Inleiding

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen, sportvelden en commerciële terreinen. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras en andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw.

Important: Om de veiligheid en de prestaties van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u nalaat deze bedieningsinstructies op te volgen of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro dealer. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Het model- en serienummer bevinden zich op een plaatje op het achterframe. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g234204

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, over de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, en over onderhoud en garantie. Bestel vervangonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Als u deze machine gebruikt op een hoogte tussen 1500 en 2400 meter boven de zeespiegel moet u de set voor grote hoogte aanschaffen. Raadpleeg uw erkende Toro verdeler.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute) en voldoet aan deze normen indien u de dodemansknop monteert en de vereiste stickers aanbrengt.

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.

  • Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen. Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.

  • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Schakel de machine uit en koppel de accu af voordat u onderhoud uitvoert aan de machine of materiaal verwijdert dat vast is komen te zitten.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie waar nodig in deze handleiding.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal115-7271
decal120-2769
decal120-9570
decal120-9571
decal120-9598
decal130-8322
decal131-3111
decal133-8062
decal115-7274
decal133-2335

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De tractie-eenheid gebruiksklaar maken

Optioneel — Maai-eenheden modellen 04251, 02452, 04253 en 04254

Als u een maai-eenheid model 04251, 02452, 04253 of 04254 monteert op deze tractie-eenheid, voer dan de volgende stappen uit:

  1. Plaats de maai-eenheid op een vlak, horizontaal oppervlak.

  2. Meet op beide bevestigingsarmen (Figuur 3) 2.3 mm naar de binnenkant van de lipjes toe en schuur de hoeken vlak zoals getoond in Figuur 4.

    g034505
    g034506
  3. Lak het blootliggende metaal om corrosie te voorkomen.

Het maaidek op de tractie-eenheid monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (⅜" x ¾")2

Note: Om de gewichtstang op uw machine te monteren, dient u de montage-instructies in de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid te raadplegen.

  1. Plaats de machine op de trommels op een horizontaal oppervlak.

  2. Laat de kickstandaard zakken en druk de borgpen in om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 5). Laat de machine rusten op de geborgde kickstandaard.

    Note: Zet de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND telkens als u de maai-eenheid gaat verwijderen. Als de kickstandaard in deze stand staat, kan de machine niet achteroverkantelen op de handgreep.

    g018142
  3. Duw het maaidek onder de tractie-eenheid en vervolgens naar links om de transmissiekoppeling te laten aangrijpen (Figuur 6).

    g000483
  4. Beweeg het frame van de machine naar voren totdat het contact maakt met de draaiarmen van de maai-eenheid Figuur 7.

    g032418
  5. Bevestig het frame van de machine aan de draaiarmen van het maaidek met de 2 bouten (⅜" x ¾") (Figuur 7).

  6. Zet de kickstandaard in de OPSLAGSTAND door de borgpen los te maken en de kickstandaard naar boven te laten kantelen.

  7. Stel de maaihoogte van de maai-eenheid in; zie de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.

De handgreepbevestigingen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Handgreepbevestiging2
R-pen2
  1. Ondersteun de handgreep en verwijder de kabelbinders waarmee de handgreepklemmen aan de zijplaten zijn bevestigd (Figuur 8).

    g017005
  2. Draai de handgreep in de gewenste gebruiksstand en breng een handgreepbevestiging over de handgreepklem en in de overeenkomende gaten van de zijplaat (Figuur 8).

  3. Borg de positie van de klem met een borgpen (Figuur 8).

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de handgreep.

  5. Stel de handgreep af op de gewenste hoogte; raadpleeg Hoogte van handgreep instellen.

    Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

De transportwielen monteren

Optioneel

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Transportwielen — Transportwielset (modelnr. 04123 [optioneel])2
  1. Druk met uw voet het midden van de kickstandaard naar beneden en trek de onderste steun van de duwboom omhoog tot de kickstandaard naar voren, over het midden is gedraaid (Figuur 9).

    g016833
  2. Draai de sluitklem van het wiel weg van het midden van het wiel en schuif het wiel op de zeskantige as (Figuur 10).

    g017591
  3. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.

  4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

  5. Pomp de banden op tot 0,83 tot 1,03 bar

  6. Laat de machine voorzichtig van de kickstandaard zakken door de machine langzaam vooruit te duwen of de onderste handgreepsteun op te tillen. Zo laat u de kickstandaard terug naar de stand STALLING bewegen.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het oliepeil in de motor; zie Het motoroliepeil controleren.

De sticker met het productiejaar aanbrengen

Alleen CE-machines

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Sticker productiejaar1

Als u deze machine gebruikt in een land waar de CE-normen van toepassing zijn, moet u de sticker met het productiejaar aanbrengen in de buurt van het plaatje met het serienummer; zie Figuur 11.

g233866

De grasmand monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grasmand1
  1. Neem de grasmand vast bij de handgreep.

