Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Ze is in de eerste plaats bestemd voor het verwijderen van bladeren, dennennaalden en ander klein afval van grote grasoppervlakken.
Important: Om de veiligheid en de prestaties van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u deze bedieningsinstructies niet opvolgt of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.
U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Deze machine voldoet aan de richtlijn machineveiligheid 2006/42/EG wanneer u de juiste set monteert (onderdeelnr. 137-6600).
Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze Gebruikershandleiding en de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze deze machine en de tractie-eenheid dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.
Blijf met een rijdende machine steeds op een veilige afstand van omstanders.
Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Schakel de machine uit, zet de motor uit, verwijder de contactsleutel en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht, bijvult met brandstof of verstoppingen uit de machine verwijdert.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool () te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Ontgrendel en open het deksel van de accubehuizing.
Verwijder de accu uit de accubehuizing.
Maak de bovenkant van de accu schoon en verwijder de vuldoppen.
Giet voorzichtig accuzuur in elke cel tot het peil de vullijn bereikt.
Gebruik uitsluitend accuzuur (met een soortelijk gewicht van 1,260) als u de accu voor de eerste keer vult.
Important: Giet geen accuzuur in de accu als deze in de machine zit. Er zou dan accuzuur in de machine kunnen komen, waardoor corrosie kan ontstaan.
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A.
Verwijder de vuldoppen en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het peil tot aan de vulstreep staat. Plaats de vuldoppen terug.
Important: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van de machine. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken.
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen. Laat de accu 5-10 minuten op zijn plaats zitten voordat u overgaat tot de volgende stap.
Note: Nadat de accu in gebruik is genomen, mag u deze indien nodig uitsluitend bijvullen met gedistilleerd water, hoewel dit in normale gebruiksomstandigheden bij onderhoudsvrije accu's niet nodig is.
Plaats de accu in de bak in de accubehuizing. Plaats de accu zo dat de polen naar binnen gericht zijn.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met een metalen onderdeel van de tractie-eenheid of de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen.
Bevestig de pluskabel (rode kabel van de contactschakelaar) aan de pluspool (+) van de accu.
Bevestig de minkabel (zwarte kabel van het motorblok) aan de minpool (–) van de accu.
Important: Zorg ervoor dat er ruimte is tussen de accukabels en de rijsnelheidshendel. Controleer of de afstand tussen de rijsnelheidshendel en beide kabels minimaal 2,5 cm bedraagt als u deze door zijn hele bereik beweegt. U mag de minkabel en de pluskabel nooit verbinden of met tape aan elkaar bevestigen.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.
Maak altijd eerst de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Smeer vaseline op de accupolen en de bevestigingen om corrosie te voorkomen.
Plaats het accudeksel en zet het vast met de veren.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Koppelpen | 1 |
Borgpen | 1 |
Om vuil goed op te ruimen, moet het frame van de machine evenwijdig met de grond zijn.
Plaats de machine op een vlak, horizontaal oppervlak.
Verwijder de pen en draai de krik naar de grond. Lijn de openingen uit en plaats de pen.
Stel de krik zo af dat de afstand tussen de bovenkant van het frame en de grond 59,7 cm bedraagt (Figuur 3).
Rij de tractie-eenheid achteruit naar de machine.
Stel de trekhaakkoppeling af op het niveau van de tractie-eenheid; ga als volgt te werk:
Verwijder de bouten en borgmoeren waarmee de trekhaakkoppeling bevestigd is aan de koppelplaten (Figuur 3).
Beweeg de trekhaakkoppeling naar boven of beneden tot deze ongeveer gelijk is met de trekhaak van de trekker, en bevestig de koppeling met de bouten en borgmoeren.
Note: Als u een groter afstelbereik nodig hebt, kunt u de koppelplaten verwijderen of omkeren, of omhoog/omlaag brengen.
Bevestig de trekhaakkoppeling op de trekhaak van de tractie-eenheid; gebruik hierbij de koppelpen en de lynchpen (Figuur 3).
