Inleiding

Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. U kunt op www.Exmark.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over productveiligheid en accessoires of instructiemateriaal voor gebruikers te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan.

g028147

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

De Multi Pro® gazonspuitmachine is een speciaal gazonspuitvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders bij commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor spuiten op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, het California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met J2258 van het SAE.

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Gebruik geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) om te voorkomen dat u in aanraking komt met chemische stoffen. Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig zijn.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Ga niet in het spuitgebied van de spuitdoppen staan; hou er rekening mee dat de chemische stoffen kunnen verwaaien. Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden.

  • Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan deze machine worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij elk werktuig is geleverd voor aanvullende veiligheidsinstructies.

Veilige bediening

Important: Belangrijk: De machine is in de eerste plaats bedoeld als offroad-voertuig en is niet geschikt voor intensief gebruik op de openbare weg. Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, een teken 'langzaam rijdend voertuig', etc.

De Multi Pro® 5800 gazonspuitmachine is ontwikkeld en getest om veiligheid bij het gebruik te bieden, met dien verstande dat het voertuig correct moet worden gebruikt en onderhouden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie deels afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

In deze handleiding komen niet alle werktuigen die compatibel zijn met de Multi Pro® 5800 gazonspuitmachine aan bod. Raadpleeg de specifieke gebruikershandleiding die bij elk werktuig is geleverd, voor aanvullende veiligheidsinstructies.

Om het risico van lichamelijk of dodelijk letsel te verminderen, moet u zich aan de volgende veiligheidsinstructies houden:

Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding

  • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, de gebruikershandleiding voor de motor en alle stickers op de spuitmachine.

  • Zorg voor speciale procedures en bedrijfsregels voor ongewone werkomstandigheden (bijvoorbeeld hellingen die te steil zijn voor de machine).

Instructie

  • Lees de Gebruikershandleiding en het andere instructiemateriaal voordat u het voertuig in gebruik neemt.

    Note: Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal begrijpen.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan uitvoeren door personen die hiervoor niet getraind zijn.

    Note: Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongelukken of letsels die hij zichzelf of anderen toebrengt alsook voor materiële schade, en hij/zij kan zulke ongelukken en beschadigingen voorkomen.

Vóór het gebruik

  • U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen.

  • Laat nooit kinderen de machine bedienen.

  • Laat andere volwassenen de machine alleen gebruiken als zij eerst de Gebruikershandleiding hebben gelezen en deze hebben begrepen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door opgeleide en bevoegde personen. Bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in staat zijn de machine te besturen.

  • Deze machine is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van de bestuurder en 1 passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit extra passagiers op de machine.

  • Gebruik de machine nooit als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt uitschakelen.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool of rubberen laarzen, handschoenen en gehoorbescherming. Draag geen juwelen of loszittende kleding. Draag lang haar niet los.

    Voorzichtig

    Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.

    Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

  • Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

  • Spuit nooit als er mensen, met name kinderen, en huisdieren in de buurt zijn.

  • Alvorens de machine in gebruik te nemen, moet u altijd de delen van de spuitmachine controleren die speciaal worden genoemd in Controles uitvoeren vóór het gebruik in rubriek . Als de machine niet goed werkt of op enige wijze is beschadigd, mag u de spuitmachine niet gebruiken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine of het werktuig gaat gebruiken.

  • Zorg ervoor dat de bestuurders- en passagiersruimte schoon is en vrij van chemisch restmateriaal en opgestapeld vuil.

  • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de vloeistofleidingen vastzitten en alle slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het systeem.

    Note: Gebruik de spuitmachine niet als deze lekt of beschadigd is.

Chemische veiligheid

Waarschuwing

Chemische stoffen die worden gebruikt in het strooi-/spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.

  • U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt. Om te voorkomen dat u in aanraking komt met chemische stoffen, dient u geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken, zoals:

    • oogbescherming, veiligheidsbril en/of gelaatsscherm

    • stof- of filtermasker

    • handschoenen die tegen chemische stoffen zijn bestand

    • rubberen laarzen of ander stevig schoeisel

    • gehoorbescherming

    • schone reservekleding, zeep en wegwerphanddoeken die u in de buurt bewaart voor het geval u chemische stoffen morst.

  • Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.

  • Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan een spuitsysteem, moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.

  • Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.

  • Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.

  • Gebruik de juiste chemische stof voor het werk.

  • Houd u aan de instructies van de fabrikant voor het veilig gebruik van de chemische stof. Overschrijd de aanbevolen systeembedrijfsdruk niet.

  • De eenheid niet vullen, kalibreren of reinigen wanneer er mensen, in het bijzonder kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.

  • Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.

  • Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.

  • Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt.

  • Spuitdoppen niet schoonmaken door erin te blazen of ze in de mond te nemen.

  • Was altijd uw handen en andere onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u werkzaamheden met chemische stoffen hebt beëindigd.

  • Bewaar chemische stoffen in hun originele verpakking op een veilige plaats.

  • Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften.

  • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening van een tank.

  • Volg alle plaatselijke voorschriften met betrekking tot het strooien of spuiten van chemische stoffen op.

Bediening en gebruik

Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.

Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen.

  • De bestuurder en de passagier moeten op de stoel blijven zitten als de spuitmachine in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de bestuurdersruimte.

  • Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de spuitmachine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u de controle over het voertuig verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf veranderingen vertonen.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt op een nat oppervlak, in ongunstige weersomstandigheden, bij hogere snelheden of als de machine zwaar geladen is. De stoptijd en de remweg zullen groter zijn als het voertuig zwaar belast is.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.

    • Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen.

    • Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter u bevindt. Rij langzaam achteruit.

    • Let op het verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Deze machine is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.

    • De elektrische en uitlaatsystemen van de machine kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen. Blijf altijd met de machine uit de buurt van een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die tot explosie kunnen komen.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

  • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • Als de machine abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en de machine op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    1. Zet de machine af.

    2. Haal uw voet van het tractiepedaal en stel de parkeerrem in werking.

    3. Draai het sleuteltje van de starterschakelaar naar UIT.

    4. Verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.

      Important: Parkeer de machine nooit op een helling.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als het in de buurt bliksemt, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

Remmen

  • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen de machine en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u kunt letsel oplopen.

  • Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen de machine tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker de machine tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.

  • Het gazon en het wegdek zijn veel gladder als zij nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.

Veiligheid van de rolbeugel

Note: Voor elke machine in deze Gebruikershandleiding geldt dat een door Toro gemonteerde cabine een rolbeugel betreft.

  • De rolbeugel niet van de machine verwijderen.

  • Bevestig de veiligheidsgordel en zorg ervoor dat u deze snel kunt losmaken in een noodgeval. Draag altijd uw veiligheidsgordel als de rolbeugel omhoog staat of op een machine met een door Toro gemonteerde cabine.

  • Controleer grondig of er boven de machine obstakels zijn en zorg ervoor dat u deze niet raakt.

  • Houd de rolbeugel in goede staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.

  • Vervang beschadigde onderdelen van de rolbeugel. Herstel of wijzig deze niet.

Gebruik op hellingen of oneffen terrein

Als u de machine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat ze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.

  • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.

  • Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden of er omheen gaan.

  • Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.

  • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.

  • Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

    Waarschuwing

    Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen veroorzaken.

    Houd het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw handen niet op de spaken van het stuurwiel.

Laden

Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt van de machine en de wijze waarop u deze moet gebruiken. Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:

  • Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan de machine omslaan.

  • Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.

  • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.

Onderhoud

  • De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld en geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, moet het systeem grondig afgespoeld en gereinigd zijn.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje verwijderen om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.

  • Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.

  • Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden.

  • Controleer nooit met een open vuur het peil van de brandstof of het accuzuur, of een lekkage.

  • Als u de motor moet laten lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.

  • Stel de tractiesnelheidsregelaar niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer.

  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier. Vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. De vloeistof dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een gespecialiseerde chirurg omdat anders gangreen kan ontstaan.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan deze machine die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van de machine, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal93-6686
decal106-5517
decal106-6755
decal107-8667
decal107-8724
decal107-8731
decal107-8732
decal117-2718
decal117-4955
decal133-2758
decal119-6035
decal120-0616
decal120-0622
decal120-0623
decal120-0624
decal120-0627
decal120-0625
decal120-0617
decal127-6976
decal127-6979
decal127-6981
decal127-6982
decal132-7689
decal132-7708
decal136-2351
decal136-2257
decal120-0619
decal132-7786
decal132-7695

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Note: Als u vragen hebt of verdere informatie wenst over het spuitbedieningssysteem, raadpleeg dan de Gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd.

Important: Deze spuitmachine wordt verkocht zonder spuitdoppen.Om de spuitmachine te gebruiken, moet u spuitdoppen aanschaffen en monteren. Neem voor informatie over de verkrijgbare spuitboomset en accessoires contact op met een erkende Toro dealer. Nadat u de spuitdoppen hebt geïnstalleerd en voordat u de spuitmachine voor de eerste keer gaat gebruiken, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u 1 of meer spuitbomen uitschakelt. Zie De omloopkleppen van de spuitbomen instellen.

De veren van het spuitboomscharnier controleren

Important: Als het spuitsysteem wordt gebruikt terwijl de veren van het spuitboomscharnier de verkeerde compressie hebben, kan de spuitboom schade oplopen. Meet de veren en draai indien nodig de contramoer aan om de veren samen te drukken tot 3,96 cm.

De spuitmachine wordt mogelijk geleverd met de verlengstukken van de spuitbomen naar voren geklapt, om de machine gemakkelijk te kunnen verzenden. De veren zijn in de fabriek niet helemaal vastgezet om de spuitbomen voor vervoer in deze stand te kunnen zetten. Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet de compressie van de veren correct worden ingesteld.

  1. U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet.

  2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand.

  3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 3).

    1. Druk alle veren samen tot ze 3,96 cm zijn.

    2. Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren tot 3,96 cm samen te drukken.

    g002332
  4. Herhaal deze procedure voor elke veer op beide spuitboomscharnieren.

  5. Zet de spuitbomen kruiselings over elkaar in de transportstand; zie De transporthouder van de spuitbomen gebruiken.

De vulfitting van de spuittank monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Snelkoppelfitting1

Note: Voor deze procedure hebt u een slang nodig met een mannelijke NPT draadaansluiting van 1" en PTFE schroefdraadafdichting.

  1. Verwijder vooraan aan de rechterkant van het tankdeksel de 2 haarspeldveren waarmee de vergrendelingen voor de snelkoppeling van de antioverloopaansluiting bevestigd zijn (Figuur 4).

    g191617
  2. Draai de vergrendelingen open om de snelkoppelfitting los te maken van de snelkoppeling (Figuur 4).

  3. Neem de snelkoppelfitting van de snelkoppeling (Figuur 4).

  4. Sluit de vergrendelingen en monteer de haarspeldveren in de flenzen van de snelkoppeling (Figuur 4).

  5. Breng PTFE schroefdraadafdichting (Figuur 5) aan op de schroefdraden van de fitting van de vulslang (1" – NPT draad).

    g191615
  6. Draai de snelkoppeling met de hand vast op de vulslang (Figuur 5).