  2. Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van het maaidek en over de voorste rol (Figuur 12).

    g032407
  3. Monteer de grasmandhaken over de framebeugel (Figuur 12).

Important: In het geval dat u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade (Figuur 13). Zet de contactpunten recht voor dat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken.Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de maai-eenheid raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de maai-eenheid.

g032408

De machine inrijden

Er is slechts een inrijperiode van 8 uur maaien vereist.

De eerste bedrijfsuren zijn van cruciaal belang voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst. U moet de prestaties van de machine scherp in het oog houden zodat kleine gebreken die later grote problemen kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en verholpen. Controleer de machine tijdens de eerste bedrijfsuren regelmatig op tekenen van lekkage, loszittend bevestigingsmateriaal of andere gebreken.

Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor de aanbevolen procedures voor olieverversing en onderhoud tijdens de inrijperiode.

Algemeen overzicht van de machine

g032409
g032410

Gashendel

De gashendel (Figuur 15 en Figuur 16) bevindt zich rechts achter op het instrumentenpaneel. Draai de gashendel om het toerental te regelen.

g027738

Schakelhendel voor tractie en messenkooi

De schakelhendel voor de tractie en de messenkooi (Figuur 17) bevindt zich rechts voor op het instrumentenpaneel.

De hendel heeft 2 standen om de machine te transporteren: NEUTRAAL en VOORUIT. Duw de hendel naar voren naar de stand tractie—VOORWAARTS (transport) of de stand tractie—VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving— INGESCHAKELD om de tractieaandrijving in te schakelen (Figuur 17).

Note: Om de hendel te bewegen moet u eerst de dodemanshendel inschakelen.

g000494

De hendel heeft 2 standen om de messenkooi te bedienen: INGESCHAKELD en UITGESCHAKELD. Beweeg de bovenkant van de hendel naar links en vervolgens naar voren in de stand tractie—VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving—INGESCHAKELD om de messenkooi in te schakelen en te beginnen met maaien. Duw de hendel naar rechts in de stand tractie—VOORWAARTS (transport) om de messenkooi uit te schakelen en vooruit te blijven rijden, of trek de hendel naar achteren in de stand tractie—NEUTRAAL en messenkooi-aandrijving—UITGESCHAKELD om zowel de messenkooi als de tractieaandrijving uit te schakelen (Figuur 17).

Note: Als u de dodemanshendel vrijstelt, keert de hendel terug naar de neutraalstand. De machine zal stoppen.

Bedrijfsrem

De bedrijfsrem (Figuur 18) bevindt zich vooraan links van de handgreep. Trek de hendel naar achteren om de bedrijfsrem in te schakelen.

U dient de rem vrij te zetten voordat u de tractieaandrijving inschakelt. Als u de machine gebruikt terwijl de rem ingeschakeld is, zal de machine wel rijden, maar met hoge weerstand en een groter verbruik.

g016853

Vergrendeling parkeerrem

Gebruik de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 18) met de bedrijfsrem. Draai de vergrendeling van de parkeerrem naar de remhandgreep om de bedrijfsrem op zijn plaats te houden. Trek aan de remhandgreep om vrij te zetten.

Note: U kunt de hendel van de tractiebediening niet bewegen als de vergrendeling ingeschakeld is.

Aan-/Uit-schakelaar

De Aan-/Uit-schakelaar (Figuur 15) bevindt zich op de bovenkant van het bedieningspaneel. Zet de schakelaar op AAN om de motor te starten en op UIT om de motor af te zetten.

Dodemanshendel

U moet de dodemanshendel (Figuur 15) inschakelen voordat u de tractiehendel inschakelt. Als u de dodemanshendel vrijzet tijdens het werk, keert de tractiehendel terug naar neutraal. De machine blijft lopen.

Chokehendel

De chokehendel (Figuur 19) bevindt zich links voor op de motor. De hendel heeft 2 standen: LOPEN en CHOKE. Zet de hendel op CHOKE voordat u een koude motor start. Zodra de motor start, zet u de hendel op LOPEN.

g024364

Brandstofafsluitklep

De brandstofafsluitklep (Figuur 19 en Figuur 20) bevindt zich links voor op de motor, bij de chokehendel. De klep heeft 2 standen: DICHT en OPEN. Beweeg de hendel naar boven, op DICHT als u de machine stalt of vervoert. Open de klep voordat u de motor start door de hendel naar beneden te bewegen.

g196011

Handgreep van startkoord

Trek aan de handgreep van de handstarter (Figuur 21) om de motor te starten.

g018268

Kickstandaard

De kickstandaard (Figuur 23) is bevestigd aan de achterkant van de machine. Gebruik de kickstandaard wanneer u de transportwielen of de maai-eenheid monteert of verwijdert.

  • Om de kickstandaard te gebruiken bij de montage van de transportwielen moet u de kickstandaard op de grond laten zakken en op de lus trappen. Trek de centrale onderste handgreep van de machine op hetzelfde moment naar boven en naar achteren (Figuur 22).