Breng de krik omhoog, verwijder de pen, draai de krik in de opslagstand en borg met de pen.
Als u de machine loskoppelt van de tractie-eenheid, kan de machine achterover kantelen en letsel veroorzaken.
Stort de hopper altijd leeg voordat u de machine loskoppelt van de tractie-eenheid.
Parkeer de machine op een vlakke ondergrond en blokkeer de wielen.
Verwijder de pen en draai de krik naar beneden. Lijn de openingen uit en plaats de pen.
Laat de steun neer op de grond zodat de machine stabiel staat.
Krik de machine verder op tot de lynchpen en de koppelpen verwijderd kunnen worden uit de trekhaak.
Rij de tractie-eenheid weg van de machine.
Bewaar de lynchpen en de koppelpen in de trekhaakkoppeling.
De onderste stand van de flaphendel is de ingeschakelde stand; de bovenste is de uitgeschakelde stand. Zet de hendel in de bovenste stand wanneer u de machine transporteert.
Note: U kunt de flap omhoogklappen wanneer u grote hoeveelheden bladeren ruimt.
Beweeg de rolhendel naar voren om de Flex Tip rol omhoog te brengen. Zet de hendel naar voren om de rol te laten zakken, zet de pal vrij en beweeg de hendel vervolgens naar achteren tot deze de aanslag raakt. Zet de hendel omhoog als de machine niet in bedrijf is, om de machine te stallen of om deze te transporteren (Figuur 4).
Om een koude motor te starten, sluit u de choke van de carburator door de chokehendel omhoog te trekken naar de stand AAN. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zet de choke open door de hendel in de stand UIT te zetten. Als u een warme motor start, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt (Figuur 5).
De contactschakelaar dient om de motor te starten en af te zetten en heeft drie standen: UIT, DRAAIEN en START. Draai het sleuteltje naar rechts op START om het voertuig te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start (Figuur 5). Het sleuteltje gaat automatisch naar de stand DRAAIEN. Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje naar links op UIT.
Met de gashendel (Figuur 5) kunt u de motor met verschillende toerentallen laten werken. U verhoogt het motortoerental door de gashendel naar de stand SNEL te bewegen. Om het motortoerental te verlagen, zet u de hendel op LANGZAAM.
Note: Laat de motor op vol gas lopen tijdens gebruik van de machine. De machine gebruiken met laag toerental kan de koppeling beschadigen.
Trek aan het grendeltouw van de achterlaadklep om de achterlaadklep te ontgrendelen bij het ledigen van de hopper (Figuur 6). Wanneer het touw niet in gebruik is, windt u het rond de kabelboombevestiging.
De grendel van de achterlaadklep vergemakkelijkt het ontgrendelen van de achterlaadklep bij het ledigen van de hopper (Figuur 7).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Breedte | 226 cm |
Lengte | 419 cm |
Hoogte | 234 cm |
Leeggewicht | 1322 kg |
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Repareer of vervang veiligheidsvoorzieningen en vervang onleesbare of ontbrekende stickers. Gebruik de machine uitsluitend als deze aanwezig zijn en naar behoren werken.
De machine heeft andere balans-, gewicht en verwerkingseigenschappen dan sommige andere types getrokken werktuigen.
Controleer of de tractie-eenheid geschikt is voor het gebruik met een werktuig van dit gewicht door contact op te nemen met de fabrikant of leverancier van de tractie-eenheid.
Breng op geen enkele manier wijzigingen aan deze onderdelen aan.
Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).
Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.
Geen benzine gebruiken die methanol bevat.
Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.
Meng nooit olie door benzine.
Important: Om gemakkelijker te starten, kunt u het hele maaiseizoen lang brandstofstabilisator toevoegen aan brandstof van niet meer dan 30 dagen oud; laat de machine volledig leeglopen als u deze langer dan 30 dagen gaat stallen.Gebruik nooit andere brandstofadditieven dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of isopropanol.
