Inleiding

Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Hij is voornamelijk ontworpen om onder verschillende vochtigheidsomstandigheden materiaal te transporteren, te doseren en te verspreiden zonder dat de verspreiding belemmerd wordt of drastisch aangetast.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.toro.com voor informatie over producten en accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g014107

Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring.

Elektromagnetische compatibiliteit
Nationaal: Dit hulpmiddel voldoet aan de FCC rules Part 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.
Dit apparaat genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en als het niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd en gebruikt, dat wil zeggen conform de instructies van de fabrikant, kan het interferentie veroorzaken voor de ontvangst van radio en televisie. Het is op type getest en geconstateerd is dat het in overeenstemming is met de grenzen voor een FCC klasse B computerapparaat in overeenstemming met de specificaties in Subpart J van Part 15 van de FCC Rules, die bestemd zijn voor het bieden van redelijke bescherming tegen dergelijke interferentie in een thuisinstallatie. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:Richt de ontvangstantenne opnieuw, verplaats de afstandsbediening-ontvanger ten opzichte van de radio-/tv-antenne of sluit de controller aan op een ander stopcontact, zodat de controller en de radio/tv op verschillende vertakte circuits werken.Indien nodig moet de gebruiker de dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur raadplegen voor aanvullende suggesties.De gebruiker vindt wellicht het volgende boekje, opgesteld door de Federal Communications Commission, nuttig: 'How to Identify and Resolve Radio-TV Interference Problems'. Dit boekje is verkrijgbaar bij de U.S. Government Printing Office, Washington, DC 20402. Voorraadnr. 004-000-00345-4.
FCC ID: OA3MRF24J40MC-BASE, OA3MRF24J40MA-HANDHELD
IC: 7693A-24J40MC-BASE, 7693A-24J40MA-HANDHELD
Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet interferentie accepteren, waaronder interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u deze machine in gebruik neemt. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf met een rijdende machine steeds uit de buurt van omstanders.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor van de tractie-eenheid af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u onderhoud uitvoert aan de machine of materiaal verwijdert dat vast is komen te zitten.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal119-6823
decal93-9899
decal119-6838
decal119-0217
decal115-2047
decal93-9852
decal119-6836
decal119-6833
decal131-6766
decal119-6806
decal119-6835
decal119-6869
decal119-6822
decal119-6832
decal119-6812
decal119-6863

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De trekhaak monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout, 1" x 6½" 2
Borgmoer, 1" 2
  1. Op het spatscherm is een doos met losse onderdelen bevestigd, verwijder deze doos.

  2. Haal de achterste steunpoot uit de transportstand en plaats deze in de stand omlaag.

  3. Haal de trekhaak uit de transportstand door beide banden door te snijden waarmee de trekhaak aan het spatscherm is bevestigd ((Figuur 3). Verwijder beide montagebeugels van het spatscherm en gooi deze weg.

    g014065

    Note: Er zijn twee mensen nodig om de trekhaakconstructie te verplaatsen.

  4. Schuif de trekhaakkoppeling op zijn plaats aan de voorkant van de machine. Controleer of de montagebeugel van de krik naar buiten en naar de linkerkant wijst.

  5. Plaats een bout (1" x 6½") door het frame en de trekhaakbuis en bevestig deze met een borgmoer (Figuur 4). Draai de borgmoer vast met een torsie van 976 tot 1193 N·m.

  6. Plaats een bout (1" x 6½") door de bovenkant van het frame en naar beneden door de trekhaakbuis en bevestig deze met een borgmoer (Figuur 4). Draai de borgmoer vast met een torsie van 976 tot 1193 N·m.

    g014066
  7. Verwijder de krik uit de achterpoot. Monteer de krik op de trekhaakbuis en plaats de pen horizontaal.

    Note: Plaats de pen niet door de bovenste opening van de krik, anders kunt u de pen niet verwijderen als de gewichtsbehuizing op de trekhaak is bevestigd.

De gewichtsbehuizing monteren

  1. Verwijder de gewichten uit de gewichtsbehuizing.

  2. Verwijder de bouten (½" x 5½") uit de montagebeugel met de gewichtsbehuizing. Gooi de montagebeugel weg (Figuur 5).

    g014067
  3. Plaats de gewichtsbehuizing zo ver mogelijk naar voren op de trekhaak.

  4. Monteer de gewichtsbehuizing met 2 bouten (½" x 5½") en borgmoeren aan de trekhaak. Draai de borgmoeren vast met een torsie van 91 tot 112 N·m.

  5. Vul de gewichtsbehuizing met de gewichten en monteer de stang en de pen (Figuur 6).

    g014069

De spiegel afstellen

Stel de spiegel af (Figuur 7) zodat de bestuurder de binnenkant van de hopper kan zien als hij/zij neerzit.

g015149

De hydrauliek aansluiten op het trekvoertuig

Note: Het trekvoertuig moet zijn uitgerust met een open centrale hulphydrauliekklep.

Sluit de twee hydraulische slangen van de machine aan op het trekvoertuig. Sluit gezien vanaf de voorkant van de machine de rechterslang aan op de drukkant en de linkerslang op de retourkant (Figuur 8). De retourslang is voorzien van een interne eenrichtings-afsluitklep. Er staat ook een pijl op de afsluitklep die naar het trekvoertuig moet wijzen.

g014116

Important: Laat de hydraulische slangen en de voedingskabel niet op de grond slepen als de machine in bedrijf is. Vermijd plaatsen waar deze onderdelen klem of beschadigd kunnen raken.

De bedrading voor het trekvoertuig monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

SH-bedieningspaneel (model 444931)1
SH-kabelboom (model 44931)1
EH-kabelboom (model 44954)1
Beugel (model 44954)1
Bout, 5/16" x 1" (model 44954)2
Moer, 5/16" (model 44954)2
Bout, ¼" x 1" (model 44954)2
Moer, ¼" (model 44954)2

SH-modellen

  1. Leid de kabelboom van de accu door het trekvoertuig en naar de accu.

  2. Sluit met behulp van de meegeleverde klemmen de zekeringsdraad aan op de positieve pool en de andere draad op de aarding van de accu.

  3. Bevestig de kabelboom van de SH-accu aan op de kabelboom van de solenoïdeklep die uit de bekleding van de slang steekt. De aansluiting bevindt zich bij de hydraulische slang die is aangesloten op het trekvoertuig.

  4. Op SH-modellen: sluit de aan-/uit-bediening met het uiteinde met 4 tanden aan op het contactpunt op de linker voorhoek van de machine ((Figuur 9).

    g014074
  5. Controleer of alle slangaansluitingen en kabelbomen op de juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten.

    Important: Verwijder altijd het snoer van de aan-/uit-bediening of koppel de voedingsbedrading los op het moment dat de machine en het trekvoertuig niet in gebruik zijn. Als u dit niet doet, loopt de accu van het trekvoertuig leeg.

EH-modellen

  1. Monteer de stekkerhouder met 2 bouten (5/16" x 1") en moeren aan de achterkant van het trekvoertuig.

  2. Leid de connector van de kabelboom door de opening naar de houder. Schuif de beschermkous omlaag over de draad als de connector niet door de opening kan.

  3. Bevestig de kabelboomhouder met 2 bouten en moeren aan de beugel (Figuur 10).

  4. Sluit met behulp van de meegeleverde klemmen de zekeringsdraad aan op de positieve pool en de andere draad op de aarding van de accu.

  5. Sluit de kabelboom van de basiseenheid aan op de kabelboom van het trekvoertuig (Figuur 10). De aansluiting bevindt zich bij de hydraulische slang die is aangesloten op het trekvoertuig.

    g014100
  6. Controleer of alle kabelbomen op de juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten.

De remonderdelen van het trekvoertuig monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Voetregelaar 1
Remregelaar 1
Kabelboom1
Stekkerhouder 1
Schroef, 5/16" x 1"4
Moer van 5/16"4
Kabelsplitters 6
Kabelbinder 10
Bout, nr. 10 x ⅞"2
Moer, nr. 102
Slangklem1

Note: Spreid de kabelboom uit op de tractor om de montagelocaties van de onderdelen van de kabelboom te bepalen. Er zijn kabelbinders bijgeleverd om overtollige eindjes kabel te bevestigen. Er zijn ook kabelkoppelingen meegeleverd om de lengte van de kabelboom te veranderen (inkorten of verlengen). Verhit de krimpverbindingen tot ze strak om de draden zitten.

Important: Als de kabelboom verlengd wordt, dient u ervoor te zorgen dat u het juiste draadkaliber gebruikt.

  1. Monteer de stekkerhouder met 2 bouten (5/16" x 1") en moeren aan de achterkant van het trekvoertuig.

  2. Leid de connector van de kabelboom door de opening naar de houder. Schuif de beschermkous omlaag over de draad als de connector niet door de opening kan.

  3. Bevestig de kabelboom en de stekkerhouder met twee bouten (5/16" x 1") en moeren achteraan de stekkerhouder.

  4. Leid de kabelboom langs het trekvoertuig.

  5. Monteer de remregelaar op het dashboard van het trekvoertuig of het spatscherm met de 2 bouten (#10 x ⅞") en moeren (#10).

  6. Gebruik de slangklem om de voetregelaar te bevestigen aan het stootkussen van het rempedaal van het trekvoertuig.

  7. Sluit de kabelboom als volgt aan op de onderdelen (Figuur 11):

    1. Sluit de korte draad van de kabelboom aan op de kabelconnector van de pedaalregelaar.

    2. Sluit de lange draad van de kabelboom aan op de kabelconnector van de remregelaar.

    3. Kies een van de volgende procedures voor het aansluiten van de ringconnectorkabel,met de zekering, op de pluspool van de accu.

      • Als de remregelaar alleen stroom mag krijgen wanneer het trekvoertuig aan is, moet u de ringconnectorkabel, met de zekering, aansluiten op een vrij bijkomend aansluitpunt met een ampère van minstens 15 A. Gebruik een zekering van 10 A voor tweewielremsystemen en 15 A voor vierwielremsystemen.

        Note: Mogelijk moet u de ringconnector verwijderen en een andere connector aansluiten die past op het bijkomende aansluitpunt.

      • Om ervoor te zorgen dat de remregelaar altijd van stroom wordt voorzien, sluit u de ringconnectorkabel, met de zekering, aan op de pluspool van de accu.

        Note: Als u het trekvoertuig lange tijd gaat stallen, koppel dan de zekering af van de draadboom van de remregelaar, of koppel de draadboom af van de remregelaar. Zo voorkomt u dat de accu leegloopt.

    4. Sluit de andere draad met ringconnector, zonder zekering, aan op de minpool (-).

    g021113
  8. Bevestig de rubberen beschermkous aan de connector en de kabelboom met een kabelbinder.

  9. Bevestig alle losse draden met kabelbinders.

  10. De kabelboom is voorzien van een 10 A zekering. Als u een 4-wielremset gebruikt, vervangt u de zekering van 10 A door de bijgeleverde zekering van 15 A.

De elektrische remmen instellen

Voordat u de machine voor het eerst gebruikt, moeten de elektrische remmen worden gesynchroniseerd met de remmen van het trekvoertuig (zodat deze op hetzelfde moment aangrijpen).

De machine en het trekvoertuig hebben zelden de correcte ampèragestroming naar de remmagneten om comfortabel en veilig te kunnen remmen. Veranderingen in het gewicht van de lading, maar ook een ongelijkmatige output van de wisselstroomdynamo en de accu kunnen leiden tot een onstabiele stroom naar de remmagneten.

De remregelaar compenseert veranderingen in de belasting door het maximale koppel van de remmen te begrenzen. Dit gebeurt door de weerstand in de elektrische leiding van de regeling te verhogen/verlagen. Als u een aanhanger vervoert die geladen is tot de maximale capaciteit, dient de remregelaar ingesteld te zijn op maximale remming. Als u een lege of gedeeltelijk geladen aanhanger vervoert, dient de remregelaar tussen minimaal en maximaal remmen ingesteld te worden, in de stand net voordat de banden van de aanhanger slippen als de handbediening volledig in werking wordt gesteld. Als u de elektrische remregelaar niet monteert of gebruikt, wordt te veel remkoppel ontwikkeld bij het stoppen van een aanhanger met een kleinere belasting dan de remcapaciteit.

