Inleiding

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen, sportvelden en commerciële terreinen. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras en andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw.

Important: Om de veiligheid en de prestaties van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u nalaat deze bedieningsinstructies op te volgen of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro dealer. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Het model- en serienummer bevinden zich op een plaatje op het achterframe. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g235302

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, over de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, en over onderhoud en garantie. Bestel vervangonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Als u deze machine gebruikt op een hoogte tussen 1500 en 2400 meter boven de zeespiegel moet u de set voor grote hoogte aanschaffen. Raadpleeg uw erkende Toro verdeler.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute) en voldoet aan deze normen indien u de dodemansknop monteert en de vereiste stickers aanbrengt.

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.

  • Lees de Gebruikershandleiding en verzeker dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.

  • Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.

  • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Stop de machine en zet de motor uit voordat u servicewerkzaamheden uitvoert, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie waar nodig in deze handleiding.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal93-9356
decal93-7346
decal93-6085
decal93-8064
decal115-1720
decal133-8062
decal120-2727
decal125-5245
decal130-8322
decal120-2769
decal120-2761

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De handgreep bevestigen en instellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Handgreep1
Kabelbinder 4

De handgreep bevestigen

  1. Verwijder de bouten (5/16"), borgmoeren, ringpennen en R-pennen waarmee de onderkant van de handgreeparmen is bevestigd aan beide zijden van de machine (Figuur 3).

    g240399
  2. Verwijder de bouten (⅜"), ringen en borgringen van de montagepennen aan elke kant van de machine (Figuur 3).

  3. Steek de uiteinden van de handgreep door de openingen in de handgreeparmen en houd de openingen recht voor de montagepennen (Figuur 3).

  4. Druk de uiteinden van de handgreep naar binnen en bevestig ze op de montagepennen (Figuur 4).

    g240404
  5. Bevestig de handgreep aan de montagepennen met de bouten (⅜"), ringen en borgringen die u eerder hebt verwijderd (Figuur 4).

  6. Gebruik de bouten (5/16"), borgmoeren, R-pennen en ringpennen die u eerder hebt verwijderd om de handgreeparmen te bevestigen aan de achterkant van het frame (Figuur 3).

  7. Bevestig de kabels en de kabelboom aan de handgreep met de kabelbinders (Figuur 5).

    g017590

De handgreep instellen

Raadpleeg Figuur 6 voor deze procedure.

g240512
  1. Verwijder de R-pennen van de ringpennen aan beide zijden van de machine.

  2. Ondersteun de handgreep en verwijder de ringpennen van beide zijden. Zet de vervolgens de handgreep hoger of lager in de gewenste werkstand.

  3. Monteer de ringpennen en de R-pennen.

De kickstandaard monteren

Uitsluitend model 04054 en 04056

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Kickstandaard1
Veer1

Note: De machine wordt geleverd met het bevestigingsmateriaal losjes gemonteerd op de kickstandaard.

  1. Alleen op model 04056: maak de veersteun vast aan de rechterkant van de kickstandaard (Figuur 7). Gebruik hiervoor de bijgeleverde bout, ring en flensmoer.

    g017948
  2. Bevestig de veer in de opening in de veerbeugel en op de veersteun terwijl u de kickstandaard recht voor de montageopeningen in het achterframe houdt (Figuur 8).

    g007594
  3. Bevestig de kickstandaard aan beide zijden van het frame met een bout, borgring, afstandsstuk, platte ring en borgmoer (Figuur 8)

  4. Het afstandsstuk moet worden geplaatst in de montageopening van de kickstandaard.

De assen van de transportwielen monteren

Uitsluitend model 04055 en 04056

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Rechter wielas1
Linker wielas1
  1. Trap de kickstandaard naar beneden en trek de handgreep omhoog om de machine te laten steunen op de kickstandaard.

  2. Breng hechtmiddel voor schroefdraad aan op de schroefdraad van de wielassen.

  3. Draai de rechterwielas in de aandrijfpoelie op de rechterzijde van de machine (Figuur 9).

    Note: De rechter wielas heeft een linkse draad.

    g007595
  4. Draai de as aan met een torsie van 88 tot 101 N·m.

  5. Herhaal stap 2 tot en met 4 om de linker wielas te monteren aan de linkerkant van de machine.

De transportwielen monteren

Optioneel

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Transportwiel2
  1. Trap de kickstandaard naar beneden en trek de handgreep omhoog om de machine te laten steunen op de kickstandaard.

  2. Schuif een wiel op een as.

  3. Draai de sluitklem van het wiel weg van het midden van het wiel zodat het wiel verder op de as kan schuiven (Figuur 10).

    g017591
  4. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het wiel helemaal op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.

  5. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

  6. Pomp de banden op tot 0,83 tot 1,03 bar

  7. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

De CE-stickers aanbrengen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Sticker productiejaar1
Sticker CE-markering1

Als u deze machine gebruikt in een land dat de CE-normen naleeft, moet u de sticker met het productiejaar en de sticker met de CE-markering aanbrengen in de buurt van het plaatje met het serienummer; zie Figuur 11.

g235301

De grasmand monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grasmand1

Pak de mand vast bij de bovenste lip en schuif deze op de bevestigingsstangen van de mand (Figuur 12).

g007609

Note: Uitsluitend bij model 04056 – Als u de maai-eenheid instelt op een hogere maaistand, kunt u de mand lager plaatsen door beide bevestigingsstangen van de mand te verwijderen en deze te monteren aan de andere kant van de machine.

De machine inrijden

Er is slechts een inrijperiode van 8 uur maaien vereist.

De eerste bedrijfsuren zijn van cruciaal belang voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst. U moet de prestaties van de machine scherp in het oog houden zodat kleine gebreken die later grote problemen kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en verholpen. Controleer de machine tijdens de eerste bedrijfsuren regelmatig op tekenen van lekkage, loszittend bevestigingsmateriaal of andere gebreken.

Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor de aanbevolen procedures voor olieverversing en onderhoud tijdens de inrijperiode.

Algemeen overzicht van de machine

g232664
g017592

Tractiehendel

De tractiehendel (Figuur 14) zit rechts voor op het instrumentenpaneel. Deze heeft 2 standen: NEUTRAAL en VOORUIT. Als u de hendel naar voren duwt, schakelt u de tractie-aandrijving in.

Gashendel

De gashendel (Figuur 14) bevindt zich rechts achter op het instrumentenpaneel. Met behulp van de gashendel regelt u de gastoevoer naar de carburateur. Zie Specificaties voor het motortoerental.

Aan-/Uit-schakelaar

De Aan-/Uit-schakelaar (Figuur 14) bevindt zich op de bovenkant van het bedieningspaneel. Zet de schakelaar op AAN om de motor te starten en op UIT om de motor af te zetten.

