Inleiding

Deze machine wordt gebruikt voor het verticuteren van gras. De machine is bedoeld voor kleine tot middelgrote grasmatten van woningen en bedrijfsgebouwen.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g025340

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië tenzij de machine is voorzien van een goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor.

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, met de betekenis Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – Instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veilige bediening

De onderstaande aanwijzingen zijn gebaseerd op norm ANSI B71.4—2004.

Instructie

  • Lees de Gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de inhoud van het materiaal begrijpt.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.

Vóór ingebruikname

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te maaien. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Draag geschikte kleding, waaronder oogbescherming, stevige schoenen die uitglijden voorkomen en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen juwelen.

  • Bekijk het gebied waar u met de machine gaat werken en verwijder alle voorwerpen waar de machine mee in aanraking zou kunnen komen, zoals steen, speelgoed en draad.

  • Wees extra voorzichtig wanneer u met brandstof of andere vloeistoffen werkt. Deze stoffen zijn ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

    • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik.

    • Nooit de brandstofdop verwijderen of brandstof toevoegen terwijl de motor loopt.

    • Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

    • Rook hierbij niet.

    • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen of aftappen.

  • Controleer de aanwezigheid en de goede werking van de detectie van de aanwezigheid van de bestuurder (dodemanshendel), veiligheidsschakelaars en afschermingen. Gebruik de machine niet indien deze niet goed functioneren.

Gebruiksaanwijzing

  • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen.

  • Werk uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren.

  • Start de motor uitsluitend vanaf de bestuurderspositie.

  • Gebruik de machine nooit als het veiligheidsschermen, kappen of andere beschermplaten niet stevig op hun plaats zitten. Verzeker dat alle vergrendelingen (interlocks) goed functioneren.

  • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

  • Zet de verticuteermessen omhoog, stop de machine, en schakel de motor uit voordat u de bestuurdersplaats verlaat.

  • Als u een voorwerp raakt of abnormale trillingen voelt, stop de machine dan en controleer de verticuteermessen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Hou uw handen en voeten uit de buurt van de verticuteermessen.

  • Hou huisdieren en omstanders uit de buurt van de machine.

  • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert.

  • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Wees uiterst voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

  • Let steeds op obstakels die zich in het werkgebied kunnen bevinden. Rij in een baan die garandeert dat u en de machine geen obstakels raken.

Werken op hellingen

  • Werk nooit op een helling als het gras nat is. Bij gladheid kunnen de wielen hun grip verliezen, waardoor de kans bestaat dat zij gaan slippen en u de macht over de machine verliest.

  • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het werkgebied, of markeer deze.

  • Start of stop nooit op een helling. Als de wielen grip verliezen, moet u de verticuteermessen uitschakelen en langzaam de heuvel afrijden.

Onderhoud en opslag

  • Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. Zet de verticuteermessen omhoog, stop de machine, schakel de motor uit, en maak de bougiekabel los.

  • Verwijder gras en vuil van de messen, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt, en stal de machine nooit in de buurt van open vuur.

  • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten als u de machine stalt of transporteert op een aanhangwagen. U mag brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis aftappen uit de brandstoftank.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. De machine mag nooit worden onderhouden door iemand die daarvoor niet is opgeleid.

  • Plaats onderdelen op assteunen of gebruik veiligheidsvergrendelingen indien dit nodig is.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde hulpstukken. De garantie kan vervallen als de machine wordt gebruikt met hulpstukken die niet zijn goedgekeurd.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal117-4979
decal93-7321
decal125-3809
decal125-3897
decal130-8322
decal127-4061

Montage

De handgreep uitklappen

  1. Zet de handgreep in de bedrijfsstand (Figuur 3).

    g025336
  2. Schuif de ovale borgringen naar beneden aan elke kant van de bovenste duwboom, tot op de onderste duwboom, zodat de twee delen van de duwboom aan elkaar zijn gekoppeld (Figuur 3).

Het motoroliepeil controleren

De machine wordt af-fabriek geleverd met olie in het carter, maar het kan nodig zijn olie toe te voegen, zie Motorolie verversen/oliepeil controleren.

