Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen, sportvelden en terreinen die voor commerciële doeleinden gebruikt worden.
Important: Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de B71.4-2012-specificaties van het American National Standards Institute (ANSI).
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de maaier start.
Geef uw volledige aandacht als u het trekvoertuig en de maaier gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de maaier niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.
Blijf uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders en huisdieren op een veilige afstand van de maaier.
Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit het trekvoertuig of de maaier bedienen.
Schakel de machine uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht of verstoppingen uit de maaier verwijdert.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze maaier kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Benodigde onderdelen voor deze stap:
CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ | 1 |
Important: Deze procedure is vereist voor alle CE-landen en overal waar Engels courant wordt gesproken.
Draai het scherm van de aftakas om bij de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ te kunnen komen (Figuur 3).
Maak de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ en het gebied van het scherm rond de sticker schoon.
Verwijder de achterkantbedekking van de CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’.
Breng de CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ aan over de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ (Figuur 3).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Knop | 6 |
Verwijder de deksels van het maaidek; zie De maaidekkappen verwijderen.
Verwijder de drukmoer waarmee de bout aan het deksel van het maaidek is bevestigd en verwijder de bout van het deksel (Figuur 4).
Monteer het deksel van het maaidek met de knop; zie De maaidekkappen monteren.
Herhaal stap 1 tot en met 3 voor de andere deksels van het maaidek.
Stel de trekstang (Figuur 5) van het trekvoertuig af naar de uitgeschoven stand; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig.
Overweeg de volgende omstandigheden van het werkterrein om de stand van de sleepstang van de maaier te bepalen.
Gazon met heuvels en kuilen in de contour - stel de sleepstang in op kortere lengte.
Gazon dat voornamelijk vlak is - stel de sleepstang in op een langere lengte.
Note: U moet misschien een middellange stand van de sleepstang proberen als het werkterrein zowel vlakke als heuvelachtige gedeelten heeft.
Note: De sleepstang van de maaier heeft 5 sleepstangstanden waarmee u de lengte 20 cm kunt aanpassen.
Verwijder de 2 flensborgmoeren, 2 inbusbouten en 2 ringen waarmee de trekhaakbuis is bevestigd aan de ontvangerbuis (Figuur 6).
Pas de positie van de trekhaakbuis in de ontvangerbuis aan in overeenstemming met de stand die u hebt bepaald in Het werkterrein beoordelen.
Monteer de trekhaakbuis aan de ontvangerbuis met de flensborgmoeren, inbusbouten en ringen die u hebt verwijderd in stap 1.
Draai de moeren en inbusbouten vast met een torsie van 91 tot 113 Nm.
Verwijder de R-pen waarmee de koppelpen is bevestigd aan de sleepstang, en verwijder de koppelpen (Figuur 7).
Verwijder het flenslager van het scharnieroog (Figuur 7).
Verwijder de 2 flensborgmoeren en 2 inbusbouten waarmee de beugel van de gaffel is bevestigd aan de sleepstang, en verwijder de beugel van de gaffel (Figuur 7).
Note: Bewaar de R-pen, de koppelpen, de flensborgmoeren, de inbusbouten en de beugel van de gaffel om de sleepstang met scharnierkoppeling om te zetten naar een sleepstang met pen.
Leid het vrije uiteinde van het touw van de maaidekvergrendeling van de vergrendeling door de 2 slanggeleiders (Figuur 8).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Minimaal nominaal uitgaand vermogen van de aftakas | 26 kW (35 pk) |
Aanbevolen aftakassnelheid | 540 tpm |
Rotatie aftakas | Rechtsom (vanuit het perspectief van de gebruiker die achter het trekvoertuig staat) |
As aftakas | diameter van 34,8 mm, 6 sleuven |
Minimale hydraulische druk | 137,90 bar |
Treksysteem | Trekstang en pen - diameter van 25 mm |
Scharnier |
Gewicht | 1354 kg (2984 lb) | |
Koppelgewicht | 313 kg | |
Breedte | Maaistand | 381 cm |
Transportstand - 13 mm maaihoogte | 218 cm | |
Hoogte | Maaistand | 78 cm |
Transportstand | 193 cm | |
Lengte | Trekhaak volledig uitgeschoven | 371 cm |
Maaibreedte | 365 cm | |
Maaihoogte | 13 tot 102 mm | |
Maaicapaciteit | 9,7 km/u | 3,5 hectare/uur |
Maximale transportsnelheid | 30 km/u |
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
Houd uw handen uit de buurt van de verbindingsscharnieren als u de aandrijfas van de aftakas hanteert.