De verzendingsbumper verwijderen

  1. Verwijder de bouten, ringen en moeren waarmee de verzendingsbumper aan de voorste chassisplaat is bevestigd (Figuur 6).

    g028179
  2. Verwijder de verzendingsbumper van de machine (Figuur 6).

    Note: Gooi de bouten, ringen, moeren en verzendingsbumper weg.

Algemeen overzicht van de machine

g190621
g190600
g216445

Bedieningsorganen van machine

Tractiepedaal

Met het tractiepedaal (Figuur 10) regelt u de beweging van de machine, zowel vooruit als achteruit. Om de machine vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen met de tenen van uw rechtervoet, en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal met de hiel van uw rechtervoet. Om de snelheid te verminderen en de machine tot stilstand te brengen, laat u het pedaal opkomen.

Important: Laat de spuitmachine tot stilstand komen voordat u schakelt tussen de VOORUIT- en de ACHTERUIT-stand.

Note: Door het pedaal verder in te trappen (in beide richtingen), laat u de spuitmachine sneller rijden in de gewenste richting. Om de maximumsnelheid in de vooruit-stand te bereiken, moet u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal helemaal naar voren trappen.

Note: Voor maximaal vermogen met zware belasting of heuvelopwaarts moet u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal iets intrappen om ervoor te zorgen dat het motortoerental hoog blijft. Als het motortoerental lager wordt, moet u het tractiepedaal iets laten opkomen om het toerental te verhogen.

g032468

Rempedaal

Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 10).

Voorzichtig

Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders.

Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd.

Parkeerrem

De parkeerrem is een pedaal links van het rempedaal (Figuur 10). Stel de parkeerrem in werking als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te voorkomen dat de spuitmachine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal ingetrapt houden en het pedaal van de parkeerrem intrappen. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u het rempedaal intrappen en laten opkomen. Als u de spuitmachine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen en blokjes tegen de wielen plaatsen om te voorkomen dat de machine de helling afrolt.

Contactschakelaar

De contactschakelaar (Figuur 9) dient om de motor in en uit te schakelen, en de schakelaar heeft 3 standen: UIT, AAN/VOORGLOEIEN, en START.

Schakelaar voor snelheidsvergrendeling

De schakelaar voor de snelheidsvergrendeling borgt de stand van het tractiepedaal wanneer de schakelaar wordt ingedrukt (Figuur 11). Hierdoor blijft de spuitmachine met een constante snelheid rijden als u de machine op vlak terrein gebruikt.

g032469

Gashendel

De gashendel bevindt zich op het bedieningspaneel tussen de stoelen (Figuur 11) en dient om het motortoerental te regelen. Zet de hendel naar voren om het motortoerental te verhogen en naar achteren om dit te verlagen.

Schakelaar werkverlichting

Gebruik de schakelaar om de werkverlichting te bedienen (Figuur 9). Druk de schakelaar naar voren om de lampen te ontsteken en naar achteren om ze te doven.

Brandstofmeter

De brandstofmeter bevindt zich op het dashboard van de machine en de meter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit (Figuur 9).

Usb-aansluitpunt

Het usb-aansluitpunt heeft 2 contacten en het bevindt zich achteraan de armsteun (Figuur 12).

g194424

Waarschuwings- en indicatielampjes motor

g190721

Waarschuwingslampje voor oliedruk

Het waarschuwingslampje voor de druk van de motorolie gaat branden als de oliedruk onder 0,48 bar zakt.

Wanneer de machine normaal werkt, zal het waarschuwingslampje voor de druk van de motorolie oplichten wanneer de contactschakelaar naar AAN wordt gedraaid en uitgaan wanneer de motor loopt.

Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur

Het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden wanneer de koelvloeistof warmer wordt dan 102 tot 108°C.

Waarschuwingslampje accuspanning

Het waarschuwingslampje van de accuspanning gaat branden wanneer de spanning van de wisselstroomdynamo 1,5 V of meer onder de accuspanning zakt.

Wanneer de machine normaal werkt, zal het waarschuwingslampje voor de accuspanning oplichten wanneer de contactschakelaar naar AAN wordt gedraaid en uitgaan wanneer de motor loopt.

Indicatielampje gloeibougie

Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden wanneer de gloeibougie ingeschakeld is. Wanneer het contactsleuteltje naar AAN gedraaid wordt, zal het indicatielampje van de gloeibougie 6 seconden branden terwijl de gloeibougie geactiveerd wordt. Als het indicatielampje van de gloeibougie uitgaat, is de motor klaar om te starten.

Bedieningsorganen van spuitsysteem

g194086

Drukmeter

De drukmeter (Figuur 14) bevindt zich op het dashboard. Deze meter toont de druk van de vloeistof in het spuitsysteem in psi en kPa.

Schakelaar spuitmodus

Gebruik de schakelaar van de spuitmodus om heen en weer te schakelen tussen de modus gebruiksdosis (gesloten circuit) en de manuele modus (open circuit).

Schakelaar voor gebruiksdosis

De schakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op het dashboard aan de rechterkant van het stuur (Figuur 14). Met de schakelaar voor de gebruiksdosis kunt u de snelheid van de spuitpomp regelen wanneer de spuitmachine in manuele modus staat. U moet de schakelaar naar voren drukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis (druk) te verhogen of naar achteren drukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis (druk) te verminderen.

Schakelaar van spuitpomp

De schakelaar van de spuitpomp bevindt zich op het middelste bedieningspaneel aan de rechterkant van de stoel (Figuur 14). Zet deze schakelaar naar voren om de spuitpomp in werking te stellen of naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.

Important: U mag de schakelaar van de spuitpomp uitsluitend aanzetten als de motor LAAG STATIONAIR loopt, om te voorkomen dat de pompaandrijving schade oploopt.

Schakelaars voor spuitboomlift

De hefschakelaars van de spuitbomen bevinden zich op het middelste bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel en dienen om de linker- en/of rechterspuitboom omhoog en omlaag te brengen (Figuur 14).

Hoofdschakelaar van de spuitbomen

De hoofdschakelaar van de spuitbomen bevindt zich op het middelste bedieningspaneel van de machine. Met behulp van de schakelaar kunt u starten of stoppen met spuiten. Druk op de schakelaar om het spuitsysteem in of uit te schakelen (Figuur 14).

Schakelaars linker-, middelste en rechterspuitboom

De 3 spuitboomschakelaars bevinden zich op het middelste bedieningspaneel vóór de armleuning (Figuur 14). Zet de schakelaars naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Wanneer de schakelaar AAN staat, wordt er een pictogram weergeven bovenaan in het InfoCenter.

Note: Deze schakelaars kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN staat.

Mengschakelaar

De mengschakelaar bevindt zich op het middelste bedieningspaneel aan de rechterkant van de stoel (Figuur 14). Zet deze schakelaar naar voren om de inhoud van de tank te mengen of naar achteren om te stoppen met mengen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar. Om de mengfunctie te gebruiken, dient u de pomp van het sproeisysteem in te schakelen en de motor boven laag stationair toerental te laten draaien.

Mengomloopklep

De mengomloopklep leidt de vloeistofstroom om naar de pomp van het spuitsysteem als u de mengfunctie uitschakelt (Figuur 15). De mengomloopklep bevindt zich boven de mengklep. U kunt de omloopklep zo instellen dat de druk constant blijft wanneer u de mengfunctie activeert en uitschakelt; zieDe mengomloopklep kalibreren.

g194246

Vloeistofstroommeter

De vloeistofstroommeter meet de doorstroomhoeveelheid van de vloeistof voor gebruik door het InfoCenter en tijdens gebruik in de modus gebruiksdosis (Figuur 15).

Mengdosisklep

De mengdosisklep is een manueel bediende kogelklep die de stroom naar de mengspuitmonden in de hoofdtank regelt. Met deze klep heeft de gebruiker van de spuitmachine controle over de spuitsysteemdruk aan de mengspuitmonden van de hoofdtank als grotere gebruiksdosissen nodig zijn. De mengdosisklep bevindt zich boven de pomp (Figuur 16).

g032528

Omloopkleppen van spuitbomen

De omloopkleppen van de spuitbomen dienen om de druk van het spuitsysteem op de spuitboomkleppen af te stellen; zo zorgt u ervoor dat de spuitdruk naar de spuitboom gelijk blijft, ongeacht hoeveel spuitbomen ingeschakeld zijn (Figuur 17).

Note: Gebruik de omloopkleppen enkel wanneer u het spuitsysteem in manuele modus (open circuit) gebruikt.

g190774

Afsluiter omloop spuitboom

Met de afsluiter van de omloop van de spuitboom kunt u de vloeistofstroom van de omloopkleppen van de spuitboom naar de tank regelen wanneer het spuitsysteem in de manuele modus (open circuit) staat; zie Figuur 17.

Note: Sluit de afsluiter van de spuitboomomloop wanneer u het spuitsysteem gebruikt in de modus gebruiksdosis (gesloten circuit).

Anti-overloopaansluiting

Vooraan op het tankdeksel bevindt zich een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding, een 90º slangpilaar en een korte slang die u kunt leiden naar de tankopening. Op deze aansluiting kunt u een waterslang bevestigen zodat u de tank met water kunt vullen zonder dat de slang wordt verontreinigd door de chemische stoffen in de tank.

Important: U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank. De afstand van het uiteinde van de slangen tot het hoogste waterniveau moet binnen de grenzen conform de lokale regels liggen.

g013787

Tankdeksel

Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de voorste helft van het deksel naar links draaien en het open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.

Bediening van het InfoCenter

Het InfoCenter bedient u met de 5 knoppen onder het led-display; gebruik deze knoppen om door menu's te navigeren, gegevens in te voeren en instellingen te wijzigen.

g034277

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Eigenschappen van de machine

BeschrijvingMeting
Basisgewicht1307 kg
Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder1307 kg
Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder2499 kg
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op vlak terrein)3023 kg
Tankinhoud1135,6 l
Totale breedte met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruiselings zijn ingeklapt226 cm

Eigenschappen van de veldspuit

BeschrijvingMeting
Totale breedte met standaard spuitsysteem391 cm
Totale lengte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt.442 cm
Totale hoogte met standaard spuitsysteem146 cm
Totale hoogte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt.231 cm
Afstand tot de grond18,4 cm
Wielbasis198 cm

Optionele apparatuur – The Toro Company levert optionele apparatuur en accessoires die u afzonderlijk kunt aanschaffen en op uw veldspuit kunt installeren. Neem contact op met een erkende servicedealer voor een complete lijst met optionele apparatuur die momenteel verkrijgbaar is voor uw spuitmachine.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Controles uitvoeren vóór het gebruik

Voer elke dag de volgende controles uit voordat u de spuitmachine gaat gebruiken:

  • Controleer de bandenspanning.

    Note: De banden van deze machine verschillen van autobanden: zij vereisen een lagere spanning om compactie en beschadiging van de grasmat te voorkomen.

  • Controleer het peil van alle vloeistoffen. Indien het peil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid vloeistof volgens de specificaties.

  • Controleer of het rempedaal werkt.

  • Controleer of de verlichting werkt.

  • Zet de motor af en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere waarneembare defecten.

Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn.

Voordat u met de machine gaat rijden

Het motoroliepeil controleren

Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren.