Inhoud brandstoftank: 37.8 liter
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de motor afkoelen.
Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder deze.
Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
Important: Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet helemaal.
Draai de tankdop stevig vast.
Neem eventueel gemorste brandstof op.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met hoogwaardige olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart.
De carterinhoud is ongeveer 1,9 liter met filter.
Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Niet te vol vullen. Als het oliepeil zich tussen de twee markeringen bevindt, hoeft u geen olie bij te vullen.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Maak de omgeving van de peilstok schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren (Figuur 8).
Verwijder de peilstok uit de buis en veeg deze schoon. Schuif daarna de peilstok weer helemaal terug.
Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
Het oliepeil moet tot aan de vol-markering 'Full' op het metalen uiteinde van de peilstok reiken.
Als het oliepeil beneden de vol-markering 'Full' staat, verwijdert u de vuldop en vult u bij met olie totdat het oliepeil de vol-markering 'Full' op de peilstok bereikt (Figuur 9).
Important: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor beschadigd raken. Laat de motor nooit lopen als de olie lager staat dan de onderste markering, omdat de motor daardoor kan worden beschadigd.
Plaats de dop van de vulbuis en de peilstok terug.
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.
Laat geen passagiers meerijden op de machine.
Bedien de machine uitsluitend buitenshuis of in een goed geventileerde ruimte.
Bedien de machine uitsluitend wanneer de zichtbaarheid goed is. Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten, loopbruggen, enz.
Kijk achterom en omlaag voordat u de machine achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Rij de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand afbrokkelt.
Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.
Als de machine abnormaal trilt, moet u deze onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, het sleuteltje verwijderen, wachten tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en op beschadigingen controleren. Repareer alle schade aan de machine alvorens door te gaan met het werk.
Verminder uw snelheid als u moet rijden op ruw of oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere abrupte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.
Raak de motor of de uitlaat niet aan als de motor loopt of direct nadat u de motor hebt afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
U mag een machine met draaiende motor niet onbeheerd achterlaten.
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Houd de banden van de tractie-eenheid altijd op de juiste spanning.
De maximale rijsnelheid is 32 km/u, maar golvend terrein vereist een lagere snelheid.
Zet de motor uit wanneer u de inhoud van de hopper gaat storten. Ga niet direct achter de hopper staan.
Zorg ervoor dat de machine op de tractie-eenheid is aangesloten voordat u de hopper leegstort.
Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of de tractie-eenheid.
De stabiliteit van de lading verandert naarmate de hopper gevuld raakt.
Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres om te voorkomen dat de machine kantelt.
De machine lossen of loskoppelen van de tractie-eenheid dient op een vlakke ondergrond te gebeuren.
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.
Bekijk de specificaties van de tractie-eenheid om er zeker van te zijn dat u deze niet gebruikt op te steile hellingen.
Inspecteer het terrein en ga na op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken; stel een procedure en regels op voor het werken op deze hellingen. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.
Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.
Gebruik de machine niet op een nat terrein. Wielen kunnen grip verliezen. De machine kan omrollen voordat de wielen grip verliezen.
Rij hellingen in een rechte lijn op en af.
Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u absoluut moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen.
Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig op een helling. Verklein de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de machine met een volle hopper rijdt.
Zorg dat u de machine niet moet starten, stoppen of keren op een helling, vooral als u met een volle hopper rijdt. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen; anders kan de machine omslaan of gaan rollen.
Zet alle bedieningselementen UIT of in de UITGESCHAKELDE stand.
Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM.
Zet de chokehendel in de stand AAN.
Note: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.
Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar rechts om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Laat de motor regelmatig lopen met behulp van de choke.
Important: Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 10 seconden in werking stellen. Als u de motor 10 seconden achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
Zet de gashendel in het gewenste toerental.
Trek de flaphendel zo ver mogelijk naar voren.
Druk de rolhendel naar voren tot de pal vrijgesteld wordt en vervolgens naar achteren tot de hendel STOP bereikt.