Stap niet op, over of onder de aftakas of de aandrijfassen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
gebruik geen sleufadapters of verlengstukken voor de aftakas.
Gebruik met de maaier uitsluitend een trekvoertuig dat een maximaal aftakastoerental van 540 tpm heeft (9 rotaties per seconde).
Zorg ervoor dat de schermen goed zijn gemonteerd en onderhouden. Vervang ontbrekende, beschadigde of versleten schermen voordat u de machine gebruikt.
Zorg ervoor dat de aandrijfas van de aftakas de trekstang niet raakt.
Controleer voordat u begint te maaien altijd de machine om zeker te zijn dat de messen, de mesbouten en het maaimechanisme in goede staat zijn. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.
Controleer of uw trekvoertuig geschikt is voor het gebruik met een maaier van dit gewicht door contact op te nemen met uw fabrikant of leverancier van het trekvoertuig.
Zorg dat u vertrouwd bent met de volgende bedieningsorganen van de tractor voordat u de maaier gebruikt:
Aftakas inschakelen
Motor- / aftakastoerental
De bediening van het achterwerktuig (omhoogbrengen/omlaagbrengen)
Bediening hulpklep
Koppeling
Gashendel
Schakelhendel
Parkeerrem
Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor instructies over de bediening.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de Outcross tractie-eenheid voor informatie over bedieningsorganen en gebruik, alsook bijkomende informatie over de instelling van het voertuig voor dit werktuig.
De maaier is ontworpen om te werken met een aftakastoerental van maximaal 540 tpm. De meeste trekvoertuigen geven een stand van 540 tpm van de aftakas aan op de toerenteller.
Zoek voordat u de maaier gaat gebruiken een ongebruikt gebied en oefen met het gebruik ervan. Bedien het trekvoertuig met de aanbevolen versnellingsinstellingen en aftakassnelheid en zorg dat u vertrouwd raakt met de rijeigenschappen van het trekvoertuig en de maaier. Oefen met de maaidekken omhoog- en omlaagbrengen, de aftakasaandrijving stoppen en starten en het uitlijnen van de machine met eerder aangebrachte banen. Oefensessies vergroten het vertrouwen in het bedienen van de maaier en helpen veiligstellen dat de juiste technieken om gras te maaien worden gebruikt.
Een ingeschakeld werktuig kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Om lichamelijk letsel te voorkomen, mag u de bestuurdersstoel niet verlaten zonder eerst de aftakasaandrijving uit te schakelen, de parkeerrem in werking te stellen, de motor af te zetten en het sleuteltje te verwijderen. Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen zich op de juiste plaats bevinden voordat u de machine weer gaat gebruiken.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de maaier wanneer deze wordt getransporteerd. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan.
Gebruik de maaier niet met banden die te zacht zijn opgepompt.
Controleer de bandenspanning dagelijks.
U dient 2,07 bar te meten.
Als de bandenspanning geen 2,07 bar bedraagt, moet u lucht bijpompen of aflaten van de banden.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Verwijder de aandrijfas als deze gemonteerd is op het trekvoertuig.
Draai de voorste helft van het scherm van de aftakas een volledige rotatie (Figuur 12).
Note: Maak het scherm van de aftakas schoon of vervang het als het niet onbelemmerd ronddraait.
Beweeg de voorste helft van het scherm van de aftakas samen en apart om veilig te stellen dat ze onbelemmerd in elkaar schuiven (Figuur 12).
Note: Maak het scherm van de aftakas schoon of vervang het als het niet onbelemmerd in elkaar schuift.
Monteer de aandrijfas als deze is verwijderd van het trekvoertuig; raadpleeg De aandrijfas aansluiten aan de aftakas.
Controleer of de ketting is gemonteerd tussen het voorste scherm van de aftakas en een stationair gedeelte op het trekvoertuig (Figuur 13).
Controleer of de ketting is verbonden met het achterste scherm van de aftakas, de schermen van de aandrijfas en het frame van de maaier (Figuur 14 en Figuur 15).