Bedrijfsrem

De bedrijfsrem (Figuur 15) bevindt zich vooraan links op het bedieningspaneel. De rem kan worden gebruikt om de machine langzamer te laten rijden of tot stilstand te brengen.

g016976

Parkeerrem

De parkeerrem (Figuur 16) bevindt zich net onder de bedrijfsrem. Schakel de bedrijfsrem volledig in en duw de knop van de parkeerrem in zodat de bedrijfsrem op de pen van de parkeerrem rust. Schakel de bedrijfsrem in om de parkeerrem vrij te zetten. U dient de rem vrij te zetten voordat u de tractieaandrijving inschakelt.

g016977

Dodemanshendel

Optioneel

Als de machine is uitgerust met een dodemanshendel (Figuur 14), bevindt deze zich op de achterzijde van de handgreep. Druk de dodemanshendel tegen de handgreep. U moet de dodemanshendel indrukken voordat u de tractiehendel verplaatst. Als u de dodemanshendel loslaat, slaat de motor af.

Aandrijfhendel van de messenkooi

De aandrijfhendel van de messenkooi (Figuur 17) zit rechts, voor op het instrumentenpaneel. De hendel heeft twee standen:

  • INSCHAKELEN - beweeg de hendel naar voren om de messenkooi in te schakelen.

  • UITSCHAKELEN - beweeg de hendel naar achteren om de messenkooi uit te schakelen.

g016978

Chokehendel

De chokehendel (Figuur 18) bevindt zich links voor op de motor. De hendel heeft 2 standen: LOPEN en CHOKE. Zet de hendel op CHOKE voordat u een koude motor start. Zodra de motor start, zet u de hendel op LOPEN.

g024364

Brandstofafsluitklep

De brandstofafsluitklep (Figuur 18 en Figuur 19) bevindt zich links voor op de motor, bij de chokehendel. De klep heeft 2 standen: DICHT en OPEN. Beweeg de hendel naar boven, op DICHT als u de machine stalt of vervoert. Open de klep voordat u de motor start door de hendel naar beneden te bewegen.

g196011

Handgreep van startkoord

Trek aan de handgreep van de handstarter (Figuur 20) om de motor te starten.

g027896

Kickstandaard

De kickstandaard (Figuur 20) is bevestigd aan de achterkant van de machine. Gebruik de kickstandaard wanneer u de transportwielen of de maai-eenheid monteert of verwijdert.

 Model 04054Model 04055Model 04056
Breedte84 cm91 cm104 cm
Hoogte114 cm114 cm122 cm
Lengte met riem122 cm122 cm150 cm
Leeggewicht (met mand en Wiehle-rol, zonder wielen of veegrol)97 kg100 kg105 kg
Maaibreedte46 cm53 cm66 cm
Maaihoogte1,6 tot 31,8 mm1,6 tot 31,8 mm3,1 tot 31,7 mm
Sluiting3,3 mm4,3 mm5,8 mm
MotortoerentalLaag stationair: 1565 ± 150 tpm; Hoog stationair: 3375 ± 100 tpmLaag stationair: 1565 ± 150 tpm; Hoog stationair: 3375 ± 100 tpmLaag stationair: 1565 ± 150 tpm; Hoog stationair: 3375 ± 100 tpm

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voor gebruik

Veiligheid vóór gebruik

Algemene veiligheid

  • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de opleiding van alle bestuurders en monteurs.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Controleer of de dodemanshendel (indien aanwezig), de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

  • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die het gebruik van de machine zouden kunnen hinderen of die de machine zou kunnen uitwerpen.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien.

Veilig omgaan met brandstof

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of geen brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst. Voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer de procedures voor het dagelijks onderhoud uit, zie Controlelijst Dagelijks Onderhoud.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het motoroliepeil voor elk gebruik of om de 8 bedrijfsuren, zie Het motoroliepeil controleren.

Brandstofspecificaties

Inhoud van de brandstoftank: 2,7l

Aanbevolen brandstof: loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2)

Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik.

  • Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol).

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse brandstof die minder dan 30 dagen oud is.

  • Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

Brandstoftank vullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op.

  • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u de machine het beste uit de vrachtwagen of aanhanger halen en bijvullen met brandstof als ze op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat in plaats van met behulp van een vulpistool.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank, blik of fles met conditioner.

  • Voorkom contact met de huid; gemorste brandstof afspoelen met zeep en water.

  1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de dop van de tank (Figuur 21). Vul de brandstoftank niet verder dan tot aan de onderkant van de filterzeef.

    Important: Vul de tank niet te vol.

    g017594
  2. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste brandstof weg.

De machine aanpassen aan de gazonomstandigheden

Raadpleeg onderstaande tabel om de machine aan te passen aan de gazonomstandigheden.

Tabel voor afstelling van maaidek van greensmaaier
Ondermesbalken: Standaard en Optioneel
OnderdeelnummerBeschrijvingMaaidekAgressiviteitOpmerkingen
120-2682-03StandaardGreensmaster 800MinderStandaard Greensmaster 800
112-9281-01Standaard Greensmaster 1000MinderStandaard Greensmaster 1000
112-9279-03Agressief Greensmaster 1000Meer 
112-9280-01Standaard Greensmaster 1600MinderStandaard Greensmaster 1600
110-9278-03Agressief Greensmaster 1600Meer 
 
