

  2. Zet de gashendel in de gewenste stand om te spuiten.

  3. Vervolgens rijdt u naar het perceel waar u moet spuiten.

  4. Laat de spuitbomen neer in de juiste stand.

  5. Indien nodig moet u elke spuitboom afzonderlijk inschakelen.

  6. Stel met de schakelaar voor de gebruiksdosis de gewenste druk in, zoals is aangegeven in de Selectiegids Spuitdoppen die u hebt ontvangen bij de spuitmachine.

  7. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid en zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten.

    Note: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. In dit geval moet u de mengschakelaar uitzetten. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken.

  8. Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar Uit om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna schakelt u de pomp uit.

    Note: Zet de spuitbomen weer in de transportstand en rij de spuitmachine naar de plaats waar deze wordt gereinigd.

    Important: Breng de spuitbomen altijd omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken als u de machine van het ene naar het andere spuitgebied rijdt, dan wel naar een plaats waar deze wordt opgeslagen of gereinigd.

Voorzorgsmaatregelen ter bescherming van het gazon tijdens gebruik in een stationaire stand

Important: In sommige omstandigheden kan de hitte van de motor, de radiateur en de knaldemper schade toebrengen aan het gras als de spuitmachine wordt gebruikt in een stationaire stand. De machine loopt stationair als u de spuitvloeistof in de tank mengt, handmatig spuit met een spuitpistool of een loopspuitboom gebruikt.

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

  • Spuit nooit in een stationaire stand bij zeer hete en/of droge omstandigheden of als het gazon tijdens deze perioden meer te lijden kan hebben.

  • Parkeer nooit op het gazon als u spuit in de stationaire stand. Parkeer op een pad als dit mogelijk is.

  • Beperk zoveel mogelijk de tijd dat u de machine in de stationaire stand op een bepaald stuk van het gazon laat staan. Zowel de tijd als de temperatuur is van invloed op de mate waarin het gras wordt beschadigd.

  • Stel het motortoerental zo laag mogelijk af om de gewenste druk en stroom te verkrijgen. Dit beperkt de hitte die wordt ontwikkeld en de snelheid van de lucht die koelventilator voortbrengt.

  • Laat de hitte naar boven ontsnappen vanuit het motorcompartiment door de stoel omhoog te zetten als de machine wordt gebruikt in de stationaire stand, zodat de hitte niet via de onderkant van de machine wordt afgevoerd.

Spuittips

  • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.

  • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.

  • Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt. Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de motortoerentalregelaar van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.

  • U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.

Een verstopte spuitdop schoonmaken

Als een spuitdop tijdens het spuiten verstopt raakt, kunt u deze schoonmaken met een spuitfles met water of een tandenborstel.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet eerst de hoofdschakelaar en daarna de pompschakelaar op Uit.

  3. Verwijder de verstopte spuitdop en maak deze schoon met een spuitfles met water of een tandenborstel.

Een spuitdop selecteren

De spuitdoppenhouders zijn geschikt voor de 3 verschillende spuitdoppen. De gewenste spuitdop kiezen:

  1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit.

  3. Draai de spuitdoppenhouder in beide richtingen op de juiste spuitdop.

De spuitmachine reinigen

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Jaarlijks
  • Spoel de spuitmachine met schoon water. Als u de machine schoonspoelt, verhoogt u de pompsnelheid door de ontlastklep te openen, waardoor achtergebleven vloeistof uit de kleppen en slangen wordt verwijderd.
  • Important: U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken.

    Toro raadt u aan de goedgekeurde spoelset te gebruiken voor deze machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer.

    Reinig het spuitsysteem na elke spuitbeurt. Om het spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk gaan:

    • Spoel het systeem drie keer om.

    • Gebruik de reinigings- en neutraliseermiddelen die worden aanbevolen door de fabrikanten van de chemische stoffen.

    • Gebruik zuiver, schoon water (zonder reinigings- en neutraliseermiddelen) voor de laatste spoelbeurt.

    1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.

    2. Zoek de aftapklep aan de achterkant van de machine (Figuur 22).

      Note: De klep zit aan de achterkant van de pomp aan de steunbeugel.

      g018930

      Gebruik de klep om ongebruikt materiaal uit de tank te laten lopen en af te voeren volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen (Figuur 23). Verwijder na het afvoeren de lynchpen op de beugel waarmee de aftapklep aan de machine is bevestigd en laat de klep op de grond rusten. Hierdoor kan eventueel achtergebleven materiaal in de lijn worden afgevoerd.

      g018933
    3. Monteer, wanneer de tank volledig leeg is, de klep op het frame met de lynchpen die eerder is verwijderd en sluit de aftapklep (Figuur 23).

    4. Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel.

      Note: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water. Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.

    5. Laat de spuitbomen neer in de spuitstand.

    6. Start de motor en zet de gashendel op een hoger stationair toerental.

    7. Zet de mengschakelaar op Uit.

    8. Schakel de pomp in en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.

    9. Zet de hoofdschakelaar en de schakelaars van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten.

    10. Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten.

    11. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.

    12. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit en zet de motor af.

    13. Herhaal stappen 4 tot en met 12 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd.

      Important: U moet deze procedure altijd minstens drie keer uitvoeren om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem helemaal schoon is, om schade aan het systeem te voorkomen.

    14. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen.

      Important: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen.

    15. Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.

    16. Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.

    De omloopkleppen van de spuitbomen kalibreren

    Important: Als u het Pro Control™ spuitsysteem heeft geïnstalleerd, moeten de omloopkleppen van de spuitbomen worden gesloten. Gebruik de volgende afstelling uitsluitend als u het Pro Control spuitsysteem niet gebruikt.

    Als u de spuitmachine voor de eerste keer in gebruik neemt of als de spuitdoppen zijn vervangen, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u een of meer spuitbomen hebt uitgeschakeld.

    Note: De omloopkleppen moeten worden gekalibreerd telkens als de spuitdoppen worden vervangen.

