Inleiding

Deze maai-eenheid met draaiende messen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g243406

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Voor meer informatie, zie de inbouwverklaring aan het einde van deze handleiding.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute).

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders en huisdieren op een veilige afstand van de machine.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig), zet de motor af en neem het sleuteltje uit het contact voordat u de bestuurderspositie om welke reden ook verlaat.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Indien nodig vindt u bijkomende veiligheidsinformatie in deze Gebruikershandleiding.

Veiligheid van het maaidek

  • De maai-eenheid is slechts een deel van een volledige machine wanneer deze gemonteerd is op een tractie-eenheid. Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid zorgvuldig voor de volledige instructies over het veilig gebruik van de machine.

  • Stop de machine, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en onderdelen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal93-6697
decal93-7818
decal100-5622
decal107-1622
decal107-2908
decal107-2916
decal108-1988
decal115-4505
decal117-4979
decal120-6604
decal133-8061

Montage

Waarschuwing

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

Gevaar

Als de motor wordt gestart en de aftakas kan draaien, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.

U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: Als de maai-eenheid van 183 cm (modelnummer 31336) wordt bevestigd op tractie-eenheid model 30307, 30308, 30309, 30343, 30344 of 30345 met een serienummer vóór 311000301 moet u de uitlijnset (onderdeelnummer 120-6599) op de maai-eenheid monteren voordat deze aan de tractie-eenheid wordt bevestigd.

De grasgeleider bevestigen

Uitsluitend model 31336

Waarschuwing

Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes.

  • Gebruik de machine niet zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger.

  • Controleer of de grasgeleider omlaag staat.

  1. Verwijder de kabelbinder waarmee de grasgeleider bovenaan de maai-eenheid is bevestigd en laat de grasgeleider zakken.

  2. Plaats het linker J-vormige haakeind van de veer achter de rand van de maai-eenheid.

  3. Plaats het rechter J-vormige haakeind van de veer om de grasgeleider (Figuur 3).

    Important: U moet de grasgeleider omlaag kunnen brengen op zijn plaats. Til de grasgeleider omhoog om ervoor te zorgen dat deze volledig omlaag klapt.

    g018264

De hefarmen aan de tractie-eenheid bevestigen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Rechter hefarm1
Linker hefarm1
  1. Draai aan 1 zijde van de tractie-eenheid de wielmoeren los waarmee het wiel en de band zijn bevestigd aan de tapeinden van het voorwiel, maar verwijder de wielmoeren niet.

  2. Krik de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de grond. Gebruik assteunen of plaats blokken om te voorkomen dat machine per ongeluk valt.

  3. Verwijder de wielmoeren en schuif het wiel en de band van de wieltappen.

  4. Verwijder de hefarmen van de pallet.

  5. Verwijder de draaipen en de borgpen uit de hefarmen.

  6. Monteer een hefarm aan de draaibeugel met een draaipen en een borgpen (Figuur 4). Monteer de hefarm met de knik naar buiten gericht.

  7. Haak de contraveer van de rem aan de lip op de hefarm (Figuur 4).

    g012393
  8. Monteer de wielen en banden. Haal de wielmoeren aan met 102 tot 108 N·m.

  9. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

De hefarmen aan het maaidek bevestigen

  1. Verwijder de 2 drukringen, de gaffelpen en de R-pen uit de beugels van de zwenkwielarmen van de maaieenheid (Figuur 5).

  2. Plaats het maaidek vóór de tractie-eenheid.

  3. Zet de hefschakelaar vooruit in de ZWEEFSTAND. Druk een hefarm omlaag totdat de openingen in de hefarm zijn uitgelijnd met de openingen in de beugel van de zwenkwielarm (Figuur 5).

    g018216
  4. Bevestig de hefarm aan de zwenkwielarm met de 2 drukringen, een gaffelpen en een R-pen.

    Plaats de drukringen tussen de hefarm en de beugel van de zwenkwielarm (Figuur 5) en steek het uiteinde van de gaffelpen in de sleuf in de lip van de zwenkwielarm om de gaffelpen te borgen.

  5. Herhaal de procedure voor de tegenoverliggende hefarm.

  6. Start de tractie-eenheid en breng de maai-eenheid omhoog.

De aftakas aan de tandwielkast van de maai-eenheid bevestigen

Waarschuwing

Als de motor wordt gestart en de aandrijfas van de aftakas kan draaien, kan dit ernstig lichamelijk letsel en schade aan de machine tot gevolg hebben.

