Installatie

De machine klaarmaken voor de montage

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking.

  3. Draai het sleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje.

  4. Zet de laadbak omhoog; raadpleeg de Gebruikershandleiding.

De bestaande tractiemotor verwijderen

  1. Zorg ervoor dat de acculader van de machine niet aangesloten is op een stopcontact.

    Open het accucircuit door de geleiders tussen het accupack en de onderdelen van de machine los te koppelen.

    Important: Wanneer u de kabels van de motoraansluitingen (U, V en W) verwijdert, moet u een moersleutel gebruiken om de onderste moer tegen te houden terwijl u de bovenste moer loszet (Figuur 1). Als de bouten van de aansluiting kunnen draaien tijdens de verwijdering van de bovenste moer, kan de motor intern worden beschadigd.

    Note: Voorzie alle elektrische kabels van de tractiemotor van een aanduiding voor montagedoeleinden.

    g283503
  2. Koppel de elektrische connectoren van de tractiemotor los en plaats ze uit de buurt van de motor:

    1. Terwijl u de onderste moer tegenhoudt om te voorkomen dat deze losgedraaid wordt, verwijdert u de bovenste moer, de borgring en de kabelconnector van de bouten van motoraansluiting U, V en W (Figuur 1).

    2. Maak de kabelboomaansluitingen van de encoder van de tractiemotor (snelheidssensor) en de thermistor (temperatuur) los zoals getoond in Figuur 2.

      g283504
  3. Plaats de losgekoppelde kabels en kabelboomleidingen uit de buurt van de tractiemotor.

  4. Breng een geschikte hijsband aan rond het midden van de behuizing van de tractiemotor voor ondersteuning en als hefpunt voor de verwijdering van de motor. Zorg ervoor dat de draden van de encoder (snelheidssensor) of thermistor niet vast komen te zitten onder de band. Ondersteun de motor met de band om te voorkomen dat deze beweegt.

    Voorzichtig

    Om beschadiging van de motor en lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de tractiemotor goed ondersteund wordt als hij wordt verwijderd. De motor weegt ongeveer 30 kg.

  5. Verwijder de 2 flenskopschroeven waarmee de kabelbeugel is bevestigd aan de transaxle en de tractiemotor (Figuur 3).

    Plaats de kabelbeugel met de bevestigde kabels uit de buurt van de motor en de transaxle.

  6. Verwijder de 4 resterende flenskopschroeven waarmee de motor is bevestigd aan de transaxle (Figuur 3).

  7. Trek de motor weg van de transaxle tot de motoras is losgekoppeld van de ingangsas van de transaxle (Figuur 3).

  8. Hef de motor voorzichtig uit de machine en zorg ervoor dat u de sensoren van de motor of de onderdelen van de machine niet beschadigt terwijl u de motor verwijdert.

  9. Verwijder indien nodig de flenskopschroef waarmee de houder van de trillingsdemper en de trillingsdemper zijn bevestigd aan de beugel van de trillingsdemper (Figuur 3).

    Scheid de trillingsdemper en de motorkabels van de beugel.

g283479

De nieuwe tractiemotor monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Tractiemotor1
  1. Als de trillingsdemper en de draadkabels werden verwijderd van de kabelbeugel, steekt u de kabels in de trillingsdemper (Figuur 3).

  2. Bevestig de trillingsdemper en de kabels aan de beugel; maak hierbij gebruik van de beugel van de trillingsdemper en de flenskopschroef (Figuur 3).

  3. Draai de flenskopschroef vast met een torsie van 10,2 tot 12,4 N·m.

  4. Breng anti-seize smeermiddel aan op de sleuven van de transaxle en de assen van de tractiemotor (Figuur 3).

  5. Breng een geschikte hijsband aan rond de behuizing van de tractiemotor voor ondersteuning en als punt om de motor te laten zakken bij de montage van de motor. Zorg ervoor dat de draden van de encoder (snelheidssensor) of thermistor niet vast komen te zitten onder de band.

    Voorzichtig

    Om beschadiging van de motor en lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de tractiemotor goed ondersteund wordt als hij wordt verwijderd. De motor weegt ongeveer 30 kg.

  6. Laat de tractiemotor voorzichtig zakken in de machine. Lijn de motoras uit met de ingangsas van de transaxle en schuif de motor naar de transaxle.

    Zorg ervoor dat u de encoder (snelheidssensor) niet beschadigt terwijl u de motor monteert.

  7. Doe het volgende om de tractiemotor aan de transaxle te bevestigen:

    1. Lijn de montage-openingen van de motor en de transaxle uit (Figuur 3).

    2. Monteer 4 flenskopschroeven door de gaten van de transaxle en in de tractiemotor (Figuur 3).

      Laat de 2 bovenste gaten leeg voor de montage van de kabelbeugel.