    Voorzichtig

    De machine is zwaar en kan rugklachten veroorzaken als deze niet op de juiste manier wordt opgetild.

    Zet uw gewicht op de lus van de kickstandaard en gebruik alleen de centrale onderste handgreep om de machine hoger te zetten. Als u de eenheid op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.

    g018793
    g239955
  • Om te voorkomen dat de machine achteroverkantelt bij het verwijderen van de messenkooi moet u de kickstandaard laten zakken en de borgpen indrukken om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 24).

    g018142

1820 tractie-eenheid

Breedte82,5 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met riem152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maai-eenheid met 11 messen en grasmand)117 kg
Maaibreedte46 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid)

2120 tractie-eenheid

Breedte90,1 cm
Hoogte104,8 cm
Lengte met riem152,4 cm
Nettogewicht (inclusief maai-eenheid met 11 messen en grasmand)117,9 kg
Maaibreedte53,3 cm
Maaihoogte1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat
MaaifrequentieInstelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid)

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid vóór gebruik

Algemene veiligheid

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de opleiding van alle bestuurders en monteurs.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Controleer of de dodemanshendel (indien aanwezig), de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

  • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die het gebruik van de machine zouden kunnen hinderen of die de machine zou kunnen uitwerpen.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien.

Veilig omgaan met brandstof

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of geen brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst. Voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer de procedures voor het dagelijks onderhoud uit, zie Controlelijst Dagelijks Onderhoud.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het motoroliepeil voor elk gebruik of om de 8 bedrijfsuren, zie Het motoroliepeil controleren.

Brandstofspecificaties

Inhoud brandstoftank: 3,0 liter

Aanbevolen brandstof: loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2)

Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik.

  • Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol).

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud).

  • Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie

Brandstoftank vullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op.

  • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

  • Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

  • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

Gevaar

In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

  • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

  • Als het praktisch mogelijk is, kunt u de machine het beste uit de vrachtwagen of aanhanger halen en bijvullen met brandstof als ze op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat in plaats van met behulp van een vulpistool.

  • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van het vulpistool en de opening van de brandstoftank, blik of fles met conditioner.

  • Voorkom contact met de huid; gemorste brandstof afspoelen met zeep en water.

  1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de dop van de tank (Figuur 25). Vul de brandstoftank niet verder dan tot aan de onderkant van de filterzeef.

    Important: Vul de tank niet te vol.

    g018269
  2. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste brandstof weg.

De machine aanpassen aan de gazonomstandigheden

Raadpleeg onderstaande tabel om de machine aan te passen aan de gazonomstandigheden.

Ondermesbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers)
OnderdeelnummerBeschrijvingAgressiviteitOpmerkingen
106-2468-01Niet-agressiefMinderRood, standaard
99-3794-03AgressiefMeerZwart
Ondermesbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers)
110-2282-01Niet-agressiefMinderRood, standaard
110-2281-03AgressiefMeerZwart
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers)
OnderdeelnummerBeschrijvingMaaihoogtebereikOpmerkingen
115-1880Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
93-4262 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
108-4303 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
115-1881Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
93-4263 Tournament 3,2 tot 6,4 mm 
108-4302Extended Tournament3,2 tot 6,4 mmMinder agressief
93-4264 Lage maaihoogte 6,4 mm en hoger 
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers)
117-1530Microcut EdgeMax1,6 tot 3,2 mmStandaard
98-7261 Microcut 1,6 tot 3,2 mm 
110-2300 Verlengde Microcut 1,6 tot 3,2 mmMinder agressief
98-7260 Tournament3,2 tot 6,4 mm 
117-1532Tournament EdgeMax3,2 tot 6,4 mm 
110-2301 Lage maaihoogte6,4 mm en hoger 
Rollen (Flex/eFlex 2120 maaiers)
OnderdeelnummerBeschrijvingDiameter/MateriaalOpmerkingen
04255 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
04256 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
04257 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
04258 Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
04267Paspalum6,4 cm/aluminium Minder indringing met zachte, smalle sleuven
115-7356 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter
120-9595 Achterrol 5,1 cm/staal Staal Achter
Rollen (Flex/eFlex 1820 maaiers)
120-9607 Wiehle, met smalle tussenruimte 6,4 cm/aluminium Smalle sleuven
120-9609 Wiehle, met brede tussenruimte 6,4 cm/aluminium Meer indringing, brede sleuven
120-9611 Volledige rol 6,4 cm/staal Minste indringing
121-4681Wiehle met smalle tussenruimte – lang6,4 cm/aluminium Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer
120-9605 Achterrol 5,1 cm/aluminium Standaard achter

Hoogte van handgreep instellen

Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.

  1. Zet de 3 slotbouten en moeren los waarmee de zijkanten van de handgreep in de handgreepklemmen zijn bevestigd (Figuur 26).

    g016851
  2. Trek de handgreep langzaam en gelijkmatig aan elke kant omhoog tot de gewenste gebruiksstand is bereikt.