Wanneer de aandrijfas is afgekoppeld van de maaier, mag u de motor niet starten en de aftakasschakelaar niet inschakelen.

  1. Schuif de mannelijke aftakas in de vrouwelijke aftakas, lijn de montageopeningen in de ingangsschacht van de tandwielkast uit met de openingen in de aftakasschacht en schuif deze in elkaar.

    g012230
  2. Bevestig deze met een rolpen.

  3. Draai de bouten en moeren vast.

De machine smeren

Voordat u de machine gebruikt, moet ze gesmeerd worden zodat een goede smering is gewaarborgd; zie Smering. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.

Algemeen overzicht van de machine

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Maaibreedte1,829 m
MaaihoogteInstelbaar van 25 tot 127 mm in stappen van 13 mm.
NettogewichtModel 31335: 251 kg Model 31336: 292 kg

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

De maaihoogte instellen

U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte in te stellen plaatst u de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste gaten van de zwenkwielvorken. Vervolgens moet u een gelijk aantal afstandsstukken op de zwenkwielvorken aanbrengen of verwijderen.

  1. Start de motor en breng het maaidek omhoog zodat deze vrijkomt van de grond en de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat de maai-eenheid is opgeheven.

  2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde openingen in de zwenkwielvorken. Raadpleeg Figuur 7,Figuur 8 en Figuur 9 om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.

    g008866
    decal100-5622

    Note: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen.

Voorste zwenkwielen

  1. Verwijder de klemkap van de spilas (Figuur 7) en schuif de as uit de zwenkwielarm.

  2. Plaats de twee opvulstukken (van 3 mm) op de spilas zoals deze oorspronkelijk waren geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maai-eenheden over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as.

    Raadpleeg Figuur 8 om vast te stellen wat de combinaties van afstandsstukken voor de instelling zijn.

  3. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten.

    Note: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25 mm, 38 mm of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de rollen in de bovenste openingen plaatsen.

Achterzwenkwielen

  1. Verwijder het klemkapje van de spilas (Figuur 9).

    g018263

    Note: De achterste zwenkwielvorkconstructie hoeft niet van de zwenkwielarm te worden verwijderd om de maaihoogte te veranderen.

  2. Om de gewenste maaihoogte te bereiken, moet u C-vormige stukken toevoegen of verwijderen bij het smalle gedeelte van de spilas, onder de zwenkwielarm. Zorg ervoor dat de ringen (en niet de afstandsstukken) contact maken met de bovenzijde en de onderzijde van de zwenkwielarm.

  3. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten.

  4. Zorg ervoor dat alle vier de zwenkwielen op dezelfde maaihoogte zijn ingesteld.

Note: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25 mm, 38 mm of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de rollen in de bovenste openingen plaatsen.

Rollen instellen

Note: Indien u de maai-eenheid gebruikt op maaihoogtes 25 of 38 mm, verplaats de rollen van de maai-eenheid dan naar de bovenste beugelopening.

  1. Stel de voorrol als volgt af:

    1. Verwijder de schroef en de moer waarmee de rolas is bevestigd aan de beugel van de maai-eenheid (Figuur 10).

      g004487
    2. Schuif de schacht uit de onderste beugelopeningen, lijn de rol uit met de bovenste openingen en monteer de schacht.

    3. Installeer de schroef en moer om vast te zetten.

  2. Stel de achterste (interne) rollen af zoals wordt getoond in Figuur 11.

    g012332

Glijders afstellen

Monteer de glijders in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

Note: Als de glijders slijten, kunt u versleten glijders omdraaien en op de andere kant van het maaidek monteren. Hierdoor kunt u de glijders langer gebruiken voordat u deze moet vervangen.

  1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

  3. Draai de schroef aan de voorzijde van elke glijder los (Figuur 12).

  4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder.

  5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren (Figuur 12).

    Note: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een Guardian-maaier worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden.

    g268888
  6. Draai de schroeven vooraan de glijders aan tot 9 à 11 N⋅m.

Antiscalpeerrollen afstellen

Uitsluitend model 31336

Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in.

  1. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de flensmoer, de lagerbus, het afstandsstuk en de bout verwijderen om de rollen in te stellen (Figuur 13).

    g244075
  2. Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte.

  3. Monteer de flensmoer, de lagerbus, het afstandsstuk en de bout. Vastdraaien met een torsie van 54 tot 61 N·m (Figuur 13).

De afvoerplaat instellen

Uitsluitend model 31336

U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan de maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt.