Snijplaten: Standaard en Optioneel
OnderdeelnummerBeschrijvingMaaidekMaaihoogtebereikOpmerkingen
98-7261MicrocutGreensmaster 8001,57 – 3,1 mm 
117-1530EdgeMax MicrocutGreensmaster 8001,57 – 3,1 mmStandaard Greensmaster 800
98-7260TournamentGreensmaster 8003,1 – 6 mm  
117-1532EdgeMax TournamentGreensmaster 8003,1 – 6 mm Duurzamer
110-2300Verlengde MicrocutGreensmaster 8001,57 – 3,1 mmMinder agressief
110-2301Lage maaihoogteGreensmaster 8006,0 mm en hoger 
93-4262MicrocutGreensmaster 10001,57 – 3,1 mm 
115-1880EdgeMax MicrocutGreensmaster 10001,57 – 3,1 mmStandaard Greensmaster 1000
93-4263TournamentGreensmaster 10003,1 – 6 mm  
115-1881EdgeMax TournamentGreensmaster 10003,1 – 6 mm Duurzamer
93-4264Lage maaihoogteGreensmaster 10006 mm en hoger 
108-4303Verlengde MicrocutGreensmaster 10001,57 – 3,1 mmMinder agressief
112-9275MicrocutGreensmaster 1600Minder dan 3,1 mm  
94-5885TournamentGreensmaster 16003,1 – 6 mm  
104-2646Hoge maaihoogteGreensmaster 16006 mm en hogerTee's
93-9015Lage maaihoogteGreensmaster 16006 mm en hogerStandaard Greensmaster 1600
117-1548Edgemax MicrocutGreensmaster 16001,52 tot 3,1 mmDuurzamer – Standaard Greensmaster 1610
Rollen: Standaard en Optioneel
OnderdeelnummerBeschrijvingMaaidekDiameter/MateriaalOpmerkingen
99-6240Wiehle, met smalle tussenruimteGreensmaster 80050,8 mm aluminiumStandaard, 5,1 mm afstand
99-6241Wiehle, met smalle tussenruimteGreensmaster 100050,8 mm aluminiumStandaard, 5,1 mm afstand
88-6790Wiehle, met brede tussenruimteGreensmaster 100050,8 mm aluminiumDiepere penetratie, 10,9 mm afstand
104-2642Volledige rolGreensmaster 100050,8 mm staalMinste indringing
71-1550Wiehle-rolGreensmaster 100050,8 mm gietijzerDiepere penetratie, 10,9 mm afstand
93-9045Wiehle-rolGreensmaster 100063,5 mm aluminium61 cm breed voor steun van de rand
52-3590Geklonken rolGreensmaster 100063,5 mm aluminium 
93-9039Wiehle, met smalle tussenruimteGreensmaster 160063,5 mm aluminiumStandaard
95-0930Volledige rolGreensmaster 160063,5 mm staalMinste indringing
Maaitabel voor loopmaaiers met vaste kop
TypeStandaardMaaiset 65-9000Tractieset 115-1886Maai- en tractiesets
Standaard messenkooi Optionele messenkooiStandaard messenkooiOptionele messenkooiStandaard messenkooiOptionele messenkooiStandaard messenkooiOptionele messenkooi
0405414 messen3,3 mm11 messen4,1 mm 14 messen4,8 mm11 messen6,4 mm 14 messen3,0 mm11 messen3,8 mm 14 messen4,3 mm11 messen5,6 mm 
0405511 messen4,1 mm14 messen3,3 mm8 messen5,8 mm11 messen6,4 mm14 messen4,8 mm8 messen8,6 mm11 messen3,8 mm14 messen3,0 mm8 messen5,1 mm11 messen5,6 mm14 messen4,3 mm8 messen7,6 mm
040568 messen5,8 mm11 messen4,1 mm 8 messen8,6 mm11 messen6,4 mm 8 messen5,1 mm11 messen3,8 mm 8 messen7,6 mm11 messen5,6 mm 
Rijsnelheid5,39 km/uur4,80 km/uur

De interlockschakelaars controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • De interlockschakelaars controleren.
  • Voorzichtig

    Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

    • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog en terug totdat de wielen vrijkomen van de grond.

    2. Zet de tractiehendel op INGESCHAKELD en de bedieningsorganen van de motor op start.

    3. Probeer de motor te starten.

      De motor mag niet starten. Als de motor wel start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Zie Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie

    4. Til de handgreep voorzichtig omhoog om de kickstandaard vrij te zetten.

    De machine transporteren naar een werkterrein

    De machine transporteren met transportwielen

    Gebruik de transportwielen om de machine over korte afstanden te transporteren.

    1. Monteer de transportwielen; raadpleeg De transportwielen monteren

    2. Zorg ervoor dat de tractiebediening en de messenkooibediening in NEUTRAAL staan.

    3. Start de motor; zie Motor starten

    4. Zet de gashendel op LANGZAAM, kantel de voorzijde van de machine voorzichtig omhoog om de tractieaandrijving in te schakelen en verhoog geleidelijk aan de snelheid.

    5. Zorg ervoor dat de gashendel zodanig is afgesteld dat de maaimachine met de gewenste snelheid kan worden gebruikt, en rij de machine naar de plaats van bestemming.

    De machine transporten met een aanhanger

    Gebruik een aanhanger om de machine over aanzienlijke afstanden te transporteren. Wees voorzichtig wanneer u de machine op en van de aanhanger rijdt.

    1. Rijd de machine voorzichtig op de aanhanger.

    2. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en draai de brandstofklep op UIT.

    3. Bevestig de machine stevig op de aanhanger.

    Note: U kunt de Toro Trans Pro aanhanger gebruiken om de machine te transporteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw aanhanger voor instructies over het laden van de aanhanger.

    Important: Laat de motor niet lopen als u de machine vervoert op een aanhanger, omdat hierdoor schade aan de machine kan ontstaan.

    De machine slepen

    • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

    • Bind de machine stevig vast.

    De transportwielen verwijderen

    1. Zet de tractiehendel in de stand NEUTRAAL, zet de gashendel op LANGZAAM en schakel de motor uit.

    2. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    3. Verwijder de transportwielen door de sluitklemmen van het wiel uit de groeven van de zeskantige as te duwen.

    4. Laat de machine voorzichtig van de kickstandaard zakken door de machine langzaam vooruit te duwen of de onderste handgreepsteun op te tillen. Zo laat u de kickstandaard terug naar de stand STALLING bewegen.

    Tijdens gebruik

    Veiligheid tijdens gebruik

    Algemene veiligheid

    • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

    • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen.

    • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

    • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Houd omstanders, in het bijzonder kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied. Zet de motor af als iemand het werkgebied betreedt.

    • Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen waar uitlaatgassen zich kunnen ophopen.

    • Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

    • Schakel alle werktuigkoppelingen uit, zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking voordat u de motor start.

    • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

    • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

    • Ga altijd in de bestuurderspositie staan (achter de handgreep) als u de machine start en gebruikt.

    • Zorg ervoor dat de grasmand zich op zijn plaats bevindt terwijl u maait. Zet de motor af voordat u de mand leegmaakt.

    • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.

    • Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

    • Zet in de volgende situaties de motor af en schakel de aandrijving van het maaidek uit:

      • Voordat u brandstof bijvult

      • Voordat u verstoppingen verwijdert

      • Vóór verwijdering van de grasvanger

      • Voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht

      • Als u een voorwerp hebt geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer start en gebruikt

      • Voordat u de bestuurderspositie verlaat

    • Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit wanneer u de machine transporteert of niet gebruikt.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.

    • Stop de maaimessen altijd wanneer u niet daadwerkelijk maait.

    • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.

    • Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door The Toro® Company zijn goedgekeurd.

    De machine veilig gebruiken op hellingen

    • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

    • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

    • Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en beoordeel de gebruiksomstandigheden van de machine om na te gaan of de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kan worden gebruikt. Veranderingen in het terrein kunnen resulteren in een verandering van gebruik van de machine op hellingen.

      • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.

      • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.

      • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

      • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Tractieverlies kan ertoe leiden dat de machine gaat schuiven en dat u de controle over de remmen en het stuur verliest.

      • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een deel van de tractie over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.

      • Spoor gevaren onderaan de helling op.

    Motor starten

    Note: Voor afbeeldingen en beschrijvingen van de bedieningsorganen die worden genoemd in dit hoofdstuk, zie Bedieningsorganen.

    Note: Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten op de bougie.