    Important: Als de machine uitgerust is met een Pro Control™ spuitsysteem, dient u geen acht te slaan op de volgende stappen onder deze belangrijke opmerking over het kalibreren van de omloopkleppen van de spuitbomen en dit bericht te lezen: Als u een Pro Control™ systeem gebruikt, worden de omloopkleppen niet gebruikt. Sluit de omloopkleppen door de rode omloopknoppen naar rechts te draaien. De klep is gesloten zodat u een lichte weerstand voelt als u aan de knop draait. Als u de omloopknop te vast draait, kunt u de klep beschadigen. Om de klep volledig te sluiten, zou het kunnen dat u de omloopknop 3 tot 4 keer volledig moet draaien (360° = 1 draaiing). De nummers op de klep zijn enkel ter referentie. De knop op 0 zetten is dus geen garantie dat de klep gesloten is. Als u het Pro Control™ systeem gebruikt, moet u de omloopkleppen niet aanpassen zodra ze gesloten zijn. Als u de machine gebruikt om handmatig te spuiten (zonder het Pro Control™ systeem), dient u voordat u de machine gebruikt de stappen te raadplegen voor het kaliberen van de omloopkleppen voor de spuitbomen.

    1. Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.

    2. Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.

    3. Laat de uitgeklapte spuitbomen neer, als deze zijn gemonteerd.

    4. Stel de parkeerrem in werking en start de motor.

    5. Zet de schakelaar van elke spuitboom en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Aan.

    6. Stel de druk in op de waarde die wordt aangegeven op de drukmeter totdat de druk zich bevindt in het bereik voor de spuitdoppen die u hebt geïnstalleerd op de spuitbomen (normaal 276 kPa of 40 psi). Dit doet u met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.

    7. Noteer de waarde op de drukmeter.

    8. Schakel een van de spuitbomen uit met behulp van de corresponderende schakelaar.

    9. Stel de omloopklep (Figuur 24) aan de achterzijde van de regelklep van de spuitboom die u hebt uitgeschakeld, zodanig in dat de drukwaarde op de meter dezelfde is als in stap 7.

      g012935
    10. Schakel de spuitboom in en uit om te controleren of de druk ongewijzigd blijft.

    11. Herhaal stappen 9 tot en met 11 voor de andere spuitbomen.

    12. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid terwijl u spuit, en schakel de spuitbomen een voor een uit.

      Note: De druk die de meter aangeeft, mag niet veranderen.

    De mengomloopklep kalibreren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Kalibreer de mengomloopklep.
  • Important: Als u het Pro Control™ XP spuitsysteem geïnstalleerd hebt, dient u de voedingsschakelaar nu op Uit te zetten. De volgende procedure mag alleen uitgevoerd worden als de controller niet onder stroom staat.

    1. Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.

    2. Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.

    3. Ga na of de mengregelklep open is. Als deze aangepast is, opent u ze nu volledig.

    4. Stel de parkeerrem in werking en start de motor.

    5. Zet de gashendel op Snel.

    6. Schakel de pompschakelaar en de mengschakelaar aan.

    7. Gebruik de schakelaar voor de gebruiksdosis om de druk op de meter aan te passen tot deze 689 kPa (100 psi) aangeeft.

    8. Draai de mengschakelaar op Uit en lees de stand van de drukmeter af.

      • Als de stand 689 kPa (100 psi) blijft, is de mengomloopklep juist gekalibreerd.

      • Als de drukmeter geen 689 kPa (100 psi) aangeeft, ga dan naar de volgende stap.

    9. Stel de mengomloopklep (Figuur 25) achteraan de mengklep in tot de drukmeter 689 kPa (100 psi) aangeeft.

      g014358
    10. Draai de pompschakelaar op uit. Zet de gashendel op stationair en draai de ontsteking uit.

    Pomp

    De pomp bevindt zich bij de achterkant van de tank, links (Figuur 26).

    g018934

    De spuitmachine slepen

    In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept nadat u de sleepklep hebt geopend. Toro adviseert echter hiervan geen standaardprocedure te maken.

    Waarschuwing

    Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Sleep de machine nooit sneller dan 4,8 km per uur.

    De machine moet worden gesleept door 2 personen. Als de machine over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger; zie Transport van de spuitmachine.

    1. Draai de sleepklep (Figuur 27) 90° in een van beide richtingen om deze te openen.

      g002212

      Important: Als u de sleepklep niet opent voordat u de machine gaat slepen, kan schade aan de transmissie ontstaan.

    2. Bevestig een sleepkabel aan het chassis. Gebruik hiervoor de sleeppunten op de voor- en achterkant, die worden aangegeven in Figuur 28 en Figuur 29.

      g002213
      g002214
    3. Zet de parkeerrem vrij.

    4. Sleep de machine niet sneller dan 4,8 km per uur.

    5. Als u klaar bent, sluit u de sleepklep en draait u deze vast met een torsie van maximaal 7 tot 11 N·m.

    Transport van de spuitmachine

    Om de machine over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zet de machine goed vast op de aanhanger. Zorg er ook voor dat de spuitbomen vastgebonden zijn en stevig vastzitten. Figuur 30 en Figuur 31 tonen de bevestigingspunten.

    g002210
    g002211

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Hydraulische filter vervangen.
  • Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Olie verversen (inclusief synthetische olie) en oliefilter vervangen.
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Na de eerste 200 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Luchtfilter, deksel en klep controleren op slijtage of beschadiging.
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Controleer de bandenspanning.
  • Koelvloeistofpeil controleren.
  • Remmen controleren.
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
  • Controleer de tankstrips.
  • Reinig de zuigkorf (reinig de zuigkorf vaker indien u bevochtigbaar poeder gebruikt).
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer de pomp.
  • Vet in alle smeernippels spuiten.
  • Controleer de aansluitingen van de accukabels.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Spuitboomscharnieren smeren.
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Conditie en afslijting van de banden controleren.
  • Slangen van koelsysteem controleren op slijtage en beschadiging.
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Motoroliefilter vervangen.
  • Ververs de motorolie, inclusief synthetische olie (vaker wanneer de motor onder zware belasting of bij hoge temperaturen moet werken).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Toespoor van voorwiel controleren.
  • Radiateurribben reinigen.
  • Controleren of alle slangen en aansluitingen in goede staat verkeren en goed zijn bevestigd.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Lagers van de actuatorstang smeren.
  • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor.
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Brandstoftank aftappen en reinigen.
  • Brandstoffilterbus vervangen.
  • Brandstoffilter in de tank vervangen.
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Koelvloeistof (zoals voorgeschreven door fabrikant) controleren en indien nodig verversen.
  • Hydraulische filter vervangen.
  • Hydraulische vloeistof verversen.
  • O-ringen in de kleppen controleren en indien nodig vervangen.
  • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Controleer de afsluitkleppen van de pomp en vervang indien nodig (neem contact op met een erkende Toro-servicedealer).
  • De nylon draaibussen controleren.
  • Jaarlijks
  • Spoel de spuitmachine met schoon water. Als u de machine schoonspoelt, verhoogt u de pompsnelheid door de ontlastklep te openen, waardoor achtergebleven vloeistof uit de kleppen en slangen wordt verwijderd.
  • Kalibreer de mengomloopklep.
  • Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Note: Op zoek naar een elektrisch schema of hydraulisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

    Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van rem en parkeerrem controleren.       
    Werking van de schakelaar voor de neutraalstand controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Motoroliepeil controleren.       
    Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.       
    Koelvloeistofpeil controleren.       
    Luchtfilter controleren.       
    Radiateur en oliekoeler controleren op vuil.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    De bandenspanning controleren.       
    Controleren op lekkages.       
    Alle hydraulische leidingen en slangen controleren kinken, loszittende steunen, beschadigingen of slijtage.       
    Werking van instrumenten controleren.       
    Werking van het gaspedaal controleren.       
    Zuigkorf reinigen.       
    Vet in alle smeerpunten spuiten.1       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    1Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden

    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
    1  
    2  
    3  
    4  
    5  
    6  
    7  
    8  

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    De spuitmachine opkrikken

    Als u de motor laat lopen om routine-onderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van de machine zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik.

    Gevaar

    Een opgekrikte machine kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder de machine bevindt, letsel kan oplopen

    • Haal altijd het sleuteltje uit het contact, voordat u van de machine stapt.

    • Blokkeer de wielen als de machine is opgekrikt.

    Het krikpunt aan de voorkant van de spuitmachine bevindt zich onder de vooras, direct onder de bladveren (Figuur 32).

    g002215

    Het krikpunt aan de achterkant van de spuitmachine bevindt zich op de achterkant waar de spuitboomdragers zitten (Figuur 33).

    g002216

    Smering

    De spuitmachine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer de pomp.
  • Vet in alle smeernippels spuiten.
  • Type vet: Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Toro Premium universeel smeervet is verkrijgbaar bij uw Toro-dealer.

    1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Pomp vet in het lager of de lagerbus.

    3. Veeg overtollig vet weg.

      De smeernippels zijn aangegeven in Figuur 34 en Figuur 35.

    g018935
    g002218

    Spuitboomscharnieren smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Spuitboomscharnieren smeren.
  • Important: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd.

    Type vet: Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.

    1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 36.

      g002014
    3. Veeg overtollig vet weg.

    4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.

    Lagers van de actuatorstang smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Lagers van de actuatorstang smeren.
  • Type vet: Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.

    1. Klap de spuitbomen in de spuitstand.

    2. Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 37).

    3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 37). Laat de spuitboom langzaam neer op de grond.

    4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.

      g013780
    5. Pak het uiteinde van het lager van de actuatorstang vast en spuit vet in het lager (Figuur 38).

      Note: Veeg overtollig vet weg.

      g002015
    6. Breng de spuitboom omhoog om de draaipen uit te lijnen met de aandrijverstaaf.

    7. Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 37).

    8. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.

    9. Herhaal deze procedure bij alle andere lagers van de actuatorstang.

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. De stofkap moet stevig op het luchtfilter zijn bevestigd. Vervang een beschadigd luchtfilterbehuizing. Druk voor elke gebruik op de klep (Figuur 39) om stof en vuil te verwijderen. Geef het luchtfilter om de 100 bedrijfsuren een onderhoudsbeurt.

    g002236

    Note: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.

    Filter en filterbehuizing reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Luchtfilter, deksel en klep controleren op slijtage of beschadiging.
  • Important: U mag het luchtfilter nooit verwijderen om het te reinigen. Dit vergroot de kans dat er vuil en stof in de motor komt.

    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Til de passagiersstoel op.

    3. Maak de strip los waarmee het luchtfilterdeksel is bevestigd aan het luchtfilterbehuizing (Figuur 39) en verwijder het deksel.

    4. Gebruik schone en droge perslucht onder lage druk (2,76 bar) om vuil en stof aan de binnenkant van het luchtfilterdeksel en in de omgeving van het luchtfilter te verwijderen.

      Important: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via het filter in de motor kan worden geblazen.

    5. Controleer het filter en vervang dit als het beschadigd is.

    6. Plaats het deksel met de klep naar beneden gericht in een positie tussen 5 en 7 uur, gezien vanaf het uiteinde.

    7. Zet de strippen vast (Figuur 39).

    8. Verwijder het rubberen klepdeksel van het luchtfilterdeksel.

    9. Reinig de klep en plaats deze weer op het luchtfilterdeksel.

    Een nieuw filterelement monteren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (vaker in stoffige, vuile omstandigheden).
    1. Als u een nieuw filter monteert, moet u dit inspecteren op transportschade. Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten.

      Important: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd.

    2. Schuif het oude filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing om zo weinig mogelijk stof te verplaatsen.

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de luchtfilterbehuizing stoot.

    3. Plaats het nieuwe filter in de luchtfilterbehuizing. Zorg ervoor dat het filter op de juiste wijze afsluit door de buitenring van het filter aan te drukken als u het filter monteert.

      Note: Druk niet op het flexibele midden van het filter.

    4. Plaats het deksel met de klep naar beneden gericht en zet de strips vast (Figuur 39).

    5. Knijp in het filter om de olie te verdelen.

    Motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor.
  • U moet na de eerste 50 bedrijfsuren de motorolie verversen en het oliefilter vervangen; daarna dient dit om de 150 bedrijfsuren te gebeuren.

    De carterinhoud is 4,6 liter met filter.

    Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties:

    • Vereiste onderhoudsclassificatie van API: CH-4, CI-4 of hoger.

    • Aanbevolen olie: SAE 15W40 (boven -18 °C)

    • Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (alle temperaturen)

    Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw dealer met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30. Zie de Onderdelencatalogus voor de onderdeelnummers.

    Motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Niet te vol vullen. Als het olieniveau tussen de vol- en de bijvulmarkering ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld.

    Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Verwijder de peilstok, die zich onder de passagiersstoel bevindt, en veeg deze af met een schone doek (Figuur 40). Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

      g002206
    3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel (Figuur 41) en voldoende olie bijvullen totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt; zie Motoroliepeil controleren, voor juiste type olie en viscositeit. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen.

    4. Plaats de vuldop terug.

    5. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.

      g002207

    Motorolie verversen en filter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Olie verversen (inclusief synthetische olie) en oliefilter vervangen.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Motoroliefilter vervangen.
  • Ververs de motorolie, inclusief synthetische olie (vaker wanneer de motor onder zware belasting of bij hoge temperaturen moet werken).
    1. Start de motor en laat deze warm lopen; warme olie kan immers beter worden afgetapt.

    2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Til de stoelen op.

      Voorzichtig

      De onderdelen onder de stoel zullen heet zijn als de spuitmachine in gebruik is geweest. U kunt zich verbranden als u hete onderdelen aanraakt.

      Laat de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert of onderdelen onder de motorkap aanraakt.

    4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug.

    5. Verwijder de aftapplug (Figuur 42).

    6. Plaats een opvangbak onder het filter.

      g002237
    7. Verwijder het oude oliefilter (Figuur 43).

      g002238
    8. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon.

    9. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter.

    10. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens ½ slag (Figuur 43).

      Note: Draai het filter niet te vast.

    11. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 N·m.

    12. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    13. Verwijder de vuldop en giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie in de vulbuis (Figuur 40).

    14. Controleer het oliepeil.

    15. Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok bereikt.

      Important: Het carter nooit te vol vullen met olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd.

    16. Plaats de vuldop terug.

    Onderhoud brandstofsysteem

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.

    • Gebruik een trechter om de tank te vullen; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

    • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

    • Bewaar de brandstof in schone, veilige en goedgekeurde brandstofcontainers en zorg ervoor dat de dop op zijn plaats blijft.

    Brandstofleidingen en aansluitingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Inspecteer de leidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.

    Het brandstofsysteem ontluchten

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.

    3. Open de ontluchtingsplug op het brandstoffilter/waterafscheider (Figuur 44)

      g009464
    4. Draai het contactsleuteltje op Aan.

      Note: De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten.

    5. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt.

    6. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op Uit.

    7. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Figuur 45).

      g002240
    8. Draai het contactsleuteltje op Aan.

      Note: De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er bij de ontluchtschroef van de brandstofinjectiepomp lucht naar buiten.

    9. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt.

    10. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op Uit.

    Note: Normaal gesproken zal de motor starten nadat u het brandstofsysteem hebt ontlucht. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.

    Injectors ontluchten

    U mag deze procedure uitsluitend uitvoeren nadat u het systeem heeft ontlucht terwijl u de motor probeert te starten zonder dat deze aanslaat; zie Het brandstofsysteem ontluchten.

    1. Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en de houder los.

    2. Zet de gashendel op Snel.

    3. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op Uit wanneer u een ononderbroken straal ziet.

    4. Draai de leidingconnector goed vast.

    5. Herhaal deze procedure bij de overige spuitdoppen.

    Brandstof aftappen uit de brandstoftank

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoftank aftappen en reinigen.
  • Als het brandstofsysteem vervuild raakt of als u de machine voor langere tijd wilt stallen, moet u de brandstoftank aftappen en reinigen. Gebruik verse, schone brandstof om de tank uit te spoelen.

    1. Breng de brandstof met een sifonpomp over vanuit de tank naar een goedgekeurd vat of blik of verwijder de tank van de machine en giet de brandstof vanuit de tank over in het vat of blik.

      Note: Als u de brandstoftank verwijdert, moet u eerst de brandstof- en retourslangen van de tank verwijderen.

    2. Vervang het brandstoffilter, raadpleeg het gedeelte Brandstoffilter in de tank vervangen.

    3. Spoel de brandstoftank indien nodig om met verse, schone brandstof.

    4. Plaats de tank terug als u deze tijdens stap 1 hebt verwijderd.

    5. Vul de brandstoftank met verse, schone brandstof.

    Onderhoud van het brandstoffilter

    De spuitmachine heeft 2 brandstoffilters: een brandstoffilter/waterafscheider (tussen de brandstofpomp en de carburateur) en een inline filter (tussen de brandstoftank en de afvoerfitting van de tank).

    Onderhoud van de waterafscheider

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoffilterbus vervangen.
  • Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 46).

    1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter.

    2. Draai de aftapplug onder de filterbus los.

      g007367
    3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd.

    4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd.

    5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus.

    6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.

    7. Draai de aftapplug onder de filterbus vast.

    Brandstoffilter in de tank vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter in de tank vervangen.
  • Note: Het brandstoffilter is een onderdeel van de standpijp.

    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Maak de klem los waarmee de brandstofslang aan de elleboogfitting aan de bovenzijde van de brandstoftank is bevestigd.

    3. Koppel de slang los van de elleboogfitting en laat eventuele brandstof in de slang in een goedgekeurd brandstofvat lopen.

    4. Verwijder de oude standpijp van de brandstoftank.

    5. Monteer een nieuwe standpijp die u heeft verkregen via een erkende Toro-dealer.

      Note: Mogelijk heeft u een nieuwe pakkingsring nodig om de elleboogfitting en standpijp aan de bovenzijde van de brandstoftank te bevestigen.

    6. Sluit de brandstofslang aan op de elleboogfitting en bevestig de slang aan de elleboogfitting met een klem.

    7. Laat de brandstoftank verder leeglopen; zie Brandstof aftappen uit de brandstoftank.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Zekeringen vervangen

    Het zekeringblok voor het elektrische systeem bevindt zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 47).

    g017894

    Onderhoud van de accu

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de aansluitingen van de accukabels.
  • Waarschuwing

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

    Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.

    Spanning: 12 V, 680 A (koude start) bij -18 °C

    Accu verwijderen

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Verwijder het accudeksel (afbeelding 18) en maak de negatieve (zwarte) aardingskabel los van de accupool.

      g014029

      Waarschuwing

      Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

      • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.

      • U moet altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aansluiten voordat u de minkabel (zwart) aansluit.

      Waarschuwing

      Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

      • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

      • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

      • Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.