Het bedieningspaneel monteren (uitsluitend model 44954)

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bedieningspaneel1
AA-batterijen4
Magnetische beugel1
Schroeven, smal6
  1. Verwijder de elastiekjes waarmee beide helften van het bedieningspaneel aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterdeksel.

  2. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst. (Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de eenheid niet beschadigd, maar ze zal niet meer functioneren). Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 12).

    g028875
  3. Zorg ervoor dat de stalen pakking en de rubberen afdichting in de groef in het bedieningspaneel zitten en plaats het achterdeksel op zijn plaats (Figuur 12).

  4. Bevestig het deksel met 6 schroeven (Figuur 12) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  5. Monteer het bedieningspaneel in de magnetische beugel van het bedieningspaneel, schuif de helften samen om het bedieningspaneel te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 13).

    g028874

De montagebeugel van de draadloze EH-bediening op het trekvoertuig monteren (alleen model 44954).

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Montagebeugelconstructie1
Steunplaat1
Flenskopbout, 5/16" x 1½"4
Flensborgmoer, 5/164
  1. Voor montage op het trekvoertuig: bepaal een geschikte plaats voor de montage van de montagebeugel voor het bedieningspaneel. Het oppervlak moet vlak en stevig zijn.

  2. Gebruik de steunplaat als sjabloon, markeer vier openingen met een diameter van 8,7 mm in het montageoppervlak van het trekvoertuig en boor deze markeringen uit.

  3. Bevestig de montagebeugel en de steunplaat met vier flenskopbouten (5/16" x 1½") en flensborgmoeren (Figuur 14 en Figuur 15).

    g028873
    g014103

Algemeen overzicht van de machine

Hydraulische regelkleppen (SH-modellen)

g014117

Linkerklep

De linkerklep regelt de richting van de lopende band van de machine (Figuur 16)

Middelste klep

Met de middelste klep wordt de machine omhoog en omlaag gebracht (Figuur 16).

Rechterklep

Met de rechterklep wordt de optie bediend (Figuur 16).

Optie hydraulische snelkoppelingen

Sluit de hydrauliek van de optie hier aan (Figuur 16).

Noodstopknop

Druk als u klaar bent met werken met de machine altijd op de NOODSTOPKNOP (zie Figuur 17) om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u het bedieningspaneel inschakelt.

g013347

Diagnoseledfunctie (EH-modellen)

Als u de NOODSTOPKNOP hebt uitgetrokken, zal de diagnoseled (Figuur 18) oplichten en gedurende 5 seconden blijven branden, daarna zal hij 5 seconden uitgaan, en dan beginnen te knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde), totdat u het bedieningspaneel inschakelt. Als het lampje 5 seconden brandt en dan begint te knipperen bij 10 Hz (met of zonder 5 seconden pauze), dan is er een storing in de machine; zie Storingcodes controleren (alleen bij EH-modellen).

Note: Als het bedieningspaneel aan stond wanneer u de NOODSTOPKNOP uittrok, zal het lampje niet knipperen bij 3 Hz (3 keer knipperen per seconde) nadat het 5 seconden niet brandde.

g028964

Bedieningspaneel (EH-modellen)

g028671
Gewicht1721 kg
Specificaties bedieningspaneel 
Bedrijfstemperatuurbereik bedieningspaneel -20 °C tot 55 °C
Opslagtemperatuurbereik bedieningspaneel-20 °C tot 55 °C
Bedrijfstemperatuurbereik basiseenheid-20 °C tot 70 °C
Opslagtemperatuurbereik basiseenheid-40 ℃ tot 185 ℃
Vochtigheid0 tot 100%
TrillingenIEC60068-2-6 10 Hz tot 150 Hz bij 1,0 g piekacceleratie
Schokken10 g piekacceleratie schokken
Radio 
Frequentie2,4 GHz
ModulatieDirect sequence spread spectrum
Antenneextern
vermogen 
Voedingsbron bedieningspaneel4 x AA-alkalinebatterijen
Voeding basiseenheid12-14,4 VDC

Toebehoren/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • De machine heeft andere balans-, gewicht en verwerkingseigenschappen dan sommige andere types getrokken werktuigen. Lees deze gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.

  • Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat volwassenen de machine nooit bedienen zonder dat zij de juiste instructies hebben gekregen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen.

  • Laat alle veiligheidsschermen en veiligheidsvoorzieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers onleesbaar zijn of ontbreken, moet u deze herstellen of vervangen voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • De machine is uitsluitend ontworpen voor terreingebruik. De aanbevolen maximumsnelheid is 24 km/uur zonder lading en 13 km/uur met volledige lading.

  • Draai losse moeren, bouten en schroeven vast zodat het veilig is om de machine te gebruiken. Zorg ervoor dat de montagepennen, de koppelpennen en de steun van de trekhaakkoppeling van de machine op hun plaats zitten en goed bevestigd zijn.

  • Breng op geen enkele manier wijzigingen aan deze onderdelen aan.

  • De trekhaakkoppeling is het gedeelte op de machine waar de trekhaak aan het trekvoertuig wordt gekoppeld. Het gewicht van de trekhaakkoppeling heeft invloed op de stabiliteit van de machine.

    • Een negatief of positief koppelgewicht kan letsel veroorzaken bij het aankoppelen van de aan het trekvoertuig of het loskoppelen. Controleer of de kriksteunen, indien gemonteerd, goed staan.

    • Als het gewicht van de trekhaakkoppeling met kracht omhoog tegen de trekhaak van het trekvoertuig wordt geduwd, zorgt dit voor een negatief koppelgewicht.

      Er kan ook een negatief koppelgewicht ontstaan als er werktuigen aan de achterkant van de machine zijn bevestigd.

    • Als het gewicht van de trekhaakkoppeling met kracht omlaag op de trekhaak van het trekvoertuig wordt geduwd, zorgt dit voor een positief koppelgewicht.

  • Nooit de machine loskoppelen van of aankoppelen op de tractie-eenheid wanneer er materiaal in de hopper zit. De trekhaakkoppeling kan omhoog klappen en daarbij letsel veroorzaken.

De machine aansluiten op het trekvoertuig

  1. Sluit de trekhaak van de machine aan op het trekvoertuig met behulp van een goedgekeurde veiligheidskoppelpen met een diameter van 25 mm en een veiligheidsklem (niet meegeleverd).

    Important: Gebruik een extra sterke koppelpen die goedgekeurd is voor trekhaken van trekvoertuigen.

  2. Pas de hoogte van de trekhaak aan door aan de handgrepen van de krikstand te draaien om de machine waterpas te houden.

  3. Breng de trekhaak omlaag met behulp van de assteun.

  4. Trek nadat het volledige gewicht van de machine is overgebracht naar de trekstang van het trekvoertuig vanaf de assteun de pen eruit die de assteun op zijn plaats houdt.

  5. Draai de assteun 90 graden linksom totdat de onderzijde van de assteun naar de achterkant van de machine wijst. Dit is de transportstand.

    Voorzichtig

    Breng de krik in de transportstand voordat u de machine gaat slepen.

  6. Sluit de twee hydraulische slangen van de machine aan op het trekvoertuig. Sluit gezien vanaf de voorkant van de machine de rechterslang aan op de drukkant en de linkerslang op de retourkant (Figuur 20). De retourslang is voorzien van een interne eenrichtings-afsluitklep. De pijl op de afsluitklep moet wijzen naar de retouraansluiting op het trekvoertuig.

    g014116

    Important: Laat de hydraulische leidingen, de voedingskabel en de kabels van het bedieningspaneel niet op de grond slepen als de machine in bedrijf is. Vermijd plaatsen waar deze onderdelen klem of beschadigd kunnen raken.

  7. Sluit de voedingskabelboom aan op het trekvoertuig (Figuur 21 en Figuur 22). Plaats op SH-modellen de aan-/uit-bediening binnen het bereik van de bestuurdersstoel. Controleer of de schakelaar uit staat.

    g015310
    g015311
  8. Koppel de krulkabel aan op het contactpunt van de machine en het trekvoertuig (Figuur 11).

  9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in de tank van het trekvoertuig. Indien nodig bijvullen. (Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het trekvoertuig).

  10. Test de hydrauliek voordat u de machine voor de eerste keer bedient.

  11. Stel de elektrische rem als volgt af (indien de machine daarmee is uitgerust):

    • Voordat u de machine voor het eerst gebruikt, moeten de elektrische remmen worden gesynchroniseerd met de remmen van het trekvoertuig (zodat deze op hetzelfde moment aangrijpen).

    • De machine en het trekvoertuig hebben zelden de correcte ampèragestroming naar de remmagneten om comfortabel en veilig te kunnen remmen. Veranderingen in het gewicht van de lading, maar ook een ongelijkmatige output van de wisselstroomdynamo en de accu kunnen leiden tot een onstabiele stroom naar de remmagneten.

    • De belastingsregelaar compenseert veranderingen in de belasting door het maximale koppel van de remmen te begrenzen. Dit gebeurt door de weerstand in de elektrische leiding van de regeling te verhogen/verlagen. Als u een aanhanger vervoert die geladen is tot de maximale capaciteit, dient de remregelaar ingesteld te zijn op maximale remming. Als u een lege of gedeeltelijk geladen aanhanger vervoert, dient de remregelaar tussen minimaal en maximaal remmen ingesteld te worden, in de stand net voordat de banden van de aanhanger slippen als de handbediening volledig in werking wordt gesteld. Als u de elektrische remregelaar niet monteert of gebruikt, wordt te veel remkoppel ontwikkeld bij het stoppen van een aanhanger met een kleinere belasting dan de remcapaciteit.

    Voorzichtig

    Als u geluid hoort in het hydraulische systeem van het trekvoertuig maar de bediening van de machine functioneert niet, dan zijn de slangen verkeerd om aangesloten en moeten deze worden omgedraaid.

    Note: Mogelijk moet u de druk in de slangen van de machine naar het trekvoertuig opheffen om voor een juiste aansluiting te zorgen.

    Important: Tijdens het maken van scherpe bochten kunnen de hydraulische slangen contact maken met de wielen van het trekvoertuig. Vermijd scherpe bochten en gebruik indien nodig een verende kabel (een rubberen band met haken aan beide uiteinden) om de slangen terug naar het midden te trekken.

Materiaal laden

Laad de machine vanaf de bovenkant of vanaf de achterkant.

Voor de meeste materialen (zoals zand of grind) kunt u een emmerlader aan de voorkant gebruiken. Materialen zoals balken of zakken mest laadt u het beste vanaf de achterkant door het materiaal op de lopende band te plaatsen en het hydraulische systeem in te stellen op de laadstand.

Mogelijk moet u de achterklep verwijderen om de toegang te vergemakkelijken.

Als u zakken met materiaal gebruikt, leeg dan de zakken in de emmer voordat u het materiaal in de hopper laadt. Verdeel de lading gelijkmatig voor betere stabiliteit, zowel van voor naar achter als van links naar rechts.

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Gebruik de machine niet als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.

  • Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.

  • Houd uw handen en voeten uit de hopper wanneer de machine in werking is of de motor van het trekvoertuig draait.

  • Blijf zitten als het trekvoertuig in beweging is.

  • Let goed op als u de machine gebruikt. Als het trekvoertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rijd voorzichtig en doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand (twee keer de breedte van de machine) van zandkuilen, greppels, waterpartijen, hellingen, onbekend terrein en andere gevarenzones.

    • Matig de snelheid als u met een geladen machine over oneffen terrein rijdt. Anders kan de machine onstabiel worden.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Ga voorzichtig te werk als u op een helling werkt. Rij hellingen in een rechte lijn op en af. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.

    • Wees extra voorzichtig als u werkt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of zwaar belast is. Stoppen kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Schakel niet van vooruit in achteruit of andersom zonder volledig te stoppen.

    • Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle kunt verliezen.

    • Wees u bewust van uw omgeving tijdens het draaien of achteruitrijden van de machine. Zorg ervoor dat het gebied vrij is en houd omstanders uit het werkgebied. Rijd langzaam.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Houd u aan alle verkeersregels en plaatselijke verordeningen met betrekking tot het besturen van de machine op of in de buurt van de openbare weg.

    • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat er voldoende ruimte boven uw hoofd is, zodat het trekvoertuig zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.

    • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

    • Laat de machine niet onbeheerd achter terwijl deze in bedrijf is.

  • Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

  • Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht voor de machine of voor het trekvoertuig.

  • De stabiliteit van ladingen kan verschillen, hoge ladingen hebben bijvoorbeeld een hoger zwaartepunt. Verminder indien nodig het maximale laadgewicht om te zorgen voor een betere stabiliteit.

  • Doe het volgende om te voorkomen dat de machine kantelt:

    • Houd de hoogte en het gewicht van de lading zorgvuldig in de gaten. Hoge en zware ladingen kunnen het risico op kantelen doen toenemen.

    • Verdeel de lading gelijkmatig, zowel in de lengte- als de breedterichting.

    • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres.

    • Zorg er altijd voor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat laden.

    • Plaats geen grote of zware objecten in de hopper. Hierdoor kunnen de transportband en de rollen beschadigd raken. Zorg er ook voor dat de lading een uniforme textuur heeft. Steentjes tussen het zand kunnen met hoge snelheid uitgeworpen worden.

  • Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen of strooien. De optionele dubbele spinner, de lopende band en de verwerker kunnen met een hoge snelheid deeltjes en vuil uitwerpen.

  • De machine lossen of loskoppelen van het trekvoertuig dient op een vlakke ondergrond te gebeuren.

  • Zorg ervoor dat de machine op het trekvoertuig is aangesloten voordat u gaat lossen.

  • Niet rijden met de machine in de volledig omhooggebrachte stand. Dit vergroot het risico dat de machine omkantelt.

  • De machine heeft een veilige zone voor het rijden met werktuigen. Deze zone wordt aangeduid door het groene gedeelte op de sticker.

  • Rijd niet terwijl de machine zich in het geel/zwarte bereik bevindt. Als er geen werktuigen bevestigd zijn aan de machine, dient u de machine te transporteren in de omlaaggebrachte stand.

  • Schakel de machine uit als u mensen, voertuigen, kruispunten of zebrapaden nadert.

  • Gebruik de machine niet als de gewichtsbehuizing is verwijderd of niet in de juiste stand staat.

  • De hydraulische remmen van de aanhanger – indien aanwezig – kunnen de vloeistof in het hydraulische circuit oververhitten als ze voortdurend in werking blijven. Schakel terug om lange hellingen af te rijden. Gebruik de remmen met tussenpozen zodat zowel het voertuig als de topdresser af en toe kunnen afkoelen.

Veiligheid op hellingen

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:

  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en ga na na of u de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.

  • Wees extreem voorzichtig bij het rijden op hellingen, met name tijdens het draaien.

    • De machine dwars op een helling rijden kan ertoe leiden dat ze kantelt of dat de tractie-eenheid of de machine tractie verliezen.

    • Rijd hellingen altijd in een rechte lijn op en af, rijd niet zijwaarts of diagonaal. Rijd bij het afrijden van een helling niet harder dan de snelheid waarmee u dezelfde helling kunt oprijden. De remtijd is langer bij het afrijden van een helling.

    • Verminder het gewicht van de lading bij het rijden op steile hellingen en stapel de lading niet te hoog op.

  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, water en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn.

  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.

  • Gebruik de machine niet in omstandigheden waarin u niet zeker bent van de tractie, het stuurgedrag of de stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien.

  • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen.

  • Hou de tractie-eenheid altijd in versnelling bij het afrijden van een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).

De machine in-/uitschakelen

Als u klaar bent met werken met de machine, moet u altijd de NOODSTOPKNOP (Figuur 23) indrukken om het elektrische systeem uit te schakelen. Als u begint te werken met de machine moet u de NOODSTOPKNOP uittrekken voordat u de afstandsbediening inschakelt.

g013347

Important: Als u klaar bent met werken met de machine, moet u de NOODSTOPKNOP indrukken om te voorkomen dat de accu van het trekvoertuig leegraakt.

De hydraulische regelkleppen bedienen op SH-modellen

Er bevinden zich drie hydraulische regelkleppen op het linker spatscherm van de machine ((Figuur 24).

g014117

Note: Zet na gebruik alle hendels van de regelkleppen terug in de middelste stand om onbedoeld starten te voorkomen.

Linkerklep

De linkerklep regelt de richting van de lopende band van de machine.

  • Om de machine te lossen, trekt u de hendel naar u toe. Hiermee wordt het materiaal via de lopende band naar de achterkant getransporteerd.

  • Om de machine te laden, duwt u de hendel van u af. Hiermee wordt het materiaal via de lopende band naar de voorkant getransporteerd.

  • Om de lopende band te stoppen, zet u de hendel in de middelste stand.

Middelste klep

Met de middelste klep wordt de machine omhoog en omlaag gebracht.

  • Om de machine omhoog te brengen, trekt u de hendel naar achteren totdat de gewenste hoogte is bereikt. Laat daarna de hendel los.

  • Om de machine omlaag te brengen, duwt u de hendel naar voren totdat de gewenste hoogte is bereikt. Laat daarna de hendel los.

    Voorzichtig

    Houd de hendel niet naar achteren of naar voren zodra de hefcilinders maximaal zijn uitgeschoven.

Rechterklep

Met de rechterklep wordt de optie bediend.

  • Om de optie in te schakelen, trekt u de hendel naar achteren.

  • Om de optie uit te schakelen, zet u de hendel terug in de middelste stand.

    Waarschuwing

    Als u de hendel naar voren duwt, gebeurt er niets. De opties kunnen niet worden omgedraaid.

    Important: Trek de optiehendel niet naar de ingeschakelde stand als er geen optie is gemonteerd. Hierdoor kan de motor van de lopende band beschadigen en de machine stoppen.

De hydraulische regelkleppen en opties bedienen op EH-modellen

Afstandsbedieningsysteem

Het afstandsbedieningsysteem bestaat uit een bedieningspaneel, een basiseenheid van +12 tot +14,4 VDC en een kabelboom. Het systeem is specifiek ontworpen voor het gebruik en de bediening van een MH-400 Material Handler.

Afstandsbediening

g028671

Knopfuncties

KnopNaamPrimaire functie
GraphicAAN/UITBedieningspaneel in- en uitschakelen.
GraphicALLES STARTENHiermee kunt u zowel de lopende band als de optie bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STARTENHiermee kunt u de lopende band van de hopper bedienen: in- en uitschakelen en de snelheid instellen.
GraphicLOPENDE BAND STOPPENHiermee kunt u de lopende band stilzetten.
GraphicLOPENDE BAND TRAGERHiermee kunt u de lopende band langzamer laten lopen.
GraphicLOPENDE BAND SNELLERHiermee kunt u de lopende band laten versnellen.
GraphicRICHTING LOPENDE BAND OMKERENDrukknop waarmee u de richting van de lopende band kunt omdraaien. De snelheid van de lopende band kan als deze in de omgekeerde richting loopt, worden aangepast met de knoppen LOPENDE BAND SNELLER en LOPENDE BAND TRAGER; u moet tegelijkertijd de knop RICHTING LOPENDE BAND OMKEREN ingedrukt houden. Nadat u de knop RICHTING LOPENDE BAND OMKEREN hebt losgelaten, schakelt de lopende band uit.
GraphicLAADBAK OMLAAGDrukknop om de laadbak omlaag te brengen.
GraphicLAADBAK OMHOOGDrukknop om de laadbak omhoog te brengen.
GraphicGraphicGraphicVOORINSTELLING 1Er kunnen drie afzonderlijke voorinstellingen worden opgeslagen voor de snelheid van de lopende band en de optie.
GraphicOPSLAANWordt gebruikt in combinatie met de VOORINSTELLINGSKNOP om een voorinstelling in het geheugen op te slaan.
GraphicOPTIE STARTENHiermee kunt u de achterste optie bedienen, in- en uitschakelen en de snelheid ervan weergeven.
GraphicOPTIE STOPPENHiermee wordt de optie stilgezet.
GraphicOPTIE TRAGERHiermee kunt u de optie langzamer laten lopen
GraphicOPTIE SNELLERHiermee kunt u de optie laten versnellen.
GraphicALLES STOPPENHiermee worden zowel de lopende band als de optie stilgezet.

De afstandsbediening aanzetten

Druk op de knop AAN/UIT van het bedieningspaneel en wacht tot het de basiseenheid vindt. Zorg ervoor dat er geen knoppen worden ingedrukt terwijl het bedieningspaneel de opstartprocedure uitvoert.

Handbediening (Model 44594)

Als u het bedieningspaneel ooit kwijtraakt, of als het beschadigd raakt of niet functioneert, kan de machine nog steeds worden bediend om een taak af te maken of door te gaan met werken tot het probleem is opgelost.

De handbedieningsfunctie bevindt zich aan de besturingszijde van het hydraulische systeem (Figuur 26).

g297178
  • Om de snelheid van de lopende band aan te passen (Figuur 26), draait u de knop rechtsom. Bij het kleurgecodeerde bedieningssysteem wordt de maximale snelheid van de loopband gebruikt, daarom kan deze aanpassing worden verricht zonder dat er hydraulische stroming aanwezig is. Dit is met name relevant als de hopper vol zand zit.

    decal119-6832
  • Om de hopper omhoog te brengen (Figuur 26), moet u de ring op het ventiel naar binnen duwen.

  • Om de hopper omlaag te brengen (Figuur 26), moet u de ring op het ventiel naar buiten trekken.

  • Gebruik een schroevendraaier (Figuur 26) met een platte kop om de spinnersnelheid aan te passen. Draai rechtsom om de snelheid te doen toenemen en linksom om de snelheid te doen afnemen.

Note: Als u aanpassingen verricht terwijl de hydraulische stroming actief is, zorg er dan voor dat de lopende band is uitgeschakeld als u niet wilt dat er zand wordt gestrooid terwijl u de aanpassingen maakt.

Zodra u tevreden bent over de instellingen, kunt u de hydraulische doorstroomregelaar op het trekvoertuig gebruiken om het systeem aan en uit te schakelen.

Belangrijke functie-elementen

  • Als het bedieningspaneel voor het eerst wordt ingeschakeld, moet ongeveer 5 seconden lang FLR OFF en OPT OFF (Lopende band uit en optie uit) op het display worden weergegeven. Als het display 'Waiting for base' (Wachten op basis) weergeeft, controleer dan of de basiseenheid van stroom is voorzien en of de NOODSTOPKNOP van de basiseenheid uitgetrokken is.

  • Er is altijd een huidig werkgeheugen. Dit is niet hetzelfde als een voorinstelling. De laatst opgeslagen werkinstellingen staan in het huidige werkgeheugen zodra het bedieningspaneel wordt ingeschakeld.

  • Werkvolgorde van de startknoppen op het bedieningspaneel:

    • Eén keer op een startknop drukken (ALLES STARTEN, LOPENDE BAND STARTEN of OPTIE STARTEN) roept de instelling in het huidige werkgeheugen van het bedieningspaneel op.

    • Door een tweede keer drukken op dezelfde startknop wordt het onderdeel geactiveerd als de hydrauliek is ingeschakeld (er worden oplopende getallen getoond op het display).

    • Door een derde keer op dezelfde startknop te drukken wordt de nieuwe instelling opgeslagen in het werkgeheugen van het bedieningspaneel.

  • Nadat een startknop eenmaal in ingedrukt om de huidige instelling in het werkgeheugen te bekijken (in een niet-werkende-modus), heeft u ongeveer 10 seconden om de instelling te wijzigen, anders wordt het element weer uitgeschakeld. In een werkmodus geldt deze 10-seconden-regel niet.

  • Om een voorinstelling te programmeren, moet u onthouden dat de elementen moeten zijn geactiveerd of ingeschakeld.

  • Om te werken vanuit een voorinstelling moet het snelheidspercentage van het element worden weergegeven in het display om te kunnen activeren of inschakelen. Als in het display OFF (Uit) wordt weergegeven, moet de voorinstelling opnieuw worden opgeroepen.