Controleer of de 7 slangklemmen de schermen van de aandrijfas goed bevestigen aan de middelste tandwielkast en de tandwielkasten van het maaidek (Figuur 16).
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet de schakelhendel naar de NEUTRAALSTAND.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
Verwijder de pen en draai de steun van de sleepstang verticaal (Figuur 17).
Lijn de opening in de sleepstang uit met de opening in de steun (Figuur 17).
Plaats de pen door de openingen in de sleepstang en de steun (Figuur 17).
Draai de zwengel van de steun tot de steun het gewicht van de maaier volledig ondersteunt.
Controleer beide banden van de maaier (Figuur 18).
Koppel de hydraulische slangen en de aandrijfas van de aftakas af van het trekvoertuig.
Maak de trekhaak los van de sleepstang.
Rijd het trekvoertuig in een rechte lijn weg van de maaier.
Zorg ervoor dat de maaier veilig is bevestigd aan het trekvoertuig.
Draai aan de zwengel van de steun om het stutplatform volledig omhoog te brengen; raadpleeg Figuur 17 in De maaier ondersteunen met de steun.
Verwijder de pen en draai de steun van de sleepstang horizontaal.
Lijn de opening in de sleepstang uit met de opening in de steun.
Plaats de pen door de openingen in de sleepstang en de steun.
Zorg ervoor dat de maaier ondersteund wordt door de steun van de sleepstang; raadpleeg De maaier ondersteunen met de steun.
Laat de 3-punts trekhaak naar beneden; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig.
Indien gemonteerd, verwijder de lynchpen, de gaffelpen en de bovenste koppeling van de 3-punts trekhaak uit de beugel voor de bovenkoppeling (Figuur 19).
Zet de stabilisatiearmen (Figuur 20) volledig naar buiten; raadpleeg de Gebruikershandleiding van het trekvoertuig.
Als uw maaier een sleepstang met pen heeft, verwijdert u de R-pen en de koppelpen van de sleepstang.
Als uw trekvoertuig een trekhaak met scharnierpenkoppeling heeft, opent u de trekhaak.
Diameter opening koppelpen: 31,75 mm
Werkhoogte: 33,4 tot 40 cm; raadpleeg Figuur 21.
Zorg ervoor dat uw trekstang de aandrijfas van de aftakas niet belemmert.
Gebruik de zwengel van de steun om de steun van de sleepstang omhoog of omlaag te brengen en de sleepstang uit te lijnen met de trekstang of scharnierpenkoppeling (Figuur 22).
Breng de 3-punts trekhaak volledig naar boven; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig.
Note: Indien uitgerust, vergrendelt u de 3-punts trekhaak.
Lijn de trekstang of scharnierpenkoppeling van het trekvoertuig uit met de sleepstang van de maaier (Figuur 22).
Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Bevestig de sleepstang als volgt:
Als uw maaier een sleepstang met pen heeft, plaatst u de koppelpen door de openingen in de sleepstang en de trekstang en bevestigt u de pen met de R-pen (Figuur 23).
Als uw trekvoertuig een scharnierpenkoppeling heeft, sluit u de koppeling en bevestigt u deze.
Breng de steun volledig omhoog (Figuur 23).
Verwijder de pen waarmee de steun is bevestigd aan de sleepstang, draai de steun horizontaal en bevestig de steun aan de sleepstang met de pen (Figuur 23).
Lijn de snelkoppeling van de aandrijfas van de aftakas uit met de uitgangsas van de aftakas (Figuur 24).
Trek de borgkraag van de snelkoppeling terug (Figuur 25).
Trek de borgkraag terug en trek de gaffel van de aandrijfas van de aftakas naar voren; schuif nu de vrouwelijke koppeling over de sleuven van de uitgangsas van de aftakas (Figuur 25).
Zorg ervoor dat de vergrendeling van de snelkoppeling vastklikt in de groef van de uitgangsas van de aftakas.
Zorg ervoor dat het scherm is geplaatst over de gaffel van de aandrijfas (Figuur 25).
Bevestig de ketting aan een vast onderdeel van het trekvoertuig (Figuur 26).
Important: Zorg ervoor dat de ketting genoeg speling heeft zodat u de machine in beide richtingen kunt draaien.
Identificeer de snelkoppelfittings voor het circuit heffen en omlaagbrengen van het achterwerktuig voor het trekvoertuig.