Koelsysteem controleren

Voordat u de motor start en de machine gaat gebruiken, moet u het koelsysteem controleren; zie Het koelvloeistofpeil controleren.

Hydraulische vloeistof controleren

Voordat u de motor start en de machine gaat gebruiken, moet u het hydraulische systeem controleren; zie Hydraulische vloeistof controleren.

Bandenspanning controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • De bandenspanning controleren.
  • Controleer of de banden de juiste spanning hebben. Breng de banden op een spanning van 1,38 bar.

    Note: Controleer de banden ook op slijtage of schade.

    Remmen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Remmen controleren.
  • Voordat u de spuitmachine start, moet u het rempedaal licht intrappen. Als de vrije slag van het rempedaal meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand voelt, moeten de remmen worden afgesteld; zie Remmen afstellen.

    Waarschuwing

    Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders.

    Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd.

    Brandstof bijvullen

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

    • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

    • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

    • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

    • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een dieselmotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

    • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

    • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact te houden met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat, totdat het bijvullen voltooid is.

    Important: De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een cetaangetal van minimaal 40.

    Note: Uw motor kan dieselbrandstof met een hoger cetaangetal vereisen als u de machine gebruikt op een grotere hoogte of bij lage temperaturen.

    Biodiesel gebruiken

    Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

    • Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.

    • Het dieselmengsel moet voldoen aan de vereisten van ASTM D975 of EN 590.

    • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.

    • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage.

    • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.

    • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.

    • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst.

    Brandstoftank vullen

    Inhoud brandstoftank: ongeveer 45 liter.

    1. Parkeer de machine op een gelijke ondergrond, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. Laat de motor afkoelen.

    2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 20).

      g194161
    3. Verwijder de dop van de brandstoftank.

    4. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).

      Note: Deze lucht geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. Vul de brandstoftank niet te vol.

    5. Breng de brandstofdop vast aan op de tank.

    6. Neem gemorste brandstof op.

    De ingebruikname van de spuitmachine voorbereiden

    Zuigkorf reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Zuigkorf reinigen.Reinig de zuigkorf (aanzuigfilter) (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder bovenaan de spuittank de borgclip waarmee de slangfitting bevestigd is aan de grote slang van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 21).

      g033577
    3. Verwijder de slang en de slangfitting van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 21).

    4. Trek de zuigkorf uit zijn behuizing in de tank (Figuur 22).

      g033578
    5. Reinig de zuigkorf met schoon water.

      Important: Vervang de zuigkorf als deze beschadigd is of niet goed kan worden gereinigd.

    6. Plaats de zuigkorf in het huis totdat deze goed op zijn plaats zit.

    7. Lijn de slang en de slangfitting uit met de behuizing van de korf bovenaan de tank en bevestig de fitting en de behuizing met de borgclip die u verwijderd hebt in stap 2.

    Drukfilter reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Drukfilter reinigen.Reinig het drukfilter (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Plaats een opvangbak onder het drukfilter (Figuur 23).

      g028235
    3. Draai de aftapdop linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 23).

      Note: Laat de bak volledig leeglopen.

    4. Draai de bak linksom en verwijder de filterkop (Figuur 23).

    5. Verwijder het drukfilterelement (Figuur 23).

    6. Reinig het filterelement met schoon water.

      Important: Vervang het filter als dit beschadigd is of niet grondig kan worden gereinigd.

    7. Controleer de pakking voor de aftapplug (in de bak) en de pakking voor de bak (in de filterkop) op schade en slijtage (Figuur 23).

      Important: Vervang beschadigde of versleten pakkingen voor de plug, de bak of beide.

    8. Monteer het drukfilterelement in de filterkop (Figuur 23).

      Note: Zorg dat het filterelement stevig in de filterkop zit.

    9. Maak de bak handmatig vast op de filterkop (Figuur 23).

    10. Monteer de aftapdop op de fitting onderaan de bak en draai de dop handmatig vast (Figuur 23).

    Spuitdopfilter reinigen

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Neem de spuitdop uit de houder Figuur 24

      g209504
    3. Verwijder het spuitdopfilter (Figuur 24).

    4. Reinig het spuitdopfilter met schoon water.

      Important: Vervang de zuigkorf als deze beschadigd is of niet goed kan worden gereinigd.

    5. Monteer het spuitdopfilter (Figuur 24).

      Note: Verzeker dat het filter goed op zijn plaats zit.

    6. Monteer de spuitdop op de spuitdophouder (Figuur 24).

    De tankbanden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de tankbanden.
  • Important: De bevestigingen van de tankbanden te vast aandraaien kan vervorming en beschadiging van de tank en banden veroorzaken.

    1. Vul de hoofdtank met water.

    2. Controleer of u de tankbanden op de tank kunt bewegen (Figuur 25).

      g028263
    3. Als de tankbanden te los om de tank heen zitten, draai dan de flensborgmoeren en de bouten bovenaan de banden aan tot de banden gelijk komen met het oppervlak van de tank (Figuur 25).

      Note: Zet de banden van de tank niet te vast.

    Gebruik van de machine

    Motor starten

    1. Neem plaats op de bestuurderstoel en haal u voet van het tractiepedaal.

    2. Zorg dat de machine als volgt is ingesteld:

      • De parkeerrem is in werking gesteld.

      • Het tractiepedaal bevindt zich in de NEUTRAALSTAND.

      • De spuitpomp is uitgeschakeld.

      • De gashendel staat in de stand LANGZAAM.

    3. Draai de schakelaar op AAN/VOORGLOEIEN.

      Note: Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor ongeveer 6 seconden wordt voorgegloeid.

    4. Draai na het voorgloeien het sleuteltje op START.

    5. Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien.

    6. Laat het sleuteltje los zodra de motor start.

    7. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op UIT en vervolgens op AAN/VOORGLOEIEN.

      Note: Herhaal indien nodig de stappen 3 tot 7.

    8. Laat de motor STATIONAIR of halfgas lopen totdat deze is opgewarmd.

    Met de machine rijden

    1. Laat de parkeerrem los en druk het tractiepedaal naar voren om de machine naar voren te rijden of druk het pedaal naar achteren om de machine achteruit te rijden.

      Important: Laat de spuitmachine tot stilstand komen voordat u schakelt tussen de VOORUIT- en de ACHTERUIT-stand.

    2. Om de machine langzaam te stoppen, moet u het tractiepedaal laten opkomen.

      Note: Het tractiepedaal keert terug naar de NEUTRALE stand

    3. Om snel te remmen, trapt u het rempedaal in.

      Note: De remafstand van de machine kan variëren naargelang de lading van de spuittank en de rijsnelheid van de machine.

    De snelheidsbegrenzerschakelaar gebruiken

    Voorzichtig

    Als u de snelheidsbegrenzerschakelaar indrukt terwijl uw voet niet op het tractiepedaal rust, kan de tractie-eenheid plots stoppen en ertoe leiden dat u de controle over de machine verliest. Het is mogelijk dat u of omstanders hierbij letsel oplopen.

    Houd daarom uw voet op het tractiepedaal als u de snelheidsbegrenzerschakelaar uitschakelt.

    1. Schakel de spuitpomp in door de schakelaar van de spuitpomp AAN te zetten; zie Schakelaar van spuitpomp.

    2. Rij vooruit tot u de gewenste rijsnelheid hebt bereikt; zie Met de machine rijden.

      Note: U moet de machine met een snelheid trager dan 11 km/u rijden om de snelheidsbegrenzer in te stellen.

    3. Druk op de bovenkant van de snelheidsbegrenzerschakelaar.

      Note: Het lampje op de schakelaar gaat branden.

    4. Haal uw voet van het tractiepedaal.

      Note: De spuitmachine behoudt de snelheid die u heeft ingesteld.

    5. Om de snelheidsbegrenzerschakelaar uit te schakelen, moet u uw voet op het tractiepedaal zetten en op de onderkant van de schakelaar drukken of uw voet van het tractiepedaal halen en het rempedaal intrappen.

      Note: Het lampje op de schakelaar dooft en u kunt het tractiepedaal weer gebruiken.

    De motor afzetten

    1. Zet alle bedieningsorganen in de NEUTRAALSTAND.

    2. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.

    3. Stel de parkeerrem in werking.

    4. Zet de gashendel op STATIONAIR/LANGZAAM.

    5. Draai het startsleuteltje op UIT.

    6. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.

    Een nieuwe spuitmachine inrijden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe veldspuit in acht.
    • Controleer regelmatig het peil van de motorolie en de vloeistoffen en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van de machine oververhit raakt.

    • Als de tank gevuld is, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig moet de onderdelen aandraaien, zie De tankbanden controleren.

    • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden warm laten worden, voordat u optrekt.

    • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuwe spuitmachine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren mogelijk pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden).

    • Laat de motor niet 'razen'.

    • Zie het hoofdstuk voor bijzondere controles op rustige momenten.

    Bediening en gebruik van de spuitmachine

    Om de Multi Pro® spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de chemicaliën op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank en het spuitsysteem. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen. Zo mag u chemische stoffen niet 's avonds in de tank gieten en mengen en pas de volgende ochtend gaan spuiten. Hierdoor worden de chemische stoffen gescheiden, hetgeen schade kan toebrengen aan de onderdelen van de spuitmachine.

    Voorzichtig

    Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.

    • Zorg ervoor dat uw huid niet in contact komt met chemische stoffen. Als dit toch gebeurt, moet u de desbetreffende plek grondig afspoelen met zeep en schoon water.

    • Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de chemische stoffen.

    De Multi Pro® spuitmachine heeft een hoge duurzaamheid, zodat deze de verwachte levensduur garandeert. Om speciale redenen zijn op verscheidene plaatsen op uw spuitmachine verschillende materialen gebruikt om dit doel te verwezenlijken. Helaas bestaat er geen enkele materiaal dat perfect is voor alle voorzienbare spuitwerkzaamheden.

    Sommige chemische stoffen zijn agressiever dan andere en elke chemische stof reageert anders met verschillende materialen. Een aantal vaste stoffen (zoals bevochtigbaar poeder, houtskool) heeft een sterker schurende werking en veroorzaakt meer slijtage. Als een chemische stof verkrijgbaar is in een samenstelling die de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken.

    Verder moet u natuurlijk altijd uw spuitmachine en spuitsysteem na gebruik grondig reinigen. Dit garandeert een langdurig en probleemloos gebruik van de veldspuit.

    Note: Als u vragen hebt of verdere informatie wenst over het spuitbedieningssysteem, raadpleeg dan de Gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd.

    De schoonwatertank vullen

    Vul de schoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.

    De tank met schoon water bevindt zich op de rolbeugel, achter de bestuurdersstoel (Figuur 26).

    Note: Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen.

    • Om de tank te vullen, schroeft u de dop bovenaan de tank los, vult u deze met schoon water en schroeft u de dop vast.

    • Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien.

    g032530

    Spuittank vullen

    Important: De chemische stoffen die u gebruikt, moeten geschikt zijn voor Viton™ (raadpleeg het fabrieksetiket; dit moet aangeven of de chemische stoffen geschikt zijn). Chemische stoffen die niet geschikt zijn voor Viton, zullen de O-ringen in de spuitmachine aantasten waardoor lekkage ontstaat.