    1. De tractiehendel en de messenkooihendel moeten op UIT staan.

      Note: De motor zal niet starten als de tractie is INGESCHAKELD.

    2. Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep open is.

    3. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN.

    4. Zet de gashendel in de stand SNEL.

    5. Zet de chokehendel halverwege tussen CHOKE en LOPEN als u een koude motor start.

      Note: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.

    6. Trek de handgreep van de terugloopstarter naar buiten totdat deze vastgrijpt, trek vervolgens krachtig hieraan om de motor te starten.

      Important: Trek het startkoord niet tot het eind naar buiten en laat de handgreep van de starter niet los als u het koord naar buiten trekt; de kans bestaat dat het koord breekt of dat het terugloopmechanisme schade oploopt.

    7. Zet de chokehendel op LOPEN als de motor warm wordt.

    De motor afzetten

    1. Schakel de tractiebediening en de messenkooibediening UIT.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM.

    3. Zet de Aan-/Uit-schakelaar naar de stand UIT.

    4. Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt

    Tips voor bediening en gebruik

    Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Als de maai-eenheid veel ronddraait zonder maaisel kan dit leiden tot beschadiging van de maai-eenheid.

    • Maai de greens door recht heen en weer te gaan over elke green.

    • Maai niet in cirkels en draai de machine niet op de greens, om schade door schuren te voorkomen.

    • Haal de maaimachine van de green door de messenkooi omhoog te brengen (handgreep omlaag duwen) en de tractietrommel aan te zetten.

    • Maai bij een normale loopsnelheid. Een hogere snelheid levert weinig tijdwinst op en leidt tot slechtere maairesultaten.

    • Om ervoor te zorgen dat u de greens in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de mand gebruiken (Figuur 22).

      g235613

    De machine gebruiken bij geringe verlichting

    Gebruik de LED-lampset als u de machine gebruikt bij geringe verlichting; neem contact op met uw erkende Toro verdeler.

    Important: Gebruik geen andere verlichtingssystemen met deze machine: deze zijn niet compatibel met de wisselstroom geleverd door de motor.

    De bedieningsorganen gebruiken tijdens het maaien

    1. Start de motor, zet de gashendel op lage snelheid, duw de handgreep omlaag om de maai-eenheid omhoog te brengen, druk de dodemanshendel in, zet de tractiehendel en de aandrijfhendel van de messenkooi in de stand VOORUIT (transport) en ga met de maaimachine naar de rand van de green (Figuur 23).

    2. Zet de hendel in de stand NEUTRAAL (Figuur 23).

      g000494
    3. Zet de hendel naar de stand tractie - NEUTRAAL en de aandrijving messenkooi - UIT (Figuur 23).

    4. Zet de hendel naar de stand tractie - VOORUIT en de aandrijving messenkooi - AAN (Figuur 23), geef meer gas totdat de machine de gewenste snelheid heeft bereikt. Duw vervolgens de machine de green op, laat de maai-eenheid neer en begin met maaien.

    De bedieningsorganen gebruiken na het maaien

    1. Rij de machine van de green af, schakel de messenkooi uit en zet de rijhendels in de stand UIT en zet de motor af.

    2. Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand op de maaier en transporteer de machine naar de stalling.

    Na gebruik

    Veiligheid na het werk

    Algemene veiligheid

    • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

    • Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de machine een brandstofafsluitklep heeft, draait u deze dicht na het maaien.

    • Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

    De machine transporteren

    Transporteer de machine na het maaien weg van het werkterrein; raadpleeg De transportwielen monteren of De machine transporten met een aanhanger en De machine slepen.

    Onderhoud

    Waarschuwing

    Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.

    Zorg ervoor dat de machine goed wordt onderhouden en goed functioneert zoals aangegeven in deze instructies.

    Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Na de eerste 20 bedrijfsuren - De motorolie verversen.
  • Ververs de motorolie.
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De interlockschakelaars controleren.
  • Voor elk gebruik of dagelijks - Het motoroliepeil controleren.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • De machine smeren. (Smeer de fittings meteen na elke wasbeurt in, ongeacht het aangegeven onderhoudsinterval.)
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie (vaker in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Ververs de motorolie.
  • Schuimelement van luchtfilter reinigen en met olie bestrijken(vaker in vuile of stoffige omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen(vaker in vuile of stoffige omstandigheden).
  • Bougie controleren.
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Controleer de drijfriemen van de transmissie.
  • Controleer de transmissielagers.
  • Controlelijst Dagelijks Onderhoud

    Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van veiligheidssysteem controleren.       
    Werking van de parkeerrem controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Het motoroliepeil controleren.       
    Het luchtfilter controleren       
    De koelribben van de motor reinigen.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.       
    Maaihoogte-instelling controleren.       
    Alle smeerpunten smeren.       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:

    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Veiligheid voorafgaand aan onderhoud

    • Schakel de aandrijvingen en de maai-eenheid uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en maak de bougiekabel los van de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

    • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en bewegende delen houden. Houd omstanders op een afstand.

    • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en dat alle hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Draai al het bevestigingsmateriaal regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.

    • Controleer de onderdelen van de grasvanger regelmatig en vervang ze wanneer dit nodig is.

    • Verwijder gras en vuil van het maaidek, de aandrijvingen, de geluiddempers, de koelschermen en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

    • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

    • Indien grote reparaties nodig zijn of ondersteuning vereist is moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

    • Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • De machine smeren. (Smeer de fittings meteen na elke wasbeurt in, ongeacht het aangegeven onderhoudsinterval.)
  • Spuit vet in de 12 smeernippels van de maaier. Gebruik hiervoor nr. 2 smeervet op lithiumbasis. De beste resultaten verkrijgt u met een smeerpistool.

    De smeerpunten zijn:

    • 2 op de voorrol (Figuur 24)

    • 2 op de lagers van de messenkooi (Figuur 24)

    • 2 op de trommelassen (Figuur 25)

    • 3 op de differentieel (Figuur 25)

    • 2 op de lagers van de secundaire as van de messenkooi (Figuur 26)

    • 1 op de draaipunten van de riemspanrol (Figuur 27).

    1. Veeg alle smeernippels af met een schone doek.

    2. Spuit vet in de nippels.

      Important: Bij het smeren mag de druk niet te hoog zijn omdat anders de pakkingen permanente schade kunnen oplopen.

    3. Veeg eventueel overtollig vet weg.

    g007613
    g016993
    g016981
    g027900

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • Benzine is ontvlambaar en explosief en kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Controleer regelmatig of de brandstofleidingen goed vastzitten en slijtage vertonen. Indien nodig moet u ze vastzetten of repareren.

    • Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als de brandstofdop in aanraking komt met brandstof, moet u de dop vervangen.

    • Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel. Als u de brandstoftank moet aftappen, doe dit dan in de open lucht.