Verwijder de stofkappen van de snelkoppelfittings van het trekvoertuig.
Verwijder de zwarte stofkap van de snelkoppelfitting van de cilinderuitschuifslang van de maaier.
Sluit de snelkoppelfitting van de cilinderuitschuifslang aan op de snelkoppeling van het achterwerktuig - circuit omlaagbrengen(Figuur 27).
Verwijder de rode stofkap van de snelkoppelfitting van de cilinderinschuifslang van de maaier.
Sluit de snelkoppelfitting van de cilinderinschuifslang aan op de snelkoppeling van het achterwerktuig - circuit omhoogbrengen.
Leid het touw van de maaidekvergrendeling van de slanggeleider naar de bestuurdersstoel (Figuur 28).
Important: Zorg ervoor dat er voldoende speling op het trouw zit zodat de maaier volledig rechts en links kan draaien achter het trekvoertuig zonder dat er spanning op het touw komt, maar het de aandrijfas van de aftakas niet raakt.
Bind het touw vast aan een vast onderdeel van het chassis van het trekvoertuig, bv. de rolbeugelbuis (Figuur 28).
Important: Bind het touw van de maaidekvergrendeling niet vast aan de stoel, het stuurwiel of de hendel van een bedieningsorgaan.
Verwijder de blokken onder de wielen van de maaier.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
Vervoer nooit passagiers op de maaier en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt.
Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden.
Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de aftakas is uitgeschakeld, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Schakel de aftakas niet in als de maaidekken boven de gedeeltelijke omhoog-stopstand staan.
Stop de maaier als u niet aan het maaien bent.
Stop de machine, stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of als de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
Verminder uw snelheid op oneffen wegen en oppervlakken.
De maaier is zwaar. Als deze aan een trekvoertuig is gekoppeld en omhooggebracht is, beïnvloedt het gewicht van de maaier de stabiliteit, remkracht en stuurkracht. Wees voorzichtig tijdens het transport van het ene naar het andere werkgebied.
Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.
Doe het volgende voordat u de bestuurderspositie verlaat (inclusief het afstellen van de maaihoogte):
Zorg ervoor dat de aftakas is uitgeschakeld.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Stel de parkeerrem in werking.
Laat de maaidekken zakken.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.
Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires, werktuigen en reserveonderdelen.
Neem contact op met uw erkende Toro verdeler voor demontage of reparatie van alle stalen onderdelen van de aandrijfas van de aftakas (buizen, lagers, koppelingen, enz.). Tijdens het verwijderen van onderdelen voor reparatie of tijdens het opnieuw monteren kunnen bepaalde onderdelen beschadigd raken als dit niet wordt uitgevoerd met speciale hulpmiddelen en door opgeleide monteurs.
Gebruik de maaier niet als de schermen van de aftakas of de aandrijfas ontbreken.
Wees voorzichtig wanneer u de machine draait zodat het trekvoertuig de aandrijfas van de aftakas niet raakt.
Bevestig hydraulische slangen, elektrische draden, touwen en andere items om ervoor te zorgen dat deze het scherm van de aandrijfas van de aftakas niet raken.
Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op het trekvoertuig, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en ga na na of u de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen.
Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.
Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen.
Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterhindernissen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een krachtige loopmaaier.
Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
Wees extra voorzichtig met andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Hou de machine altijd in versnelling bij het naar beneden rijden op een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).
Zorg dat de aftakas UITGESCHAKELD is, raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig.
Verplaats de maaier naar een vlak gebied dat groot genoeg is om de maaidekken te ondersteunen.
Zorg ervoor dat er geen omstanders in de buurt zijn.
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand HEFFEN; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor uw trekvoertuig.
De maaidekken kunnen iets omhoogkomen, waarbij de druk op de maaidekvergrendelingen verkleint.
Trek aan het touw van de maaidekvergrendeling en houd het vast (Figuur 29).
De maaidekvergrendelingen worden vrijgegeven.
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand NEERLATEN; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor uw trekvoertuig.
De maaidekken worden omlaaggebracht naar de grond (Figuur 30).
Wanneer de maaidekken volledig zijn neergelaten op de grond, laat u het touw los en en stelt u de bediening van het werktuig vrij.
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand ZWEVEN; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor uw trekvoertuig.