De hydraulische bedieningselementen manueel bedienen

EH-modellen

Als de afstandsbediening kwijt of beschadigd is of niet werkt, kunt u de machine nog altijd gebruiken om taken uit te voeren of verder te gaan met strooien.

De machine klaarmaken voor de montage

  1. Verwijder aan de rechterkant van de machine de 4 inbusbouten met flens waarmee de afdekplaat bevestigd is aan het deksel van de uitschakelvergrendeling (Figuur 28)

    g285427
  2. Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is, start de tractie-eenheid en zet hydraulische druk op de machine.

  3. Zoek de 3 regelkleppen (Figuur 29).

    g285426

    Note: Raadpleeg de sticker die zich op de afdekplaat bevindt (Figuur 30).

    g285596

De rijsnelheid afstellen

  1. Maak de contramoer los aan de beugel voor handbediening (Figuur 31).

    g285594
  2. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep rechtsom om de snelheid van de lopende band te verhogen (Figuur 31).

    Note: Gebruik de maximale snelheid van de lopende band van het kleurgecodeerde bedieningssysteem wanneer u geen hydraulische stroom heeft. Deze instelling is ook nuttig als de hopper vol is met zand.

  3. Draai de contramoer vast wanneer de machine loopt met de juiste snelheid van de lopende band.

De stand van de hopper afstellen

  • Om de hopper omlaag te brengen (Figuur 32), moet u trekken aan de ring op het ventiel.

    g285595
  • Om de hopper omhoog te brengen (Figuur 32), moet u duwen aan de ring op het ventiel.

De snelheid van het accessoire/werktuig afstellen

  1. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep rechtsom om de snelheid van de lopende band te verhogen (Figuur 33).

    Note: Als u de machine aan het afstellen bent terwijl de hydraulische stroom actief is en u wilt niet dat er zand wordt uitgestrooid terwijl u afstellingen uitvoert, moet u ervoor zorgen dat de lopende band uitgeschakeld is.

    g285593
  2. Zodra u tevreden bent over de instellingen, kunt u de hydraulische doorstroomregelaar op het trekvoertuig gebruiken om het systeem aan en uit te schakelen .

Handbediende hydraulische bedieningselementen resetten

EH-modellen

Als u de afstandbediening hebt gevonden, gerepareerd of vervangen, moet u de solenoïde voor de snelheid van de lopende band, de solenoïde voor de snelheid van het werktuig of beide resetten voordat u de machine gaat gebruiken met de afstandsbediening.

De solenoïde voor snelheid van de lopende band resetten

EH-modellen
  1. Maak de contramoer los aan de beugel voor handbediening (Figuur 34).

    g285597
  2. Draai de inbusschroef voor het opheffingsmechanisme van de klep linksom tot u een kleine ruimte ziet tussen het uiteinde van de schroef en het uiteinde van de schacht van de solenoïde voor de snelheid van de lopende band (Figuur 34).

  3. Draai de contramoer vast (Figuur 34).

De solenoïde voor snelheid van het werktuig resetten

Draai de platkopschroef linksom tot het ventiel in de solenoïde helemaal open is (Figuur 35).

g285593

De afdekplaat monteren

Bevestig de afdekplaat met de 4 inbusbouten met flens aan het deksel van de uitschakelvergrendeling (Figuur 36).

g285427

Het lcd-scherm (Liquid Crystal Display) gebruiken

Het lcd-scherm ((Liquid Crystal Display) met 2 regels en 8 tekens per regel toont de status en activiteit als de knoppen op het bedieningspaneel worden ingedrukt. De achtergrondverlichting en het contrast kunnen worden aangepast. Veranderingen worden opgeslagen in het huidige werkgeheugen van het bedieningspaneel. Als de eenheid wordt ingeschakeld nadat deze uitgeschakeld is geweest, worden de laatste instellingen voor het contrast en de achtergrondverlichting gebruikt.

Contrast verhogen:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Contrast verlagen:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE TRAGER tegelijk ingedrukt tot het gewenste contrast is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Meer achtergrondverlichting:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE SNELLER tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG.

Minder achtergrondverlichting:

Houd de knoppen ALLES STOPPEN en OPTIE TRAGER tegelijk ingedrukt tot de gewenste achtergrondverlichting is bereikt op het display.

Graphic + Graphic

Note: Er zijn drie instellingen: UIT, LAAG en HOOG. Van alle functies op het bedieningspaneel verbruikt de achtergrondverlichting de meeste energie. Meer achtergrondverlichting kost meer vermogen en vermindert de levensduur van de batterijen. Hoe lager de instelling van de achtergrondverlichting, hoe langer de batterijen meegaan.

De werking van de statusled van het bedieningspaneel

De statusled knippert traag bij 2 Hz (twee keer per seconde) als het bedieningspaneel signalen uitzendt, maar er geen knoppen worden ingedrukt en de knoppen van de lopende band en de optie actief zijn. Als u op een knop drukt, zal het lampje bij 10 Hz knipperen.

De batterijen van het bedieningspaneel vervangen

Het bedieningspaneel wordt aangedreven met 4 AA-alkalinebatterijen van 1,5 V en levert tussen 2,4 en 3,2 V. De verwachte levensduur van de batterijen bedraagt ongeveer 300 uur (doorlopend ingeschakeld, zonder achtergrondverlichting), maar de levensduur van de batterijen wordt echter beïnvloed door gebruiksfactoren, met name de intensiteit van de achtergrondverlichting. Hoe feller de achtergrondverlichting, hoe meer energie er wordt verbruikt en hoe korter de levensduur van de batterijen.

Important: Houd altijd reservebatterijen bij de hand als het systeem in gebruik is.

  1. Zet de bout in de magneet op de magnetische beugel van het bedieningspaneel los (Figuur 37).

    g028874
  2. Schuif de kanten van de beugel uit elkaar en verwijder de afstandsbediening (Figuur 37).

  3. Verwijder de 6 schroeven van de achterkant van de afstandsbediening en verwijder het deksel (Figuur 38).

    Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel en de batterijen verwijdert.

    g028875
  4. Verwijder de oude batterijen en voer ze af volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.

  5. Let op de polariteit van de batterijen terwijl u de nieuwe plaatst. (Als de batterijen onjuist worden geplaatst, raakt de eenheid niet beschadigd, maar ze zal niet meer functioneren). Op het draagtoestel staat de polariteit van de contacten aangegeven (Figuur 38).

  6. Als u per ongeluk de rubberen afdichting en de stalen pakking hebt verwijderd, moet u ze zorgvuldig terug plaatsen in de groef in het bedieningspaneel (Figuur 38).

  7. Plaats het deksel terug en bevestig het met de 6 schroeven die u eerder hebt verwijderd (Figuur 38) en draai deze vast met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

  8. Monteer het bedieningspaneel in de magnetische beugel van het bedieningspaneel, schuif de helften samen om het bedieningspaneel te bevestigen en draai de bout in de magneet vast (Figuur 37).

Onderhoud van het bedieningspaneel

Hoewel het bedieningspaneel robuust is uitgevoerd, moet u ervoor zorgen dat u het niet laat vallen op harde oppervlakken. Gebruik een zachte doek met water of een mild reinigingsmiddel om het bedieningspaneel te reinigen. Let erop dat u geen krassen maakt op het lcd-scherm.

Het bedieningspaneel met de basiseenheid associëren

Doorgaans wordt de associatie tussen het bedieningspaneel en de basiseenheid in de fabriek gemaakt, zodat het paneel en de basiseenheid kunnen communiceren met elkaar. Toch kan het voorkomen dat u een bedieningspaneel en een basiseenheid opnieuw moet associëren. Dit doet u als volgt:

  1. Druk op de noodstopknop om ervoor te zorgen dat basiseenheid niet meer van stroom wordt voorzien en controleer of het bedieningspaneel uit staat.

  2. Ga vlakbij de basiseenheid staan zodat u deze kunt zien.

  3. Houd tegelijk de knoppen ON/OFF en ALL STOP ingedrukt.

    Graphic + Graphic

    De afstandsbediening doorloopt de initialisatieschermen en stopt bijASSOC PENDING.

  4. Houd beide knoppen ingedrukt en laat deze snel los wanneerASSOC ACTIVE wordt weergegeven (ongeveer vier seconden).

    Op het display zal dan PRESS STORE worden weergegeven.

  5. Houd de knop STORE (bewaren) ingedrukt.

    Graphic

    Op het display wordt POW UP BASE weergegeven.

  6. Houd de knop STORE ingedrukt en trek de NOODSTOPKNOP uit om de basiseenheid te activeren.

    Het bedieningspaneel zal nu geassocieerd (verbonden) worden met de basiseenheid. Als de associatie geslaagd is, staat op het display ASSOC PASS.

  7. Laat de knop STORE los.

Important: Als op het display ASSOC EXIT verschijnt, is de associatie mislukt.

Note: U kunt de koppeling tussen het bedieningspaneel en de basiseenheid bekijken door de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt te houden. Op het display wordt het geselecteerde kanaal en het ID-nummer van de basiseenheid weergegeven.

Graphic + Graphic

Levensduur batterijen, bedieningsfrequentie, weergave ID basiseenheid en bedieningspaneel

Houd de knoppen ALL STOP en OPTION STOP tegelijk ingedrukt om verschillende soorten gegevens weer te geven.

Graphic + Graphic

Terwijl u beide knoppen ingedrukt houdt, wordt op het display om de 2 seconden gewisseld tussen de volgende gegevens: de verwachte levensduur van de batterijen in resterende procenten of het huidige voltage van de batterijen, de bedieningsfrequentie of het communicatiekanaal voor de eenheden, het ID-nummer van de afstandsbediening en het ID-nummer van de bijbehorende basiseenheid.

De lopende band en optie gebruiken

Volg de volgende procedures om de lopende band en optie (zoals de dubbele spinner of een ander werktuig) van de machine in te stellen en te bedienen:

  • De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

  • De optie afzonderlijk instellen en bedienen

  • De lopende band en de optie samen instellen en bedienen

De lopende band afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop FLOOR STARTvoor het eerst indrukt Graphic (wanneer de lopende band niet in bedrijf is), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na FLR (d.w.z. FLRS), wat aangeeft dat het bedieningspaneel in de modus set-only (alleen instellen) staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de lopende band wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de lopende band instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder dat de lopende band ongewild gaat bewegen. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop FLOOR START om de lopende band te activeren met de gekozen instelling (als het hydraulische systeem werd ingeschakeld, zal de lopende band starten). Druk een derde keer op FLOOR START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de lopende band terwijl de band loopt, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop FLOOR START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht FLRS op het display staat, u drukt op Floor Start (Lopende band starten), waardoor de lopende band wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op FLOOR START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op FLOOR START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop FLOOR START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE FLOOR SPEED en de knop DECREASE FLOOR SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop FLOOR START om de lopende band te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop FLOOR START om de instelling van de lopende band te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt FLOOR STORE weergegeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt wanneer de lopende band wordt gestart totdat u de instelling terug verandert.

De optie afzonderlijk instellen en bedienen

Als u de knop OPTION START voor de eerste keer indrukt Graphic (als de optie uitgeschakeld is), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instelling en wordt er een 'S' weergegeven na OPT (d.w.z. OPTS) om aan te geven dat het bedieningspaneel in de modus set-only staat. In deze set-only modus kunt u de instelling wijzigen naar sneller of trager, maar de optie wordt niet geactiveerd en blijft dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheid van de optie instellen of de opgeslagen instelling gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheid hebt ingesteld, drukt u op de knop OPTION START om de optie te activeren met de gekozen instelling (als het hydraulische systeem ingeschakeld is, zal de optie starten). Druk een derde keer op OPTION START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen voor de optie terwijl de optie actief is, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop OPTION START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het bericht OPTS op het display staat, u drukt op OPTION START, waardoor de optie wordt gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op OPTION START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, is de instelling teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarde.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op OPTION START drukt en FLRS (set-only modus) wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop OPTION START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarde en FLRS wordt weergegeven.

  2. Stel de snelheid in met de knop INCREASE OPTION SPEED en de knop DECREASE OPTION SPEED.

    Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop OPTION START om de optie te starten.

    Graphic
  4. Druk op de knop OPTION START om de instelling van de optie te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt OPTION STORE weergegeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt telkens de optie wordt gestart totdat u de instelling opnieuw verandert.