    3. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool.

    4. Verwijder de accu.

    Accu monteren

    1. Plaats de accu in de accubak en zorg ervoor dat de accupolen weg van de sproeier wijzen.

    2. Sluit de pluskabel (rood) aan op de pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu met behulp van de bouten en de moeren. Schuif het rubberen kapje over beide accupolen.

    3. Monteer het accudeksel en zet het vast met de strip die u eerder hebt verwijderd (Figuur 48).

      Important: Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.

    Accu opladen

    Important: Houd de accu altijd volledig geladen. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C.

    1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen.

    2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A (12 V).

      Important: De accu niet te ver opladen.

      Waarschuwing

      Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.

      Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    3. Monteer de accu in het chassis; zie Accu monteren.

    Opslag van de accu

    Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Bandenspanning controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de bandenspanning.
  • U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 1,24 bar. Controleer de banden ook op slijtage of schade.

    De wielen/banden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Na de eerste 200 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Wielmoeren aandraaien.
  • Conditie en afslijting van de banden controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Draai de bouten van de voorwielen vast met een torsie van 75 tot 102 N·m en de moeren van de achterwielen met een torsie van 95 tot 122 N·m.

    Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.

    Olie van planeetwieloverbrenging verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Ververs de olie van de planeetwieloverbrenging in beide achterwielen na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 400 bedrijfsuren.

    Gebruik hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak met de achterwielen zodanig geplaatst dat de olie kan worden afgetapt, zoals wordt getoond in Figuur 49.

      g002244
    2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Plaats een opvangbak onder de aftappluggen en verwijder deze uit het wiel (Figuur 49).

    4. Plaats een opvangbak onder de binnenste aftapplug en verwijder deze (Figuur 50).

      g002246
    5. Beweeg de machine langzaam totdat het wiel in de stand staat, waarin het met olie kan worden gevuld, zoals wordt getoond in Figuur 51

      g002245
    6. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    7. Giet SAE 85W-140 tandwielolie in de bovenste opening, totdat er olie uit de onderste opening komt.

    8. Plaats alle aftappluggen terug en zet deze stevig vast.

    9. Herhaal 3 tot en met 9 voor het andere wiel.

    10. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    Toespoor van voorwielen afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Toespoor van voorwiel controleren.
  • Het toespoor moet 0 tot 3 mm zijn.

    1. Alle banden controleren en op spanning brengen; zie Bandenspanning controleren.

    2. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Figuur 52).

      De afstand tussen de voorkant van de wielen moet 0 tot 3 mm korter zijn dan de afstand tussen de achterkant van de voorwielen.

      g002247
    3. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstang losdraaien (Figuur 53).

      g002248
    4. Draai de trekstang om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.

    5. Draai de contramoeren van de trekstang weer vast als de afstelling correct is.

    6. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig kan uitslaan.

    Onderhoud koelsysteem

    Het koelvloeistofpeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Koelvloeistofpeil controleren.
  • Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil in de radiateur en de expansietank. De inhoud van het koelsysteem is 5,5 liter.

    Voorzichtig

    Als de motor heeft gelopen, zal de koelvloeistof heet zijn en onder druk staan. Als u de radiateurdop verwijdert en de koelvloeistof heet is, kan deze naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Verwijder voorzichtig de doppen van de radiateur en de expansietank (Figuur 54).

      g002250
    4. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur en de expansietank.

      Note: De radiateur moet worden gevuld tot de bovenkant van de vulbuis en de expansietank tot de Vol-markering.

    5. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de doppen van de radiateur en expansietank en vult u de expansietank tot de volmarkering en de radiateur tot de bovenkant van de vulbuis.

      Important: Vul de expansietank niet te vol.

      Important: Gebruik geen koelvloeistof op basis van alcohol/methanol of alleen water.

    6. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug.

    Onderhoud van het koelsysteem

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Slangen van koelsysteem controleren op slijtage en beschadiging.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Radiateurribben reinigen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Koelvloeistof (zoals voorgeschreven door fabrikant) controleren en indien nodig verversen.
  • Verwijder al het vuil van de radiateurribben met perslucht onder lage druk of een zachte borstel. Indien nodig moet dit vaker gebeuren. Controleer ook alle koelvloeistofslangen en vervang deze als zij lekken, beschadigd zijn of tekenen van slijtage vertonen.

    Important: Spuit nooit water op een heet motorcompartiment.

    Important: Giet pas koelvloeistof in een oververhitte motor wanneer deze volledig is afgekoeld. Als een u koelvloeistof in een oververhitte motor giet, bestaat de kans dat het motorblok gaat scheuren.

    Controleer de motorkoelstof volgens de voorschriften van de fabrikant. Vul het koelsysteem met 5,5 liter van een mengsel dat voor 50% uit water en voor 50% uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

      Voorzichtig

      Als de motor heeft gelopen, zal de koelvloeistof heet zijn en onder druk staan. Als u de radiateurdop verwijdert en de koelvloeistof heet is, kan deze naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken.

      Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait. De radiateurdop moet zover zijn afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw handen te branden.

    2. Als de motor is afgekoeld, verwijdert u de radiateurdop (Figuur 55).

      g002250
    3. Plaats een grote opvangbak onder de radiateur.

    4. Open de aftapklep (Figuur 56) en laat de koelvloeistof in de bak lopen.

      g002252
    5. Sluit de aftapklep.

    6. Verwijder de radiateurdop.

    7. Vul de radiateur langzaam met koelvloeistof tot ongeveer 25 mm onder het afdichtingsoppervlak van de dop.

      Note: Hierdoor kan de vloeistof uitzetten zonder dat deze overloopt als de motor warm wordt.

    8. Gebruik voldoende vloeistof om de motor en de leidingen van het systeem te vullen.

    9. Start de motor terwijl de dop losjes op de radiateur zit.

    10. Laat de motor warm worden totdat de thermostaat opengaat.

      Note: Dit gebeurt meestal tussen 80 and 88 °C.

      Voorzichtig

      Als de motor blijft lopen, wordt de koelvloeistof warm en komt deze onder druk te staan. Als u de radiateurdop verwijdert en de koelvloeistof heet is, kan deze naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken.

      • Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait. De radiateurdop moet zover zijn afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw handen te branden.