Gebruik deze procedure om de maaidekken lichtjes omhoog te brengen wanneer u de machines omkeert aan het einde van een werkgang.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig voor instructies over hoe de bediening van het achterwerktuig te gebruiken.
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand HEFFEN.
De maaidekken komen omhoog en de hefpennen raken het gedeeltelijke omhoog-stopgedeelte van de maaidekvergrendelingen.
Note: Trek niet aan het touw van de maaidekvergrendeling.
Draai het trekvoertuig en lijn het uit voor de volgende werkgang.
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand OMLAAGBRENGEN.
Schakel de aftakas in.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw trekvoertuig voor instructies over hoe de bediening van de aftakas en het achterwerktuig te gebruiken.
Plaats de maaier op een vlak gebied.
Schakel de aftakas uit.
Trek aan het touw van de maaidekvergrendeling en houd het vast (Figuur 32).
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand OMHOOGBRENGEN.
De maaidekken worden omhooggebracht naar de TRANSPORTSTAND (Figuur 33).
Wanneer de maaidekken volledig omhooggebracht zijn, laat u het touw los en stelt u de bediening van het werktuig vrij.
De maaidekvergrendelingen grijpen in de maaidekpennen (Figuur 34).
Zet de bediening voor het circuit van het achterwerktuig naar de stand OMLAAGBRENGEN tot de maaidekvergrendelingen het gewicht van de maaidekken ondersteunen.
Doe het volgende als de maaier is gemonteerd aan het trekvoertuig:
Zorg ervoor dat de aftakas is uitgeschakeld.
Laat de maaidekken neer als ze zich bevinden in de transportstand; raadpleeg De maaidekken neerlaten uit de transportstand.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
Bepaal de maaihoogte.
Maak de 4 borgmoeren los waarmee de 4 maaihoogteregelaars (Figuur 35) van het maaidek zijn bevestigd.
Werk aan 1 van de maaidekrollen en draai aan de tapbout van de regelaar om de maaier omhoog of omlaag te brengen tot de wijzer wijst naar de maaihoogte die u hebt bepaald in stap 2.
Draai de borgmoeren vast voor 2 maaihoogteregelaars.
Herhaal stap 4 en 5 voor de maaihoogteregelaars aan de andere rol.
Herhaal stap 3 tot en met 6 voor de andere maaidekken.
Schakel het trekvoertuig naar LAGE VERSNELLING of LAAG BEREIK.
Rijd traag met de machine en stuur om een scherpe bocht te maken.
Important: Overschrijd de maximale hoek trekvoertuig - maaier van 75° niet.
Als u een bocht maakt, controleer dan of er ruimte is tussen het wiel van het trekvoertuig en de onderdelen van de maaier (Figuur 37).
Note: Neem de bocht geleidelijker als de band te dicht bij de maaier is.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Stap niet op, over of onder de aandrijfas.
Gebruik de ketting of het scherm van de aftakas niet om de as te ondersteunen wanneer u de maaier transporteert of stalt.
Laat de aftakas niet op de grond steunen.
Laat de schermen van de aftakas niet uit elkaar gaan.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.
Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na elk gebruik |
|
Breng de maaidekken omhoog en was ze grondig.
Important: Breng de maaidekken omhoog en vergrendel ze voordat u de maaier inlaadt op een aanhanger of uitlaadt.
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor uw trekchassis en trekvoertuig en de locatie van de bevestigingspunten van de machine.
Rijd het trekvoertuig op de oprijplaat.
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking.
Laat de steun zakken.
Bind de machine vast in de buurt van de wielen met banden, kettingen of kabels.
Note: Raadpleeg de lokale vereisten inzake de bevestiging van machines.
Plaats blokken tegen de wielen van de machine aan de laadbak van de aanhanger of vrachtwagen.
Zorg ervoor dat de aandrijfas van de aftakas is gekoppeld aan een trekvoertuig of bevestigd aan de sleepstang van de maaier.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Als de maaidekken omhooggebracht maar niet vergrendeld zijn, kunnen ze onverwacht zakken en u of andere omstanders ernstig letsel toebrengen.
Breng alle maaidekken volledig omhoog en zorg ervoor dat de pennen van alle hefarmen in de vergrendelingen grijpen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Na elk gebruik |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 500 bedrijfsuren |
|
Vóór de stalling |
|
Jaarlijks |
|
Hef de maaier op bij de ashelften zoals getoond in Figuur 39.