Note: Laat de machine niet stilstaan terwijl de hark ingeschakeld is, omdat de grasmat schade kan oplopen.
Zet de gashendel op de stand LANGZAAM.
Laat de motor 60 seconden stationair draaien.
Draai het contactsleuteltje naar de stand UIT en haal het sleuteltje uit het contact.
Note: Om de machine in een noodsituatie te stoppen, moet u de contactschakelaar op UIT zetten.
De Flex Tip rol moet zodanig worden afgesteld dat de uiteinden van de hark het oppervlak licht raken maar niet in de grasmat dringen.
Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
Draai de stelbout voor de diepte zo dat de hark licht contact maakt met de tippen van de grassprieten. Als een bezem gemonteerd is, moet u zorgen voor licht contact met het oppervlak. Wanneer de bezem in bedrijf is, moet het contactvlak ongeveer 25 mm breed zijn over de gehele lengte van de bezem (Figuur 10).
Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak. Vermijd een zachte ondergrond omdat de kriksteun daarin kan wegzakken, waardoor de machine kan omkantelen.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt of reinigt.
Koppel de machine niet los van de tractie-eenheid op een helling en klap altijd eerst de voorste krik uit.
Zorg ervoor dat de kriksteun en de hopper zich in de stand omlaag bevinden voordat u de machine loskoppelt.
Blokkeer altijd de wielen bij het loskoppelen van de machine om te voorkomen dat deze in beweging komt.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.
Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.
Reinig en was de machine na het vegen. Laat de hopper drogen aan de lucht. Controleer de machine na het reinigen op mogelijke beschadiging van mechanische onderdelen en de blazer.
Important: Als u de machine over lange afstand gaat slepen, gebruik dan de transporthaken om de maatwielarmen stevig aan het machineframe te bevestigen. Als de maatwielarm op de grond valt, kan de machine schade oplopen.
Voordat u pluggen gaat ruimen, moet u het terrein inspecteren om vast te stellen in welke richting u het beste kunt werken.
Note: Om in een rechte lijn te blijven vegen, dient u zich te richten op een object dat zich voor u bevindt.
Probeer altijd lange ononderbroken banen te maken en zorg ervoor dat de banen elkaar enigszins overlappen nadat u hebt gekeerd voor de volgende baan.
Op een grasmat ruimt de Flex Tip rol takjes, maaisel, bladeren, dennennaalden, dennenappels en klein vuil (drankblikjes, flesjes, papieren borden, enz.).
De harktanden zijn gemaakt van flexibel nylon en kunnen gemakkelijk vervangen worden. Om beschadiging te voorkomen, is de hark door middel van een veer beschermd tegen vaste voorwerpen. De nylon tanden kunnen geen brons, stenen markeringen, stoepen of bestrating beschadigen.
Door zijn unieke vormgeving maakt de machine ook de grasmat schoon. De Flex Tip rol kamt het gras en zet het rechtop zodat het gelijkmatig kan worden gemaaid. Als de machine het gras schoonmaakt, zal de grond lichtjes worden losgewerkt, zodat water en verdelgingsmiddelen deze kunnen binnendringen, waardoor vernieuwing van de grasmat minder noodzakelijk wordt.
Important: Maak geen scherpe bochten wanneer u de verticuteereenheid gebruikt omdat de grasmat dan kan worden beschadigd.
Important: Gebruik de machine niet met de rol ingeschakeld en in de bovenste stand. Als de tanden de banden raken, kunnen de hark en de banden beschadigd worden.
Trek aan het grendeltouw van de achterlaadklep om de hopper te ledigen.
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 600 bedrijfsuren |
|
Vóór de stalling |
|
Maandelijks |
|
Koppel de machine los van de tractie-eenheid, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoud of afstellingen uitvoert aan de machine.
Breng de machine tot stilstand op een horizontaal oppervlak, stort de hopper leeg en blokkeer de wielen voordat u de machine loskoppelt van de tractie-eenheid.
Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of als u hulp nodig hebt, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.
Ondersteun de machine met blokken of kriksteunen als u eronder moet werken.
Vertrouw niet op het hydraulisch systeem van de tractie-eenheid om de machine te ondersteunen als u eronder aan het werk bent.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen zijn geplaatst en dat de motorkap goed is bevestigd nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.
Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.
Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
Laad de accu’s niet op terwijl u onderhoud uitvoert aan de machine.
Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij houden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil.
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Als u de motor moet laten lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Hou omstanders uit de buurt van de machine.
Veeg gemorste olie en brandstof op.
Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.
Doe niets wat de beoogde werking van een veiligheidsvoorziening belemmert. Voer geen handelingen uit die de bescherming waarin de veiligheidsvoorziening voorziet verminderen. Controleer de goede werking ervan regelmatig.
Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro distributeur laten controleren met een toerenteller.
Indien grote reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.
Elke verandering aan deze machine kan gevolgen hebben voor de werking, prestaties of levensduur van de machine, en kan letsel of de dood veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.
Als u de machine loskoppelt van de tractie-eenheid, kan de machine achterover kantelen en letsel veroorzaken.
Stort de hopper altijd leeg voordat u de machine loskoppelt van de tractie-eenheid.
Parkeer de tractie-eenheid en de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor van de tractie-eenheid af en haal het sleuteltje uit het contact.
Zet de motor van de machine af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het sleuteltje verwijdert.
Blokkeer de wielen van de machine.
Verwijder de pen en draai de krik naar beneden. Lijn de openingen uit en plaats de pen.
Laat de steun neer op de grond zodat de machine stabiel staat.
Important: Stal de machine op de kriksteun op een stevige en vaste ondergrond zodat ze niet zinkt of omkantelt.
Krik de machine op en verwijder de pen uit de trekhaak.
Rij de tractie-eenheid weg van de machine.
Bewaar de lynchpen en de koppelpen in de trekhaakkoppeling van de machine.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Deze machine heeft smeernippels die u regelmatig moet smeren met vet op lithiumbasis, nr. 2. Smeer de lagers telkens wanneer de machine is gereinigd met water. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. U moet de volgende smeernippels smeren: de lagers van het maatwiel, de lagers van de rolas, de lagers van de rotoras, de lagers van de tussenas, en de linker- en rechter balansarm.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing als deze is beschadigd. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
Maak de sluitingen los waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan de luchtfilterbehuizing. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing (Figuur 14).
Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel met perslucht.
Schuif het voorfilter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 14).
Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.
Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit wilt vervangen.
Important: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, is het voorfilter beschadigd. Vervang beide filters.
Inspecteer het filterelement op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Gaten in het filter zien eruit als lichte vlekken. Als het filter is beschadigd, moet u dit weggooien.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Als het voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u het vervangen.
U mag het voorfilter niet reinigen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 600 bedrijfsuren |
|
Important: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. Vervang beide filters.
Important: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.
Als u nieuwe filters monteert, moet u elk filter controleren op transportschade. Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt.
Als u het veiligheidsfilter vervangt, moet u dit voorzichtig in de filterbehuizing schuiven (Figuur 14).
Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 14).
Note: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage.
Important: Druk niet op het zachte midden van het filter.
Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug.
Monteer het luchtfilterdeksel met de kant met het opschrift up naar boven gericht en maak de sluitingen vast (Figuur 14).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Note: U moet vaker de olie verversen en het filter vervangen als het voertuig wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden.
Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SJ, SK, SL, of hoger)
Carterinhoud: met filter, 1,9 liter
Start de motor en laat deze 5 minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt.
Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
Stel de parkeerrem van de tractie-eenheid in werking, zet de motor van de machine af en verwijder het sleuteltje.
Plaats een opvangbak onder de aftapplug. Verwijder de aftapplug om de olie te laten weglopen (Figuur 15).
Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer terugplaatsen.
Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum.
Plaats een ondiepe opvangbak of een doek onder het filter om olie op te vangen.