De lopende band en optie samen instellen en bedienen

Als u de knop ALL START voor het eerst indrukt Graphic (terwijl de optie niet loopt), toont het display van het bedieningspaneel de opgeslagen instellingen van de lopende band en de optie, en wordt er een 'S' weergeven na FLR en OPT (d.w.z. FLRS en OPTS) om aan te geven dat het bedieningspaneel in een set-only modus staat. In deze set-only modus kunt u de instellingen naar boven of naar beneden aanpassen, maar de lopende band en de optie worden niet geactiveerd en blijven dus uitgeschakeld. Hierdoor kunt u de gewenste snelheden instellen of de opgeslagen instellingen gebruiken zonder ongewenste bewegingen te veroorzaken. Nadat u de snelheden hebt ingesteld, drukt u op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren met de gewenste instelling (als het hydraulische systeem geactiveerd is, zullen de lopende band en de optie starten). Druk een derde keer op ALL START om de huidige waarde in het geheugen op te slaan.

Note: Veranderingen aan de instellingen terwijl de lopende band en de optie geactiveerd zijn, zijn onmiddellijk effectief. Ze zijn echter tijdelijk tenzij u de instelling opslaat door nog eens op de knop ALL START te drukken nadat u de instelling gewijzigd hebt. Bijvoorbeeld: u voert een aanpassing uit terwijl het display FLRS en OPTS weergeeft, u drukt op ALL START, waardoor de lopende band en de optie worden gestart met de aangepaste instelling, en schakelt dan het bedieningspaneel uit zonder nog eens op ALL START te drukken, waardoor de wijziging wordt bewaard. De volgende keer dat u het bedieningspaneel gebruikt, zijn de instellingen teruggekeerd naar de eerder opgeslagen waarden.

Note: Een timer van 10 seconden begint te lopen als u op ALL START drukt en de set-only modus wordt weergegeven op het display. Als u binnen deze 10 seconden niet op een knop drukt, keert het display terug naar FLR en OPT en wordt de vorige status/waarde weergegeven en toegepast. De timer wordt teruggezet op tien seconden als er een knop wordt ingedrukt terwijl het bedieningspaneel zich in de modus set-only bevindt.

  1. Druk op de knop ALL START.

    Graphic

    De voorbeeldwaarden en FLRS en OPTS worden weergegeven.

  2. Pas de snelheidsinstellingen als volgt aan:

    • Pas de snelheidsinstelling van de lopende band aan met de knoppen INCREASE FLOOR SPEED en DECREASE FLOOR SPEED.

      Graphic of Graphic
    • Pas de snelheidsinstelling van de optie aan met de knoppen INCREASE OPTION SPEED en DECREASE OPTION SPEED.

      Graphic of Graphic
  3. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te activeren.

    Graphic
  4. Druk op de knop ALL START om de instellingen te bewaren.

    Graphic

    Op het display wordt ALL STORE weergeven. De gekozen waarde zal worden gebruikt telkens de optie wordt gestart totdat u de setting opnieuw verandert.

    Note: Zowel de lopende band als de optie moeten actief zijn om de instellingen op te slaan met de knop ALL START. Als er maar één (of geen van beide) actief is, zullen met een druk op de knop ALL START beide gestart worden, ofwel degene die niet actief was. Er wordt niets opgeslagen en de weergegeven commando's zijn de eerder opgeslagen commando's voor de lopende band en de optie.Het is belangrijk om te beseffen dat het opgeslagen commando voor de lopende band en de optie tweemaal gebruikt wordt, eenmaal in het geval van een afzonderlijk commando met de knoppen FLOOR START of OPTION START, en eenmaal bij een gecombineerde handeling met ALL START; in elk geval gaat het om hetzelfde nummer.

De voorinstellingsknoppen 1, 2 en 3 instellen

Het bedieningspaneel heeft drie VOORINSTELLINGSKNOPPEN waarmee u de snelheidsinstellingen van de lopende band en de optie kunt programmeren. Elke VOORINSTELLINGSKNOP werkt hetzelfde als de voorbeeldmodus bij ALL START, maar maakt gebruik van verschillende, door de gebruiker gedefinieerde waarden voor de snelheid.

Als de lopende band en/of de optie beide actief zijn op het moment dat u een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt, wordt er een voorbeeldwaarde voor de lopende band en de optie weergegeven. Als u vervolgens op de knop ALL START klikt, worden de huidige waarden vervangen door de voorinstellingswaarden. Als u langer dan 10 seconden wacht om op de knop ALL START te drukken, zal het systeem terugkeren naar de eerder opgeslagen waarden.

De waarden van een VOORINSTELLINGSKNOP instellen doet u als volgt:

  1. Start zowel de lopende band als de optie, afzonderlijk of met de knop ALL START.

    Graphic
  2. Stel de gewenste snelheid voor de lopende band en de optie in met de desbetreffende knoppen om de snelheid te VERHOGEN en VERLAGEN.

  3. Houd de knop STORE ingedrukt en druk vervolgens op de gewenste knop VOORINSTELLING (1, 2 of 3).

    Graphic vervolgensGraphic, Graphic, of Graphic

    Op het scherm zal PRESET SAVED worden weergeven.

Note: Als u de knop STORE ingedrukt houdt en een VOORINSTELLINGSKNOP indrukt terwijl de lopende band of de optie uitgeschakeld is, wordt er geen nieuwe waarde opgeslagen. De voorinstelling behoudt de eerder opgeslagen waarden.

Een vooringestelde modus gebruiken

  1. Druk op de gewenste VOORINSTELLINGSKNOP (1, 2 of 3) om de instellingen voor de lopende band en de optie weer te geven.

  2. Druk op de knop ALL START om de lopende band en de optie te starten (als het hydraulische systeem ingeschakeld is).

  3. Gebruik de knoppen START en STOP om de lopende band en de optie te bedienen.

Materiaal lossen

Waarschuwing

Ga niet achter de machine staan tijdens het lossen

Grote hoeveelheden lossen

  1. Rijd de machine achteruit naar de plaats waar u het materiaal wilt storten.

  2. Maak de vergrendelingen van de achterklep los en schakel de lopende band in.

  3. Breng indien gewenst de achterkant van de machine omhoog. Op deze manier wordt het materiaal steeds onder een andere hoek gelost en kunt u de volledige lading snel lossen.

Gecontroleerd lossen

  1. Sluit de vergrendelingen van de achterklep.

  2. Gebruik de krikhandgreep om het verstelbare gedeelte van de achterklep te openen of te sluiten (Figuur 39 en Figuur 40). Hiermee kunt u bij het gebruik van een optie de materiaalstroom beperken.

    Voorzichtig

    Gebruik het verstelbare gedeelte van de achterklep alleen bij het lossen van materialen met een diameter kleiner dan 25 mm (zoals zand of grind).

    Voorzichtig

    Open de achterklep volledig als het materiaal niet door het verstelbare gedeelte kan stromen. U moet nieuw materiaal altijd eerst testen.

    g014118
    g014119

De dubbele spinner gebruiken

De dubbele spinner monteren

De machine is uitgerust met snelkoppelklemmen. Gebruik deze klemmen om de dubbele spinner aan de machine te bevestigen.

  1. Verwijder de klemmen van de veiligheidsvergrendeling van de klemhendels (Figuur 41).

  2. Breng de veiligheidsvergrendeling en vervolgens de klemhendels van de optiebevestiging omhoog en maak de vergrendelringen los van de vergrendelpennen (Figuur 41).

  3. Schuif de klemconstructie van de achterste optiebevestiging uit de snelkoppelsleuven (Figuur 41).

  4. Steek samen met een tweede persoon de voorste rand van de dubbele spinner omhoog en onder de achterkant van de machine in de voorste klemmen op de beugels (Figuur 41).

  5. Ondersteun de dubbele spinner en schuif de klemconstructie van de achterste optiebevestiging terug in de sleuven in de beugels en over de achterkant (Figuur 41).

  6. Zorg ervoor dat de dubbele spinner is gecentreerd tussen de beugels. Bevestig vervolgens de vergrendelringen weer over de vergrendelpennen en druk de klemhendels omlaag

    Note: Als de klemconstructie te los zit en de dubbele spinner kan schuiven binnen de klemmen, draai dan de vergrendelringen een paar slagen aan in de klemmen totdat de dubbele spinner goed vast zit.

    Important: Draai de klemmen niet te vast. Hierdoor kunnen de randen van de dubbele spinner verbuigen.

  7. Plaats de klemmen van de veiligheidsvergrendeling op de klemhendels (Figuur 41).

    Voorzichtig

    Zorg ervoor dat u de veiligheidsvergrendelingen terug in de klemmen plaatst, anders kunnen de klemmen opengaan tijdens bedrijf.

    Waarschuwing

    De opties zijn zwaar. Til de dubbele spinner met twee personen op.

    g015127

Hydraulische slangen aansluiten

Waarschuwing

Zorg ervoor dat het trekvoertuig is uitgeschakeld voordat u de hydrauliek gaat aansluiten, zodat de dwarstransporteur/zwenkset niet onbedoeld kan inschakelen.

Sluit als volgt de hydraulische slangen aan op de bedieningsklep voor de optie op de machine (Figuur 42):

  • Trek de buitenste mof van de vrouwelijke connector terug (of duw deze naar voren) en steek de mannelijke connector erin.

  • Houd de mannelijke connector stevig op zijn plaats en laat de buitenste mof van de vrouwelijke connector los.

  • Controleer of de connectoren er helemaal in geduwd zijn en goed op hun plaats zijn vergrendeld.

  • Trek terwijl het trekvoertuig in bedrijf is de bedieningshendel voor de optie naar achteren (op de SH-modellen) of start de optie met behulp van de optiestartknop op het bedieningspaneel (op de EH-modellen) en controleer of de dubbele spinner naar behoren functioneert.

g014079

Het gewenste strooipatroon instellen

U kunt de volgende instellingen kiezen voor het strooipatroon:

  • A (Blauw) - Ultralicht patroon

  • B (Geel) - Licht tot zwaar strooipatroon

    g015028

    Note: Bij levering is de dubbele spinner ingesteld op stand B.

    Controleer de messtanden en voer indien nodig aanpassingen uit aan de messen.

    Note: Voor dit voorbeeld selecteren we Geel.

De stand van de loszone instellen

  1. Draai de handgreep aan beide zijden van de dubbele spinner los (Figuur 44).

    g015025
  2. Schuif de dubbele spinner naar voren en naar achteren totdat de pijlen naar de gewenste kleur wijzen (in dit voorbeeld geel).

  3. Draai de handgrepen vast.

De spinnerklep afstellen

SH-modellen:

  1. Draai de knop los waarmee de hendel van de spinnerklep is bevestigd (Figuur 45).

    g015024
  2. Draai de hendel van de spinnerklep(Figuur 45) naar de gewenste kleur (in dit voorbeeld geel).

EH-modellen:

  1. Zet de hendel van de spinnerklep in het Blauwegebied (max. snelheid) (Figuur 45). Als u de hendel volledig naar rechts draait, moet deze horizontaal staan.

  2. Gebruik het percentage dat op de sticker met strooipatronen of op de sticker van het draadloze bedieningspaneel staat om te bepalen welke waarde in het bedieningspaneel moet worden ingevoerd.

    Note: In dit voorbeeld wordt er een percentage van 50 procent ingesteld, passend bij het gele strooipatroon dat eerder werd geselecteerd.

De snelheid van de hopperklep en de lopende band instellen

SH-modellen:

Draai de krukas om de opening in te stellen (Figuur 46) tot de pijl naar het midden van het gebied met de gewenste kleur wijst (in dit voorbeeld geel).

Note: De afstelling van de strooidichtheid is afhankelijk van de opening van de hoofdhopperklep of de snelheid van het trekvoertuig.

g015026

EH-modellen:

  1. Draai de krukas om de opening in te stellen (Figuur 46) tot de pijl naar het midden van het gebied met de gewenste kleur wijst (in dit voorbeeld geel).

    Note: De afstelling van de strooidichtheid is afhankelijk van de opening van de hoofdhopperklep of de snelheid van het trekvoertuig.