    Important: De volumemarkeringen op de tank zijn uitsluitend bedoeld als referentie en kunnen niet als nauwkeurig worden beschouwd voor kalibratie.

    Important: Als u de tank voor de eerste keer gevuld hebt, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig vastzetten.

    1. Parkeer de machine op een gelijke ondergrond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen.

    3. Open het deksel van de spuittank.

      Note: Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef onder het tankdeksel verwijderen en de zeef reinigen.

    4. Koppel de vulslang aan op de snelkoppelfitting van de antioverloopaansluiting.

    5. Giet ¾ van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank (Figuur 27).

      Important: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank.

      g191616
    6. Start de motor, zet de schakelaar van de spuitpomp op AAN, en zet de gashendel op het HOOG STATIONAIR toerental.

    7. Zet de mengschakelaar op AAN.

      Important: Voordat u bevochtigbaar poeder in een Toro spuitsysteem invoert, dient u de poeders in een geschikt vat met voldoende vers water te mengen om een vrij stromende suspensie te creëren. Dit nalaten kan resulteren in chemische afzettingen op de bodem van de tank, slechte vermenging, verstopt raken van filters en onjuiste gebruiksdosissen.Toro raadt u aan de goedgekeurde straalpompset te gebruiken voor deze machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer.

    8. Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant.

    9. Voeg het resterende water toe aan de tank, koppel de vulslang af en sluit het tankdeksel.

      Note: Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.

    De spuitbomen bedienen

    Met de hefschakelaars van de spuitbomen op het bedieningspaneel van de spuitmachine kunt u de buitenste spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Breng de machine indien mogelijk tot stilstand voordat u de positie van de spuitbomen verandert.

    1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Laat de buitenste spuitbomen neer met behulp van de hefschakelaars van de spuitbomen.

      Note: Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand.

    3. Als u de spuitbomen moet omhoog brengen, dient u de spuitmachine tot stilstand te brengen op een gelijke ondergrond.

    4. Breng de spuitbomen omhoog met behulp van de hefschakelaars van de spuitbomen.

      Note: Breng de spuitbomen omhoog totdat zij zich geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder bevinden en de spuitboomcilinders volledig zijn teruggetrokken.

    Important: Ter voorkoming van schade aan de cilinder van de actuators van de spuitbomen, moet u ervoor zorgen dat de actuators vóór transport volledig zijn ingetrokken.

    Important: Laat de actuatorschakelaar los zodra de buitenste spuitbomen de gewenste stand hebben bereikt. De actuators tot tegen de mechanische begrenzers laten bewegen kan de hefcilinders en/of andere hydraulische componenten beschadigen.

    De transporthouder van de spuitbomen gebruiken

    De spuitmachine heeft een transporthouder voor de spuitbomen die is voorzien van een unieke beveiliging. Als de spuitbomen tijdens het transport per ongeluk in aanraking komen met een laag overhangend object, kunnen zij uit de transporthouder worden gedrukt. In dit geval komen de spuitbomen in een bijna horizontale stand op de achterkant van de machine te rusten. Hoewel de buitenste spuitbomen hierbij geen schade oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder.

    Important: De buitenste spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder.

    Om de spuitbomen terug te plaatsen in de transporthouder, moet u deze neerlaten in de spuitstand en vervolgens weer omhoog brengen in de transportstand. Zorg ervoor dat de hefcilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang tijdens de stalling te voorkomen.

    Functies van de veldspuit in de modus gebruiksdosis en de manuele modus

    Raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem indien u meer informatie wenst over:

    Vóór het gebruik

    • Het InfoCenter hoofdscherm

    • Het scherm hoofdmenu

    • Submenu's van het scherm hoofdmenu

    • De schermen onderhoud

    • De schermen diagnostiek

    • De schermen betreffende

    Tijdens het gebruik

    • Werkinformatie invoeren

    • InfoCenter-schermen spuitzones

    • Meldingen InfoCenter

    Spuiten met het ExcelaRate spuitsysteem

    Raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem indien u meer informatie wenst over de volgende procedures:

    Important: Om ervoor te zorgen dat het product goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie steeds gebruiken als er een oplossing in de tank zit.

    Spuiten in de modus gebruiksdosis

    1. Zorg dat het spuitsysteem gekalibreerd is volgens de actieve spuitdoppen die u geselecteerd hebt; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

    2. Draai de knop van de afsluiter van de spuitboomomloop dicht (Figuur 28).

      g192607
    3. Zet de knop van de spuitmodus op de modus gebruiksdosis (Figuur 29).

      g193437
    4. Rij de veldspuit naar het grasterrein dat u gaat spuiten.

    5. Als u voor elk werkterrein gegevens als bespoten oppervlakte en gebruikt spuitvolume wilt verzamelen, selecteer dan het scherm van een deelgebied (deelgebieden 1 tot 20) om informatie over het afzonderlijke gebied en het volume vast te leggen; raadpleeg 'Het scherm deelgebied gebruiken' in de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

      Note: Wanneer u naar een ander werkterrein rijdt, moet u een ander deelgebiedscherm selecteren om informatie over het afzonderlijke gebied en het volume vast te leggen.

    6. Om de actieve gebruiksdosis in te stellen op waarde 1 of waarde 2, drukt u in het hoofdscherm van InfoCenter tegelijkertijd op knop 1 en 2 om DOSIS 1 te selecteren of op knop 4 en 5 om DOSIS 2 te selecteren; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

    7. Zet de spuitboomschakelaars in de stand AAN (Figuur 30).

      g192944
    8. Zet de mengschakelaar en de schakelaar van de spuitpomp in de stand AAN (Figuur 31).

      g192636
    9. Zet de gashendel op SNEL (Figuur 31).

    10. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid en zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN om te beginnen met spuiten (Figuur 30).

      Note: Gebruik de hoofdschakelaar van de spuitbomen om de chemicaliënstroom naar de geselecteerde spuitbomen te starten of te stoppen.

    11. Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna zet u de schakelaar van de spuitpomp op UIT.

      Note: Zet de buitenste spuitbomen omhoog in de transportstand en rij de spuitmachine naar de plaats waar deze wordt gereinigd.

      Important: Breng de spuitbomen altijd omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder staan en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken als u de machine van het ene naar het andere spuitgebied rijdt, dan wel naar een plaats waar deze wordt opgeslagen of gereinigd.

    Spuiten in de manuele modus

    Note: Deze procedure gaat ervan uit dat de spuitpomp ingeschakeld is; zie Figuur 31 in Spuiten in de modus gebruiksdosis.

    1. Zorg dat het spuitsysteem afgesteld is volgens de actieve spuitdoppen die u geselecteerd hebt; zie De omloopkleppen van de spuitbomen instellen.

    2. Zet de knop van de spuitmodus op de manuele modus (Figuur 32).

      g192608
    3. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT; zie Figuur 30 in Spuiten in de modus gebruiksdosis.

    4. Stel de gashendel in op het gewenste toerental om te spuiten; zie Figuur 31 in Spuiten in de modus gebruiksdosis.

    5. Rij naar de spuitlocatie.

    6. Breng de spuitbomen omlaag.

    7. Zet de gewenste spuitboomschakelaars in de stand AAN; zie Figuur 30 in Spuiten in de modus gebruiksdosis.

    8. Stel met de schakelaar voor de gebruiksdosis de gewenste druk in, zoals is aangegeven in de Selectiegids Spuitdoppen die u hebt ontvangen bij de spuitmachine (Figuur 33).

      g193782
    9. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid en zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN om te beginnen met spuiten; zie Figuur 30 in Spuiten in de modus gebruiksdosis.

      Note: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. In dit geval moet u de mengschakelaar op UIT zetten. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel toevoegen aan de tank.

    10. Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna zet u de schakelaar van de spuitpomp op UIT.

      Note: Zet de spuitbomen weer in de transportstand en rij de veldspuit naar de plaats waar deze wordt gereinigd.

      Important: Breng de spuitbomen altijd omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder staan en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken als u de machine van het ene naar het andere spuitgebied rijdt, dan wel naar een plaats waar deze wordt opgeslagen of gereinigd.

    Opvangtest

    Door de klant te voorzien: maatbeker om de vloeistof op te vangen (bij voorkeur met een verdeling in 0,01 liter) en een stopwatch.

    De opvangtest voorbereiden

    1. Zorg dat de spuittank schoon is; zie Het spuitsysteem reinigen.

    2. Vul de spuittank met ten minste 568 liter schoon water; zie Spuittank vullen.

    3. Zorg dat de spuitdoppen die u gaat testen in de actieve spuitstand staan (omlaag).

    4. Voor machines die gebruikt worden in de modus gebruiksdosis: zorg dat de knop van de afsluiter van de spuitboomomloop dicht is (Figuur 34).

      g192607
    5. Voor machines die gebruikt worden in de modus gebruiksdosis: zorg dat de afsluiter van de spuitboomomloop dicht is (Figuur 34).

    6. Stel de parkeerrem in werking en start de motor.

      Note: Laat de motor 10 minuten warm draaien.

    7. Voor machines die worden gebruikt in de modus gebruiksdosis, voert u de stappen van 'De testsnelheid gebruiken' uit; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

      Note: Stel de gesimuleerde testsnelheid in tussen 4 km/u en 14 km/u.

    Een opvangtest uitvoeren

    1. Zet de spuitboomschakelaar(s) van de spuitbomen die u gaat testen in de stand AAN.

    2. Zet de gashendel op SNEL.

    3. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.

    4. Voer een opvangtest van 15 seconden uit voor 1 van de actieve spuitdoppen.

      g193177
    5. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit, zet de gashendel in de langzame stand, schakel de pomp van de spuitmachine uit en zet de motor af.

    6. Plaats de maatbeker op een horizontaal oppervlak en noteer het vloeistofvolume (Figuur 36).

      Important: Plaats de maatbeker op een horizontaal oppervlak om het volume af te lezen.

      Important: Lees het vloeistofvolume in de maatbeker af op het laagste punt van de curve van het vloeistofoppervlak.

      Important: Kleine onnauwkeurigheden bij het aflezen van het vloeistofvolume in de maatbeker hebben een aanzienlijke invloed op de nauwkeurigheid van de kalibratie van de spuitmachine.

      g193829
    7. Vergelijk het watervolume in de maatbeker met het spuitdopvolume in de tabel van de 15 seconden opvangtest.

      Tabel 15 seconden opvangtest

      Kleur spuitdopMilliliter opgevangen in 15 secondenOunces opgevangen in 15 seconden
      Geel1896,4
      Rood37812,8
      Bruin47316,0
      Grijs56719,2
      Wit75725,6
      Blauw94632,0
      Groen141948,0
    8. Als het vloeistofvolume in de maatbeker meer dan 7,4 ml verschilt van het spuitdopvolume in de tabel van de 15 seconden opvangtest, moet u 1 van de volgende dingen doen:

      • Kalibreer de stroming of vervang versleten spuitdoppen en kalibreer de stroming; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

      • Kalibreer de mengomloopklep of vervang versleten spuitdoppen en kalibreer de mengomloopklep; zie De mengomloopklep kalibreren.