    3. Plaats de kabelbeugel met de bevestigde kabels aan de motor en de transaxle (Figuur 3).

    4. Monteer de laatste 2 flenskopschroeven (Figuur 3).

    5. Draai de 6 flenskopschroeven vast met een torsie van 10,2 tot 12,4 Nm om de motor aan de transaxle te bevestigen.

    6. Verwijder de hijsband van de tractiemotor.

  8. Zorg ervoor dat de aansluitingen van de motor en de kabels in goede staat en schoon zijn (geen corrosie).

    Important: Wanneer u de kabels aan de motoraansluitingen (U, V en W) bevestigt, moet u een moersleutel gebruiken om de onderste moer tegen te houden terwijl u de bovenste moer vastdraait (Figuur 1). Als de bouten van de aansluiting kunnen draaien tijdens de montage van de bovenste moer, kan de motor intern worden beschadigd.

  9. Gebruik de aanduidingen die u hebt aangebracht tijdens de verwijdering van de motor en bevestig de elektrische aansluitingen als volgt aan de tractiemotor:

    1. Steek de connectoren van de tractiemotor en de encoder van de tractiemotor (snelheidssensor) en thermistor (temperatuur) in de kabelboom van de machine (Figuur 2).

    2. Zorg ervoor dat de onderste moeren zijn gemonteerd op de motoraansluitingen en zijn vastgedraaid met een torsie van 5,5 tot 7,0 Nm.

    3. Monteer de juiste kabel, borgring en moer op de motoraansluitingen U, V en W.

    4. Draai de bovenste moer vast met een torsie van 5,5 tot 7,0 Nm terwijl u de onderste moer tegenhoudt.

De bestaande controller verwijderen

Zorg ervoor dat de acculader van de machine nog steeds niet aangesloten is op een stopcontact.

Open het accucircuit door de geleiders tussen het accupack en de onderdelen van de machine los te koppelen.

Note: Voorzie alle elektrische kabels van de tractiemotor van een aanduiding voor montagedoeleinden (Figuur 4).

g283473
  1. Koppel de elektrische geleiders los van de controller en plaats ze als volgt uit de buurt van de controller:

    1. Verwijder de inbusbout, borgring, platte ring en kabelconnector van controlleraansluitingen B+, B-, M1, M2, en M3 (Figuur 5).

    2. Maak de kabelboomconnector voorzichtig los van de controller (Figuur 5).

    3. Plaats de kabels en de kabelboomconnector uit de buurt van de controller (Figuur 5).

      g283472
  2. Ondersteun de controller om te voorkomen dat deze valt.

  3. Verwijder de 4 flenskopschroeven waarmee de controller aan de controllerbeugel is bevestigd (Figuur 6).

    g283466
  4. Verwijder de controller voorzichtig uit de machine.

  5. Verwijder indien nodig de flenskopschroef waarmee de houder van de trillingsdemper, de trillingsdemper en de controllerkabels zijn bevestigd aan de beugel van de controller (Figuur 6).

  6. Scheid de trillingsdemper en de controllerkabels van de beugel (Figuur 6).

De nieuwe controller monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Controller1
  1. Als u de trillingsdemper en controllerkabels hebt verwijderd van de controllerbeugel, steekt u de kabels in de trillingsdemper (Figuur 6).

  2. Bevestig de trillingsdemper en de kabels aan de beugel; maak hierbij gebruik van de beugel van de trillingsdemper en de flenskopschroef (Figuur 6).

  3. Draai de flenskopschroef vast met een torsie van 10,2 tot 12,4 N·m.

  4. Bevestig de controller met 4 flenskopschroeven aan de controllerbeugel (Figuur 6).

  5. Zorg ervoor dat de aansluitingen van de controller en de kabels in goede staat en schoon (geen corrosie) zijn.

  6. Sluit de elektrische geleiders als volgt aan op de controller:

    1. Steek de kabelboomconnector voorzichtig in de controller.

      Zorg ervoor dat de connector volledig in de stekker van de controller zit.

    2. Bevestig de controllerkabels aan de controlleraansluitingen B+, B-, M1, M2 en M3; maak hierbij gebruik van de inbusschroef, de borgring en de platte ring (Figuur 5).

    3. Draai de inbusbouten vast met een torsie van 10 tot 12 Nm.

  7. Sluit de geleiders tussen het accupack en de onderdelen van de machine aan.

  8. Draai de zeskantmoeren op de accupolen vast met een torsie van 10,8 tot 11,8 N·m.

  9. Nadat u alle kabels hebt aangesloten, moet u Toro beschermspray aanbrengen op alle accupolen en de connectoren van de controllerkabel om roestvorming te voorkomen.

    Zorg ervoor dat alle stofkapjes van de kabelaansluitingen over alle aansluitingen zijn geplaatst.

  10. Laat de laadbak zakken en zet hem vast.

  11. Voordat u de machine opnieuw gaat gebruiken, moet u de accu's volledig opladen door de interne acculader aan te sluiten op een geschikt stopcontact.