  3. Draai de slotbouten en de moeren vast om de afstelling te borgen.

De hoek van de handgreep instellen

  1. Verwijder de R-pennen van de handgreepbevestigingen aan beide zijden van de maaimachine (Figuur 27).

    g017005
  2. Ondersteun de handgreep en verwijder de R-pennen van beide zijden. Draai vervolgens de handgreep in de gewenste gebruiksstand (Figuur 27).

  3. De handgreepbevestigingen en R-pennen monteren.

De gashendel afstellen

  1. Verwijder het bedieningspaneel.

  2. Maak de 2 bevestigingen los waarmee de gashendel bevestigd is (Figuur 28).

    g027739
  3. Zet de gashendel in de gewenste stand.

  4. Maak de bevestigingen van de gashendel vast.

  5. Plaats het bedieningspaneel terug dat u eerder hebt verwijderd.

Werking van interlockschakelaars controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de werking van de interlockschakelaars.
  • Voorzichtig

    Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.

    • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.

    De interlockschakelaar van de dodemanshendel controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Start de motor.

    3. Probeer terwijl de dodemanshendel vrij staat de tractiehendel in te schakelen (Figuur 29). De tractiehendel mag niet ingeschakeld worden. Als de tractiehendel toch wordt ingeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie .

      g032412
    4. Zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de tractiehendel ingeschakeld (Figuur 29). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie .

    5. Schakel de tractie- en messenkooiaandrijving in en zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat (Figuur 29). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie of De bediening van de messenkooi afstellen.

    6. Beweeg de schakelhendel naar rechts om de messenkooiaandrijving uit te schakelen, terwijl de dodemanshendel ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat om de tractie- en messenkooiaandrijving in te schakelen (Figuur 29). De messenkooiaandrijving moet uitgeschakeld worden. Als de messenkooiaandrijving niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De bediening van de messenkooi afstellen.

    7. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De interlockschakelaar van de tractie controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Terwijl de dodemanshendel ingedrukt is, de tractiehendel ingeschakeld is en de motorbedieningsorganen zich in de startstand bevinden (Figuur 29), probeert u de motor te starten. De motor mag niet starten. Als de motor wel start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie .

    3. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De interlockschakelaar van de rem controleren

    1. Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.

    2. Probeer de motor te starten terwijl de tractiehendel uitgeschakeld is, de bedrijfsrem ingeschakeld en de motorbedieningsorganen in de startstand (Figuur 29). De motor moet starten. Als de motor niet start, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    3. Schakel de bedrijfsrem in (niet de grendel van de parkeerrem), druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in terwijl de motor draait (Figuur 29). De motor moet werken om ondanks de rem te blijven draaien, maar mag niet afslaan. Als de motor onmiddellijk afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    4. Schakel de vergrendeling van de parkeerrem in, druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in, terwijl de motor draait (Figuur 29). De motor moet afslaan. Als de motor niet afslaat, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.

    5. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

    De machine transporteren naar een werkterrein

    De machine transporteren met transportwielen

    Gebruik de transportwielen om de machine over korte afstanden te transporteren.

    1. Monteer de transportwielen; raadpleeg De transportwielen monteren

    2. Zorg ervoor dat de tractiebediening en de messenkooibediening in NEUTRAAL staan.

    3. Start de motor; zie Motor starten

    4. Zet de gashendel op LANGZAAM, kantel de voorzijde van de machine voorzichtig omhoog om de tractieaandrijving in te schakelen en verhoog geleidelijk aan de snelheid.

    5. Zorg ervoor dat de gashendel zodanig is afgesteld dat de maaimachine met de gewenste snelheid kan worden gebruikt, en rij de machine naar de plaats van bestemming.

    De machine transporten met een aanhanger

    Gebruik een aanhanger om de machine over aanzienlijke afstanden te transporteren. Wees voorzichtig wanneer u de machine op en van de aanhanger rijdt.

    1. Rijd de machine voorzichtig op de aanhanger.

    2. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    3. Bevestig de machine stevig op de aanhanger.

    Note: De Toro Trans Pro aanhanger kan worden gebruikt om de machine te transporteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw aanhanger voor instructies over het laden van de aanhanger.

    Important: Laat de motor niet lopen als u de machine vervoert op een aanhanger, omdat hierdoor schade aan de machine kan ontstaan.

    De machine slepen

    • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

    • Bind de machine stevig vast.

    Tijdens gebruik

    Veiligheid tijdens gebruik

    Algemene veiligheid

    • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

    • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen.

    • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

    • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Houd omstanders, in het bijzonder kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied. Zet de motor af als iemand het werkgebied betreedt.

    • Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen waar uitlaatgassen zich kunnen ophopen.

    • Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

    • Schakel alle werktuigkoppelingen uit, zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking voordat u de motor start.

    • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

    • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

    • Ga altijd in de bestuurderspositie staan (achter de handgreep) als u de machine start en gebruikt.