Ondersteun de maaier met assteunen.
Lijn de vergrendelingen van de maaidekkap uit met de openingen in het maaidek (Figuur 41).
Monteer de maaidekkap op het maaidek (Figuur 41).
Bevestig de kap (Figuur 41) als volgt:
Niet-CE-maaiers: draai de knop door de kap en in het maaidek en maak de knop vast.
CE-maaiers: draai de bout in het maaidek en maak de bout vast.
Bevestig de 3 vergrendelingen van de kap aan het maaidek (Figuur 41).
Herhaal stap 1 tot en met 4 voor de andere kappen die u hebt verwijderd (Figuur 41).
Nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Breng het gespecificeerde smeervet aan in de 3 smeernippels aan het voorste uiteinde van de aandrijfas van de aftakas (Figuur 42).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Breng het gespecificeerde smeervet aan in de 7 smeernippels voor de kogelverbindingen van de aandrijfas zoals getoond in Figuur 44.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Breng het gespecificeerde smeervet aan in de 6 smeernippels voor de schuifverbindingen van het aandrijfasscherm zoals getoond in Figuur 45.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Breng het gespecificeerde smeervet aan in de smeernippel bij de 3 assen van elk maaidek (Figuur 47).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Breng het gespecificeerde smeervet aan in de smeernippels bij de 2 riemspanners van elk maaidek.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Door de klant voorzien materiaal: PTFE-schroefdraadborgmiddel en een kleine handpomp
Toro Premium Tractor vloeistof
Mobilfluid™ 424 tractor hydraulische vloeistof
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Verwijder de peilstok uit de peilstokopening aan de bovenkant van de middelste tandwielkast (Figuur 51 of Figuur 52).
Controleer het vloeistofniveau dat is aangegeven op de peilstok (Figuur 51 of Figuur 52).
Het vloeistofpeil moet tussen de vol- en bijvullen-markering op de peilstok staan.
Note: Voeg indien nodig smeerolie bij om ervoor te zorgen dat het peil tussen de vol- en bijvullen-markering staat; raadpleeg De middelste tandwielkast vullen of De tandwielkast van het maaidek vullen.
Maak de schroefdraad van de peilstok en de vulplug schoon en breng PTFE-schroefdraadborgmiddel aan op de schroefdraad.
Draai de peilstok in de vulopening en draai de peilstok vast (Figuur 51 of Figuur 52).
Herhaal stap 1 tot en met 4 voor de tandwielkasten van het maaidek.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Plaats een opvangbak onder het toegangsgat aan de onderste frameplaat van de maaier (Figuur 54).
Verwijder de aftapplug met binnenzeskant van de aftapopening van de middelste tandwielkast en laat de smeerolie volledig weglopen (Figuur 54).
Maak de schroefdraad van de aftapplug schoon en breng PTFE-schroefdraadborgmiddel aan op de schroefdraad.
Monteer de aftapplug terug in de aftapopening en bevestig de plug.
Vloeistofcapaciteit middelste tandwielkast:1774 ml
Verwijder de peilstok uit de peilstokopening aan de bovenkant van de middelste tandwielkast en veeg de peilstok schoon (Figuur 55).
Verwijder de vulplug uit de vulopening bovenaan de tandwielkast (Figuur 55).
Voeg 1774 ml van de gespecificeerde tandwielkastvloeistof bij aan de tandwielkast door de vulopening (Figuur 55).
Draai de peilstok in de opening, verwijder de peilstok en controleer het vloeistofpeil (Figuur 55).
Het vloeistofpeil moet tussen de vol- en bijvullen-markering op de peilstok staan.
Note: Voeg indien nodig smeerolie bij om ervoor te zorgen dat het peil tussen de vol- en bijvullen-markering staat.
Maak de schroefdraad van de peilstok en de vulplug schoon en breng PTFE-schroefdraadborgmiddel aan op de schroefdraad.
Draai de peilstok in de vulopening en bevestig hem (Figuur 55).
Monteer de vulplug terug in de vulopening en bevestig de plug (Figuur 55).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Vloeistofcapaciteit tandwielkast maaidek: 1064 ml
Voeg 1064 ml van de gespecificeerde tandwielkastvloeistof bij aan de tandwielkast door de peilstokopening (Figuur 57).
Draai de peilstok in de opening, verwijder de peilstok en controleer het vloeistofpeil (Figuur 57).
Het vloeistofpeil moet tussen de vol- en bijvullen-markering op de peilstok staan.
Note: Voeg indien nodig smeerolie bij om ervoor te zorgen dat het peil tussen de vol- en bijvullen-markering staat.
Maak de schroefdraad van de peilstok schoon en breng PTFE-schroefdraadborgmiddel aan op de schroefdraad.
Draai de peilstok in de vulopening en bevestig hem (Figuur 57).
Herhaal stap 1 tot en met 4 voor de andere tandwielkasten van het maaidek.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
De drijfriemen van de maaimessen, die worden gespannen door de veerbelaste spanpoelie, zijn vervaardigd van duurzaam materiaal. De riemen zullen echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is, omvatten: gieren tijdens het draaien van de riem, as de maaimessen slippen tijdens het maaien, als de riem gerafelde randen heeft, als de riem schroeiplekken en scheuren heeft, en een slechte maaikwaliteit. Vervang de riemen als u een van deze tekenen opmerkt.
Verwijder de maaidekkappen; zie De maaidekkappen verwijderen.
Controleer de korte en lange riem op tekenen van schade of overmatige slijtage.
Vervang beschadigde of versleten riemen; raadpleeg De drijfriemen van het maaidek vervangen.
Monteer de maaidekkappen; zie De maaidekkappen monteren.
Note: U moet de lange riem verwijderen om de korte riem te vervangen.
Verwijder de riemkappen; zie De maaidekkappen verwijderen.
Gebruik een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap om de riemspanner voor de lange riem linksom te draaien en de riem van de spanpoelie te schuiven (Figuur 59).
Schuif de lange drijfriem van de aandrijfpoelie, de middelste aspoelie en de rechter aspoelie (Figuur 59).
Verwijder de riem van de maaier.
Note: Het zou kunnen dat u de riem moet draaien terwijl u hem verwijdert van de middelste aspoelie.
Verwijder de riemkappen; zie De maaidekkappen verwijderen.
Indien gemonteerd, verwijder de lange drijfriem; raadpleeg De lange drijfriem verwijderen.
Gebruik een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap om de riemspanner voor de korte riem linksom te draaien en de riem van de spanpoelie te schuiven (Figuur 60).
Schuif de lange drijfriem van de aandrijfpoelie, de middelste aspoelie en de rechter aspoelie.
Verwijder de riem van de maaier.
Note: Het zou kunnen dat u de riem moet draaien terwijl u hem verwijdert van de middelste aspoelie.
Plaats de lange drijfriem; zie De lange drijfriem plaatsen.
Leid de lange drijfriem rond de linker aspoelie en de onderste groef van de middelste aspoelie (Figuur 61).
Gebruik een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap om de riemspanner linksom te draaien en de riem over de spanpoelie te schuiven (Figuur 61).
Leid de lange drijfriem rond de aandrijfpoelie, de bovenste groef van de middelste aspoelie en de rechter aspoelie (Figuur 62).
Gebruik een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap om de riemspanner linksom te draaien en de riem over de spanpoelie te schuiven (Figuur 62).
Als u alleen de lange riem vervangt, monteer dan nu de maaidekkappen; raadpleeg De maaidekkappen monteren.
Monteer de maaidekkappen; zie De maaidekkappen monteren.
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.
De maaimessen zijn scherp en kunnen u verwonden.
Gebruik stevige leren of snijbestendige handschoenen als u de onderhoudswerkzaamheden verricht aan de maaimessen.
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Note: De maaier moet zijn gemonteerd aan het trekvoertuig als u onderhoudswerkzaamheden verricht aan de maaimessen.
Schakel de aftakas uit, rij de machine naar een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
Breng de maaidekken omhoog en vergrendel ze, zet de motor af en verwijder het sleuteltje (Figuur 63).
Lijn het maaimes uit zoals getoond in Figuur 64.
Maak de onderkant van het maaidek aan het gebied naast de snijrand aan de achterkant van het mes schoon (Figuur 65).
Gebruik een combinatieschrijfhaak om de afstand te meten tussen het schone gebied van het maaidek en de top van de snijrand (Figuur 66).
Noteer deze afstand .
Draai het mes 180° (Figuur 66).
Meet de afstand tussen het schone gebied van het maaidek en de top van de snijrand (Figuur 66).
Noteer deze afstand .
Als het verschil tussen de metingen die u hebt uitgevoerd in stap 4 en 6 meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet u het vervangen; raadpleeg Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren.
Herhaal stap 3 tot en met 5 voor de andere messen van het maaidek of stap 1 tot en met 6 voor de andere maaidekken.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Controleer de snijranden (Figuur 67). Als de snijranden niet scherp zijn of inkepingen vertonen, moet u de messen verwijderen en deze slijpen. Zie De maaimessen slijpen.
Controleer de messen, in het bijzonder de vleugel (Figuur 67). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Figuur 67), moet u het mes direct vervangen.
Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.
Probeer nooit een krom mes te richten of een gebroken of gescheurd mes te lassen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen.
Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een doek om de scherpe kanten van het mes.
Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken.
Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt.
Slijp de snijranden aan beide uiteinden van het mes (Figuur 69).
Note: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert.
Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 70).
Note: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 71). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
Monteer het mes op de as (Figuur 71).
Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
Monteer de antiscalpeerplaat en de mesbout (Figuur 71).
Important: De mesbouten hebben een linkse schroefdraad.
Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 150 N·m.
In de fabriek wordt de schuinstand van het maaidek zo ingesteld dat de achterkant van het maaidek hoger is dan de voorkant.
De schuinstand van het maaidek afstellen: voorbereiding
Door de klant voorzien materiaal: een houten blok van 51 mm
Lijn voor elk maaidek waarvan u de schuinstand gaat afstellen het middelste maaimes uit zoals getoond in Figuur 72.
Laat de maaidekken neer op de grond.
Door de klant voorzien materiaal: een houten blok van 51 mm
Aan de achterkant van het maaidek: til de achterste flap op en lijn het houten blok 51 mm uit tussen het achterste uiteinde van het middelste maaimes en de grond (Figuur 74).
U dient een lichte weerstand te voelen als u de blok tussen het mes en de grond schuift.
Als er te veel ruimte is tussen het mes en de grond, moet u de 4 maaihoogteregelaars gebruiken om het maaidek te laten zakken.
Als u het houten blok niet tussen het mes en de grond kunt schuiven, moet u de 4 maaihoogteregelaars gebruiken om het maaidek omhoog te brengen.
Meet de afstand tussen de bovenkant van de regelaarblok tot de grond (Figuur 75).
Draai de maaihoogteregelaar tot u de volgende resultaten bereikt:
De afstand van het maaihoogteblok tot de grond is dezelfde op alle 4 locaties.
Het houten blok kan net tussen het middelste maaimes en de grond worden geschoven.
Maak de 2 inbusschroeven los waarmee de wijzer van de maaihoogteregelaar is bevestigd, lijn de wijzer uit met de 2 inch-markering op de sticker en draai de schroeven vast (Figuur 76).
Herhaal stap 3 aan de andere maaihoogteregelaars.
Breng aan de achterrol de linker en rechter maaihoogteregelaars omhoog naar de 2¼ inch-markering op de sticker (Figuur 77).
Maak de 2 inbusschroeven los waarmee de 2 wijzers van de maaihoogteregelaar zijn bevestigd, lijn de wijzers uit met de 2 inch-markering op de sticker en draai de schroeven vast (Figuur 78).
Draai de 4 moeren vast waarmee de 4 maaihoogteregelaars voor de voor- en achterrol zijn bevestigd (Figuur 76 en Figuur 78) met een torsie van 322 tot 396 Nm.
Voer de volgende preventieve onderhoudswerkzaamheden uit aan het einde van het maaiseizoen of wanneer de maaier gedurende een langere periode wordt gestald:
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Verwijder eventueel vet of vuil dat zich op de machine of op de bewegende onderdelen heeft verzameld.
Vet in alle smeernippels spuiten.
Werk de lak bij (op plaatsen) waar gelakte oppervlakken krassen vertonen
Vervang versleten of beschadigde stickers.
Indien mogelijk moet u de maaier opslaan in een droog, veilig gebouw. Als binnen stallen niet mogelijk is, dek de machine dan af met een zware doek of dekzeil en maak dit stevig vast.