    Motorolie verversen/oliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Na de eerste 20 bedrijfsuren - De motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Voor elk gebruik of dagelijks - Het motoroliepeil controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie (vaker in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Vul het carter met ongeveer 0,6 liter olie die de juiste viscositeit heeft voordat u de machine start. De motor gebruikt een type hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) onderhoudsclassificatie SE of hoger heeft verleend. Selecteer de juiste viscositeit (dikte) van de olie op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 28 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.

    g000476

    Note: Multigrade-olie (5W-20, 10W-30 en 10W-40) leidt tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u dit type olie gebruikt.

    Het motoroliepeil controleren

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en maak de zone rond de oliepeilstok schoon (Figuur 29).

      g027903
    2. Verwijder de oliepeilstok door deze linksom te draaien.

    3. Veeg de oliepeilstok schoon en steek deze in de vulopening, maar draai hem niet in de opening.

    4. Haal de oliepeilstok eruit en controleer het oliepeil.

    5. Als het peil te laag staat, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de meter staat (Figuur 30).

      Important: Laat het carter niet te vol worden.

      g016983
    6. Plaats de oliepeilstok en veeg eventueel gemorste olie weg.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
    1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de motorolie warm wordt.

    2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug aan de achterzijde van de machine (Figuur 29). Zet de aftapplug los.

    3. Duw de handgreep omlaag om de maaimachine en de motor naar achteren te kantelen, zodat alle olie in de opvangbak kan lopen.

      Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    4. Plaats de aftapplug terug en vul het carter weer met de aanbevolen olie.

    5. Draai de aftapplug vast met een torsie van 20 tot 23 N·m.

    6. Neem eventueel gemorste olie op.

    7. U moet de oude olie op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Schuimelement van luchtfilter reinigen en met olie bestrijken(vaker in vuile of stoffige omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen(vaker in vuile of stoffige omstandigheden).
  • Important: Het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden)

    1. Zorg ervoor dat de bougiekabel is losgekoppeld van de bougie.

    2. Verwijder de vleugelmoer waarmee het luchtfilterdeksel vastzit en verwijder het deksel (Figuur 31).

      g016984
    3. Maak het deksel schoon.

    4. Als het schuimelement vuil is, moet u dit verwijderen van het papierelement (Figuur 32) en grondig reinigen als volgt:

      1. Was het schuimelement in een oplossing van vloeibare zeep en warm water. Knijp het goed uit om het vuil te verwijderen, zonder te wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      2. Droog het schuimelement door dit te wikkelen in een schone doek. Knijp de doek en het schuimelement uit om ze droog te laten worden, zonder te wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      3. Drenk het schuimelement door en door in schone motorolie. Knijp het element uit om overtollige olie te verwijderen en de olie te verdelen.

        Note: Een schuimelement dat vochtig is van olie is wenselijk.

        g016985
    5. Controleer de conditie van het papierelement. Reinig het door voorzichtig erop te kloppen en vervang het indien dit nodig is.

      Important: Reinig het papierelement niet met perslucht.

    6. Monteer het schuimelement, het papierelement en het luchtfilterdeksel.

      Important: Gebruik de motor niet zonder het luchtfilterelement omdat dit kan leiden tot overmatige slijtage en beschadiging van de motor.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren.
  • Gebruik een NGK BR6HS bougie of een bougie van een equivalent type. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt.

    1. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 33).

      g016986
    2. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de bougie uit de cilinderkop

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

    3. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt, zoals getoond in (Figuur 34). Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie stevig vast met een torsie van 23 N·m.

      g019300

    Onderhoud brandstofsysteem

    Het scherm van de brandstoftank reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
    1. Schroef de brandstoftankdop van de tank en verwijder de dop (Figuur 35).

      g016857
    2. Verwijder het brandstoftankscherm van de binnenkant van de brandstoftank.

    3. Reinig het scherm in schone brandstof en monteer het opnieuw in de tank.

    4. Monteer de brandstoftankdop op de brandstoftank.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie

    Ga als volgt te werk als de interlockschakelaar van de tractie moet worden afgesteld of vervangen.

    1. Zorg ervoor dat de motor is afgezet, de tractiebediening is uitgeschakeld en de tractiehendel tegen de aanslag van de neutraalstand aanzit Figuur 36).

      g027905
    2. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 36).

    3. Plaats een afstandsring met een dikte van 0,8 mm tussen de tractiehendel en de interlockschakelaar (Figuur 36).

    4. Zet de bevestigingen van de interlockschakelaar vast en controleer de opening opnieuw.

      Note: De tractiehendel mag niet in contact komen met de schakelaar.

    5. Beweeg de tractiehendel en controleer of er stroom op de schakelaar staat.

      Note: Vervang de schakelaar indien nodig.

    Onderhouden remmen

    De bedrijfs-/parkeerrem afstellen

    Indien de bedrijfs-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet u deze afstellen.

    1. Schakel de bedrijfsrem volledig in en duw de knop van de parkeerrem in zodat de bedrijfsrem op de pen van de parkeerrem rust (Figuur 37).

      g016990
    2. Gebruik een weegschaal en druk de hendel van de bedrijfsrem in (Figuur 38). De parkeerrem moet loskomen als er 13,5 tot 18 kg kracht wordt uitgeoefend. Als de parkeerrem vrijkomt voordat er 13,5 tot 18 kg kracht wordt uitgeoefend, moet u de remkabel afstellen.

      g008215
    3. Draai de borgschroef los waarmee de kap van de V-riem is bevestigd, en draai de kap open (Figuur 39).

      g016991
    4. Ga als volgt te werk om de spanning van de remkabel aan te passen.

      • Draai om de kabelspanning te verminderen de voorste contramoer losser en de achterste contramoer vaster (Figuur 40). Herhaal stap 1 en 2 en stel indien nodig de spanning af.

      • Draai om de kabel strakker te zetten de voorste contramoer vaster en de achterste contramoer losser (Figuur 40). Herhaal stap 1 en 2 en stel indien nodig de spanning af.

        Note: U kunt de kabel afstellen bij de beugels met de contramoeren bij het bedieningspaneel of bij de beugel bij de motorbasis.

      g007627
    5. Sluit de kap en zet de borging vast.

    Onderhoud riemen

    De riemen afstellen

    Zorg ervoor dat de riemen de juiste spanning hebben zodat de machine naar behoren kan werken en onnodige slijtage wordt voorkomen. Controleer de riemen regelmatig.

    De drijfriem van de messenkooi afstellen

    1. Verwijder de bevestigingen van de drijfriemkap en de drijfriemkap zodat u bij de riem kunt komen (Figuur 41).

      g007618
    2. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies (Figuur 42) in te drukken met een kracht van ongeveer 2 kg (18 tot 22 N). De riem moet een speling van 6 mm hebben.

      g007619
    3. Om de riemspanning af te stellen, gaat u als volgt te werk:

      1. Maak de montagemoer van de spanpoelie los en draai de spanpoelie rechtsom tegen de achterzijde van de riem totdat de riem de vereiste spanning heeft (Figuur 42).