    De nodige voorzorgsmaatregelen nemen ter bescherming van het gazon tijdens gebruik in een stationaire stand

    Important: In sommige omstandigheden kan de hitte van de motor, de radiateur en de knaldemper schade toebrengen aan het gras als de spuitmachine wordt gebruikt in een stationaire stand. De machine loopt stationair als u de spuitvloeistof in de tank mengt, handmatig spuit met een spuitpistool of een loopspuitboom gebruikt.

    Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

    • Spuit nooit in een stationaire stand bij zeer hete en/of droge omstandigheden of als het gazon tijdens deze perioden meer te lijden kan hebben.

    • Parkeer nooit op het gazon als u spuit in de stationaire stand. Parkeer op een pad als dit mogelijk is.

    • Beperk zoveel mogelijk de tijd dat u de machine in de stationaire stand op een bepaald stuk van het gazon laat staan. Zowel de tijd als de temperatuur is van invloed op de mate waarin het gras wordt beschadigd.

    • Stel het motortoerental zo laag mogelijk af om de gewenste druk en stroom te verkrijgen. Dit beperkt de hitte die wordt ontwikkeld en de snelheid van de lucht die de koelventilator voortbrengt.

    • Laat de hitte naar boven ontsnappen vanuit het motorcompartiment door de stoel omhoog te zetten als de machine wordt gebruikt in de stationaire stand, zodat de hitte niet via de onderkant van de machine wordt afgevoerd.

    Spuittips

    • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.

    • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.

    • Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de veldspuit tot stilstand brengt. Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de gasinstelling de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.

    • U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.

    Een verstopte spuitdop schoonmaken

    Als een spuitdop tijdens het spuiten verstopt raakt, moet u de spuitdop als volgt schoonmaken:

    1. Parkeer de veldspuit op een gelijke ondergrond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de hoofdschakelaar op UIT en zet vervolgens de schakelaar van de spuitpomp op UIT.

    3. Verwijder de verstopte spuitdop en maak deze schoon met een spuitfles met water en een tandenborstel.

    4. Monteer de spuitdop.

    Een spuitdop selecteren

    Note: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro-dealer.

    De spuitdoppenhouders zijn geschikt voor de 3 verschillende spuitdoppen. Doe het volgende om de gewenste spuitdop te kiezen:

    1. Parkeer de veldspuit op een gelijke ondergrond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen en de schakelaar van de spuitpomp UIT.

    3. Draai de spuitdoppenhouder in beide richtingen op de juiste spuitdop.

    4. Voor machines die worden gebruikt in de modus gebruiksdosis, kalibreert u de vloeistofstroom; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G spuitmachines met ExcelaRate spuitsysteem.

    Het spuitsysteem reinigen

    De tank aftappen

    1. Breng de veldspuit tot stilstand, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.

    2. Zoek het aftapventiel van de tank aan het spatbord links achteraan de machine (Figuur 37).

      Note: Het aftapventiel zit op een beugel op het spatbord links achteraan.

      g191084
    3. Til het ventiel op zodat de steunbouten van het ventiel loskomen uit de openingen in de beugel, en trek het ventiel naar achteren (Figuur 38A).

      g191083
    4. Plaats de opvangbak onder het uiteinde van het ventiel en draai de hendel van het ventiel naar de open stand (Figuur 38B).

    5. Als de tank volledig leeggelopen is, draait u de handgreep van het aftapventiel dicht en monteert u het ventiel op de beugel (Figuur 38B en Figuur 38A).

      Important: Voer chemicaliën uit de spuittank af volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de instructies van de fabrikant van het materiaal.

    De spuitmachine reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • Spoel de spuitmachine met schoon water. Als u de machine schoonspoelt, verhoogt u de pompsnelheid om de ontlastklep te openen, waardoor achtergebleven vloeistof uit de kleppen en slangen wordt verwijderd.
  • Important: U moet de spuitmachine en eventuele aangekoppelde spuitwerktuigen altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken.

    Toro raadt u aan de goedgekeurde spoelset te gebruiken voor deze machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer.

    Reinig het spuitsysteem en eventuele aangekoppelde spuitwerktuigen na elke spuitbeurt. Om het spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk gaan:

    • Spoel het systeem 3 keer om.

    • Gebruik de reinigings- en neutraliseermiddelen die worden aanbevolen door de fabrikanten van de chemische stoffen.

    • Gebruik zuiver, schoon water (zonder reinigings- en neutraliseermiddelen) voor de laatste spoelbeurt.

    1. Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel.

      Note: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water. Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.

    2. Laat de buitenste spuitbomen neer in de spuitstand.

    3. Start de motor en zet de gashendel op een hoger toerental.

    4. Zorg dat de mengschakelaar AAN staat.

    5. Zet de schakelaar van de spuitpomp op AAN en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.

    6. Zet de afzonderlijke spuitboomschakelaars en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN om te beginnen met spuiten.

    7. Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten.

    8. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.

    9. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT, zet de schakelaar van de spuitpomp op UIT en zet de motor af.

    10. Herhaal stappen 1 tot en met 9 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd.

      Important: U moet deze procedure altijd minstens 3 keer uitvoeren om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem en de spuitwerktuigen helemaal schoon zijn, om schade aan het systeem te voorkomen.

    11. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen.

      Important: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen.

    12. Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.

    13. Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand.

      Note: Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.

    De omloopkleppen van de spuitbomen instellen

    Enkel manuele modus

    Important: Wanneer u de machine gebruikt in de modus gebruiksdosis, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen sluiten.

    Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom en de snelheid te kalibreren en de omloop van de spuitbomen instellen; zie De omloopkleppen van de spuitbomen instellen.

    Note: Kalibreer altijd de spuitboomkleppen wanneer u andere spuitdoppen monteert.

    Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.

    1. Vul de spuittank tot de helft met schoon water.

    2. Laat de spuitbomen zakken.

    3. Stel de parkeerrem in werking.

    4. Zet de schakelaar voor de spuitbediening op manueel.

    5. Zet de 3 spuitboomschakelaars in de stand AAN, maar laat de hoofdschakelaar van de spuitbomen UIT.

    6. Zet de schakelaar van de spuitpomp op AAN en zet de mengschakelaar aan.

    7. Ga in het InfoCenter naar het scherm Kalibratie en selecteer Test Speed (snelheid testen); raadpleeg 'Een testsnelheid simuleren' in de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem.

      1. Druk knop 3 of 4 in om de gesimuleerde snelheid te verhogen of te verlagen tot 5,6 km/u.

      2. Druk op knop 4 om de simulatie van de testsnelheid IN te schakelen.

      3. Druk op knop 5 om de instelling te bewaren en het scherm TESTSNELHEID te verlaten.

    8. Stel met behulp van de schakelaar de gebruiksdosis in aan de hand van de volgende tabel.

      Tabel gebruiksdosis spuitdop

      Kleur spuitdopSI (metrisch)EngelsTurf
      Geel159 liter/ha17 gpa0,39 gpk
      Rood319 liter/ha34 gpa0,78 gpk
      Bruin394 liter/ha42 gpa0,96 gpk
      Grijs478 liter/ha51 gpa1,17 gpk
      Wit637 liter/ha68 gpa1,56 gpk
      Blauw796 liter/ha85 gpa1,95 gpk
      Groen1,190 liter/ha127 gpa2,91 gpk
    9. Schakel de linkerspuitboom uit en stel de knop van de spuitboomomloop (Figuur 39) zodanig in dat de gebruikte dosis de vorige waarde aangeeft (raadpleeg de tabel).

      Note: De nummeraanduidingen van de omloopknop en naald dienen enkel ter referentie.

      g191413
    10. Schakel de linkerspuitboom in en de rechterspuitboom uit.

    11. Stel de omloopknop van de rechter spuitboom (Figuur 39) zodanig in dat de gebruiksdosis de vorige waarde aangeeft (raadpleeg de tabel).

    12. Schakel de rechterspuitboom in en de middelste spuitboom uit.

    13. Stel de omloopknop van de middelste spuitboom (Figuur 39) zodanig in dat de gebruiksdosis de vorige waarde aangeeft (raadpleeg de tabel).

    14. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit.

    15. Schakel de spuitpomp uit.

    Knopstand van mengomloopklep

    • De mengomloopklep staat helemaal open zoals getoond in Figuur 40A.

    • De mengomloopklep staat gesloten (0) zoals getoond in Figuur 40B.

    • De mengomloopklep staat in een tussenstand (naargelang de drukmeter van het spuitsysteem) zoals getoond in Figuur 40C.

    g214029

    De mengomloopklep kalibreren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De mengomloopklep kalibreren.
  • Important: Als u het ExcelaRate™ spuitsysteem geïnstalleerd hebt, dient u de selectieschakelaar in de MANUELE modus te zetten.

    1. Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.

    2. Vul de spuittank tot de helft met schoon water.

    3. Ga na of de mengregelklep open is.

      Note: Als deze aangepast is, opent u ze nu volledig.

    4. Stel de parkeerrem in werking en start de motor.

    5. Zet de schakelaar van de spuitpomp en de mengschakelaar AAN.

    6. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.

    7. Zet de gashendel op SNEL.

    8. Gebruik de schakelaar voor de gebruiksdosis om de druk van het spuitsysteem af te stellen op 6,89 bar.

    9. Draai de mengschakelaar op UIT en lees de stand van de drukmeter af.

      • Als de drukmeter 6,89 bar aangeeft, is de mengomloopklep juist gekalibreerd.

      • Als de drukmeter een andere stand aangeeft, gaat u door met de volgende stap.

    10. Stel de mengomloopklep (Figuur 41) achteraan de mengklep in tot de spuitsysteemdruk op de meter 6,89 bar bedraagt.

      g191362
    11. Draai de schakelaar van de spuitpomp op UIT.

    12. Zet de gashendel op STATIONAIR/LANGZAAM en draai het sleuteltje naar de UIT-stand.

    Locatie van de spuitpomp

    De spuitpomp bevindt zich bij de achterkant van de tank, links (Figuur 42).

    g194233

    De machine transporteren

    • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

    • Maak de machine stevig vast.

    Transport van de spuitmachine

    Om de machine over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zet de machine goed vast op de aanhanger. Zorg er ook voor dat de buitenste spuitbomen vastgebonden zijn en stevig vastzitten. Figuur 43 en Figuur 44 tonen de bevestigingspunten.

    g002210
    g002211

    De spuitmachine slepen

    In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept nadat u de sleepklep hebt geopend. Toro adviseert echter hiervan geen standaardprocedure te maken.

    Waarschuwing

    Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Sleep de machine nooit sneller dan 4,8 km per uur.

    De machine moet worden gesleept door 2 personen. Als de machine over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger; zie De machine transporteren.

    1. Laat het uitlaatsysteem volledig afkoelen.

    2. Verwijder het scherm van het onderstel; zie Het scherm van het onderstel verwijderen.

    3. Open de sleepklep (Figuur 45) door deze 90° in een van beide richtingen te draaien.

      g187500

      Important: Als u de sleepklep niet opent voordat u de spuitmachine gaat slepen, kan schade aan de transmissie ontstaan.

    4. Bevestig een sleepkabel aan het frame; zoek de sleeppunten voor- en achteraan (Figuur 46 en Figuur 47).

      g002213
      g002214
    5. Zet de parkeerrem vrij.