  1. Verstel de sluitnokken door de hendel omhoog te draaien; hierbij komen de sluitnokken los (Figuur 14).

  2. Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige wijze in de sleuven dat de machine de gewenste afvoer heeft.

  3. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnokken vast te zetten (Figuur 14).

  4. Als de sluitnokken de plaat niet goed vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel los en draait u de sluitnok. Stel de sluitnok af tot u de gewenste sluitdruk hebt verkregen.

    g008961

Stand van afvoerplaat instellen

Uitsluitend model 31336

De volgende afbeeldingen zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling. De instelling is afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.

Note: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat.

Stand A

Dit is de volledig achterwaartse stand. Deze stand wordt aanbevolen voor de volgende gevallen:

  • Maaiomstandigheden met kort, licht gras

  • Droge omstandigheden

  • Kleine hoeveelheid maaisel

  • Werpt maaisel verder weg van de maaimachine

    g016476

Stand B

Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt. Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.

g016477

Stand C

Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt aanbevolen in de volgende gevallen:

  • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras

  • Vochtige omstandigheden

  • Vermindert het energieverbruik van de motor

  • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden

    g016478

Schuinstand van de maai-eenheid afstellen

De schuinstand van de maai-eenheid is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Gebruik een messchuinstand van 8 mm. Dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 8 mm hoger is dan de voorkant.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte.

  3. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst.

  4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes.

  5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.

  6. Stel de ringen van de voorste of achterste zwenkwielen af om de gewenste schuinstand van de maaieenheid te verkrijgen (Figuur 18).

    g018263

Ongelijke meshoogte corrigeren

In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van het gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon echt gaat maaien.

  1. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte; zie De maaihoogte instellen.

  2. Controleer of de voor- en achterbanden een spanning van 1,38 bar hebben. Indien nodig moet u ze oppompen totdat de bandenspanning correct is.

  3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen een spanning van 3,45 bar hebben.

  4. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen.

  5. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle maai-eenheden op dezelfde hoogte maaien.

  6. Als de maai-eenheden nog moeten worden afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand van minstens 2 meter.

  7. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zieDe maaihoogte instellen.

  8. Laat het maaidek neer op een vlak oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maai-eenheden.

  9. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  10. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  11. Stel de opvulstukken op de zwenkwielvork(en) af zodat de maaihoogte overeenstemt met de sticker; zie Voorste zwenkwielen.

Zijafvoer gebruiken

Uitsluitend model 31336

Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.

Gevaar

Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, is er gevaar voor contact met de messen of uitgeworpen voorwerpen voor uzelf en anderen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

  • Verwijder de grasgeleider niet van de maaier, want de grasgeleider voert het maaisel af naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen.

  • Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.

  • U mag het uitwerpgebied en de maaimessen uitsluitend reinigen als u de aftakasschakelaar hebt uitgeschakeld, het contactsleuteltje naar de stand UIT hebt gedraaid en het sleuteltje hebt verwijderd.

  • Controleer of de grasgeleider omlaag staat.

Tips voor bediening en gebruik

SNEL-stand gashendel/Rijsnelheid

Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine en het maaidek te behouden, moet u de gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid als de belasting van de maaimessen verhoogt. Verhoog de rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt.

Maairichting

Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.

Maaisnelheid

Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.

Gras niet te kort afmaaien

Als de maaibreedte van de maai-eenheid groter is dan die van de maaier die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.

Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden

Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.

Important: Als u meer dan ⅓ van de grassprieten moet maaien, bij dun lang gras of in droge omstandigheden wordt het gebruik van messen met een platte vleugel aanbevolen om rondvliegend kaf en vuil te verminderen en de druk op de maai-aandrijving niet te hoog te laten oplopen.

Lang gras

Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.

De maai-eenheid schoonhouden

Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van de maai-eenheid. Als zich gras en vuil in de maai-eenheid ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.

Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem, maaidekken en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om het risico op brand te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

Onderhoud van maaimessen

Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Zie Onderhoud van de maaimessen.