        Important: U mag de riem niet te strak trekken.

      2. Draai de moer vast om de afstelling te borgen.

    4. Zet de drijfriemkap weer op zijn plaats.

    5. Monteer alle bevestigingsbouten totdat de draad in het inzetdeel grijpt, waarbij u ervoor moet zorgen dat er een geringe afstand blijft bestaan tussen de afdichting van de kap en de zijplaat

      Note: Hierdoor kunt u zien of de bouten recht voor de getapte inzetstukken zitten.

    6. Nadat de bouten zijn gemonteerd, moet u ze vastdraaien totdat de afstandhouders contact maken met de zijplaat.

      Note: Draai de schroeven niet te vast aan.

    De tractiedrijfriem afstellen

    1. Verwijder de bevestigingen van de drijfriemkap en de drijfriemkap zodat u bij de riem kunt komen (Figuur 43).

      g007598
    2. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies (Figuur 44) in te drukken met een kracht van ongeveer 2 kg (18 tot 22 N).

      Note: De riem moet een speling van 6 mm hebben.

      g007621
    3. Om de riemspanning af te stellen, gaat u als volgt te werk:

      1. Maak de montagemoer van de spanpoelie los en draai de spanpoelie rechtsom tegen de achterzijde van de riem totdat de riem de vereiste spanning heeft (Figuur 44).

        Important: U mag de riem niet te strak trekken.

      2. Draai de moer vast om de afstelling te borgen.

    4. Zet de drijfriemkap weer op zijn plaats.

    5. Monteer alle bevestigingsbouten totdat de draad in het inzetdeel grijpt, waarbij u ervoor moet zorgen dat er een geringe afstand blijft bestaan tussen de afdichting van de kap en de zijplaat

      Note: Hierdoor kunt u zien of de bouten recht voor de getapte inzetstukken zitten.

    6. Nadat de bouten zijn gemonteerd, moet u ze vastdraaien totdat de afstandhouders contact maken met de zijplaat.

      Note: Draai de schroeven niet te vast aan.

    De differentieelriem afstellen

    1. Verwijder de bouten waarmee het voorste en het achterste deel van de differentieelkap zijn bevestigd aan de differentieelbehuizing en schuif beide delen weg zodat u bij de riem kunt komen.

    2. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies (Figuur 45) in te drukken met een kracht van ongeveer 2,5 kg (22 tot 26 N).

      Note: De riem moet een speling van 6 mm hebben.

      g007622
    3. Om de riemspanning af te stellen, gaat u als volgt te werk:

      1. Maak de montagemoer van de spanpoelie los en draai de spanpoelie rechtsom tegen de achterzijde van de riem totdat de riem de vereiste spanning heeft (Figuur 45).

        Important: U mag de riem niet te strak trekken.

      2. Draai de moer vast om de afstelling te borgen.

    4. Zet de drijfriemkap weer op zijn plaats.

    5. Monteer alle bevestigingsbouten totdat de draad in het inzetdeel grijpt, waarbij u ervoor moet zorgen dat er een geringe afstand blijft bestaan tussen de afdichting van de kap en de zijplaat Hierdoor kunt u zien of de bouten recht voor de getapte inzetstukken zitten.

    6. Nadat de bouten zijn gemonteerd, moet u ze vastdraaien totdat de afstandhouders contact maken met de zijplaat. Draai de schroeven niet te vast aan.

    Primaire V-riemen afstellen

    1. Om de spanning van de primaire V-riemen af te stellen, moet u eerst de afstelling van het tractiebediening controleren; zie De tractiebediening afstellen. Als het onmogelijk is de kracht van ongeveer 27 tot 32 N uit te oefenen die nodig is om de tractiebediening af te stellen, gaat u verder met volgende stap.

    2. Draai de borgschroef los waarmee de kap van de V-riem is bevestigd, en draai de kap open (Figuur 46).

      g016991
    3. Om de riemspanning te verhogen, draait u de bevestigingsbouten van de motor los en schuift u motor naar achteren in de sleuven.

      Important: U mag de riem niet te strak trekken.

    4. De bevestigingsbouten van de vastdraaien.

      Note: De afstand tussen het midden van de aandrijfpoelie en de aangedreven poelie moet ongeveer 12,9 cm zijn nadat de nieuwe V-riemen zijn gemonteerd.

    5. Nadat de spanning van de primaire V-riemen is afgesteld, moet u de uitlijning van poelie van de uitgangsas van de motor en de poelie van de secundaire as controleren met behulp van een rechte rand.

    6. Als de poelies niet in een rechte lijn staan, moet u de schroeven losdraaien waarmee de onderkant van de motor is bevestigd aan het frame van de machine en de motor van links naar rechts schuiven totdat de poelies in een rechte lijn staan met een marge van 0,7 mm.

      g027906
    7. Draai de bevestigingsschroeven vast en controleer de uitlijning.

    8. Om de machine gemakkelijker te duwen of te slepen zonder de motor te starten, moet u de riemgeleider als volgt afstellen (Figuur 47, inzet)

      1. Schakel de koppeling in.

      2. Draai de borgmoer los waarmee de spanpoelie en de riemgeleider zijn bevestigd aan de arm van de spanpoelie.

      3. Draai de riemgeleider rechtsom totdat de afstand tussen geleidevinger en de achterzijde van de drijfriemen ongeveer 1,5 mm bedraagt.

      4. Draai de borgmoer vast waarmee de spanpoelie en de riemgeleider zijn bevestigd aan de arm van de spanpoelie.

    9. Sluit de kap en zet de borging vast.

    Differentieelriem vervangen

    1. Verwijder de bouten waarmee de kappen van de drijfriemen van de tractie en de messenkooi zijn bevestigd aan de rechter zijplaat, en verwijder de kappen.

    2. Maak de montagemoer van elke spanpoelie los en draai de spanpoelies linksom vanaf de achterzijde van elke riem om de riem te ontspannen.

    3. Verwijder de riemen

    4. Verwijder de bouten waarmee het voorste en het achterste deel van de differentieelkap zijn bevestigd aan de differentieelbehuizing en schuif beide delen weg zodat u bij de riem kunt komen (Figuur 48).

      g007625
    5. Maak de montagemoer op de spanpoelie van de differentieel los en draai de spanpoelies linksom vanaf de achterzijde van de riem om de riem te ontspannen.

    6. Verwijder de 2 bouten en 2 borgmoeren waarmee de behuizing van de voorste koppeling is bevestigd aan de zijplaat (Figuur 48).

    7. Draai het lagerhuis 180° zodat de onderkant ervan naar boven wijst.

    8. Verwijder de 2 bouten en 2 borgmoeren waarmee de lagerbehuizing rechtsachter is bevestigd aan de zijplaat (Figuur 48).