      • Draag beschermende kleding en vermijd contact met de vloeistof als u de radiateurdop opent.

    11. Als de koelvloeistof is opgewarmd, moet u het koelvloeistof peil laten dalen tot het afdichtingsoppervlak en de dop vastzetten.

    12. Open de dop van de overloopfles en vul deze met koelvloeistof tot de KOUD-stand en draai daarna de radiateurdop vast.

    13. Controleer het koelvloeistofpeil nadat de cycli een aantal keren heeft gesloten en gestart, en laat het peil zakken indien dit nodig is.

    Onderhouden remmen

    Remmen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Remmen controleren.
  • Voordat u de spuitmachine start, moet u het rempedaal licht intrappen. Als de vrije slag van het rempedaal meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand voelt, moeten de remmen worden afgesteld; zie Remmen afstellen.

    Waarschuwing

    Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders.

    Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd.

    Remmen afstellen

    U moet de afstelling van de remmen elke dag controleren. Als de vrije slag van het rempedaal meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand voelt, moeten de remmen worden afgesteld.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Stel de parkeerrem in werking.

    3. Plaats blokken onder de wielen blokkeren om te voorkomen dat de machine gaat rollen.

    4. Zet de parkeerrem vrij.

    5. Draai de voorste moeren op remkabels onder het vooreinde van de spuitmachine los (Figuur 57).

      g002253
    6. Draai de achterste moeren gelijkmatig vast totdat het rempedaal een vrije slag van 1 tot 2 cm heeft voordat u weerstand voelt (Figuur 57).

      Important: Zorg ervoor dat u beide achterste moeren gelijkmatig vastdraait zodat de draadeinden van de remkabels tegenover de voorste moeren dezelfde lengte hebben.

    7. Draai de voorste moeren vast.

    Onderhoud riemen

    Onderhoud van de drijfriemen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Controleer de conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo/koelventilator Vervang de riem indien dit nodig is.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Controleer de spanning door de riem midden tussen poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg.

      Note: De riem moet een speling van 10 tot 12 mm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder 3. Als de speling correct is, kunt u de rest van deze procedure overslaan en uw werkzaamheden met de spuitmachine voortzetten.

    3. Draai de bouten los waarmee de beugel is bevestigd aan de motor, alsmede de bout waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd aan de beugel (Figuur 58).

      g002249
    4. Plaats een rolkoevoet tussen de wisselstroomdynamo en de motor en wrik de wisselstroomdynamo voorzichtig los.

    5. Als de juiste spanning is verkregen, draait u de wisselstroomdynamo en de bouten van de beugel vast om de afstelling te borgen.

    6. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Specificatie hydraulische vloeistof

    Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 56 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:

     Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro-distributeur voor de onderdeelnummers).

    Andere vloeistoffen: Als de hydraulische vloeistof van Toro niet beschikbaar is, kunt u andere vloeistoffen gebruiken mits deze voldoen aan alle onderstaande materiaaleigenschappen en industriespecificaties. We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

    ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
     Materiaaleigenschappen:
      Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C 44 tot 48cSt bij 100 °C 7,9 tot 8,5
      Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 160
      Stolpunt, ASTM D97-37 °C tot -45 °C
     Industriespecificaties:
      Vickers I-286-S (kwaliteitsniveau), Vickers M-2950-S (kwaliteitsniveau), Denison HF-0

    Important: De ISO VG 46 multigrade vloeistof blijkt optimaal te presteren in een brede reeks van temperatuuromstandigheden. Voor gebruik bij constant hoge omgevingstemperaturen van 18°C tot 49°C, kan ISO VG 68 hydraulische vloeistof zorgen voor betere prestaties.

    Hoogwaardige biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof-Mobil EAL EnviroSyn 46H

    Important: Mobil EAL EnviroSyn 46H is de enige synthetische biologisch afbreekbare vloeistof die Toro heeft goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in bussen van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier.

    Important: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 l hydraulische olie. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro-dealer, onderdeelnr. 44-2500. Wij adviseren de rode kleurstof niet te gebruiken voor biologisch afbreekbare vloeistoffen. Gebruik in plaats daarvan een kleurstof voor voedingsmiddelen.

    Hydraulische vloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Schakel de pomp uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    3. Maak schoon rond de dop van de peilstok van de hydraulische tank en verwijder de dop (Figuur 59).

      g014217

      Important: Zorg ervoor dat er geen vuil of andere verontreinigende stoffen in de opening komen als u de hydraulische vloeistof controleert.

    4. Veeg de peilstok schoon met een vod en duw hem volledig terug in de tank.

    5. Haal de peilstok uit de vulbuis en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet zich binnen het bereik voor veilig gebruik op de peilstok bevinden (Figuur 60).

      g014218
    6. Als het peil te laag is, vult u de tank bij met de vermelde hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof tot het peil tot de bovenste markering reikt.

    7. Plaats de dop van de peilstok op de tank en zet vast.

    Hydraulische vloeistof controleren

    Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met een erkende TORO-dealer om het systeem schoon te laten spoelen.

    Note: Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.

    Hydraulisch filter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Hydraulische filter vervangen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Hydraulische filter vervangen.
  • Gebruik het vervangende filter van Toro (Zie uw Onderdelenhandleiding voor het juiste onderdeelnr.)

    Important: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.

    Waarschuwing

    Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Zoek de twee hydraulische filters van de machine. De ene bevindt zich onder de tank voor hydraulische vloeistof en de andere achteraan de machine op het chassis.

      • Voorste filter, onder de hydraulische tank.

        g013791
      • Achterste filter, op het chassis van de machine.

        g013790
    3. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd.

    4. Plaats een opvangbak onder het filter.

    5. Verwijder het filter.

    6. Smeer de nieuwe filterpakking.

    7. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is.

    8. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een halve slag.

    9. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.

    10. Geef het gebruikte filter af bij een erkend inzamelcentrum.

    Hydraulische vloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Hydraulische vloeistof verversen.
  • Vul de hydraulische tank met 56 liter van de in de specificaties vermelde hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof, zie Specificatie hydraulische vloeistof.

    Important: Als een andere vloeistof wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.

    Waarschuwing

    Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem.

    1. Hydraulische filter vervangen; zie Hydraulisch filter vervangen.

    2. Reinig de omgeving van een fitting van een hydraulische slang op de bodem van de hydraulische tank (Figuur 63).

      g014219
    3. Plaats een grote opvangbak onder de fitting.