    • Zorg ervoor dat de grasmand zich op zijn plaats bevindt terwijl u maait. Zet de motor af voordat u de mand leegmaakt.

    • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.

    • Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

    • Zet in de volgende situaties de motor af en schakel de aandrijving van het maaidek uit:

      • Voordat u brandstof bijvult

      • Voordat u verstoppingen verwijdert

      • Vóór verwijdering van de grasvanger

      • Voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht

      • Als u een voorwerp hebt geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer start en gebruikt

      • Voordat u de bestuurderspositie verlaat

    • Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit wanneer u de machine transporteert of niet gebruikt.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.

    • Stop de maaimessen altijd wanneer u niet daadwerkelijk maait.

    • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.

    • Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door The Toro® Company zijn goedgekeurd.

    De machine veilig gebruiken op hellingen

    • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

    • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

    • Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en beoordeel de gebruiksomstandigheden van de machine om na te gaan of de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kan worden gebruikt. Veranderingen in het terrein kunnen resulteren in een verandering van gebruik van de machine op hellingen.

      • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk.

      • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.

      • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

      • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Tractieverlies kan ertoe leiden dat de machine gaat schuiven en dat u de controle over de remmen en het stuur verliest.

      • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een deel van de tractie over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.

      • Spoor gevaren onderaan de helling op.

    Motor starten

    Note: Voor afbeeldingen en beschrijvingen van de bedieningsorganen die worden genoemd in dit hoofdstuk, zie Bedieningsorganen.

    Note: Zorg ervoor dat de bougiekabel is aangesloten op de bougie.

    1. De tractiehendel en de messenkooihendel moeten op UIT staan.

      Note: De motor zal niet starten als de tractie is INGESCHAKELD.

    2. Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep open is.

    3. Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN.

    4. Zet de gashendel in de stand SNEL.

    5. Zet de chokehendel halverwege tussen CHOKE en LOPEN als u een koude motor start.

      Note: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.

    6. Trek de handgreep van de terugloopstarter naar buiten totdat deze vastgrijpt, trek vervolgens krachtig hieraan om de motor te starten.

      Important: Trek het startkoord niet tot het eind naar buiten en laat de handgreep van de starter niet los als u het koord naar buiten trekt; de kans bestaat dat het koord breekt of dat het terugloopmechanisme schade oploopt.

    7. Zet de chokehendel op LOPEN als de motor warm wordt.

    De motor afzetten

    1. Schakel de tractiebediening en de messenkooibediening UIT.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM.

    3. Zet de Aan-/Uit-schakelaar naar de stand UIT.

    4. Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt

    De transmissie vrijstellen

    Als de machine uitvalt terwijl de motorrem ingeschakeld is, kunt u de trommel losmaken van de transmissie en zo de machine bewegen.

    1. Zoek aan de rechterachterhoek van de machine de hendel om de tractie in en uit te schakelen. Deze bevindt zich naast de trommel van de aandrijfbehuizing (Figuur 30).

      g032413
    2. Draai de hendel achteruit om de transmissie van de trommel te koppelen.

      Important: Duw de hendel vanaf de voorkant om te voorkomen dat uw hand een klap krijgt van de veerbelaste hendel.

    3. Beweeg de machine zoals gewenst.

      Important: Probeer indien mogelijk te vermijden dat u de machine moet slepen. Als het absoluut noodzakelijk is om de machine te slepen, sleep deze dan nooit sneller dan 4,8 km/u en maak de transmissie altijd los van de trommel. Als u dit niet doet, zult u waarschijnlijk schade toebrengen aan de machine, in het bijzonder de elektrische onderdelen.

    4. Als u klaar bent, draait u de hendel voorwaarts om de transmissie aan de trommel te koppelen.

    Note: De bedrijfsrem werkt nog altijd als de transmissie losgekoppeld is van de trommel.

    Tips voor bediening en gebruik

    Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Als de maai-eenheid veel ronddraait zonder maaisel kan dit leiden tot beschadiging van de maai-eenheid.

    • Maai de greens door recht heen en weer te gaan over elke green.

    • Maai niet in cirkels en draai de machine niet op de greens, om schade door schuren te voorkomen.

    • Haal de maaimachine van de green door de messenkooi omhoog te brengen (handgreep omlaag duwen) en de tractietrommel aan te zetten.

    • Maai bij een normale loopsnelheid. Een hogere snelheid levert weinig tijdwinst op en leidt tot slechtere maairesultaten.

    • Om ervoor te zorgen dat u de greens in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de mand gebruiken (Figuur 31).

      g016840

    De machine gebruiken bij geringe verlichting

    Gebruik de LED-lampset als u de machine gebruikt bij geringe verlichting; neem contact op met uw erkende Toro verdeler.

    Important: Gebruik geen andere verlichtingssystemen met deze machine: deze zijn niet compatibel met de wisselstroom geleverd door de motor.