Verwijder het oude filter en veeg het oppervlak van de pakking van het filtertussenstuk schoon.
Vul bij met verse olie via de middelste opening van het filter. Houd op met vullen als de olie de onderkant van de schroefdraad bereikt.
Wacht een of twee minuten zodat het filtermateriaal de olie kan opnemen en giet daarna de overtollige olie af.
Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter.
Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens ½ slag. Niet te vast draaien.
Controleer het oliepeil.
Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de vol-markering op de peilstok bereikt.
Plaats de vuldop terug.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u een bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer nieuwe bougies indien dit nodig is.
Type: Champion RC12YC of gelijkwaardig type Elektrodenafstand: 0,75 mm
Maak de kabels los van de bougies.
Maak de omgeving van de bougies schoon.
Verwijder beide bougies en de metalen pakkingringen.
Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 16). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Important: Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren.
Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Figuur 16).
Verbuig de massa-elektrode (Figuur 16) om de juiste afstand in te stellen indien dit nodig is.
Draai de bougies in de bougieopeningen.
Draai de bougies vast met een torsie van 27 Nm.
Druk de bougiekabels op de bougies.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Met het oog op een goede koeling moet u het grasscherm, de koelribben en andere buitenvlakken van de motor te allen tijde schoon houden.
Verwijder de ventilatorbehuizing en andere koelschermen. Reinig indien nodig de koelribben en de buitenvlakken. Zorg ervoor dat de koelschermen zijn gemonteerd voordat u aan het werk gaat.
Note: Als u de motor gebruikt met een verstopt grasscherm, vuile of verstopte koelribben, of verwijderde koelschermen, zal dit leiden tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 600 bedrijfsuren |
|
Important: Na verwijdering mag u een vuil filter niet opnieuw aan de brandstofslang monteren.
Laat de motor afkoelen.
Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter (Figuur 17).
Zet de klemmen los waarmee het brandstoffilter vastzit aan de brandstofleidingen.
Verwijder het filter uit de brandstofslangen.
Bevestig een nieuw brandstoffilter aan de brandstofleidingen met de klemmen die u eerder hebt verwijderd. Het filter moet zo worden gemonteerd dat de pijl in de richting van de carburateur wijst.
Neem eventueel gemorste brandstof op.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 25 bedrijfsuren |
|
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
Het accuzuur moet op het juiste peil worden gehouden en de bovenkant van de accu moet schoon blijven. Indien de machine wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koele omgeving wordt opgeslagen.
U kunt het peil in de cellen bijhouden met gedestilleerd of gedemineraliseerd water. Vul de cellen niet hoger dan de onderkant van de sleufring in elke cel.
Houd de bovenkant van de accu schoon door deze af en toe te reinigen met een borstel die in een oplossing van ammoniak of natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldoppen bij het reinigen.
De accukabels moeten stevig op de accupolen zitten zodat ze goed contact maken.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.
Maak altijd eerst de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de kabels losmaken, de min (–) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels vast, de plus (+) kabel eerst, en smeer de accupolen in met vaseline.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de tractie-eenheid, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden is 1,93 bar. Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figuur 18) en dit telkens voor gebruik.
Een opgekrikt voertuig kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen
Start de motor niet als het voertuig is opgekrikt.
Haal altijd het sleuteltje uit de schakelaar, voordat u uit het voertuig stapt.
Blokkeer de wielen als het voertuig is opgekrikt.
Important: Gebruik een hydraulische krik met een draagvermogen van 900 kg wanneer u een band vervangt.
Zet de krik onder het frame of de as achter het wiel, en krik het wiel op tot het nog net de grond raakt.
Zet al de wielmoeren los en krik de machine nog wat verder op tot u het wiel kunt verwijderen.
Voer de bovenstaande stappen in de omgekeerde volgorde uit om een wiel te monteren.
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 Nm.
Zie De machine klaar maken voor onderhoud.