    4. Verwijder de fitting van de slang uit de tank zodat de vloeistof in de opvangbak kan lopen (Figuur 63).

    5. Monteer de slang en de fitting aan de tank en zet deze stevig vast.

    6. Vul de hydraulische tank met ongeveer 53 liter van de in de specificaties vermelde hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof, zie Specificatie hydraulische vloeistof.

    7. Start de motor en laat deze 3 à 5 minuten stationair lopen om de vloeistof te laten circuleren en het systeem te ontluchten.

    8. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.

    9. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    Hydraulische slangen en leidingen controleren

    Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    Waarschuwing

    Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.

    • Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.

    • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.

    Onderhoud van het spuitsysteem

    Waarschuwing

    Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.

    • U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere voorzieningen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.

    • Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.

    • Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!

    • Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen drie cyclussen hebben doorlopen.

    • Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.

    De slangen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Controleren of alle slangen en aansluitingen in goede staat verkeren en goed zijn bevestigd.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • O-ringen in de kleppen controleren en indien nodig vervangen.
  • Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade. Vervang slangen en fittingen als deze beschadigd zijn.

    Onderhoud van de pomp

    De pomp controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Controleer de afsluitkleppen van de pomp en vervang indien nodig (neem contact op met een erkende Toro-servicedealer).
  • Note: De volgende onderdelen zijn onderhevig aan slijtage door gebruik, tenzij deze gebreken vertonen, en vallen niet onder de dekking van de garantie op deze machine.

    Laat een erkende Toro servicedealer de volgende inwendige onderdelen van de pomp op schade controleren:

    • Pompmembraan

    • Afsluitkleppen van pomp

    Vervang deze onderdelen indien noodzakelijk.

    De actuatoren aanpassen

    Gebruik de volgende procedure om de lengte van de actuatorstangen aan te passen.

    1. Klap de spuitbomen in de spuitstand.

    2. Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 64).

      g013780
    3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 64). Laat de spuitboom langzaam neer op de grond.

    4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.

    5. Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de tegenmoer los zodat de stang met het oog kan worden bewogen (Figuur 65).

      g014220
    6. Draai de oogstang in de actuatorstang om de uitstekende actuator te verkorten of te verlengen tot de gewenste stand (Figuur 65).

      Note: De oogstang dient in halve of volledige slagen gedraaid te worden zodat de stang opnieuw op de spuitboom kan worden gemonteerd.

    7. Zodra de gewenste positie is bereikt, bevestigt u de contramoer om de actuator en de oogstang vast te zetten.

    8. Breng de spuitboom omhoog zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden. Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 64).

    9. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.

    10. Herhaal deze procedure indien nodig bij alle andere lagers van de actuatorstang.

    De nylon draaibussen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • De nylon draaibussen controleren.
    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Klap de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met assteunen of hang deze met banden aan een hefinrichting.

    3. Als het gewicht van de spuitboom is ondersteund, verwijdert u de bout en de moer waarmee de draaipen is bevestigd aan de spuitboom (Figuur 66).

      g013781
    4. Verwijder de draaipen (Figuur 66).

    5. Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen.

    6. Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkant van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 66).

      Note: Vervang beschadigde draaibussen.

    7. Smeer een beetje olie op de draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel.

    8. Plaats de spuitboom en de draaibeugel in het middelste frame en zorg ervoor dat de openingen zich tegenover elkaar bevinden (Figuur 66).

    9. Plaats de draaipen en zet deze vast met de bout en de moer die u eerder hebt verwijderd.

    10. Herhaal deze procedure bij alle andere spuitbomen.

    De tankbanden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de tankstrips.
  • Zodra u de hoofdtank hebt gevuld met water, gaat u na of er speling is op de tankstrips. Als de banden los zitten, zet u de bevestigingen aan de bovenste banden vaster tot ze gelijk zijn met de tank. Niet te vast zetten.

    Important: Dit kan vervorming en beschadiging van de banden veroorzaken.

    Stroomschema

    g018931

    Reiniging

    Zuigkorf reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Reinig de zuigkorf (reinig de zuigkorf vaker indien u bevochtigbaar poeder gebruikt).
    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Verwijder de borgveer van de rode aansluitstuk dat is bevestigd aan de grote slang op de tank (Figuur 68).

      g002257
    3. Maak de slang los van de tank (Figuur 68).

    4. Trek de zuigkorf uit de opening (Figuur 69).

      g005491
    5. Reinig de zuigkorf met schoon stromend water.

    6. Plaats de zuigkorf volledig terug in de opening.

    7. Sluit de slang aan op de bovenkant van de tank en zet deze vast met de borgveer.

    Stalling

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.

    2. Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.

    3. Reinig het spuitsysteem; zie het hoofdstuk Reiniging.

    4. Reinig de zuigers in het klepstel als volgt:

      1. Plaats de kleppen in de Uit-stand (as dicht tegen de ribbel).

        Note: Zorg ervoor dat er zich geen water in de buizen bevindt.

      2. Verwijder de 3 vorken waarmee de klepzittingen aan het klepstel zijn bevestigd (Figuur 70).

        g017893
      3. Verwijder de 2 schroeven en moeren waarmee de slanggeleidingsbeugel is bevestigd aan het frame van de sproeier (Figuur 70) Laat de slangen zakken uit de buurt van het klepstel.

      4. Verwijder met een inbussleutel van 3 mm de schroeven waarmee de zuigerstellen bevestigd zitten in het klepstel. Controleer of de veren in de klep aanwezig zijn (Figuur 70).

      5. Reinig de zuigers en vervang versleten O-ringen.

      6. Breng plantaardige olie aan op alle O-ringen van de zuigers en breng ze opnieuw aan in het klepstel met de schroeven die u eerder verwijderd hebt. Zorg ervoor dat de veren in het klepstel worden gemonteerd.

      7. Bevestig de klepzittingen aan het klepstel met de 3 vorken die u eerder verwijderd hebt.

      8. Monteer de slanggeleidingsbeugel op het frame van de sproeier met de 2 schroeven en moeren die u eerder verwijderd hebt.