    6. Sleep de machine niet sneller dan 4,8 km per uur.

    7. Als u klaar bent, sluit u de sleepklep en draait u deze vast met een torsie van 7 tot 11 N·m.

      Important: Breng het scherm van het onderstel opnieuw aan voordat u de machine weer in gebruik neemt; zie Het scherm van het onderstel monteren.

    Aanbevelingen voor spuitfilter

    Een zuigkorf kiezen

    Standaard uitrusting; zuigkorf 50 mesh (blauw)

    Gebruik de zuigkorftabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Zuigkorftabel

    Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid)Grootte van gaas*Kleurcode van filter
    Geel (0,2 gpm)50Blauw
    Rood (0,4 gpm)50Blauw
    Bruin (0,5 gpm)50 (of 30)Blauw (of groen)
    Grijs (0,6 gpm)30Groen
    Wit (0,8 gpm)30Groen
    Blauw (1,0 gpm)30Groen
    Groen (1,5 gpm)30Groen
    *De gaasgrootte van de zuigkorven in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor de optionele zuigkorf; zie Figuur 48.

    g214212

    Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor de optionele zuigkorf; zie Figuur 49.

    g214214

    Een drukfilter kiezen

    Enkele leverbare schermgroottes:

    Standaard uitrusting; zuigkorf 50 mesh (blauw)

    Gebruik de drukfiltertabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Tabel van drukfilter

    Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid)Grootte van gaas*Kleurcode van filter
    Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met lage viscositeit of kleine gebruiksdosissen100Groen
    Geel (0,2 gpm)80Geel
    Rood (0,4 gpm)50Blauw
    Bruin (0,5 gpm)50Blauw
    Grijs (0,6 gpm)50Blauw
    Wit (0,8 gpm)50Blauw
    Blauw (1,0 gpm)50Blauw
    Groen (1,5 gpm)50Blauw
    Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met hoge viscositeit of grote gebruiksdosissen30Rood
    Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met hoge viscositeit of grote gebruiksdosissen16Bruin
    *De gaasgrootte van de drukfilters in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor het optionele drukfilter; zie Figuur 50.

    g214211

    Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor het optionele drukfilter; zie Figuur 51.

    g214240

    Een spuitdopfilter kiezen (optioneel)

    Note: Gebruik een optioneel spuitdopfilter om de kop van de spuitdop te beschermen en de levensduur ervan te verlengen.

    Gebruik de spuitdopfiltertabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Tabel spuitdopfilter

    Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid)Grootte van filtergaas*Kleurcode van filter
    Geel (0,2 gpm)100Groen
    Rood (0,4 gpm)50Blauw
    Bruin (0,5 gpm)50Blauw
    Grijs (0,6 gpm)50Blauw
    Wit (0,8 gpm)50Blauw
    Blauw (1,0 gpm)50Blauw
    Groen (1,5 gpm)50Blauw
    *De gaasgrootte van de spuitdopfilters in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.

    Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor het optionele spuitdopfilter; zie Figuur 52.

    g214245

    Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor het spuitdopfilter; zie Figuur 53.

    g214245

    Onderhoud

    Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De filters van de hydraulische vloeistof vervangen.
  • Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Draai de wielmoeren aan.
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen en oliefilter vervangen.
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe veldspuit in acht.
  • Na de eerste 200 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De bandenspanning controleren.
  • Remmen controleren.
  • Zuigkorf reinigen.Reinig de zuigkorf (aanzuigfilter) (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
  • Drukfilter reinigen.Reinig het drukfilter (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
  • Controleer de tankbanden.
  • Luchtfilter controleren.Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.
  • Het motoroliepeil controleren.Controleer het motoroliepeil voordat u de motor voor de eerste keer start.
  • Koelvloeistofpeil controleren.Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil in de radiator en de expansietank.
  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer de pomp.
  • Vet in alle smeernippels spuiten.
  • De voorste stuurinrichting en de vering smeren.
  • Spuit vet in alle smeernippels.
  • Controleer de aansluitingen van de accukabels.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Spuitboomscharnieren smeren.
  • Het luchtfilterelement vervangen.Vervang het luchtfilterelement vaker in stoffige, vuile omstandigheden.
  • Draai de wielmoeren aan.
  • Conditie en afslijting van de banden controleren.
  • Slangen van koelsysteem controleren op slijtage en beschadiging.
  • De riem van de ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Olie verversen (inclusief synthetische olie) en oliefilter vervangen.(vaker wanneer de motor onder zware belasting of bij hoge temperaturen moet werken).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Toespoor van voorwiel controleren.
  • Controleren of alle slangen en aansluitingen in goede staat verkeren en goed zijn bevestigd.
  • Radiateurribben reinigen.
  • De vloeistofstroommeter reinigen(vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De lagers van de actuatorstang smeren.
  • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de Gebruikershandleiding van de motor.
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Vervang de brandstoffilterbus.
  • Brandstoffilter in de tank vervangen.
  • Brandstoftank aftappen en reinigen.
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen
  • Koelvloeistof (zoals voorgeschreven door fabrikant) controleren en indien nodig verversen.
  • De filters van de hydraulische vloeistof vervangen.
  • Hydraulische vloeistof verversen.
  • O-ringen in de kleppen controleren en indien nodig vervangen.
  • De zuigkorf vervangen.
  • Het drukfilter vervangen.
  • De nylon draaibussen controleren.
  • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Controleer de afsluitkleppen van de pomp en vervang indien nodig (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Jaarlijks
  • Spoel de spuitmachine met schoon water. Als u de machine schoonspoelt, verhoogt u de pompsnelheid om de ontlastklep te openen, waardoor achtergebleven vloeistof uit de kleppen en slangen wordt verwijderd.
  • De mengomloopklep kalibreren.
  • Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    maandagdinsdagwoensdagdonderdagvrijdagzaterdagzondag
    Werking van rem en parkeerrem controleren.       
    Werking van de schakelaar van de neutraalvergrendeling controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Controleer het motoroliepeil.       
    Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.       
    Koelvloeistofpeil controleren.       
    Luchtfilter controleren.       
    Radiateur en oliekoeler controleren op vuil.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren of de machine tijdens gebruik ongewone geluiden maakt.       
    De bandenspanning controleren.       
    Controleren op lekkages.       
    Alle hydraulische leidingen en slangen controleren kinken, loszittende steunen, beschadigingen of slijtage.       
    Werking van instrumenten controleren.       
    Werking van het gaspedaal controleren.       
    Zuigkorf reinigen.       
    Vet in alle smeerpunten spuiten.1       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    1Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden

    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
    1  
    2  
    3  
    4  
    5  
    6  
    7  
    8  

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in de starterschakelaar laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start, waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    De spuitmachine omhoog brengen

    Als u de motor laat lopen om routine-onderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/de motor te testen, moeten de achterwielen van de machine zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik.

    Gevaar

    Een opgekrikte machine kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder de machine bevindt, letsel kan oplopen

    • Haal altijd het sleuteltje uit de starterschakelaar voordat u van de spuitmachine stapt.

    • Blokkeer de wielen als de machine is opgekrikt.

    • Ondersteun de machine met assteunen.

    Het krikpunt aan de voorkant van de spuitmachine bevindt zich onder de vooras, direct onder de bladveren (Figuur 54).

    g203110

    Het krikpunt aan de achterkant van de spuitmachine bevindt zich op de achterkant waar de spuitboomdragers zitten (Figuur 55).

    g203111

    Toegang krijgen tot de motor

    Verwijder het voorste hittescherm

    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Zet de voor- en achterkant van de machine op assteunen; zie De spuitmachine omhoog brengen.

    3. Verwijder de 6 zeskantbouten en 6 ringen waarmee het voorste hittescherm aan het chassis is bevestigd en verwijder het scherm (Figuur 56).

      Note: Bewaar de bouten, de ringen en het hittescherm voor montage in Monteren van het voorste hittescherm.

      g028168

    Monteren van het voorste hittescherm

    1. Lijn de achterste flens van het voorste hittescherm uit over de voorste flens van het achterste hittescherm (Figuur 57).

      g028177
    2. Lijn de gaten in het voorste hittescherm uit met de schroefdraadgaten in het chassis (Figuur 57).

    3. Monteer het voorste hittescherm op de machine; gebruik hierbij de 6 zeskantbouten en 6 ringen (Figuur 57) die u verwijderd hebt in stap 3 van Verwijder het voorste hittescherm .

    4. Draai de bouten vast met een torsie van 19,78 tot 25,42 N·m.

    5. Verwijder de assteunen en breng de machine omlaag.

    Het scherm van het onderstel verwijderen

    1. Verwijder de 5 flenskopbouten (5/16" x ⅞") en 5 ringen (5/16") waarmee het scherm van het onderstel achteraan vastzit aan het chassis van de machine (Figuur 58).

      Note: Bewaar de flenskopbouten en ringen om deze te monteren in stap 5 van Het scherm van het onderstel monteren.

      g189584g189585
    2. Verwijder de 4 flenskopbouten (5/16") van de bouten en de slotbout waarmee de bevestigingslippen van het scherm van het onderstel bevestigd zijn aan de bevestigingsbeugels van de motor van de machine (Figuur 59).

      Note: De bouten niet van de machine verwijderen. Bewaar de flensborgmoeren voor montage in stap 3 van Het scherm van het onderstel monteren.

      g189583
    3. Neem de bevestigingslippen van de bouten waarmee het scherm van het onderstel bevestigd is aan de bevestigingsbeugels van de motor.

    4. Verwijder het scherm van het onderstel van de machine (Figuur 58 en Figuur 59).

    Het scherm van het onderstel monteren

    1. Lijn het scherm van het onderstel uit met het onderste chassis van de machine; zie Figuur 59 in Het scherm van het onderstel verwijderen.

    2. Plaats de bevestigingslippen van het scherm van het onderstel over de bouten en de slotbout aan de bevestigingsbeugels van de motor van de machine; zie Figuur 59 in Het scherm van het onderstel verwijderen.

    3. Monteer het scherm van het onderstel op de bevestigingsbeugels en -bouten van de motor (Figuur 59); gebruik de 4 flensborgmoeren (5/16") die u verwijderd hebt in stap 2 van Het scherm van het onderstel verwijderen.

    4. Lijn de gaten in het achterste gedeelte van het scherm van het onderstel uit met de gaten in het chassis; zie Figuur 58 in Het scherm van het onderstel verwijderen.

    5. Monteer het achterste gedeelte van het scherm van het onderstel op het chassis (Figuur 58); gebruik hierbij de 5 flenskopbouten (5/16" x ⅞") en 5 ringen (5/16") die u verwijderd hebt in stap 1 van Het scherm van het onderstel verwijderen.

    6. Draai de moeren en bouten vast met een torsie van 11,29 tot 25,42 N·m.

    Het inspectieluik van de stoelbasis verwijderen

    1. Verwijder de 2 flenskopbouten waarmee het inspectieluik van de stoelbasis bevestigd is aan de stoelbasis (Figuur 60).

      g032998
    2. Verwijder het inspectieluik van de stoelbasis van de machine (Figuur 60).

    Het inspectieluik van de stoelbasis monteren

    1. Lijn de openingen in het inspectieluik van de stoelbasis uit met de openingen in de stoelbasis (Figuur 60).

    2. Monteer het inspectieluik van de stoelbasis op de stoelbasis; gebruik hierbij de 2 flenskopbouten (Figuur 60) die u verwijderd hebt in stap 1 van Het inspectieluik van de stoelbasis verwijderen.