Note: U hoeft de bovenste riemkap (Figuur 19) niet te verwijderen om de riemspanning te controleren. Als u de riemkap verwijdert, verwijder dan de 4 bouten, ringen en moeren waarmee de kap aan het frame is bevestigd. Gebruik de machine nooit zonder dat de kappen zijn geplaatst.
Controleer de spanning door de riem midden tussen de rotor en de koppelingspoelie in te drukken met een kracht van 18 tot 22 N. De riem moet 1,3 cm doorbuigen. Als de speling niet correct is, raadpleegt u Drijfriem van de rotor afstellen. Als de speling correct is, ga dan verder met normaal gebruik (Figuur 19).
Controleer de spanning door de riem midden tussen de tussenas en de koppelingspoelies in te drukken met een kracht van 18 tot 22 N. De riem moet 6 mm doorbuigen. Als de speling niet correct is, raadpleegt u De riem van de tussenas afstellen. Als de speling correct is, ga dan verder met normaal gebruik (Figuur 19).
Controleer de spanning door de riem midden tussen de spanpoelie en de aandrijfpoelie van de rol in te drukken met een kracht van 111 tot 129 N. De riem moet 6 mm doorbuigen. Als de speling niet correct is, raadpleegt u Drijfriem afstellen. Als de speling correct is, ga dan verder met normaal gebruik.
Zet de bevestigingsbouten van de motor los (Figuur 21).
Draai de contramoer los en draai aan de afstelbout van de riem tot u de gewenste riemspanning verkrijgt (Figuur 22).
Draai de bevestigingsbouten van de motor lichtjes vast.
Stel de motor parallel met het frame af. Draai de bevestigingsbouten van de motor vaster (Figuur 22).
Als u de riem van de rotor afstelt, moet u ook de riem van de tussenas afstellen; zie De riem van de tussenas inspecteren.
Verwijder de 4 bouten, ringen en moeren waarmee het bovenste scherm aan het frame is bevestigd (Figuur 19).
Verwijder de moer en bout waarmee de beugel van de spanpoelie bevestigd is aan de spanbeugel (Figuur 23).
Druk de spanpoelie naar beneden tot u de gewenste spanning verkrijgt en de openingen in de beugel van de spanpoelie en de spanbeugel op één lijn liggen.
Monteer de bout en de moer om de afstelling te borgen.
Monteer het bovenste scherm.
Verwijder de moer en bout waarmee de beugel van de spanpoelie (de bout in de sleufopening in de beugel) bevestigd is aan de spanbeugel (Figuur 24).
Druk de spanpoelie naar beneden tot u de gewenste spanning verkrijgt en de openingen in de beugel van de spanpoelie en de spanbeugel op één lijn liggen.
Monteer de bout en de moer om de afstelling te borgen.
Vervang de rubberen flap wanneer deze versleten of beschadigd is.
Als u nalaat de wielen te blokkeren, kan de machine gaan rollen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Vervang de rubberen flap enkel wanneer de machine op een vlakke, egale ondergrond staat en de wielen geblokkeerd zijn om te voorkomen dat de machine gaat rollen.
Verwijder de 10 bouten, ringen en moeren op de flap en de flaphouder (Figuur 25).
Vervangen door de nieuwe rubberen flap en stevig vastdraaien.
Verwijder de bouten en borgringen een voor een en schroef ze in de aanliggende gaten (Figuur 26).
Draai de bouten een gelijk aantal slagen tot het slot geopend wordt. De poelie moet nu van de as schuiven.
Breng de voorzijde van de machine zo ver mogelijk omhoog door de krik te laten zakken.
Zet de rol in de hoogste stand.
Verwijder de onderste riemkap en de drijfriem van de rol (Figuur 24).
Verwijder de 2 bouten, borgringen en moeren waarmee de aslagers van de rol bevestigd zijn aan de rolsteunarmen aan weerszijden van de machine. Laat de Flex Tip rol neer op de grond.
Zet de rolsteunarmen in de hoogste stand.