Algemeen overzicht van de machine

g025337
g023178

Handstarter

Trek aan de handgreep van het startkoord om de motor te starten (Figuur 5).

Brandstofafsluitklep

Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine transporteert of stalt (Figuur 5).

Chokehendel

Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk, moet u de chokehendel helemaal naar achteren bewegen.

Note: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.

Dodemanshendel

De machine kan alleen worden gestart of draaien als de dodemanshendel ingedrukt is.

Hou de dodemansknop ingedrukt om de machine te starten (Figuur 6). Blijf de dodemansknop ingedrukt houden zodat de machine kan blijven lopen.

g023010

Gashendel

Zet de gashendel naar voren om het motortoerental te verhogen, en naar achter om het toerental te verlagen (Figuur 7).

g023016

Diepteregeling

Met de diepteregeling kunt u de diepte van de verticuteermessen in 10 stappen instellen. Stap 1 wordt gebruikt voor transport.

Om de diepte aan te passen verwijdert u de haarspeldveer, trekt u de borgpen uit en zet u de hendel naar voren of naar achteren tot de gewenste diepte (Figuur 8).

Important: Duw de hendel niet zijdelings, dan zou die kunnen verbuigen.

g025338

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Breedte69,9 cm
Lengte (bedrijfsstand)111,8 cm
Lengte (met handgreep in opslagstand)86,4 cm
Hoogte (bedrijfsstand)94 cm
Hoogte (met handgreep in opslagstand)63,5 cm
Gewicht61,2 kg

Hulpstukken/accessoires

Er zijn goedgekeurde hulpstukken en accessoires leverbaar voor de machine om de gebruiksmogelijkheden uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of bezoek www.Toro.com voor een lijst van de goedgekeurde hulpstukken en accessoires.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het motoroliepeil controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
    1. Schakel de motor uit, schakel de verticuteermessen uit en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Maak de omgeving van de peilstok schoon zodat er geen vuil in het vulgat kan vallen. Dit zou leiden tot motorschade (Figuur 9).

      Note: Verzeker dat de motor horizontaal staat.

      g019540
    3. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 9).

    4. Steek de peilstok volledig in de vulbuis (Figuur 9).

      Important: Schroef de oliepeilstok niet vast.

    5. Verwijder de peilstok en bekijk het uiteinde (Figuur 10).

      Note: Als het oliepeil laag is giet dan langzaam net genoeg olie in de vulbuis zodat het oliepeil het midden van de peilstok bereikt.

      g019686

      Important: Giet niet te veel olie in het carter; als de motor daarna gaat lopen, kan de motor schade oplopen.

    Vuil van de machine verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Vuil van de machine verwijderen.
    1. Schakel de verticuteermessen uit, stop de motor en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Veeg vuil en afval van de openingen van het luchtfilter en de motor.

    Brandstof bijvullen

    Aanbevolen brandstof:

    • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije brandstof met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

    • Ethanol: brandstof met maximaal 10 vol.% ethanol of 15 vol.% MTBE (methyl tertiaire butylether) is geschikt. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Brandstof met 15 vol.% ethanol (E15) mag niet worden gebruikt. Gebruik nooit brandstof met meer dan 10 vol.% ethanol, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstof kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

    • Geen brandstof gebruiken die methanol bevat.

    • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

    • Geen olie toevoegen aan de brandstof.

    Important: Om startproblemen te voorkomen kunt u het hele seizoen brandstofstabilisator toevoegen. Meng die met brandstof die minder dan 30 dagen oud is. Laat de machine drooglopen voordat u deze meer dan 30 dagen stalt. Gebruik nooit andere brandstofadditieven dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of isopropanol.

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op.

    • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

    • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

    • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

    • Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

    • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem gemonteerd is en naar behoren werkt.

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

    • Vul brandstofvaten nooit in een vrachtwagen of aanhanger omdat bekleding of kunststof beplating het vat kan isoleren, waardoor de afvoer van statische lading wordt bemoeilijkt.

    • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best een brandstofaangedreven machine eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en pas bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

    • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, en niet met het vulpistool van een pomp.

    • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat u klaar bent met bijvullen.

    Brandstoftank vullen

    1. Schakel de verticuteermessen uit, stop de motor en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Laat de motor afkoelen.

    3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder deze (Figuur 11).

      Note: De dop is aan de brandstoftank bevestigd.

      g013315
    4. Vul de brandstoftank met loodvrije brandstof tot net onder de filterkorf van gaas.

      Important: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet helemaal vol.

    5. Draai de tankdop stevig vast.

    6. Neem eventueel gemorste brandstof op.

    Starten en stoppen van de motor

    Motor starten

    1. Zet de brandstofklep open.

    2. Zet de choke hendel naar voren als u een koude motor moet starten.

    3. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM (schildpad) en SNEL (haas).

      Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken.

    4. Hou de dodemanshendel ingedrukt met één hand.

    5. Trek krachtig aan de handgreep om de motor te starten.

    6. Zodra de motor start, beweegt u de chokehendel langzaam naar rechts.

      Note: Als de motor afslaat of hapert, zet de choke dan opnieuw naar links totdat de motor opgewarmd is.

    7. Zet de gashendel op de gewenste stand.

    De motor afzetten

    1. Laat de dodemanshendel los.

    2. Zet de brandstofklep dicht.

    3. Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    Gebruik van de machine

    1. Zet de diepteregeling op de gewenste diepte.

    2. Start de motor.

    3. Duw de handgreep naar beneden om de voorwielen van de grond te brengen.

    4. Laat de voorwielen langzaam op de grond zakken zodat de verticuteermessen langzaam het gras en de grond indringen.

    5. Na afloop van het werk: laat de dodemanshendel los, schakel de motor uit, en zet de verticuteermessen omhoog in de transportstand.

    Tips voor bediening en gebruik

    Verticuteren

    • Stel de verticuteermessen zo in dat ze 3 tot 6 mm in de grond steken (dus beneden het nulpunt).

    • Voordat u gaat verticuteren moet het gras korter dan normaal gemaaid worden.

    • Verticuteer de grasmat voor aanvang van het groeiseizoen.

    • Verwijder na het verticuteren het "vilt" en andere rommel van het gras met een hark.

    • De grond is nu open dus dit is een goede gelegenheid mest en graszaad aan te brengen.

    • Geef het gras extra water na het verticuteren.

    Machinaal harken/renovatie

    Om nieuwe grond of een bestaande grasmat los te maken stelt u de messen zo in dat ze 6 tot 12 mm in de grond steken (lager dan de nulpositie). Laat de machine in haar eigen tempo door de bodem gaan; ga heen en weer over het te egaliseren terrein of maak verschillende werkgangen uit verschillende richtingen.

    Onderhoud

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 25 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.
  • Vuil van de machine verwijderen.
  • De luchtfilterelementen inspecteren.
  • De spanning van de drijfriem controleren. Als de motor werkt maar de messen niet voldoende vermogen lijken te krijgen, controleer dan de spanning van de drijfriem.
  • Controleer de verticuteermessen op slijtage of beschadiging.
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vast zit.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De luchtfilterelementen reinigen.Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gewerkt.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Reinig de bezinkseldop.
  • Controleer, reinig en stel de bougie af; vervangen als dat nodig is.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Bougie vervangen.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement van het luchtfilter.Vervang het vaker als in zeer stoffige omstandigheden wordt gewerkt.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • Beschadigde lak bijwerken
  • Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Maak de bougiekabel los

    Maak de bougiekabel los van de bougie (Figuur 12) alvorens onderhoud uit te voeren aan de motor, riemen of snijmessen.

    g019426

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De luchtfilterelementen inspecteren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De luchtfilterelementen reinigen.Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gewerkt.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement van het luchtfilter.Vervang het vaker als in zeer stoffige omstandigheden wordt gewerkt.
  • Important: Laat de motor nooit draaien zonder het luchtfilter, dit kan leiden tot ernstige motorschade.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Draai de moer los waarmee het deksel is vastgezet ().

      g019427
    4. Verwijder de dop.