    9. Draai het lagerhuis 180° zodat de onderkant ervan naar boven wijst.

    10. Verwijder de oude riem.

    11. Schuif de nieuwe riem over de kappen van de behuizing van de koppeling en de lagerbehuizing die u hebt rondgedraaid, de delen van de differentieelkap en op de differentieelpoelies.

    12. Let erop dat de spanpoelie is geplaatst tegen de achterzijde van de riem.

    13. Draai de behuizing van de koppeling en de lagerbehuizing weer rechtop in hun oorspronkelijke stand en zet ze vast aan de zijplaat met de bouten en moeren die u eerder hebt verwijderd.

    14. Pas de spanning van de differentieelriem aan, zie De differentieelriem afstellen.

    15. Pas de spanning van de tractiedrijfriem en van de drijfriem van de messenkooi aan, zie De tractiedrijfriem afstellen en De drijfriem van de messenkooi afstellen.

    16. Plaats de kappen van de differentieel, de tractieaandrijving en de messenkooiaandrijving.

    Onderhoud bedieningsysteem

    De tractiebediening afstellen

    Als de tractiebediening niet werkt of slipt tijdens het maaien, moet deze worden afgesteld.

    1. Schakel de tractiebediening UIT.

    2. Draai de borgschroef los waarmee de kap van de V-riem is bevestigd, en draai de kap open (Figuur 46).

    3. Om de kabel strakker te zetten, moet u de voorste contramoer op de kabel losdraaien en de achterste contramoer aandraaien (Figuur 49) totdat een kracht van 8 tot 9 Nm nodig is om de tractiebediening in werking te stellen.

      Note: Meet de kracht bij de bedieningsknop.

      g027907
    4. Draai de voorste contramoer op de kabel vast.

    5. Sluit de kap en zet de borging vast.

    6. Controleer de werking van de tractiebediening.

    Onderhoud van het maaidek

    Veiligheid van de messen

    Wees voorzichtig als u de messenkooi van de maai-eenheid controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooi.

    Achterste trommel horizontaal stellen t.o.v. de messenkooi

    1. Parkeer de machine op een egaal, horizontaal oppervlak, bij voorkeur op een stalen precisieplaat.

    2. Plaats een platte staalstrip van 0,6 x 2,5 cm, met een lengte van ongeveer 74 cm, onder de messen van de messenkooi en tegen de voorste rand van het ondermes om te voorkomen dat de ondermesbalk op het werkoppervlak komt te rusten.

    3. Til de voorste rol omhoog zodat alleen de achterste trommel en de messenkooi op het oppervlak rusten.

    4. Druk de machine stevig omlaag, boven de messenkooi, zodat alle messen van de messenkooi de staalstrip raken.

    5. Terwijl u de machine omlaag drukt, schuift u een voelmaat onder een uiteinde van de trommel. Daarna doet u dit bij het andere uiteinde van de trommel.

      Note: Als de afstand tussen de trommel en het werkoppervlak aan beide uiteinden groter dan 0,25 mm is, moet u de trommel afstellen (ga verder met stap 6). Als de afstand minder dan 0,25 mm is, hoeft de trommel niet te worden afgesteld.

    6. Verwijder de achterste drijfriemkap van de rechterkant van de machine (Figuur 50).

      g007598
    7. Draai de aandrijfpoelie rond totdat de openingen zich recht voor de 4 flensschroeven van het rollager bevinden (Figuur 51).

      g007599
    8. Draai de vier schroeven van het rollager en de schroef waarmee de spanpoelie is bevestigd, los.

    9. Zet de rechterkant van het rolstel hoger of lager totdat de afstand tot het werkoppervlak minder dan 0,25 mm is.

    10. Draai de schroeven van het rollager vast.

    11. Stel de riemspanning af en draai de bevestigingsschroef van de spanpoelie vast (Figuur 51).

    Contact tussen ondermes en messenkooi afstellen

    Stel het contact tussen ondermes en messenkooi af nadat u de maai-eenheid hebt geslepen, gewet of gedemonteerd. Deze procedure is geen dagelijks onderhoud.

    1. Parkeer de machine op een vlak, horizontaal oppervlak.

    2. Kantel de machine naar achteren op de handgreep zodat u bij het ondermes en de messenkooi kunt komen.

      Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    3. Draai de messenkooi zodanig dat een mes de rand van het ondermes kruist tussen de eerste en de tweede schroefkop van het ondermes aan de rechterkant van de maai-eenheid (Figuur 52).

      g014840
    4. Draai de messenkooi zodanig dat een mes de rand van het ondermes kruist tussen de eerste en de tweede schroefkop van het ondermes aan de rechterkant van de maai-eenheid.

    5. Steek de afstandsring (0,05 mm) tussen het mes met de markering en de rand van het ondermes op de plaats waar het mes met de markering de rand van het ondermes kruist.

    6. Draai aan de rechter afstelschroef van de ondermesbalk tot u een lichte druk (weerstand) voelt als u de afstandsring heen en weer schuift (Figuur 52).

    7. Verwijder de afstandsring.

    8. Voor de linkerzijde van de maai-eenheid draait u de messenkooi langzaam tot het dichtstbijzijnde mes de rand van het ondermes kruist tussen de eerste en de tweede schroefkop.

    9. Herhaal stap 4 tot 7 voor de linkerzijde van de maai-eenheid en de linker afstelschroef van de ondermesbalk.

    10. Herhaal stap 5 tot 7 tot u een lichte weerstand voelt zowel aan de rechter- als de linkerkant van de maai-eenheid; gebruik hierbij dezelfde contactpunten.

    11. Om een licht contact tussen het ondermes en de messenkooi te verkrijgen, dient u elke stelschroef van de ondermesbalk 3 klikstanden rechtsom te draaien.

      Note: Elke klikstand van de stelschroef van de ondermesbalk beweegt het ondermes 0,018 mm. Draai rechtsom om de rand van het ondermes dichter bij de messenkooi te brengen, en linksom om de rand van het ondermes te verwijderen van de messenkooi.

    12. Test de maaiprestaties door een lange strook maaitestpapier tussen het ondermes en de messenkooi te steken, loodrecht op het ondermes (Figuur 53). Draai de messenkooi traag naar voren. Het papier moet gesneden worden.

      g007602

      Note: Als u ziet dat het contact tussen het ondermes en messenkooi te zwaar wordt, moet u de messen van het maaidek wetten, de voorkant van het ondermes vernieuwen of de maai-eenheid slijpen om de scherpe snijranden te krijgen die nodig zijn om met grote precisie te kunnen maaien.

    Maaihoogte instellen

    1. Controleer of de achterste roller horizontaal is en het contact tussen ondermes en messenkooi correct is. Kantel de machine naar achteren op de handgreep zodat u bij de voorste en achterste rollen en het ondermes kunt komen.

      Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    2. Draai de borgmoeren los waarmee de maaihoogtearmen zijn bevestigd aan de maaihoogtebeugels (Figuur 54)

      g007603
    3. Draai de moer op de hoogtelat los (Figuur 55) en draai de stelschroef op de gewenste maaihoogte. De afstand tussen de onderkant van de schroefkop en de lat is de maaihoogte.

      g000489
    4. Plaats de schroefkop op de snijrand van het ondermes en laat de achterzijde van de lat op de achterrol rusten (Figuur 56).

      g007605
    5. Draai aan de stelschroef totdat de rol contact maakt met de voorkant van de hoogtelat.

    6. Stel beide uiteinden van de rol af totdat de hele rol evenwijdig aan het ondermes is.

      Important: Bij een correcte afstelling zullen de achter- en voorrol contact maken met de hoogtelat en zal de schroef goed tegen het ondermes aan zitten. Hierdoor hebben beide uiteinden van het ondermes dezelfde maaihoogte.

    7. Draai de moeren vast om de afstelling te borgen.

      Important: Om te voorkomen dat een golvend gazon wordt afgeschaafd, moeten de rolsteunen naar achteren worden geplaatst (de rol dichter bij de messenkooi).

      Note: De voorste rol kan in de drie standen worden gezet (Figuur 57), afhankelijk van de werkzaamheden en de behoeften van de gebruiker.

      • Gebruik de voorste stand als er een groomer is gemonteerd.

      • Gebruik de middelste stand als er geen groomer is gemonteerd.

      • Gebruik de derde stand bij een sterk golvend gazon.

      g007596

    Hoogte van het grasscherm instellen

    U moet het scherm instellen om ervoor te zorgen dat het maaisel op correcte wijze wordt afgevoerd naar de grasmand.

    1. Meet de afstand van de bovenkant van de voorste steunstang tot de voorste lip van het scherm aan beide uiteinden van het maaidek (Figuur 58).

      g007607
    2. De hoogte van het scherm vanaf de steunstang moet voor normale maaiomstandigheden 10 cm zijn. Draai de bouten en moeren los waarmee beide uiteinden van het scherm zijn bevestigd aan de zijplaat, en stel het scherm in op de correcte hoogte.

    3. Draai de bevestigingen vast.

      Note: U kunt het scherm lager zetten als u maait in droge omstandigheden (het maaisel vliegt over de bovenkant van de mand), of hoger zetten als het gras zwaar is omdat het vochtig is (aangekoekt maaisel op de achterkant van de mand).

    Stopbalk instellen

    U moet de stopbalk instellen zodat het maaisel op behoorlijke wijze wordt afgevoerd uit de omgeving van de messenkooi.

    1. Draai de schroeven los waarmee de bovenbalk (Figuur 59) is gemonteerd aan de maai-eenheid.

      g027395
    2. Steek een voelermaat van 1,5 mm tussen de bovenzijde van de messenkooi en de balk en draai de schroeven vast.

    3. Zorg ervoor dat de afstand tussen de balk en de messenkooi over de gehele lengte van de messenkooi gelijk is.

      Note: De balk kan worden aangepast om veranderingen in de gazonomstandigheden te compenseren. De afstand tussen de balk en de messenkooi moet worden verminderd als het gazon uitzonderlijk vochtig is. Daartegenover staat de afstand tussen de balk en de messenkooi groter moet zijn als het gazon droog is. De balk moet evenwijdig aan de messenkooi zijn om de beste prestaties te verkrijgen. Stel de balk af wanneer u de schermhoogte verandert of de messenkooi slijpt met een messenkooislijper.

    De ondermesbalk identificeren

    Om te bepalen of de ondermesbalk standaard of agressief is, moet u de montagelippen op de linker ondermesbalk controleren. Als de montagelippen rond zijn, hebt u een standaard ondermesbalk. Als de montagelippen een inkeping hebben, is het een agressieve ondermesbalk (Figuur 60).

    g008800

    Onderhoud van de snijbalk

    De ondermesbalk verwijderen

    1. Draai de stelschroef van de ondermesbalk linksom om het ondermes weg te trekken van de messenkooi (Figuur 61).

      g007631
    2. Draai de veerspanningsmoer uit totdat de drukring niet meer tegen de ondermesbalk is geklemd (Figuur 61).

    3. Draai de contramoer van de snijbalkbout aan beide zijden van de machine los (Figuur 62).

      g014780
    4. Verwijder beide ondermesbalkbouten zodat de ondermesbalk omlaag kan worden getrokken en uit de machine worden verwijderd. Bewaar de 2 nylon en de 2 stalen ringen op beide uiteinden van de ondermesbalk (Figuur 62).

    De ondermesbalk monteren

    1. Plaats de ondermesbalk en zorg ervoor dat de montagelippen zich tussen de ring en de stelschroef van de ondermesbalk bevinden.

    2. Zet de ondermesbalk vast aan beide zijplaten met de ondermesbalkbouten (contramoeren op de bouten) en 8 ringen.

      Note: Plaats een nylon ring op beide zijden van de verdikking op de zijplaat. Plaats een stalen ring op de buitenkant van beide nylon ringen.

    3. Draai de bouten vast met een torsie van 27 tot 36 N·m.

    4. Draai de contramoeren vast totdat de buitenste drukringen net vrij kunnen ronddraaien.

    5. Draai de veerspanningsmoer vast totdat de veer is ingedrukt; draai deze vervolgens een 1/2 slag terug.

    6. Stel de ondermesbalk af, zie Contact tussen ondermes en messenkooi afstellen.

    De messenkooi wetten

    1. Verwijder de plug in de rechterkap van de messenkooiaandrijving (Figuur 63)

      g007633
    2. Steek een verlengstuk van ½", dat is aangesloten op de wet-machine, in de vierkante opening in het midden van de poelie van de messenkooi.

    3. Wet de messenkooi volgens de procedure in de Handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en roterende messen van Toro, document 80-300 PT.

      Gevaar

      ‏Contact met de messenkooi of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken.

      • Blijf op een afstand van de messenkooi tijdens het wetten.

      • Gebruik bij het wetten geen borstel met een korte steel. Een volledige set stelen (onderdeelnummer 29-9100) of losse stelen zijn verkrijgbaar bij uw erkende Toro verdeler.

      Note: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand.

    4. Plaats de plug in de kap als u klaar bent met deze procedure.

    Stalling

    De machine veilig stallen

    • Zet de motor af, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u de machine afstelt, reinigt, stalt of repareert.

    • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

    De machine stallen

    1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop van de motor en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Reinig de machine niet met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de schakelhendelplaat en de motor.

    2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.

      1. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.

      3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Probeer de motor opnieuw te starten met de choke dicht. De motor mag niet aanslaan.

      4. Maak de bougiekabel los van de bougie.

      5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

        Note: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer.

    3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.

    4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. De lak is verkrijgbaar bij een erkende Toro dealer.

    5. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.