De schuinstand van het maaidek instellen

Toro adviseert een schuinstand van 8 mm. Als de schuinstand meer dan 8 mm is, zal dit leiden tot minder benodigd vermogen, grover maaisel en een slechtere maaikwaliteit. Als de schuinstand minder dan 8 mm is, zal dit leiden tot meer benodigd vermogen, fijner maaisel en een betere maaikwaliteit.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen.
  • Smeer de zwenkwiellagers.
  • Maaimessen controleren.
  • Na elk gebruik
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt.
  • De smering van de tandwielkast controleren.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Draai de mesbouten vast.
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Controleren of de grasgeleider omlaag staat (indien van toepassing)       
    Bandenspanning controleren       
    De conditie van maaimessen controleren       
    Vet in alle smeerpunten spuiten1       
    Beschadigde lak bijwerken       

    1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Important: De bevestigingen op de deksels van deze machine zijn zo ontworpen dat ze op het deksel blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen op elk deksel een paar slagen losser zodat het deksel loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat het deksel eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait.

    Smering

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen.
  • Smeer de zwenkwiellagers.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt.
  • De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithiumvet.

    Smeer de volgende punten:

    • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (4) (Figuur 19).

      g011557
    • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 20)

      g012234
    • Lagers van de arm van de spanpoelie (Figuur 20)

    • Draaipunten van hefarmen, voorzijde (2) (Figuur 21)

      g012235
    • Draaipunten van hefarmen, achterzijde (2) (Figuur 22)

      g010550

    De smering van de tandwielkast controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • De smering van de tandwielkast controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE 80-90 tandwielolie. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de maai-eenheid voor de eerste keer wordt gebruikt. De inhoud van de tandwielkast is 283 ml.

    1. Parkeer de machine en de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak.

    2. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 23) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.

      g010548

    De kap verwijderen

    Important: De bevestigingen op de deksels van deze machine zijn zo ontworpen dat ze op het deksel blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen op elk deksel een paar slagen losser zodat het deksel loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat het deksel eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait.

    Het maaidek van de tractie-eenheid verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid neer, zet de hefhendel in de ZWEEFSTAND, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de hefarmen zijn bevestigd aan de beugels van de zwenkwielarmen (Figuur 24).

      g012237
    3. Rol de maai-eenheid bij de tractie-eenheid vandaan en ontkoppel het mannelijke en vrouwelijke gedeelte van de aftakas (Figuur 25).

      g010552

      Gevaar

      Als de motor wordt gestart en de aftakas gaat draaien kan dit ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

      U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

    De maai-eenheid aan de tractie-eenheid koppelen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af.

    2. Plaats de maai-eenheid vóór de tractie-eenheid.

    3. Schuif de mannelijke aftakas in de vrouwelijke aftakas (Figuur 25).

    4. Zet de hefschakelaar vooruit in de ZWEEFSTAND. Druk een hefarm omlaag totdat de openingen in de hefarm zijn uitgelijnd met de openingen in de beugel van de zwenkwielarm en u de maaihoogtestang in de blokken van de hefarm kunt brengen (Figuur 26).

    5. Bevestig de hefarm aan de zwenkwielarm; gebruik hierbij 2 drukringen, een gaffelpen en een R-pen. Plaats de drukringen tussen de hefarm en de beugel van de zwenkwielarm (Figuur 26) en steek het uiteinde van de gaffelpen in de sleuf in de lip van de zwenkwielarm om de gaffelpen te borgen.

    6. Herhaal de procedure voor de tegenoverliggende hefarm.

    7. Start de tractie-eenheid en breng de maai-eenheid omhoog.

      g018216

    Onderhoud van de lagers in de zwenkwielarmen

    In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.

    Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en zijn deze aan vervanging toe.

    1. Breng de maai-eenheid omhoog zodat de wielen vrijkomen van de grond. Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Verwijder het klemkapje, de afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas.

    3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsstuk(ken) onder op de as zitten.

    4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 27). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen.

      g004737
    5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat.

    6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging.

    7. Duw de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis, schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as, en plaats het klemkapje op de zwenkwielas.

    Onderhoud van zwenkwielen en lagers

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
    1. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 28). Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm.

      g004738
    2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 28). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf.

    3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen.

    4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken.

    5. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten.

    6. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van een bout en een borgmoer.

    Onderhoud van de maaimessen

    Veiligheid van de messen

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.

    • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.

    Controleren op kromme messen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Breng de maai-eenheid omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas UIT. Zet daarna de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet de maai-eenheid vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Draai het mes totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand vanaf de binnenkant van de maai-eenheid tot de voorste snijrand van het mes (Figuur 29) en onthoud deze afstand.

      g010549
    3. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren. Meet de afstand tussen de maai-eenheid en de snijrand van het mes op dezelfde plaats als bij stap 2. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap2 en 3 mag niet meer bedragen dan 3 mm. Als het verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Mes(sen) verwijderen en monteren.