  2. Stel met behulp van het bedieningspaneel een snelheidspercentage van de lopende band in dat past bij de gewenste kleur strooipatroon.

    Note: In dit voorbeeld wordt er een percentage van 80 procent ingesteld, passend bij het gele strooipatroon dat eerder werd geselecteerd.

De hoogte van de hoofdhopper instellen

Pas de cilinders van de hoofdhopper aan met de hydraulische bediening op de SH-modellen of met het bedieningspaneel op de EH-modellen totdat de pijl naar het GROENE gebied op de sticker van de hydraulische cilinder wijst (Figuur 47).

g015027

De dubbele spinner bedienen

  1. Schakel het trekvoertuig uit

  2. Op SH-modellen: gebruik de regelhendels om de optie en de lopende band in te schakelen (in de losstand).

  3. Voor zowel SH- als EH-modellen: pas de instellingen, het strooipatroon en de stroomsnelheid aan.

    Note: Mogelijk moet u wat experimenteren tot u de gewenste stroom en strooidiepte bereikt. Overige variabelen zijn de rijsnelheid en het soort materiaal. Verschillende materialen hebben ook een verschillende deeltjesgrootte, waardoor het strooipatroon kan variëren.

    Test nieuwe materialen altijd door deze in een open gebied te verstrooien zonder mensen in de buurt.

  4. Start het trekvoertuig en schakel de hydrauliek van het trekvoertuig in.

  5. Op het SH-model: schakel de schakelaar op de aan-/uit-bediening in om te starten met strooien. Op het EH-model: schakel met het bedieningspaneel eerst de optie in en vervolgens de lopende band.

  6. Op het SH-model: schakel de schakelaar op de aan-/uit-bediening uit om te stoppen met strooien. De dubbele spinner blijft werken. Op het EH-model: schakel de lopende band en vervolgens de optie uit.

  7. Op de EH-modellen kunt u de functie ALLES STARTEN gebruiken in plaats van de afzonderlijke functies OPTIE START en LOPENDE BAND START. De optie zal dan eerst starten en vervolgens de lopende band.

  8. Als de machine leeg is, schakel dan de hydrauliek uit voordat u de machine gaat transporteren.

    Note: Breng bij het rijden over oneffen terrein de machine omhoog tot de maximale veilige transportstand. Hierdoor is de afstand tussen de grond en de dubbele spinner wat groter.

    Waarschuwing

    Kijk tijdens het verstrooien uit voor mensen en obstakels. De dubbele spinner kan met grote snelheid materiaal uitwerpen tot wel 12 m ver.

    Important: Als u wel rijdt maar niet strooit, breng de machine dan omhoog tot de maximale veilige transportzone en schakel de dubbele spinner uit.

De dubbele spinner fijn afstellen

  1. Controleer of alle instellingen correct zijn.

  2. Als het strooipatroon niet de gewenste consistentie heeft, draai dan de hendels los en schuif de hopper in de gewenste richting om het gewenste strooipatroon te bereiken.

    decal119-6866

De dwarstransporteur/zwenset instellen

De dwarstransporteur/zwenkset monteren

Met de dwarstransporteur kunt u materiaal aan beide kanten van de machine lossen, terwijl de zwenkset de dwarstransporteur vrij laat draaien in een boog van 270 graden. U kunt de dwarstransporteur ook vergrendelen in vijf verschillende standen in stappen van 45 graden.

Note: De machine is uitgerust met snelkoppelklemmen. Gebruik deze klemmen om de dwarstransporteur/zwenkset op de machine te monteren.

  1. Plaats de dwarstransporteur/zwenkset zo, dat de twee montagebeugels van de zwenkset naar achteren wijzen (weg van de machine).

  2. Controleer of de dwarstransporteur/zwenkset is gecentreerd tussen de montagebeugels en of de motor aan dezelfde kant uitsteekt als de bedieningshendels op de machine.

  3. Verwijder de klemmen van de veiligheidsvergrendeling van de klemhendels (Figuur 49).

  4. Breng de veiligheidsvergrendeling en vervolgens de klemhendels van de optiebevestiging omhoog en maak de vergrendelringen los van de vergrendelpennen (Figuur 49).

  5. Schuif de klemconstructie van de achterste optiebevestiging uit de snelkoppelsleuven (Figuur 49).

    g015127
  6. Steek samen met een tweede persoon de voorste rand van de dwarstransporteur/zwenkset omhoog en onder de achterkant van de machine in de voorste klemmen op de beugels (Figuur 49).

  7. Ondersteun de dwarstransporteur/zwenkset en schuif de bevestigingsklem van de achterste optie terug in de sleuven in de beugels en over de achterkant (Figuur 49).

  8. Zorg ervoor dat de dwarstransporteur/zwenkset is gecentreerd tussen de beugels. Bevestig vervolgens de vergrendelringen weer over de vergrendelpennen en druk de klemhendels omlaag.

    Note: Als de klem te los zit en de dwarstransporteur/zwenkset kan schuiven binnen de klemmen, draai dan de vergrendelringen een paar slagen aan in de klemmen totdat de dwarstransporteur/zwenkset goed vast zit.

    Important: Draai de klemmen niet te vast. Hierdoor kunnen de randen van de opties verbuigen.

  9. Plaats de klemmen van de veiligheidsvergrendeling op de klemhendels (Figuur 49).

    Voorzichtig

    Zorg ervoor dat u de veiligheidsvergrendelingen terug in de klemmen plaatst, anders kunnen de klemmen opengaan tijdens bedrijf.

    Waarschuwing

    De opties zijn zwaar. Til de dwarstransporteur/zwenkset met twee personen op.

Hydraulische slangen aansluiten

Waarschuwing

Zorg ervoor dat het trekvoertuig is uitgeschakeld voordat u de hydrauliek gaat aansluiten, zodat de dwarstransporteur/zwenkset niet onbedoeld kan inschakelen.

Sluit als volgt de hydraulische slangen aan op de bedieningsklep voor de optie op de machine (Figuur 50):

  • Trek de buitenste mof van de vrouwelijke connector terug (of duw deze naar voren) en steek de mannelijke connector erin.

  • Houd de mannelijke connector stevig op zijn plaats en laat de buitenste mof van de vrouwelijke connector los.

  • Controleer of de connectoren er helemaal in geduwd zijn en goed op hun plaats zijn vergrendeld.

  • Trek terwijl het trekvoertuig in bedrijf is de bedieningshendel voor de optie naar achteren (op de SH-modellen) of start de optie met behulp van de knop OPTIE START van de afstandbediening (op de EH-modellen) en controleer of de dwarstransporteur/zwenkset naar behoren functioneert.

g014112

De dwarstransporteur gebruiken

De dwarstransporteur in- en uitschuiven

Bedien de dwarstransporteur (Figuur 51) altijd apart van de hoofdband.

Voorzichtig

Zet de dwarse lopende band altijd terug in de middelste stand als u gaat rijden, omdat de band anders mensen of obstakels kan raken en beschadigd kan raken.

  1. Verwijder de veiligheidspennen uit beide klemmen voor de opties op de zwenkset.

  2. Maak de klembeugels los

  3. Schuif de lopende band naar het midden of naar de zijkant.

  4. Draai de klembeugels weer vast.

  5. Plaats de veiligheidspennen terug.

  6. Op SH-modellen: pas de snelheid van de dwarse lopende band aan met de hydraulische hendel rechts. Op EH-modellen: pas de snelheid van de dwarstransporteur aan met de afstandbediening.

    Note: Breng de hopper altijd omlaag voordat u de lopende band afstelt. Als u dit niet doet, blijft de lopende band onder een hoek staan.

    g014125

Materiaal verspreiden met de dwarstransporteur

  1. Schakel het trekvoertuig uit.

  2. Op SH-modellen: gebruik de regelhendels om de optie en de lopende band in te schakelen (in de losstand).

  3. Open het verstelbare gedeelte van de achterklep om de gewenste stroomsnelheid te bereiken. Mogelijk moet u wat experimenteren tot u de gewenste stroom en strooidiepte bereikt. Overige variabelen zijn de rijsnelheid en het soort materiaal.

  4. Schakel de hydrauliek van het trekvoertuig uit.

  5. Op EH-modellen: bedien de optie en de lopende band met de afstandbediening.

  6. Op SH-modellen: schakel de hydrauliek van het trekvoertuig uit om de verplaatsing van het materiaal de stoppen of schakel de schakelaar van de aan-/uit-bediening uit.

    Note: Op SH-modellen stopt de aan-/uit-bediening de lopende band van de machine, niet de dwarse lopende band.

  7. Als u klaar bent met het gebruik van de dwarstransporteur, zet deze dan altijd terug in de middelste stand.

De zwenkset gebruiken

Om de materiaalstroom van de dwarstransporteur in een richting te sturen, trekt u de veerbelaste vergrendelpen op de zwenkset omhoog naar de ontgrendelde of geopende stand. Hiermee kunt u de lopende band handmatig van de ene kant naar de andere kant bewegen op het zwenklager (Figuur 51).

Om de dwarstransporteur in een vaste stand te houden, zet u de veerbelaste vergrendelpen in één van de vijf vergrendelde standen op de zwenkset.

Note: Breng bij het rijden over oneffen terrein de machine omhoog tot de maximale veilige transportstand. Hierdoor is de afstand tussen de grond en de dwarstransporteur/zwenkset wat groter.

g015027

Na gebruik

Veiligheid na het werk

  • Parkeer de machine op een stevig, horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.

  • Vermijd een zachte ondergrond omdat de kriksteun daarin kan wegzakken, waardoor de machine kan omkantelen.

  • Koppel de machine niet los van het trekvoertuig op een helling en klap altijd eerst de krik en de achterste kriksteun uit.

  • Blokkeer altijd de wielen bij het loskoppelen van de machine om te voorkomen dat deze in beweging komt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.

  • Vervang versleten of beschadigde stickers.

De machine loskoppelen van het trekvoertuig

  1. Parkeer het trekvoertuig en de machine op een droog, horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem van het trekvoertuig in werking, schakel de motor uit en verwijder het contactsleuteltje.

  3. Plaats blokken voor en achter de wielen.

  4. Hef de druk in het hydraulische systeem op.

  5. Koppel de hydraulische leidingen en de voedingskabelboom (Figuur 21 of Figuur 22) los van het trekvoertuig. Rol deze op en berg ze op aan de voorkant van de machine.

  6. Koppel de stroomkabel af van het contactpunt van het trekvoertuig en bewaar deze op de machine (Figuur 11).

  7. Op SH-modellen: koppel het bedieningspaneel los, verwijder het en sla het droog op. Op EH-modellen: sla het bedieningspaneel op een droge, veilige plaats op. Zorg ervoor dat u de NOODSTOPKNOP ingedrukt hebt.

  8. Draai de voorste krik en de achterste kriksteun 90 graden (rechtsom) naar de stand omlaag om de machine te steunen.

  9. Breng de machine omhoog met de krik totdat het gewicht niet meer op de trekstang van het trekvoertuig rust. Trek de koppelpen eruit.

  10. Controleer of er geen andere aansluiting of koppeling tussen de machine en het trekvoertuig meer zijn.

Onderhoud

Note: Download het schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

Veiligheid bij onderhoud

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden of aanpassingen uitvoert aan de machine, moet u de machine uitschakelen, de motor uitzetten, de parkeerrem in werking stellen, de contactsleutel verwijderen en wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Plaats de hydraulische cilindersteunen voordat u onderhoudswerkzaamheden onder de hopper uitvoert.

  • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken.

  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • De spanning van de ketting niet controleren of aanpassen terwijl de motor van het trekvoertuig loopt.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Ondersteun de machine met blokken of kriksteunen als u eronder moet werken.

  • Zorg dat alle schermen zijn geplaatst nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.

Vooronderhoudsprocedures

Waarschuwing

Koppel alle vermogensbronnen los van de machine voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

Waarschuwing

Plaats de hydraulische cilindersteunen voordat u onderhoudswerkzaamheden onder de hopper uitvoert (Figuur 53).

g014128

Smering

De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren. De lagers en de lagerbussen moeten elke dag worden gesmeerd als de machine in zeer stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Smeer de smeernippel onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval.