    3. Draai de bouten vast met een torsie van 19,75 tot 25,42 N·m.

    Smering

    De spuitpomp smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Smeer de pomp.
  • Vet in alle smeernippels spuiten.
  • Type smeermiddel: Mobil XHP 461.

    1. Veeg de 2 uitwendige smeernippels schoon (Figuur 61).

      g204693
    2. Pomp vet in de uitwendige smeernippel (Figuur 61).

    3. Veeg overtollig vet weg.

    De voorste stuurinrichting en de vering smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • De voorste stuurinrichting en de vering smeren.
  • Spuit vet in alle smeernippels.
  • Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis. Toro Premium universeel smeervet is verkrijgbaar bij uw Toro dealer.

    • Stuurcilinder – 2 smeernippels aan elk stanguiteinde van de cilinder

    • Stuurstang – 2 smeernippels aan elk stanguiteinde

    • Scharnierpunt van as – 2 smeernippels aan elke zijde van de machine

    1. Veeg de smeernippels schoon (Figuur 62 en Figuur 63).

    2. Spuit vet in de smeernippels (Figuur 62 en Figuur 63).

    3. Veeg overtollig vet weg.

      Note: De smeernippels zijn aangegeven in Figuur 62.

    g187456
    g187457

    Spuitboomscharnieren smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Spuitboomscharnieren smeren.
  • Important: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet u al het water en vuil van het scharnier verwijderen en nieuw vet op het scharnier smeren.

    Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis.

    1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel (Figuur 64).

      g002014
    3. Veeg overtollig vet weg.

    4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.

    De lagers van de actuatorstang smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • De lagers van de actuatorstang smeren.
  • Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis.

    1. Laat de buitenste spuitbomen neer in de SPUITSTAND.

    2. Verwijder de R-pen van de gaffelpen (Figuur 65).

    3. Til de spuitboom op, verwijder de gaffelpen en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken (Figuur 65).

    4. Controleer de gaffelpen op beschadigingen en vervang de pen indien nodig.

      g013780
    5. Draai aan het lager aan het uiteinde van de stang en spuit vet in het lager (Figuur 66).

      Note: Veeg overtollig vet weg.

      g002015
    6. Hef de spuitboom op zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden.

    7. Ondersteun de spuitboom en steek de gaffelpen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 65).

    8. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de gaffelpen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.

    9. Herhaal stap 2 tot en met 8 voor het lager van de actuatorstang aan de andere kant van de machine.

    Onderhoud motor

    Luchtfilter controleren.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Luchtfilter controleren.Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.
    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Kantel de passagiersstoel naar voren en lijn de steunstang uit met de pal in het geleidergat van de steunstang.

    3. Veeg de stofkap en het luchtfilterhuis schoon (Figuur 67).

      g028188
    4. Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken (Figuur 67).

      Note: Vervang de stofkap en het luchtfilterhuis als een van beide beschadigd is.

    5. Knijp in de stofklep zodat vuil en stof eraf valt (Figuur 67).

    6. Zet de 2 grendels los waarmee de stofkap bevestigd is aan het luchtfilterhuis.

    7. Controleer het luchtfilterelement op overmatige opstapeling van vuil en stof (Figuur 67).

      Note: Het luchtfilterelement niet reinigen als het vuil is, maar wel vervangen.

    8. Monteer de stofkap op het luchtfilterhuis en bevestig de kap met de 2 grendels (Figuur 67).

      Note: Zorg dat de stofkap tussen de 5- en de 7-uurstand staat vanaf het uiteinde bekeken.

    9. Laat de passagiersstoel zakken.

    Het luchtfilterelement vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Het luchtfilterelement vervangen.Vervang het luchtfilterelement vaker in stoffige, vuile omstandigheden.
    1. Als u een nieuw filter installeert, controleer het nieuwe luchtfilterelement (ook het uiteinde van het filter dat moet aansluiten) dan op beschadiging veroorzaakt tijdens de verzending.

      Important: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd.

    2. Veeg de stofkap en het luchtfilterhuis schoon (Figuur 67).

    3. Til de expansietank van de koelvloeistof van de steunbeugel van de tank (Figuur 68).

      g032541
    4. Zet de 2 grendels los waarmee de stofkap bevestigd is aan het luchtfilterhuis (Figuur 68).

    5. Schuif het oude filterelement voorzichtig uit het luchtfilterhuis om zo weinig mogelijk stof te verplaatsen.

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filterelement tegen het luchtfilterhuis stoot.

    6. Veeg de binnenkant van de stofkap, het luchtfilterhuis en de stofklep schoon met een vochtige doek (Figuur 67 en Figuur 68).

    7. Steek het luchtfilterelement in de luchtfilterbehuizing (Figuur 68).

      Note: Zorg ervoor dat het filter naar behoren in het luchtfilterhuis zit door de buitenring van het filterelement aan te drukken als u het filter monteert. Druk niet op het flexibele middengedeelte van het filter.

    8. Monteer het deksel op het luchtfilterhuis en maak het vast met de 2 grendels (Figuur 68).

      Note: Zorg dat de stofkap tussen de 5- en de 7-uurstand staat vanaf het uiteinde bekeken (Figuur 68).

    9. Lijn de expansietank van de koelvloeistof uit met de steunbeugel van de tank, en zet de tank stevig op zijn plaats (Figuur 68).

      Important: Zorg dat de overdrukslang naar voren en beneden wordt geleid, en de tankonluchtingsslang naar achteren zoals in Figuur 68.

    10. Laat de passagiersstoel zakken.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen en oliefilter vervangen.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Olie verversen (inclusief synthetische olie) en oliefilter vervangen.(vaker wanneer de motor onder zware belasting of bij hoge temperaturen moet werken).
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de Gebruikershandleiding van de motor.
  • Oliecarterinhoud: 4,6 liter met filter.

    Motorolietype:

    • Olietype: API onderhoudsklasse CH-4, CI-4 of hoger.

    • Viscositeit van aanbevolen olie: SAE 15W-40 (boven -18 °C)

    • Viscositeit van alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen)

    Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw dealer met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30. Raadpleeg de Onderdelencatalogus voor de onderdeelnummers.

    Motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het motoroliepeil controleren.Controleer het motoroliepeil voordat u de motor voor de eerste keer start.
  • Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als de motor heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug naar het carter laten lopen gedurende ten minste 10 minuten voordat u controleert.

    Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Verwijder de peilstok die zich onder de passagiersstoel bevindt en veeg hem af met een schone doek (Figuur 69).

      Note: Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.

      g195188g195187
    3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel en olie in de vulbuis gieten totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt (Figuur 70).

      Note: Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen.

      g028155
    4. Breng de olievuldop aan.

    5. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.

    Motoroliefilter vervangen

    1. Verwijder het voorste hittescherm; zie Verwijder het voorste hittescherm .

    2. Til de stoelen op.

      Voorzichtig

      De onderdelen onder de stoel zullen heet zijn als de spuitmachine in gebruik is geweest. U kunt zich verbranden als u hete onderdelen aanraakt.

      Laat de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert of onderdelen onder de motorkap aanraakt.

    3. Zet een opvangbak onder het motoroliefilter (Figuur 71).

      g028169
    4. Verwijder het oude oliefilter (Figuur 71).

      Note: Het gebruikte oliefilter afgeven bij een erkende inzamelplaats.

    5. Veeg het oppervlak van het oliefiltertussenstuk van de motor schoon met een doek.

    6. Vul het oliefilter met de aanbevolen olie.

      Note: Laat het filterelement zich vullen met olie.

    7. Smeer een dun laagje van de aanbevolen olie op de rubberen pakking van het vervangoliefilter.

    8. Monteer het oliefilter op het filtertussenstuk en draai het oliefilter rechtsom tot de rubberen pakking het filtertussenstuk raakt. Draai vervolgens het filter nog een halve slag aan (Figuur 71).

      Note: Draai het oliefilter niet te vast.

    9. Veeg overtollige olie weg.

    Motorolie verversen

    1. Plaats een opvangbak onder de aftapplug (Figuur 71).

    2. Verwijder de aftapplug en laat alle olie weglopen (Figuur 71).

      Note: Controleer de pakking van de aftapplug op slijtage en beschadiging; vervang de pakking als deze versleten of beschadigd is.

      Note: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    3. Plaats de aftapplug in de aftappoort van het motoroliecarter en draai de plug vast met 33 tot 37 N·m.

    4. Kantel de passagiersstoel naar voren en lijn de steunstang uit met de pal in het geleidergat van de steunstang.

    5. Verwijder de olievuldop uit de vulbuis van het klepdeksel van de motor en giet langzaam ongeveer 80% van de aanbevolen hoeveelheid in de vulbuis (Figuur 72).

      g028155
    6. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil in de motor (Figuur 73).

      g195187
    7. Giet langzaam extra olie van het aanbevolen type bij totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok bereikt (Figuur 73).

      Important: De motor te vol gieten kan de motor beschadigen.

    8. Plaats de olievuldop op de vulbuis (Figuur 72).

    9. Monteer het voorste hittescherm; zie Monteren van het voorste hittescherm.

    Onderhoud brandstofsysteem

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.

    • Gebruik een trechter om de tank te vullen; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

    • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

    • Bewaar de brandstof in schone, veilige en goedgekeurde brandstofcontainers en zorg ervoor dat de dop op zijn plaats blijft.

    Brandstofleidingen en aansluitingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
  • Inspecteer de leidingen en fittings op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.

    Het brandstofsysteem ontluchten

    Note: Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.

    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Verwijder het voorste hittescherm; zie Verwijder het voorste hittescherm .

    3. Kantel de passagiersstoel naar voren en lijn de steunstang uit met de pal in het geleidergat van de steunstang.

    4. Plaats een opvangbak onder het brandstoffilter; zie Figuur 76 in Het filter van de waterafscheider vervangen.

    5. Zet de ontluchtingsplug bovenaan het brandstoffilter/waterafscheider los (Figuur 74).

      g028218
    6. Draai het contactsleuteltje van de starterschakelaar naar de stand AAN.

      Note: De elektrische brandstofpomp zal lucht bij de ontluchtingsplug naar buiten beginnen te duwen. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de ontluchtingsplug naar buiten komt.

    7. Maak de ontluchtingsplug vast en draai de starterschakelaar naar UIT (Figuur 74).

    8. Zet de opvangbak onder het motorgedeelte met de brandstofinjectiepomp (Figuur 75).

      g028217
    9. Draai de ontluchtingsschroef op de brandstofinjectiepomp open (Figuur 75).

    10. Draai het sleuteltje in de starterschakelaar op AAN.

      Note: De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de brandstofinjectiepomp naar buiten.

    11. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de ontluchtingsschroef naar buiten komt (Figuur 75).

    12. Zet de ontluchtingsschroef (Figuur 75) weer vast en draai het sleuteltje op Uit.

    Note: Normaal gesproken zal de motor starten nadat u het brandstofsysteem hebt ontlucht. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.

    Injectors ontluchten

    U mag deze procedure uitsluitend uitvoeren nadat u het brandstofsysteem hebt ontlucht en de motor niet start; zie Het brandstofsysteem ontluchten.