    De bedieningsorganen gebruiken tijdens het maaien

    1. Start de motor, zet de gashendel op lage snelheid, duw de handgreep omlaag om de maai-eenheid omhoog te brengen, druk de dodemanshendel in, zet de tractiehendel en de aandrijfhendel van de messenkooi in de stand VOORUIT (transport) en ga met de maaimachine naar de rand van de green (Figuur 32).

    2. Zet de hendel in de stand NEUTRAAL (Figuur 32).

      g000494
    3. Zet de hendel naar de stand tractie - NEUTRAAL en de aandrijving messenkooi - UIT (Figuur 32).

    4. Zet de hendel naar de stand tractie - VOORUIT en de aandrijving messenkooi - AAN (Figuur 32), geef meer gas totdat de machine de gewenste snelheid heeft bereikt. Duw vervolgens de machine de green op, laat de maai-eenheid neer en begin met maaien.

    De bedieningsorganen gebruiken na het maaien

    1. Rij de machine van de green af, schakel de messenkooi uit en zet de rijhendels in de stand UIT en zet de motor af.

    2. Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand op de maaier en transporteer de machine naar de stalling.

    Na gebruik

    Veiligheid na het werk

    Algemene veiligheid

    • Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de machine een brandstofafsluitklep heeft, draait u deze dicht na het maaien.

    • Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

    De machine transporteren

    Na het maaien: transporteer de machine van de werkplek, zie De machine transporteren met transportwielen of De machine transporten met een aanhanger.

    Onderhoud

    Waarschuwing

    Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.

    Zorg ervoor dat de machine goed wordt onderhouden en goed functioneert zoals aangegeven in deze instructies.

    Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25 °, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Note: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabels opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kunnen maken met de bougies.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de werking van de interlockschakelaars.
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie (vaker in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren luchtfilterelement (vaker onder vuile of stoffige condities).
  • Bougie controleren.
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Vervang de olie van de koppeling door Mobil ATF D/M vloeistof voor automatische transmissies (Toro onderdeelnr. 505–136).
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Vervang de brandstofslang.
  • Vervang de ontluchtingsslang.
  • De drijfriem van de messenkooi controleren.
  • Controleer de drijfriemen van de transmissie.
  • Controleer de transmissielagers.
  • Controlelijst Dagelijks Onderhoud

    Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van veiligheidssysteem controleren.       
    Werking van de parkeerrem controleren.       
    Controleren of de draaiverbindingen onbelemmerd werken.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Het motoroliepeil controleren.       
    Het luchtfilter controleren       
    De koelribben van de motor reinigen.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.       
    Maaihoogte-instelling controleren.       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Veiligheid voorafgaand aan onderhoud

    • Schakel de aandrijvingen en de maai-eenheid uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en maak de bougiekabel los van de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

    • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en bewegende delen houden. Houd omstanders op een afstand.

    • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en dat alle hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Draai al het bevestigingsmateriaal regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.

    • Controleer de onderdelen van de grasvanger regelmatig en vervang ze wanneer dit nodig is.

    • Verwijder gras en vuil van het maaidek, de aandrijvingen, de geluiddempers, de koelschermen en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

    • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.

    • Indien grote reparaties nodig zijn of ondersteuning vereist is moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

    • Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • Benzine is ontvlambaar en explosief en kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Controleer regelmatig of de brandstofleidingen goed vastzitten en slijtage vertonen. Indien nodig moet u ze vastzetten of repareren.

    • Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als de brandstofdop in aanraking komt met brandstof, moet u de dop vervangen.

    • Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel. Als u de brandstoftank moet aftappen, doe dit dan in de open lucht.

    Motorolie verversen/oliepeil controleren

    Vul het carter met ongeveer 0,6 liter olie die de juiste viscositeit heeft voordat u de machine start. De motor gebruikt een type hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) onderhoudsclassificatie SE of hoger heeft verleend. Selecteer de juiste viscositeit (dikte) van de olie op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 33 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.

    g016841

    Note: Multigrade-olie (5W-20, 10W-30 en 10W-40) leidt tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u dit type olie gebruikt.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Het ideale moment om de motorolie te controleren, is wanneer de motor koud is of voordat u deze hebt gestart aan het begin van de werkdag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug in het carter laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u het motoroliepeil controleert.

    1. Verwijder de transportwielen (indien aanwezig).

    2. Plaats de machine zo, dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de oliepeilstok (Figuur 34).

      g018270
    3. Verwijder de oliepeilstok door deze naar links te draaien (Figuur 34).

    4. Veeg de peilstok schoon en plaats deze in de vulopening, maar schroef de oliepeilstok niet in de opening.

    5. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

    6. Als het peil te laag staat, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de 'H'- en 'L'-markering op de peilstok staat (Figuur 35). Controleer het oliepeil.

      Important: Laat het carter niet te vol worden.

      g007620
    7. Monteer de peilstok en veeg gemorste olie op.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie (vaker in stoffige of vuile omstandigheden).
    1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de motorolie warm wordt.

    2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug aan de achterzijde van de machine (Figuur 34). Zet de aftapplug los.

    3. Duw de handgreep omlaag om de maaimachine en de motor naar achteren te kantelen, zodat alle olie in de opvangbak kan lopen.

      Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.

    4. Plaats de aftapplug terug en vul het carter weer met de aanbevolen olie.

    5. Draai de aftapplug vast met een torsie van 20 tot 23 N·m.

    6. Neem eventueel gemorste olie op.

    7. U moet de oude olie op de juiste wijze afvoeren. Voer deze af of recycle deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren luchtfilterelement (vaker onder vuile of stoffige condities).
    1. Zorg dat de kabel van de bougie is verwijderd.

    2. Verwijder de vleugelmoer waarmee het luchtfilterdeksel vastzit aan het luchtfilter, en haal het deksel weg.

    3. Reinig het deksel (Figuur 36 en Figuur 37).

      g018271
    4. Als het schuimelement vuil is, neem het dan uit het papierelement (Figuur 37). Reinig het als volgt.

      1. Was het schuimelement in een oplossing van vloeibare zeep en warm water. Knijp het schuimelement uit om het vuil te verwijderen, maar vermijd wringen omdat het schuim dan kan scheuren.

      2. Droog het schuimelement door dit te wikkelen in een schone doek. Knijp in de doek en het schuimelement om het te drogen, maar wring niet - dan zou het schuim kunnen scheuren.

      3. Drenk het schuimelement door en door in schone motorolie. Knijp in het element om de overtollige olie te verwijderen en de olie goed te verdelen.

        Note: Een schuimelement dat vochtig is van olie is wenselijk.

        g016845
    5. Controleer de conditie van het papierelement. Reinig het door voorzichtig erop te kloppen en vervang het indien dit nodig is.

      Important: Reinig het papierelement niet met perslucht.

    6. Monteer het schuimelement, het papierelement en het luchtfilterdeksel.

      Important: Laat de motor niet draaien zonder het luchtfilter, want dat zal waarschijnlijk resulteren in overmatige slijtage en beschadiging van de motor.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren.
  • Gebruik een NGK BR6HS bougie of een bougie van een equivalent type. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt.

    1. Trek de bougiekabel los van de bougie (Figuur 38).

      g016986
    2. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

    3. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand 0,6 tot 0,7 mm bedraagt, zoals getoond in (Figuur 39). Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie stevig vast met een torsie van 23 N·m.

      g016950

    Onderhoud brandstofsysteem

    Het scherm van de brandstoftank reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het scherm van de brandstoftank reinigen.
    1. Schroef de brandstoftankdop van de tank en verwijder de dop (Figuur 40).

      g016857
    2. Verwijder het brandstoftankscherm van de binnenkant van de brandstoftank.

    3. Reinig het scherm in schone brandstof en monteer het opnieuw in de tank.

    4. Monteer de brandstoftankdop op de brandstoftank.

    Brandstofslang vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Vervang de brandstofslang.
  • Als er brandstof lekt uit de brandstofslang moet de slang direct worden vervangen.

    De breatherslang (beluchting) vervangen.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Vervang de ontluchtingsslang.
  • Als de breatherslang beschadigd is, moet u deze direct vervangen.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de interlockschakelaar van de tractie

    Ga als volgt te werk als de interlockschakelaar van de tractie moet worden afgesteld of vervangen.

    1. Zorg dat de motor uit staat.

    2. Verwijder het schakelpaneel.

    3. Stel de tractiehendel in werking.

      g016912
    4. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 41).

    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de tractiehendel en de interlockschakelaar (Figuur 41).

    6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast.

    7. Schakel de tractiehendel in en controleer de tussenruimte. Het normale bereik tijdens gebruik is 0,76 tot 3,05 mm. Schakel de tractiehendel in en controleer of er stroom op de schakelaar staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    De interlockschakelaar van de rem onderhouden

    1. Zorg dat de motor uit staat.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Schakel de hendel van de bedrijfsrem en de vergrendeling van de parkeerrem in.

    4. Zet het bevestigingsmateriaal van de interlockschakelaars los en verwijder het (Figuur 42).

      g016913
    5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de interlockschakelaar (Figuur 42 ).

    6. Monteer de bevestigingen van de interlockschakelaar en draai ze vast. Controleer nogmaals de afstand. De vergrendeling mag geen contact maken met de schakelaar.

    7. Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de schakelaar indien nodig.

    Onderhouden remmen

    De bedrijfs-/parkeerrem afstellen

    Als de service-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet de kabel als volgt worden afgesteld:

    1. Zet de service-/parkeerremhendel op UIT.

    2. Verwijder het bedieningspaneel.

    3. Om de kabelspanning te verhogen, zet u de bovenste kabelcontramoer los en draait u de onderste kabelcontramoer vast (Figuur 43) tot een kracht van 156 N moet worden uitgeoefend op de remhendel om de grendel van de parkeerrem vrij te zetten.