      Note: Zorg dat er geen vuil of rommel in de basis valt.

    5. Verwijder de moer van het luchtfilter.

    6. Verwijder het schuimelement en het papierelement uit de basis ().

    7. Trek het schuimelement van het papierelement ().

    8. Controleer het schuim- en papierelement en vervang ze indien ze beschadigd of overmatig vuil zijn.

    9. Vervang het papierelement als het te vuil is.

      Note: Probeer nooit het papierelement schoon te borstelen; hierdoor dringt er vuil in de vezels.

    10. Reinig het schuimelement met warm water en zeep of in een niet-ontvlambaar oplosmiddel.

    11. Spoel en droog het schuimelement grondig.

    12. Dompel het schuimelement in schone motorolie en knijp het teveel aan olie eruit.

      Note: Te veel olie in het schuimelement verhindert de luchtstroom door het element en kan verstopping veroorzaken wanneer het het papierfilter bereikt.

    13. Veeg het vuil met een vochtige doek van de basis en het deksel.

      Note: Pas op dat er geen vuil of rommel valt in de luchtinlaat van de carburator.

    14. Monteer de luchtfilterelementen en zorg dat ze juist geplaatst zijn.

    15. Zet het deksel weer vast met de moer.

    Motorolie verversen/oliepeil controleren

    Type olie: reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SJ of hoger)

    Carterinhoud: 1,1 liter

    Viscositeit: Zie onderstaande tabel (Figuur 14).

    g013375

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 25 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Ververs de motorolie.
  • Waarschuwing

    De olie kan heet zijn nadat de motor heeft gelopen; contact met hete olie kan ernstig brandwonden veroorzaken.

    Vermijd contact met hete motorolie als u deze aftapt.

    1. Schakel de motor uit dodemanshendel, verticuteermessen, en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Til de voorwielen een enkele centimeters van de grond en zet een opvangbak onder de aftapplug om de olie op te vangen.

    4. Verwijder de aftapplug (Figuur 15).

      g019428
    5. Als alle olie is afgetapt, laat u de voorwielen op de grond zakken, plaatst u de aftapplug terug, en zet u deze vast met een torsie van 18 Nm.

      Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum.

    6. Verwijder de peilstok en giet langzaam olie in de vulopening totdat het peil het midden van de peilstok bereikt (Figuur 10).

    7. Plaats de peilstok terug en bevestig hem.

    8. Veeg eventueel gemorste olie weg.

    9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    De bezinkseldop reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Reinig de bezinkseldop.
  • Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Zet de motor af en blijf uit de buurt van hittebronnen, vonken en open vuur.

    • Behandel brandstof enkel buitenshuis.

    • Neem gemorste benzine meteen op.

    • Rook nooit als u omgaat met brandstof.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Zet de brandstofklep op UIT.

    4. Verwijder de bezinkseldop en de O-ring (Figuur 16).

      g020282
    5. Was de bezinkseldop in een onbrandbaar oplosmiddel en droog de dop grondig.

    6. Plaats de O-ring in de brandstofklep en zet de bezinkseldop stevig vast.

    7. Zet de brandstofklep op AAN.

      Note: Als er brandstof lekt, moet u deze procedure herhalen en de O-ring vervangen.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer, reinig en stel de bougie af; vervangen als dat nodig is.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Bougie vervangen.
  • Gebruik een NGK BPR6ESbougie of een bougie van een equivalent type.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn.

    2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.

    3. Maak de omgeving van de bougie schoon.

    4. Haal de bougie uit de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.

    5. Stel de elektrodenafstand van de bougie in op 0,76 mm zoals in .

      r:\g000533
    6. Monteer de bougie voorzichtig met de hand (om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen).

    7. Draai een nieuwe bougie nog eens ½ slag vast; draai andere bougies nog ⅛ tot ¼ slag vaster.

      Important: Een losse bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen; een bougie te vast draaien kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.

    8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Onderhoud riemen

    De spanning van de drijfriem controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De spanning van de drijfriem controleren. Als de motor werkt maar de messen niet voldoende vermogen lijken te krijgen, controleer dan de spanning van de drijfriem.
    1. Stop de machine op een vlakke ondergrond, schakel de motor uit, maak de bougiekabel los, en zet de verticuteermessen omhoog.