  1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

  2. Pomp vet in het lager of de lagerbus.

  3. Veeg overtollig vet af.

    Hieronder ziet u de smeerpunten voor de lagers en bussen:

    g014131
    g014132
    g014133
    g014134

Veiligheidscontroles

Begin elke dag met het uitvoeren van deze veiligheidscontroles voordat u de machine gaat bedienen. Meld eventuele veiligheidsproblemen bij uw leidinggevende. Zie de veiligheidsinstructies in deze handleiding voor meer informatie.

Note: Maak een kopie van deze pagina's en gebruik deze regelmatig als veiligheidschecklist.

Banden en wielen

  • De aanbevolen bandenspanning is 1,72 bar voor 84-cm banden en 2,07 bar voor 81-cm banden, of volg de aanbevelingen van de fabrikant.

  • Controleer op overmatige slijtage of zichtbare schade.

  • Controleer of de wielbouten goed zijn vastgedraaid en of er geen bouten ontbreken.

Achterklep

  • Controleer of de achterklep goed sluit en vergrendelt.

  • Controleer of het verstelbare gedeelte van de achterklep soepel open en dicht gaat.

Trekhaak, krik en achterste kriksteun

  • Controleer of de koppelpen, krik en kriksteun niet beschadigd zijn en of de veiligheidspennen op hun plaats zitten. (Vervang de veiligheidspennen als deze beschadigd zijn of ontbreken).

  • Controleer of de trekhaakaansluitingen niet los zitten. (Als dit het geval is, moet u een afstandsstuk tussen de trekhaakaansluitingen plaatsen.)

  • Plaats de krik en krik veilig in de stand omhoog voordat u gaat rijden.

Hydraulisch systeem

  • Controleer het hydraulische systeem op olielekken. Als u een lek vindt, draai dan de fitting vast of vervang of repareer het beschadigde onderdeel.

  • Controleer de hydraulische slangen op slijtage of zichtbare schade.

  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. Indien nodig bijvullen.

Lopende band en rollen

  • Controleer eenmaal per week of de lopende band goed recht over de rollen loopt en niet slipt. Indien nodig afstellen.

  • Controleer elke vier maanden of de spanrollen tussen te voorste en achterste rollen niet verbogen of vastgelopen zijn. Indien nodig repareren of vervangen.

Afdichtingen van riem en achterklep

Controleer alle rubberen afdichtingen op slijtage of schade. Als de afdichtingen lekken, vervang of repareer de afdichtingen dan.

Opties

  • Controleer of de snelkoppelbeugels goed op hun plaats vergrendeld zijn en of de veiligheidsklemmen zijn gemonteerd. Vervang ontbrekende veiligheidsklemmen.

  • Controleer of de optie goed is vastgeklemd en niet kan bewegen of wegglijden. Pas de klemmen indien nodig aan.

  • Controleer de schoepen van de dubbele spinnerschijven op slijtage. Vervang deze als ze dunner worden.

  • Controleer de behuizing van de dubbele spinner op tekenen van scheuren of roesten.

Veiligheidsstickers

Controleer of de veiligheidsstickers onbeschadigd en leesbaar zijn. Als dit niet het geval is, moet u ze vervangen.

Elektrische remmen

  • Voer eenmaal per maand een eenvoudige visuele inspectie van de remschoenen en remvoeringen uit.

  • Voer eenmaal per jaar controle en onderhoud uit van de elektrische remmen.

Hydraulisch systeem

De machine verlaat de fabriek met hydraulische vloeistof van hoge kwaliteit. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:

 Toro Premium Transmission/hydraulische tractorvloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro distributeur voor de onderdeelnummers).

Andere vloeistoffen: Als er geen Toro vloeistof beschikbaar is, kunt u andere petroleumgebaseerde hydraulische tractorvloeistoffen gebruiken op voorwaarde dat deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties. We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.

Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

 Materiaaleigenschappen:
  Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C 55 tot 62
  Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 152
   cSt bij 100 °C 9,1 tot 9,8
  Stolpunt, ASTM D97-37 °C tot -43 °C
 Industriespecificaties:
  API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.

Banden verwisselen

Een buitenband verwisselen

  1. Laat de machine aangekoppeld aan het trekvoertuig, verwijder eventuele opties en stel de noodrem in werking.

  2. Verwijder al het materiaal uit de hopper.

  3. Blokkeer de banden aan de tegenoverliggende kant van de lekke band.

  4. Draai de zes wielbouten op de lekke band los met een dopsleutel, maar verwijder de bouten niet.

  5. Krik de machine op of breng deze omhoog tot de band vrijkomt van de grond. Controleer of machine de stabiel is.

  6. Verwijder de losse wielbouten en verwijder de band.

  7. Repareer de lekke band.

  8. Plaats de band terug op de door bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

    Note: Controleer of het wiel is gecentreerd op de naaf en of alle zes wielbouten zijn vastgedraaid. Draai de bouten in een kruislings patroon vast met een torsie van 135 N·m.

Een binnenband verwisselen

  1. Laat de machine aangekoppeld aan het trekvoertuig, verwijder eventuele opties en stel de noodrem in werking.

  2. Verwijder al het materiaal uit de hopper.

  3. Blokkeer de banden aan de tegenoverliggende kant van de lekke band.

  4. Verwijder aan de kant van de lekke band de 4 bouten waarmee de suspensielagers van de balk aan het chassis zijn bevestigd. (Draai de wielmoeren van de buitenband los maar verwijder deze niet. Zo is er meer ruimte voor de lagerbouten).

  5. Krik de machine op of breng deze omhoog totdat de binnenband en de asconstructie eronder uit kunnen worden gerold. Controleer of machine de stabiel is.

  6. Verwijder de band.

  7. Repareer de lekke band.

  8. Plaats de band terug op de door bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

    Note: Zorg ervoor dat het wiel is gecentreerd op de naaf en dat alle zes de wielbouten en de lagerbouten zijn vastgedraaid met een torsie van 135 N·m.

De sporing van de lopende band aanpassen

Als de lopende band niet gecentreerd is en naar één kant trekt, moet u de sporing aanpassen (Figuur 58). Het beste moment om dit te doen is tijdens bedrijf en tussen de ladingen in.

  1. Ga naar de achterkant van de machine en bepaal aan welke kant de band verkeerd gaat.

  2. Ga naar de voorkant aan dezelfde kant, draai de borgmoer los en draai de stelmoer met een kwart slag vast.

  3. Draai beide borgmoeren vast voordat u gaat werken met de machine.

  4. Laad de machine met materiaal en laat de lading lopen totdat de lopende band leeg is. Herhaal dit enkele keren.

  5. Stop de band en ga naar de achterkant van de machine om het resultaat te bekijken.

    U moet mogelijk bovenstaande stappen een aantal keer herhalen totdat de band op de goede manier beweegt en spoort.

    Note: De band kan een beetje bewegen, afhankelijk van het type lading en de plaats ervan. Als de band de zijrails niet raakt, hoeft u de sporing niet aan te passen.

    Important: Stel de achterste aandrijfrol van de lopende band niet zelf af. Deze is volgens de fabrieksinstellingen afgesteld. Neem contact op met een erkende Toro dealer als er afstelling nodig is.

    g014129

De spanning van de lopende band aanpassen

Controleer de spanning van de lopende band regelmatig en stel deze af (Figuur 58). Alle rubberen lopende banden rekken uit, met name als ze nieuw zijn of een tijdje niet zijn gebruikt.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met de achterklep en de toevoeropening minimaal 6,25 mm boven de grond (afhankelijk van het materiaal).

  2. Laad de machine volledig met het soort zand waarmee u de machine gaat gebruiken.

  3. Verwijder de zwarte voorkappen aan beide zijden van de machine.

  4. Gebruik twee momentsleutels en houd met de ene het uiteinde van de spanstang stil terwijl u met de andere de borgmoer het dichtst bij het uiteinde van de stang losdraait.

  5. Verplaats de borgmoer 2 tot 5 cm naar achteren.

    Waarschuwing

    Wees extra voorzichtig in de buurt van bewegende onderdelen als de veiligheidsschermen zijn verwijderd.

  6. Schakel de lopende band in.

  7. Als de band slipt, moet u machine uitschakelen en de spanningsbouten gelijkmatig een halve slag vastdraaien en opnieuw de spanning van de lopende band controleren. Blijf doorgaan totdat de band beweegt zonder te slippen.

  8. Draai beide spanningsbouten nog een halve slag verder vast. Nu moet de spanning correct zijn.

  9. Om dit te controleren, kijkt u onder naar de dwarsbalk van het chassis. Het midden van de lopende band moet net boven de dwarsbalk van het chassis lopen als de machine in de stand omlaag staat. Als het midden van de lopende band de dwarsbalk raakt, moet u beide spanningsbouten nog een kwart slag verder vastdraaien.

    Important: Wees geduldig. U moet de band niet te strak trekken.

    Important: Gebruik geen pneumatisch gereedschap voor de spanningsbouten van de lopende band.

De spanning van de lopende band aanpassen

Lees onderstaande instructies voordat u de band verwijdert. Als de lopende band volledig kapot is, gebruik dan een mes om een onbeschadigd gedeelte van de band door te snijden. Als u een garantieclaim wilt indienen, moet de leverancier de band inspecteren om de schade te beoordelen en aanbevelingen te doen over de vervanging ervan.

De band verwijderen

  1. Verwijder de zwarte veiligheidskappen van de vier hoeken van de machine.

  2. Verwijder de geleiders (met de metalen rails) van de binnenste rubberen voering van de voorkant en beide zijkanten van de hopper.

  3. Verwijder de siliconen afdichting van de metalen rails (maar vergeet niet deze weer aan te brengen bij het hermonteren).

  4. Gebruik bij beide voorste hoeken twee momentsleutels om het uiteinde van de spanstang stil te houden.

  5. Draai de moer los die zich het dichtst bij het uiteinde van de spanstang bevindt.

  6. Beweeg de binnenste stelmoer terug totdat de spanstang los komt van het lager van het kussenblok.

    Note: De voorste spanrol wordt ondersteund door twee lagers van kussenblokken die zich in een bovenste en onderste geleider bevinden (één set aan iedere kant van de machine).

  7. Ondersteun de voorste spanrol.

  8. Ga naar de rechter voorhoek en verwijder de vergrendelkraag waarmee de lager van het kussenblok op de as wordt gehouden. U kunt de vergrendelkraag verwijderen door de stelschroeven eraf te draaien en de kraag linksom te draaien. Sla de kraag met een hamer en drevel voorzichtig linksom tot deze loskomt van de as.

  9. Herhaal deze stap voor de hoek linksvoor.

  10. Verwijder de lagers van de kussenblokken door de spanrol terug te schuiven zodat de lagers uit de geleiders schuiven.

  11. Verwijder de twee veiligheidsbeugels en schuif de rol omlaag door de opening.

  12. Ga naar de achterkant van de machine en draai het kettingwiel van de spanner los.

  13. Verwijder de ketting van de kettingwielaandrijving.

  14. Draai de stelschroeven op de kettingwielaandrijving los en verwijder deze van de as van de aandrijfrol.

  15. Ondersteun de achterste aandrijfrol.

    Important: Raak de stelbeugel van de achterrol niet aan. Deze is zo ontworpen dat de achterrol automatisch wordt afgesteld als de riemsporing niet nauwkeurig is

  16. Verwijder de vier bouten van de flenslagers aan beide kanten.

  17. Verwijder de vergrendelkragen naast de flenslagers op de schacht en schuif beide lagers van de as.

  18. Verwijder de twee bevestigingsbeugels voor de opties (Figuur 59).

    g014104
  19. Breng de aandrijfrol omlaag door de sleuven.

  20. Verwijder de achterklep zodat u het beter kunt zien.

  21. Noteer de plaats van het element in de hopper zodat u het op dezelfde plaats en in dezelfde richting kunt terugplaatsen. Het element is op zes plaatsen bevestigd met bouten langs de zijkant van de machine ( aan elke kant drie platen met elk 4 bouten).

  22. Bevestig het element met behulp van banden van een hefinrichting aan elk van de vier hoeken.

  23. Verwijder de 24 bouten om het element los te maken (Figuur 60).

    g014105
  24. Verwijder het element door dit omhoog te brengen vanaf de bovenkant van de machine. Plaats het element op de grond (Figuur 61).

    g014106

De band monteren

Om een nieuwe band te monteren, voert u de bovenstaande instructies in omgekeerde volgorde uit. Houd daarbij rekening met de volgende belangrijke opmerkingen en informatie.

Important: De lopende band is ontworpen om voornamelijk in één richting te draaien. Zorg ervoor dat de pijl in het midden van de band naar de achterkant van de machine wijst (van bovenaf gezien).

Note: Voordat u de achterste aandrijfrol naar zijn plaats terugschuift door de sleuf, moet u ervoor zorgen dat de vier bouten al zijn gemonteerd (vanuit binnen naar buiten) om de lagers van de kussenblokken aan te sluiten. Als dit niet is gebeurd, moet u de aandrijfrol verwijderen om genoeg ruimte te hebben om deze bouten te monteren.

Zorg er bij het monteren van de achterste aandrijfrol voor dat de as naar de motor zich aan de linkerkant bevindt. Deze is voorzien van een speciale opening voor het bevestigen van de kettingwielaandrijving.

Centreer met de hand de band aan de voorkant en de achterkant voordat u spanning op de voorkant van de machine zet met de spanstangen.

Zorg voor een juiste sporing en spanning van de band, zie de instructies in het hoofdstuk Onderhoud van de gebruikershandleiding.

De voorste spanrol en achterste aandrijfrol leveren een uitstekende tractie om de band te trekken terwijl deze is beladen, daarom moet de band niet te strak monteren of uitrekken.

Breng siliconen afdichtmiddel aan op de achterkant van de metalen rails en op de twee voorste hoeken waar de rails bij elkaar komen. Door het afdichtmiddel kan er geen materiaal achter de rails terechtkomen.

De aandrijfketting van de lopende band afstellen

Als de aandrijfketting van de lopende band los zit, moet deze worden afgesteld (Figuur 62).

  1. Schakel het trekvoertuig uit en stel de parkeerrem in werking.

  2. Verwijder de bescherming van de achterste aandrijving van de lopende band.

  3. Draai de bout los die door het kettingwiel van de spanner steekt.

  4. Draai de positieve vergrendelschroef met gemiddelde kracht vast.

  5. Draai de bout van het kettingwiel van de spanner vast.

  6. Controleer of de ketting voldoende is gesmeerd en de kettingwielen strak tegen de assen liggen.

  7. Plaats de bescherming van de achterste aandrijving van de lopende band terug.

    Voorzichtig

    U moet de ketting niet te strak trekken. Zorg dat er genoeg spanning is om de extra speling op te nemen.

    g014130

Onderhoud van de elektrische remmen

De elektrische remmen controleren

Voer eenmaal per maand een eenvoudige visuele inspectie van de remschoenen en remvoeringen uit.

Voer eenmaal per jaar controle en onderhoud uit van de elektrische remmen.

De elektrische remmen afstellen

Stel de elektrische remmen af na de eerste drie maanden gebruik. Afhankelijk van het gebruik en de prestaties moet dit mogelijk al eerder gebeuren.

  1. Krik de machine omhoog.

  2. Controleer of het wiel en de trommel vrij kunnen ronddraaien.

  3. Verwijder de klep van de afstelopening in de sleuf aan de onderkant van de ankerplaat van de rem.

  4. Draai met een schroevendraaier het sterwiel van de afstelling om de remschoenen uit te laten zetten (Figuur 63).

    g014826
  5. Stel de remschoenen af totdat het door de druk van de voering tegen de trommel moeilijk wordt om het wiel te draaien.

  6. Draai het sterwiel de andere kant op tot het wiel vrij kan draaien met een lichte weerstand op de voering.

  7. Plaats de klep terug op de afstelopening.

  8. Herhaal bovenstaande procedure voor elke rem.

De remschoenen en voeringen controleren

Voer eenmaal per maand een eenvoudige visuele inspectie van de remschoenen en remvoeringen uit.

Als een remschoen versleten is, vervang dan beide remschoenen van elke rem en beide remmen op dezelfde as. Dit zorgt ervoor dat de remmen uitgebalanceerd blijven.

Vervang de remvoeringen in de volgende gevallen

  • de remvoeringen zijn afgesleten tot een dikte van 1,6 mm  of minder

  • de remvoeringen zijn verontreinigd met vet of olie

  • De remvoeringen zijn abnormaal gekrast of gegroefd

    Note: Haarscheurtjes komen vaker voor in remvoeringen en zijn geen reden tot zorg.

Jaarlijks remmen reinigen en inspecteren

Inspecteer de elektrische remmen eenmaal per jaar en pleeg onderhoud eraan. Doe dit vaker als de remmen intensief worden gebruikt of als de prestaties afnemen

  • Vervang de magneten en remschoenen zodra deze versleten of gekrast zijn.

  • Reinig de ankerplaat, de magneetarm, de magneet en de remschoenen met een speciaal reinigingsmiddel voor autoremmen.

  • Controleer of alle verwijderde onderdelen weer zijn teruggeplaatst in dezelfde rem- en trommelconstructie waar ze vandaan kwamen.

  • Controleer de magneetarm op losse of versleten onderdelen.

  • Controleer of de contraveren van de remschoenen, de bevestigingsveren en de afstelveren niet te ver zijn uitgerekt of vervormd en vervang deze indien nodig.

    Voorzichtig

    Stof van de remmen kan bij inademing gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Neem voorzorgsmaatregelen als u onderhoud gaat uitvoeren aan de remmen:

    • Maak geen stof en adem geen stof in.

    • Remvoeringen niet bewerken, vijlen of slijpen.

    • Gebruik voor het reinigen geen perslucht of droge borstel.

De remmen smeren

Breng voordat u de elektrische remmen weer monteert een dun laagje anti-seize of smeervet (bijvoorbeeld 'lubriplate') aan op de volgende onderdelen:

  • de ankerpen van de rem

  • het lager en de pen van de arm

  • de gebieden op de ankerplaat die contact maken met de remschoenen en de magneetarm

  • het blok op de arm

Important: Laat het smeervet niet in contact komen met de remvoeringen, trommels of magneten.

De magneten nakijken

De elektromagneten van de remmen zijn ontworpen om de juiste kracht en frictie.

Inspecteer de magneten regelmatig en vervang deze als ze ongelijkmatig verslijten. Gebruik gereedschap met een rechte rand om te controleren op slijtage.

Zelfs als de slijtage normaal is, moet u de magneten vervangen als er een gedeelte van de magneetspoel zichtbaar is door het frictiemateriaal op het oppervlak van de magneet. Vervang de magneten altijd in paren (beide zijden van een as).

Bekleed bij het vervangen van de magneten ook de trommelarmatuur opnieuw.

Stalling

Ga als volgt te werk voordat u de machine lange tijd gaat stallen:

  1. Reinig de machine grondig. Indien nodig onderdelen verwijderen.

  2. Verwijder het bedieningspaneel. Verwijder ook de accu's uit het bedieningspaneel.

  3. Controleer al het bevestigingsmateriaal en draai dit indien nodig vast.

  4. Smeer alle smeernippels en draaipunten. Veeg overtollig vet weg.

  5. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.

  6. Sla de machine indien mogelijk binnen op.

Problemen, oorzaak en remedie

Storingcodes controleren (alleen bij EH-modellen)

Als de diagnoseled aangeeft dat er een fout is in het systeem (zie Diagnoseledfunctie (EH-modellen)), moet u de storingscodes controleren om te bepalen wat er fout is met de machine.

De diagnosemodus inschakelen en de codes controleren

  1. Druk de NOODSTOPKNOP in om de machine uit te schakelen.

  2. Trek de bevestigde dop van de twee diagnostische parallelaansluitingen (Figuur 64, A).

  3. Sluit de diagnostische parellelaansluitingen op elkaar aan (Figuur 64, B).

    g028876
  4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

  5. Tel het aantal keren dat het lampje knippert om de storingscode te bepalen en raadpleeg dan de volgende tabel:

    Note: Als er meerdere storingen zijn, zullen beide storingen in knippersignalen worden aangegeven, gevolgd door een lange pauze. Daarna zullen de knippersequenties worden herhaald.

    CodeKnipperpatroon ledGedragDetails
    Specifieke storingen van de machine
    11Een keer knipperen, pauze, een keer knipperen, lange pauze, dan herhalingEr is geen communicatie meer met de basiseenheid.De aansluiting is niet verbonden; zoek de loszittende of afgekoppelde aansluiting van de kabelboom en sluit deze aan.
    Er is iets mis met de draden, neem contact op met uw Toro verdeler.
    De basiseenheid is niet goed; neem contact op met uw Toro verdeler.
    12Een keer knipperen, pauze, twee keer knipperen, pauze, dan herhalingDe versie van de basiseenheid en/of de afstandsbediening is niet compatibelFoute software (installeer de juiste software van TORODIAG), neem contact op met uw Toro verdeler.
    13Een keer knipperen, pauze, drie keer knipperen, lange pauze, dan herhalingSlechte afstandsbediening – niet geïmplementeerd op Rev AVerkeerde productassociatie (d.w.z. proberen de software op een MH-400 te updaten met een ProPass bedieningspaneel)

De storingscode resetten

Nadat u het probleem hebt opgelost, dient u de storingscodes te resetten door de diagnoseaansluitingen los te koppelen en opnieuw aan te sluiten. Het diagnoselampje zal constant knipperen bij 1 Hz (1 keer knipperen per seconde).

De diagnosemodus verlaten

  1. Druk de E-STOP-knop in om de stroom uit te schakelen; zie Noodstopknop .

  2. Koppel de diagnostische parallelaansluitingen los.

  3. Duw de bevestigde dop op de twee diagnostische parallelaansluitingen.

  4. Trek de NOODSTOPKNOP uit om de machine van stroom te voorzien.

Berichten van het bedieningspaneel (alleen voor EH-modellen)

Weergegeven berichtBeschrijving
ASSOC PENDINGDe associatie moet nog worden gemaakt.
ASSOC ACTIVEEr wordt een associatieverzoek verwerkt.
POWER UP BASESchakel de stroom van de basiseenheid in.
ASSOC PASSHet associatieverzoek is geslaagd.
ASSOC EXITDe associatiemodus wordt verlaten.
ASSOC FAILHet associatieverzoek is mislukt.
PRESS STOREDruk op de knop STORE.
ALL STOREAlle huidige ingestelde waarden opslaan in het huidige werkgeheugen.
OPTION STOREAlle huidige waarden voor de optie opslaan in het huidige werkgeheugen.
BELT STOREAlle huidige waarden voor de lopende band opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 1 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 1 opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 2 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 2 opslaan in het huidige werkgeheugen.
PRESET 3 STOREAlle huidige waarden voor voorinstelling 3 opslaan in het huidige werkgeheugen.
WAITING FOR BASEHet bedieningspaneel wacht op een reactie van de basiseenheid.
HOPPER UPHet bedieningspaneel verstuurt het commando 'Hopper omhoog'.
HOPPER DOWNHet bedieningspaneel verstuurt het commando 'Hopper omlaag'.
PROPASS REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
MH400 REV XXProduct voor de bediening van het systeem.
BAT XX%Battery X.X VResterende levensduur batterijen in procenten.Resterende levensduur batterijen in voltage.
CHANNEL XKanaal dat momenteel door het systeem wordt gebruikt (in GHz).
HH ID XXXXXXIdentiteit van het bedieningspaneel
BASE ID XXXXXXIdentiteit van de basiseenheid
FLR XX% OPT XX%De huidige snelheid van de lopende band in procenten. De huidige snelheid van de optie in procenten.
FLRS XX% OPTS XX%Weergave van de opgeslagen snelheid van de lopende band en de optie met 0% commando naar de output waarmee de bestuurder kan besluiten de huidige instelling te gebruiken of te veranderen.
FLR OFFOPT OFFWeergave van de status van de lopende band en de optie als deze uitgeschakeld zijn.
SERVICE ACTIVEDe servicetool is actief.
SERVICE NO APPService heeft geen geldige applicatie om te activeren.