      Important: Stel de rem niet zodanig af dat de remband aanloopt.

      g016920

    Onderhoud riemen

    De drijfriem van de messenkooi controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • De drijfriem van de messenkooi controleren.
    1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    2. Zet de flensbout los waarmee de drijfriemkap bevestigd is en verwijder de drijfriemkap zodat de riem zichtbaar wordt (Figuur 44).

      g018273
    3. Stel de riemspanning als volgt in:

      1. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing los (Figuur 45).

        g017116
      2. Gebruik een sleutel van 16 mm om de lagerbehuizing te draaien zodat deze vrij kan bewegen.

      3. Verwijder vuil uit het riemcompartiment en uit de buurt van de drukveer (Figuur 45).

      4. Zorg ervoor dat de drukveer de juiste druk uitoefent op de riem.

      5. Draai de montagemoer van de lagerbehuizing vast.

      6. Plaats de aandrijfriemkap terug.

    Controleer de messenkooikoppeling

    Verwijder de rubberen plug (Figuur 46) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om de messenkooikoppeling te controleren tijdens het afstellen.

    Important: Plaats de plug terug als u klaar bent om te voorkomen dat er vuil en stof in de koppeling terechtkomt.

    g016949

    Transmissieriemspanner in- en uitschakelen

    De transmissieriem wordt aangespannen door een veerbelaste spanpoelie. Als u de riemspanning wilt in-/uitschakelen, hebt u een 3/8" sleutel nodig om de as voor in-/uitschakeling (Figuur 46) naar de gewenste stand te draaien. Door de as een kwartslag (90°) rechtsom te draaien, maakt u de spanpoelie los van de riem (Figuur 47).

    Note: U dient de riemspanning uit te schakelen alvorens het transmissiedeksel te verwijderen

    Note: De transmissieriem heeft de juiste spanning als de markeringen van het transmissiedeksel en de koppelas overeenkomen.

    g019886

    Onderhoud bedieningsysteem

    De tractiebediening afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Vervang de olie van de koppeling door Mobil ATF D/M vloeistof voor automatische transmissies (Toro onderdeelnr. 505–136).
  • Als de tractieregeling tijdens gebruik niet goed werkt of slipt, moet deze afgesteld worden.

    1. Zet de tractiebediening in de stand AAN.

    2. Meet de afstand van de pen op een van de uiteinden van de tractiebedieningsveer tot het einde van de opening (Figuur 48); als deze afstand niet tussen 7,3 mm en 7,6 cm ligt, moet u de koppeling afstellen volgens onderstaande stappen.

      g032417
      1. Schakel de tractiebedieningshendel uit.

      2. Draai de contramoer op de spanmoer los en verwijder de gaffelpen om de veer los te koppelen van de spanmoer (Figuur 48).

      3. Draai het spanslot naar binnen of naar buiten om de gewenste lengte te verkrijgen.

      4. Monteer het spanslot op de veer; gebruik hierbij de gaffelpen.

      5. Zet de tractiebediening in de stand AAN.

      6. Meet de afstand van de pen op een van de uiteinden van de tractiebedieningsveer (Figuur 48); herhaal stap 1 tot en met 6 als deze afstand niet tussen 7,3 mm en 7,6 cm ligt.

    De bediening van de messenkooi afstellen

    Als de messenkooi niet naar behoren werkt, is afstelling vereist.

    1. Zorg ervoor dat de messenkooibediening is uitgeschakeld.

    2. Stel bij het schot van de transmissie de kabel voor de messenkooibediening af (Figuur 49) om een veerlengte van 70,6 tot 72,4 mm te verkrijgen.

      g017020
    3. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening los tot er speling op de kabel is (Figuur 50).

      g027790
    4. Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening voldoende vast om de speling uit de kabel te halen zonder de veer uit te rekken.

    5. Controleer de bediening als volgt:

      • Zorg ervoor dat de tanden van de messenkooikoppeling loskomen wanneer u de koppeling loslaat en dat de tanden van de koppeling bij inschakeling niet helemaal tot onderaan komen.

        Note: Verwijder de rubberen plug (Figuur 46) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om toegang te krijgen tot de messenkooikoppeling.

      • De stoptijd van de messenkooi moet minder dan 7 seconden bedragen als de afstelling tussen de messenkooi en het ondermes teruggedraaid is.

      • Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met uw erkende Toro dealer als u meer hulp nodig heeft.

    Stalling

    De machine veilig stallen

    • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

    • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

    De machine stallen

    1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop van de motor en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Reinig de machine niet met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de schakelhendelplaat en de motor.

    2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.

      1. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.

      3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Probeer de motor opnieuw te starten met de choke dicht. De motor mag niet aanslaan.

      4. Maak de bougiekabel los van de bougie.

      5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

        Note: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer.

    3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.

    4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. De lak is verkrijgbaar bij een erkende Toro dealer.

    5. Sla de machine op een vlakke ondergrond in een schone, droge garage of opslagruimte op. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.