    2. Verwijder de riemkap aan de linkerkant van de machine (Figuur 18).

      g035160
    3. Controleer de riemspanning (Figuur 18).

      Note: De riem mag niet meer dan 12 mm doorbuigen wanneer u er met uw vinger een middelmatige kracht op uitoefent net boven het machineframe.

    4. Als de riem te los zit, raadpleeg dan Riemspanning afstellen.

    5. Plaats de riemkap voordat u de machine gaat gebruiken.

    Riemspanning afstellen

    1. Stop de machine op een vlakke ondergrond en schakel de motor uit door de dodemanshendel los te laten.

    2. Zet de 4 bevestigingsmoeren waarmee de motor aan het frame bevestigd is los om de riem aan te spannen.

      g025339
    3. Beweeg de motor om de riem op de juiste spanning af te stellen.

    4. Bevestig de 4 moeren en bouten.

      Note: Trek de bouten waarmee de motor op het frame is bevestigd aan met 271 N∙m.

    Onderhoud van de verticuteermessen

    Controle van de verticuteermessen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de verticuteermessen op slijtage of beschadiging.
  • Als de verticuteermessen versleten zijn en niet goed meer werken zie dan Vervangen van de verticuteermessen.

    Important: Voer deze procedure uit als de brandstoftank leeg of bijna leeg is. Kantel de machine naar voren zodat het luchtfilter aan de bovenkant blijft.

    Vervangen van de verticuteermessen

    Als de verticuteermessen versleten zijn en niet goed meer werken vervang ze dan:

    Important: Voer deze procedure uit als de brandstoftank (bijna) leeg is.

    1. Stop de machine op een vlakke ondergrond en schakel de motor uit door de dodemanshendel los te laten.

    2. Zet de verticuteermessen in de laagste stand.

    3. Kantel de machine naar voren op zijn voorkant en laat deze op een blok hout rusten.

      Note: Er zijn 2 personen nodig om de machine veilig naar voren te kantelen.

    4. Draai de as met de verticuteermessen.

      Note: Deze moet vrij rond kunnen draaien. Als u een knarsend geluid hoort en de messen niet soepel ronddraaien, zijn de lagers versleten; vervang deze samen met de messen.

    5. Verwijder de borgpen van de as met de versleten messen (Figuur 20).

    6. Trek de as voorzichtig uit de messen en afstandsstukken (Figuur 20).

    7. Vervang versleten messen door nieuwe en gooi de versleten messen weg.

      g019435
    8. Monteer de messen en afstandsstukken in dezelfde volgorde als waarin ze zijn verwijderd.

      Important: Lijn de as uit met het gevormde uiteinde naar het midden van de machine.

    9. Monteer de borgpen om de as, messen en afstandsstukken te fixeren.

    Stalling

    1. Zet de verticuteermessen omhoog, stop de machine, schakel de motor uit, en maak de bougiekabel los.

    2. Verwijder vuil van alle onderdelen van de machine.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de motor.

    3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    4. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen.

    5. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet ze als volgt worden voorbereid op stalling:

      1. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).

        Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt.

      2. Laat de motor lopen totdat deze afslaat door gebrek aan brandstof.

      3. Schakel de choke in.

      4. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start.

      5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Voer de brandstof af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

      Important: Brandstof waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren.

    6. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    7. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak van een erkende servicedealer.

    8. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    9. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    De machine uit de stalling halen

    1. Controleer alle bevestigingen en draai deze vast.

    2. Controleer de bougie. Vervang deze indien deze vuil, versleten of gebarsten is. Zie de handleiding van de motor voor nadere informatie.

    3. Monteer de bougie handvast en vervolgens nog eens 1/2 slag in het geval van een nieuwe bougie (1/8 tot 1/4 slag extra bij een oude bougie).

    4. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie .

    5. Controleer het oliepeil in de motor; zie Het motoroliepeil controleren.

    6. Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie Brandstof bijvullen.

    7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.