    5. Giet een roestwerende, niet op alcohol gebaseerde, RV-antivriesmiddel in het spuitsysteem en stel de pomp een paar minuten in werking om het antivriesmiddel door het hele systeem verspreiden; verwijder daarna de vloeistof zo goed mogelijk uit het systeem.

    6. Breng de spuitbomen omhoog met behulp van de hefschakelaars. Breng de spuitbomen omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken. Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.

    7. Controleer de remmen; zie Remmen controleren.

    8. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    9. Smeer de spuitmachine; zie De spuitmachine smeren.

    10. Ververs de olie in het carter; zie Motoroliepeil controleren.

    11. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    12. Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt worden voorbereid op stalling:

      1. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.

      2. Zet de motor af.

      3. Spoel de brandstoftank om met verse, schone brandstof.

      4. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast.

    13. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden.

    14. Verwijder de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op; zie Onderhoud van de accu.

      Note: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling.

      Important: De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0 °C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden opgeslagen bij temperaturen beneden 4 °C zonder tussentijds te hoeven worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4 °C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen.

    15. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    16. Controleer de conditie van alle spuitslangen en vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn.

    17. Draai alle slangaansluitingen vast.

    18. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.

    19. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    20. Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.

    21. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De startmotor slaat niet aan.
    1. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los.
    2. Doorgebrande of losse zekering.
    3. Accu is leeg.
    4. Het veiligheidssysteem is defect.
    5. Een defecte startmotor of startmotorsolenoïde.
    6. Inwendige motoronderdelen vastgelopen.
    1. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken.
    2. Zekering goed inzetten of vervangen.
    3. Accu opladen of vervangen.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor draait, maar start niet.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    3. Verstopte brandstofslang.
    4. Het afbreekrelais is niet bekrachtigd.
    5. De ontsteking is defect.
    1. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Reinigen of vervangen.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor start, maar blijft niet lopen.
    1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd.
    2. Vuil of water in het brandstofsysteem.
    3. Het brandstoffilter is verstopt.
    4. Doorgebrande of losse zekering.
    5. De brandstofpomp is defect.
    6. Losse kabels of slechte aansluitingen.
    7. De pakking van de cilinderkop is kapot.
    1. Brandstoftankdop vervangen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Brandstoffilter vervangen.
    4. Zekering goed inzetten of vervangen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. De kabelaansluitingen controleren en vastzetten.
    7. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor loopt, maar klopt of hapert.
    1. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    2. Losse kabels of slechte aansluitingen.
    3. De motor raakt oververhit.
    1. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    2. De kabelaansluitingen controleren en vastzetten.
    3. Zie verder 'De motor raakt oververhit'.
    Motor loopt niet stationair.
    1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd.
    2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    3. De brandstofpomp is defect.
    4. Lage compressie.
    5. Het luchtfilterelement is vuil.
    1. Brandstoftankdop vervangen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Reinigen of vervangen.
    De motor raakt oververhit.
    1. Verkeerd oliepeil in het carter.
    2. Machine is te zwaar belast.
    3. De luchtinlaatroosters zijn vuil.
    4. De koelribben en luchtkanalen onder de behuizing van de motorventilator en/of het draaiende luchtinlaatrooster zijn verstopt.
    1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    2. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden.
    3. Bij elk gebruik reinigen.
    4. Bij elk gebruik reinigen.
    De motor verliest vermogen.
    1. Verkeerd oliepeil in het carter.
    2. Het luchtfilterelement is vuil.
    3. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    4. De motor is oververhit.
    5. De ventilatieopening in de ontluchting van de brandstoftank is verstopt.
    6. Lage compressie.
    1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    2. Reinigen of vervangen.
    3. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    4. Zie Motor raakt oververhit.
    5. Brandstoftankdop vervangen.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De machine trilt abnormaal.
    1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    2. Er is een probleem met de motor.
    1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    2. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De machine rijdt in geen van beide richtingen omdat de motor vastloopt of afslaat.
    1. De parkeerrem is in werking is gesteld.
    1. Zet de parkeerrem vrij.
    De machine rijdt in geen van beide richtingen.
    1. De parkeerrem is niet vrij gezet of de parkeerrem komt niet vrij.
    2. De transmissie is defect.
    3. De koppeling van de bediening moet worden afgesteld of worden vervangen.
    4. De spie van de aandrijfstang of de wielnaaf is beschadigd.
    1. De parkeerrem vrijzetten of de koppeling controleren.
    2. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    ProblemPossible CauseCorrective Action
    Een spuitboom werkt niet.
    1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los.
    2. Zekering is doorgebrand.
    3. Slang is bekneld.
    4. Een omloopklep van een spuitboom is verkeerd afgesteld.
    5. Klep van spuitboom is beschadigd.
    6. Elektrisch systeem is beschadigd.
    1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten.
    2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen.
    3. Slang repareren of vervangen.
    4. Omloopklep van spuitboom afstellen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld.
    1. De klep is beschadigd.
    1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten. De borgveer onder de klep van de spuitboom verwijderen en de motor en de stang naar buiten trekken. Alle onderdelen controleren en vervangen als zij beschadigd zijn.
    Een klep van een spuitboom lekt.
    1. Een O-ring is versleten.
    1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten. De klep uit elkaar nemen en de O-ringen vervangen.
    De druk daalt als u een spuitboom inschakelt.
    1. De omloopklep van de spuitboom is verkeerd ingesteld.
    2. Er zit een verstopping in de klep van de spuitboom.
    3. Een filter van een spuitdop is beschadigd of verstopt.
    1. De omloopklep van de spuitboom instellen.
    2. De inlaat- en uitlaataansluitingen van de klep van de spuitboom nemen en de verstopping verwijderen.
    3. Alle spuitdoppen verwijderen en controleren.
    Een actuator van een spuitboom werkt niet goed.
    1. Een thermische onderbreker in de zekeringhouder, die zorgt voor de stroomtoevoer naar de actuator, is uitgeschakeld tengevolge van oververhitting.
    2. Een thermische onderbreker in de spuitboom, die zorgt voor de stroomtoevoer naar de actuator, is uitgeschakeld of werkt slecht.
    1. Het systeem afkoelen laten voordat u verder gaat met werken. Als de thermische onderbrekers vaak worden uitgeschakeld, moet u contact opnemen met een erkende servicedealer.
    2. Neem contact op met een erkende servicedealer.