    Mes(sen) verwijderen en monteren

    Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans, krom of versleten is. Gebruik ter vervanging altijd originele Toro messen zodat u zeker bent van een veilig gebruik en optimale prestaties. Gebruik nooit messen van andere fabrikanten, omdat deze gevaarlijk kunnen zijn.

    1. Breng het maaidek omhoog naar de hoogste stand, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 30).

      g010555
    3. Plaats het mes met de vleugel in de richting van de maai-eenheid en bevestig de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m.

      Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maai-eenheid wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.

    Het/de mes(sen) controleren en slijpen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de mesbouten vast.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Maaimessen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Draai de mesbouten vast.
  • Gevaar

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Probeer nooit een verbogen mes weer recht te buigen.

    • U mag gebroken of gescheurde messen niet lassen.

    • Vervang een versleten of beschadigd mes door een nieuw Toro mes om er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt.

    Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel is belangrijk omdat dit het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel zal echter tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal. Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Breng de maai-eenheid omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas UIT. Zet daarna de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Controleer nauwkeurig de uiteinden van het maaimes, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gebogen deel samenkomen (Figuur 31). Omdat het metaal dat het platte en het gebogen deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een slijtplek (Figuur 31) ontdekt, moet u het mes vervangen: zie Mes(sen) verwijderen en monteren.

      g006530

      Waarschuwing

      Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de wiek en het platte deel van het mes (Figuur 31). Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.

      • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

      • Vervang een versleten of beschadigd mes door een nieuw Toro mes om er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt.

    3. Controleer de snijranden van alle messen. Als de snijranden niet scherp zijn of bramen vertonen, moeten ze worden geslepen. Gebruik een vijl om de bovenkant van het mes te slijpen en de oorspronkelijke snijhoek te behouden en te zorgen dat het mes scherp blijft (Figuur 32). Het mes zal in balans blijven als dezelfde hoeveelheid metaal aan beide snijranden wordt weggehaald.

      g000276

      Note: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine, zie Het maaimes verwijderen. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout. De vleugelen moeten zich aan de bovenzijde van het mes bevinden. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m.

    De aandrijfriem vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u een van deze dingen merkt.

    1. Laat de maai-eenheden neer op de grond. Verwijder de drijfriemkappen die boven op de maai-eenheid zitten. Zet de drijfriemkappen weg.

    2. Trek de poelie van de tandwielkast weg van de onderste drijfriem (Figuur 33) om deze te ontspannen en laat de drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een momentsleutel of soortgelijk gereedschap (Figuur 34).

      g012238
      g012239
    3. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie.

    4. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie Figuur 35.

      decal108-1988
    5. Plaats de drijfriemkappen terug.

    Grasgeleider vervangen

    Waarschuwing

    Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes.

    • Gebruik de machine niet zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger.

    • Controleer of de grasgeleider omlaag staat.

    1. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Figuur 36). Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider.

    2. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. Plaats het L-vormige uiteinde van de veer achter de rand van de maai-eenheid.

      Note: Zorg ervoor dat het L-vormige eind van de veer is gemonteerd achter de rand van de maai-eenheid voordat u de bout plaatst zoals wordt aangegeven in Figuur 36.

    3. Monteer de bout en de moer. Plaats het J-vormige haakuiteinde van de veer om de grasgeleider (Figuur 36).

      Important: U moet de grasgeleider omlaag kunnen brengen op zijn plaats. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.

      g004485

    Schoonmaken onder de maai-eenheid

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na elk gebruik
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van de maai-eenheid.

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal naar de neutraalstand komen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Breng de maaidekken omhoog in de TRANSPORTSTAND.

    4. Gebruik een krik om de voorkant van de machine op te heffen en plaats deze op kriksteunen.

    5. Reinig de onderkant van de maai-eenheid grondig met water.

    Stalling

    1. Schakel de aftakas uit, zet het tractiepedaal vrij naar de neutraalstand, laat de maai-eenheid zakken, zet de gashendel in de stand TRAAG en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet altijd de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Wacht totdat alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of repareert.

    3. Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten:

      • De onderkant van de maai-eenheid

      • Ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid

      • Aftakas

      • Alle smeernippels en draaipunten

    4. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    5. Verwijder, slijp en balanceer de messen van de maai-eenheid. Monteer de messen en draai de bevestigingen van de messen vast met een torsie 115 tot 149 N·m.

    6. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.

    7. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.

    8. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Deuken herstellen.