Schuif het uiteinde van de hark naar achteren en trek deze vanonder de machine.
Verwijder de bout en borgmoer van 1 uiteinde van de harkstang (Figuur 27).
Verwijder enkel de borgmoer van het tegenoverliggende uiteinde van de harkstang.
Duw de harkstang van de eindplaat. Duw de stang van het uiteinde zonder de lip die eraan gelast is.
Verwijder de nodige vingerplaten of stangen en vervang deze.
Breng de vingerplaat op één lijn met de stang en duw de stang terug door de eindplaat.
Bevestig de bout en de borgmoeren en haak de veren vast.
Verwijder de tandhouder en schuif de beschadigde tand eruit (Figuur 28).
Buig de nieuwe tand in het midden en schuif hem op zijn plaats.
Plaats de tandbeugel over het gebogen uiteinde van de tand en borg het geheel met de bout en de borgring.
Verwijder de borstel van de machine.
Zet de klemmen los met een inbussleutel en verwijder de klem van de borstelhelft (Figuur 29).
Haal de borstelhelften van elkaar en gooi beschadigde delen weg (Figuur 30).
Monteer het nieuwe borsteldeel door de delen tegen elkaar aan te drukken en de beide uiteinden te bevestigen met de borstelklemmen. Wanneer u de uiteinden hebt geborgd, zet u de borstel vast met de overige klemmen.
Als u een ventilatorbehuizing reinigt terwijl de rotors draaien, kunnen uw handen een bewegende rotor raken en verwond raken.
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u vuil van de ventilatorbehuizing verwijdert.
Zorg dat de rotor tot stilstand is gekomen voordat u de inspectieluiken verwijdert.
Draai de 2 vleugelmoeren los waarmee het inspectieluik bevestigd is (Figuur 31).
Zwaai het inspectieluik naar 1 kant zodat u vuil kunt verwijderen.
Als u klaar bent met het verwijderen van vuil, laat u het inspectieluik zakken en bevestigt u het met de vleugelmoeren. Herhaal deze procedure aan het andere inspectieluik.
Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.
Was gras, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de koelribben van de cilinderkop van de motor en de ventilatorbehuizing.
Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de motor.
Note: Laat de motor van de machine na het wassen 2 tot 5 minuten bij een hoog toerental lopen.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.
Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen en filter vervangen.
Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.
Vervang tanden of borstelhelften die beschadigd zijn; zie De harktanden van de Flex Tip vervangen of De borstelhelft vervangen.
Verwijder de bougiekabel; zie Onderhoud van de bougies.
Verwijder de bougies en controleer hun toestand.
Laat de bougies uit de motor en giet 2 eetlepels motorolie in elk bougiegat; gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en de olie in de cilinder te verspreiden.
Monteer de bougies, maar sluit de kabels niet aan op de bougies.
Draai alle bevestigingen vast. Repareer of vervang versleten of ontbrekende delen.
Spuit een dun laagje olie op de lagers van de beluchtingskop (verbindingen van kruk en demper).
Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij uw erkende Toro verdeler.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Wanneer u de machine langer dan 30 dagen gaat stallen, moet u de machine als volgt voorbereiden:
Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilisator op.
Important: Gebruik nooit stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).
Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt.
Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.
Zet de motor af, laat deze afkoelen en laat de benzine uit de tank lopen.
Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat.
Choke de motor. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start.
Breng afgedankte brandstof volgens de lokale voorschriften naar een recyclepunt.
Important: Bewaar brandstof met stabilizer/conditioner niet langer dan de periode die aanbevolen wordt door de fabrikant van de brandstofstabilizer.
Haal de accuklemmen los van de accupolen en verwijder de accu uit de machine.
Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
Smeer een laagje vet of vaseline op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlak bij de accu komen.
Zorg dat de accu volledig opgeladen is om te beletten dat deze bevriest. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1.26–1.30.
Bewaar de accu apart of op de machine. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze op de machine laat staan. Bewaar de accu in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt.