Veiligheid

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal98-8687
decal106-4669

Installatie

De TransPro 80 is bedoeld om te worden gebruikt met Greensmaster 800, 1000, 1010, 1600, 1610, 2000 en 2600, alsook met Flex 18, 21, 1800, 1820, 2100, 2100 en eFlex 1800, 1820, 2100 en 2120 Walk Greensmaster.

De koppelinrichting monteren

  1. Breng de koppelinrichting aan op het frame. Let erop dat de montagegaten achteraan overeenkomen (Figuur 1).

  2. Bevestig de koppelinrichting aan het frame met een gaffelpen, 2 ringen en 2 R-pennen (Figuur 1).

    g215365

De as en oprijplaat (Model 04245) of rail (model 04244 en 04247) monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Linkeras1
Rechteras1
Linker oprijplaat of railarm1
Rechter oprijplaat of railarm1
Bouten (⅜" x 3")2
Ringen4
Moeren (⅜")2
  1. Raadpleeg Figuur 2 om te bepalen welke montageopeningen u dient te gebruiken voor de breedte van uw greensmaaier.

    g014662

    Important: Indien er een groomer bevestigd is aan uw Greensmaster , zal deze anders dan bovenstaand worden gemonteerd; raadpleeg de volgende lijst:

    • Greensmaster 1000/2000 of 2100 met groomer: de linkerzijde dient te worden ingesteld op stand nr. 3 en de rechterzijde op stand nr. 1.

    • Greensmaster 1800/eFlex 1800 met groomer: de linkerzijde dient te worden ingesteld op stand nr. 2 en de rechterzijde op stand nr. 3.

  2. Monteer de as en een oprijplaat (Figuur 3) of de rails (Figuur 4) op de uiteinden van het frame met 2 bouten (⅜" x 3"), 4 ringen en 2 moeren.

    g215364
    g215363

De wielen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Wiel2
  1. Monteer een wiel op elke naaf met 4 wielmoeren (Figuur 5). Draai de moeren vast met een torsie van 108 N·m.

  2. Zorg ervoor dat de luchtdruk in de banden 0,34 bar bedraagt.

    g014665

    Important: Een hogere bandendruk kan schade veroorzaken aan de machine.

De trekhaakbeugels monteren en afstellen

De trekhaakbeugels worden geleverd in de standaardpositie (Figuur 6).

Important: De koppelinrichting van de aanhangwagen moet evenwijdig met de grond zijn als u deze aan de koppeling van het trekvoertuig wilt bevestigen.

g014666

Gebruik een van de configuraties in Figuur 7 of Figuur 8 om de trekhaakbeugels aan de koppelinrichting van de aanhangwagen aan te passen en te bevestigen.

g014667
g014668

De wielen van de greensmaaier monteren

(Uitsluitend modellen 04244 en 04247)

Note: U moet op de Greensmaster 1000, 1010 en 2000, wanneer deze zijn uitgerust met een groomer, de wielas aan het uiteinde van de groomer verwijderen en een nieuwe wielas kopen en monteren (onderdeelnr. 106-5385). U moet ook de rail op het uiteinde van de groomer monteren in de openingen op de Greensmaster 1600 en 1610 (Figuur 2).

Note: U moet op de Greensmaster 1800, 1820, 2100 en 2120, wanneer deze zijn uitgerust met een groomer, de wielas aan het uiteinde van de groomer verwijderen en een nieuwe wielas kopen en monteren (onderdeelnr. 136-7287).

  1. Verwijder de bestaande standaard transportwielen van de wielassen van de greensmaaier (indien aanwezig).

  2. Ga uitsluitend bij de Greensmaster Flex 18 of 21 als volgt te werk:

    1. Verwijder het trommeldeksel aan de rechterkant van de machine (Figuur 9).

      g017122
    2. Verwijder de rubberen pakking uit het asgat in het trommeldeksel en gooi de pakking weg (Figuur 9).

    3. Bevestig de viltring aan de binnenkant van het deksel, rond het asgat (Figuur 9).

    4. Monteer het deksel op de machine.

  3. Breng een wieltje aan op elke as en bevestig met een wielklem (Figuur 10).

    Note: Flex 1800-,1820-, en 2100-, 2120-serie hebben een andere wielstand nodig dan alle andere Toro greensmaaiers. Lees de montage-instructies die in de zijkant van de wielen zijn geperst en volg deze op.

    g014669

De aanhangwagen laden

  1. Hou de aanhanger en de handgreep vast terwijl u de grendel en de lifthendel naar beneden drukt (Figuur 11). Laat de laadbak van de aanhangwagen neer op de grond.

    g014670
  2. Op vlakke oprijplaten moet u de wielstangen naar boven draaien (Figuur 13) en op oprijplaten met rails parallel met de oprijplaat (open) (Figuur 14).

  3. Verwijder de grasvanger van de greensmaaier, schakel de messenkooiaandrijving uit en stel de gashendel in op de traagste stand. Rij de greensmaaier traag op de aanhangwagen tot tegen de wielbegrenzers (Figuur 12).

  4. Als de railwielen niet zijn gecentreerd op de rails, moet u de bevestigingen losmaken waarmee de rails zijn bevestigd aan de aanhangwagen en de railpositie afstellen zodat de railwielen gecentreerd zijn. Daarna draait u de bevestigingen vast.

  5. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

  6. Gebruik de wielstangen als volgt:

    • Bij vlakke oprijplaten draait u de wielstangen naar beneden over de transportwielen van de greensmaaier (Figuur 13).

    • Bij oprijplaten met rails tilt u de wielstang op en draait u deze achter de transportwielen van de greensmaaier (Figuur 14).

      g214902
      g014671
      g014672
  7. Duw de handgreep naar beneden tot de aanhanginrichting vergrendeld wordt (Figuur 11).

  8. Voor Flex Greensmaster machines: bevestig de voorkant van de machine door de verende stroppen aan de lus van de grasvanger te haken.

    Voor Greensmaster machines met vaste maaikoppen: bevestig de voorkant van de machine door de verende stroppen aan de punten van de grasvanger te haken.

  9. Bewaar de grasvanger in het trekvoertuig.

Gebruiksaanwijzing

Tips voor bediening en gebruik

  1. De Transpro 80 is bedoeld om te worden gebruikt met Greensmaster 800, 1000, 1600, 2000, 2600 , Flex 18, 21, 1800, 1820, 2100, 2120 en eFlex 1800, 1820, 2100, 2120 Walk Greensmaster. Andere producten slepen kan schade veroorzaken aan de assen en transmissies, die blijven draaien tijdens het slepen.

  2. Gebruik alleen voertuigen met het juiste sleepvermogen. De Transpro 80 en één greensmaaier wegen ongeveer 182 kg. Controleer de aanwijzingen van de fabrikant van het trekvoertuig om te kijken of het over het nodige rem- en rijvermogen beschikt.

  3. Controleer of de aanhangwagen goed is bevestigd aan het trekvoertuig voordat u de greensmaaier laadt of lost om onverwachte bewegingen van de koppelinrichting of kantelen te voorkomen. Gebruik een borginrichting op de grendelpen om de koppeling stevig vast te maken.

    Important: De koppelinrichting van de aanhangwagen dient evenwijdig met de grond te zijn als u deze aan de koppeling van het trekvoertuig wilt bevestigen.

  4. Gebruik tijdens het transport de verende strop om de greensmaaier aan de aanhangwagen te bevestigen (Figuur 15). U kunt de verende strop verplaatsen naar verschillende montageopeningen om verschillende maaiers te vervoeren.

    Note: Bevestig de verende strop aan de punten van de grasvanger of aan de lus van de grasvanger bij eFlex/Flex 1800/2100-modellen.

    g014673
  5. De Transpro 80 voegt extra sleepgewicht toe aan het voertuig. Bestuur het voertuig op een veilige manier.

    • Rij niet op hoofdwegen of openbare wegen.

    • Verlaag de snelheid van het trekkende voertuig altijd voor en in bochten.

    • Verlaag de snelheid van het trekkende voertuig altijd als u over onbekend of heuvelachtig terrein rijdt.

    • Verlaag de snelheid van het trekkende voertuig altijd geleidelijk als u van richting verandert of wilt stoppen.

    • Verlaag de snelheid van het trekkende voertuig altijd als u op hellingen rijdt en voordat u een bocht maakt om te vermijden dat u de controle verliest of kantelt.

    • Neem nooit plotselinge of scherpe bochten. Verander nooit plotseling van richting op een talud, glooiing, helling, schuinte of een vergelijkbaar oppervlak.

    • De maximale sleepsnelheid vooruit is 24 km per uur. Pas de snelheid van het trekkende voertuig altijd aan de terreinomstandigheden aan, zoals natte, gladde oppervlakken, los zand of grind en/of lage zichtbaarheid in zwak of fel licht, mist, nevel of regen.

    • Wees extra voorzichtig als u een zwaarbeladen voertuig van een helling of glooiing rijdt. Rij het voertuig indien mogelijk altijd recht op en af hellingen en glooiingen. Probeer te allen tijde te vermijden dat u dwars op een helling moet rijden. Het gevaar bestaat dat het trekvoertuig kantelt, wat ernstige verwondingen of de dood kan veroorzaken.

  6. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter u bevindt. Rij traag achteruit en hou de bewegingen van de aanhangwagen nauwkeurig in de gaten.

  7. Wees uiterst voorzichtig en rij traag als u de aanhangwagen en het trekvoertuig achteruitrijdt.

  8. Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen

  9. Als de aanhangwagen abnormaal begint te trillen, stop dan onmiddellijk. Zet de motor van het trekvoertuig af. Repareer alle schade voordat u verdergaat met slepen.

  10. Voordat u onderhoud of aanpassingen uitvoert aan de aanhangwagen

    • Breng het trekvoertuig tot stilstand en stel de parkeerrem in werking.

    • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  11. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en andere bevestigingen stevig vastzitten. Vervang onderdelen die tijdens onderhoud of aanpassingen verwijderd worden.

  12. Om zeker te zijn van optimale prestaties en een veilige werking van het product, moet u altijd originele vervangonderdelen van Toro gebruiken. Vervangonderdelen en accessoires van andere fabrikanten kunnen de werking, prestaties en duurzaamheid van het product aantasten. Dergelijk gebruik kan er bovendien toe leiden dat de garantie van de Toro Company komt te vervallen.

Onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • De torsie van de wielmoeren controleren.
  • Jaarlijks
  • De wielnaaf een onderhoudsbeurt geven en controleren op schade.
  • De wielnaaf smeren.
  • De wielnaaf een onderhoudsbeurt geven

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De wielnaaf een onderhoudsbeurt geven en controleren op schade.
    1. Breng de aanhangwagen omhoog op kriksteunen.

    2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de wielnaaf is bevestigd en verwijder het wiel.

    3. Verwijder de stofkap van de wielnaaf (Figuur 16).

    4. Verwijder de borgpen en de borgmoer (Figuur 16).

    5. Verwijder de moer van de naaf, de ring van de as en de naaf van de as (Figuur 16).

    6. Controleer alle onderdelen van de naaf, inclusief de lagers, lagerkappen en oliepakkingen. Vervang beschadigde onderdelen.

      g265352

    De wielnaaf smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De wielnaaf smeren.
    1. Veeg aanwezig vet van de lagers, de lagerkappen en de naaf met een schone, droge vod.

    2. Smeer de lagerkappen en de binnenste oppervlakken van de naaf met smeermiddel voor hoge temperaturen zo dat de oppervlakken van de rollagers volledig bedekt zijn.

    3. Monteer de lagerkappen en de lagers aan de naaf zoals getoond in Figuur 16.

    4. Neem overtollig smeermiddel van de buitenkant van de naaf op.

    De wielnaaf monteren

    1. Monteer de oliepakking, de naaf en de ring van de as zoals getoond in Figuur 16.

    2. Draai de moer van de naaf aan terwijl u de wielnaaf draait zodat de lagers op hun plaats zitten en er geen eindspeling is.

    3. Terwijl u de wielnaaf draait, draait u de moer van de naaf vast met een torsie van 8,5 tot 20,3 N·m.

    4. Draai de wielnaaf los tot ze de ring niet meer raakt en de naaf eindspeling heeft.

    5. Draai de moer van de naaf vast met een torsie van 1,7 tot 2,3 N·m terwijl u de naaf draait.

    6. Plaats de borgmoer over de moer van de naaf zodat de opening van de borgpen uitgelijnd is met een sleuf in de borgmoer.

    7. Plaats een nieuwe borgpen door de sleuf in de borgmoer en de as en buig beide benen om de pen te bevestigen.

    8. Bevestig de naafdop.

    De torsie van de wielmoeren controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • De torsie van de wielmoeren controleren.
  • Controleer de torsie van de wielmoeren elke keer as u de wielen monteert en na de eerste 10 bedrijfuren.

    Waarschuwing

    Indien de correcte torsie niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt.

    Draai de wielmoeren aan met een torsie van 108 N·m.