    1. Plaats een opvangbak onder de rechterzijde van de motor.

    2. Zet de buismoer van brandstofverstuiver nr. 1 en de houder los.

    3. Zet de gashendel op SNEL.

    4. Draai het sleuteltje naar de stand START en kijk hoe de brandstof om de connector stroomt.

    5. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal brandstof ziet.

    6. Draai de buismoer vast.

    7. Veeg overtollige brandstof weg uit de buurt van de brandstofinjector.

    8. Herhaal stappen 2 tot en met 7 voor de andere brandstofverstuivers.

    9. Monteer het voorste hittescherm; zie Monteren van het voorste hittescherm.

    Onderhoud van het brandstoffilter

    Het filter van de waterafscheider vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Vervang de brandstoffilterbus.
    1. Verwijder het voorste hittescherm; zie Verwijder het voorste hittescherm .

    2. Plaats een opvangbak onder het filter van de waterafscheider (Figuur 76).

      g028221
    3. Draai het aftapventiel onderaan het filter van de waterafscheider linksom (Figuur 76).

      Note: Laat al de brandstof uit het filter lopen en sluit dan het ventiel.

    4. Reinig de omgeving van het filter van de waterafscheider en het bevestigingsoppervlak van het filtertussenstuk (Figuur 76).

    5. Verwijder het filter van de waterafscheider (Figuur 76).

      Note: Geef de gebruikte brandstof en filterbus af bij een erkend inzamelcentrum.

    6. Reinig het bevestigingsoppervlak van het filtertussenstuk.

    7. Smeer schone motorolie op de pakking van het filter van de waterafscheider.

    8. Monteer het filter met de hand totdat de pakking contact maakt en draai het filter vervolgens nog een halve slag verder.

    9. Zorg dat het aftapventiel onderaan het filter van de waterafscheider stevig rechtsom is gedraaid (Figuur 76).

    Brandstoffilter in de tank vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter in de tank vervangen.
  • Brandstoffilter in de tank vervangen

    Note: Het brandstoffilter is een onderdeel van de standpijp.

    1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    2. Verwijder bij de brandstoftank de 4 schroeven (nr. 10 x ¾") waarmee de kap bovenaan de brandstoftank is bevestigd, en verwijder de kap (Figuur 77A).

      g032544
    3. Maak de klemmen los waarmee de 2 brandstofslangen aan de 2 slangfittings zijn bevestigd bovenaan de standpijp (Figuur 77B).

    4. Koppel de 2 slangen los van de slangfittings en laat eventuele brandstof in de slangen in een goedgekeurd brandstofvat lopen (Figuur 77B).

    5. Draai de dop van de standpijp/brandstofvlotter linksom om de dop te verwijderen (Figuur 78).

      g028691
    6. Til de standpijp/brandstofvlotter van de brandstoftank (Figuur 78).

      Note: Gooi de oude standpijp weg.

    Brandstoffilter in de tank monteren

    Note: Koop de nieuwe standpijp bij een erkende Toro-dealer. Mogelijk heeft u een nieuwe afdichting nodig om de elleboogfitting en standpijp aan de bovenzijde van de brandstoftank te bevestigen.

    1. Plaats de dop van de standpijp op de standpijp, en de standpijp op de afdichting (Figuur 78).

    2. Lijn de dop, standpijp en afdichting uit met de tank en breng de nieuwe standpijp voorzichtig in de brandstoftank (Figuur 78).

      Note: Lijn de slangfittings uit naar de middellijn van de machine.

    3. Schroef de dop op de vulbuis van de brandstoftank en draai de dop handmatig vast (Figuur 78).

    4. Monteer de brandstofslang van 6,4 mm op de slangfitting van 6,4 mm en bevestig de slang op de fitting met de slangklem (Figuur 77B).

    5. Monteer de brandstofslang van 8 mm op de slangfitting van 8 mm en bevestig de slang op de fitting met de slangklem (Figuur 77B).

    6. Monteer de kap op de tank (Figuur 77A) met de 4 schroeven (nr. 10 x ¾") die u verwijderd hebt in stap 2 van Brandstoffilter in de tank vervangen.

    7. Draai de schroeven vast met een torsie van 113 Ncm.

    Brandstof aftappen uit de brandstoftank

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoftank aftappen en reinigen.
  • Als het brandstofsysteem vervuild raakt of als u de machine voor langere tijd wilt stallen, moet u de brandstoftank aftappen en reinigen. Gebruik bij het reinigen verse, schone brandstof om de brandstoftank te spoelen.

    1. Breng de brandstof met een sifonpomp over vanuit de tank naar een goedgekeurd vat of blik of verwijder de tank van de machine en giet de brandstof vanuit de tank over in het vat of blik.

      Note: Als u de brandstoftank verwijdert, moet u eerst de brandstoftoevoer- en -retourslang van de standpijp verwijderen alvorens u de tank wegneemt; zie stap 1 tot 4 van Brandstoffilter in de tank vervangen.

    2. Vervang de brandstoffilters; zie Het filter van de waterafscheider vervangen.

    3. Spoel de brandstoftank indien nodig om met verse, schone brandstof.

    4. Monteer de tank als u deze verwijderd hebt; zie stap 1 tot 5 van Brandstoffilter in de tank monteren.

    5. Vul de brandstoftank met verse, schone brandstof.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Zekeringen vervangen

    Het zekeringblok voor het elektrische systeem bevindt zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 79).

    g034159

    Onderhoud van de accu

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de aansluitingen van de accukabels.
  • Waarschuwing

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

    Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.

    Spanning: 12 V, met 690 A koude start bij -18 °C.

    Accu verwijderen

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder het accudeksel en maak de negatieve (zwarte) aardingskabel los van de accupool (Figuur 80).

      g014029

      Waarschuwing

      Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

      • Maak altijd eerst de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.

      • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.

      Waarschuwing

      Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

      • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

      • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

      • Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.

    3. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool.

    4. Verwijder de accu.

    Accu monteren

    1. Plaats de accu in de accubak en zorg ervoor dat de accupolen weg van de sproeier wijzen.

    2. Sluit de pluskabel (rood) aan op de pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu met behulp van de bouten en de moeren.

    3. Schuif het isolatorkapje over de pluspool van de accu heen.

    4. Plaats het accudeksel en bevestig het met de band die u eerder verwijderd hebt (Figuur 80).

      Important: Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.

    Accu opladen

    Important: Houd de accu altijd volledig geladen. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.

    1. Verwijder de accu van het chassis; zie Accu verwijderen.

    2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen en laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3 tot 4 A (12 V).

      Important: De accu niet te ver opladen.

    3. Monteer de accu in het chassis; zie Accu monteren.

    Opslag van de accu

    Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in de machine laten zitten. Koppel de kabels van de accu als u de accu tijdens stalling op de machine laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    De wielen/banden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Draai de wielmoeren aan.
  • Na de eerste 200 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Draai de wielmoeren aan.
  • Conditie en afslijting van de banden controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Lagers in voorwielen opvullen.
  • Draai de moeren van de voorwielen vast met een torsie van 75 tot 102 N·m en de moeren van de achterwielen met een torsie van 95 tot 122 N·m.

    Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.

    Olie van planeetwieloverbrenging verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Olie van planeetwieloverbrenging verversen
  • Gebruik hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie.

    1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak met de achterwielen geplaatst zoals wordt getoond in Figuur 81.

      g002244
    2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Plaats een opvangbak onder de aftappluggen en verwijder deze uit de naaf (Figuur 81).

    4. Plaats een opvangbak onder de binnenste aftapplug van de remkast en verwijder de plug (Figuur 82).

      g002246
    5. Beweeg de machine langzaam totdat het wiel in de stand staat die wordt getoond in Figuur 83.

      g002245
    6. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    7. Giet SAE 85W-140 tandwielolie in de bovenste opening, totdat er olie uit de onderste opening komt.

    8. Plaats alle aftappluggen en zet ze stevig vast.

    9. Herhaal stap 3 tot en met 9 voor het andere achterwiel.

    10. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    Toespoor van voorwielen afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Toespoor van voorwiel controleren.
  • De afstand tussen de voorste middellijn van de wielen moet 0 tot 3 mm korter zijn dan de afstand tussen de achterste middellijn van de voorwielen.

    1. Controleer de banden en breng ze op spanning; zie Bandenspanning controleren.

    2. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Figuur 84).

      Note: De afstand tussen de voorkant van de wielen moet 0 tot 3 mm korter zijn dan de afstand tussen de achterkant van de voorwielen.

      g002247
    3. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstang losdraaien (Figuur 85).

      g002248
    4. Draai de trekstang om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.

    5. Draai de contramoeren van de trekstang weer vast als de afstelling correct is.

    6. Zorg dat het stuur in beide richtingen even ver draaien.

    Onderhoud koelsysteem

    Onderhoud van het koelsysteem

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Slangen van koelsysteem controleren op slijtage en beschadiging.
  • Inhoud van koelsysteem: 5,5 liter

    Type koelvloeistof: een oplossing van 50% water en 50% permanente ethyleenglycol-antivries

    Important: Giet pas koelvloeistof in een oververhitte motor wanneer deze volledig is afgekoeld. Als een u koelvloeistof in een oververhitte motor giet, bestaat de kans dat het motorblok gaat scheuren.

    Controleer de concentratie motorkoelvloeistof volgens de voorschriften van de fabrikant van de koelvloeistof.

    Het koelvloeistofpeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Koelvloeistofpeil controleren.Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil in de radiator en de expansietank.
  • Voorzichtig

    Als de motor heeft gelopen, zal de koelvloeistof heet zijn en onder druk staan. Als u de radiateurdop verwijdert en de koelvloeistof heet is, kan deze naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Verwijder voorzichtig de doppen van de radiateur en de expansietank (Figuur 86).

      g028232
    4. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur en de expansietank.

      Note: De radiateur moet worden gevuld tot de bovenkant van de vulbuis en de expansietank tot de Vol-markering op de tank (Figuur 86).

    5. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de doppen van de radiateur en expansietank en vult u de expansietank tot de vol-markering en de radiateur tot de bovenkant van de vulbuis (Figuur 86).

      Important: Vul de expansietank niet te vol.

      Important: Gebruik geen koelvloeistof op basis van alcohol/methanol of alleen water.

    6. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug (Figuur 86).

    De vloeistof van het koelsysteem verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Koelvloeistof (zoals voorgeschreven door fabrikant) controleren en indien nodig verversen.
  • De eigenaar dient voor de volgende benodigdheden te zorgen: een handthermometer voor de koelvloeistof.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Wacht tot de motor is afgekoeld en verwijder de radiateurdop (Figuur 86).

    3. Plaats een grote opvangbak onder de radiateur.

    4. Open de aftapklep en laat de koelvloeistof in de bak lopen (Figuur 87).

      g002252
    5. Sluit de aftapklep (Figuur 87).

    6. Verwijder de radiateurdop (Figuur 86).

    7. Vul de radiateur langzaam met koelvloeistof tot ongeveer 25 mm onder het afdichtingsoppervlak van de dop.

      Note: Gebruik voldoende vloeistof om de motor en de leidingen van het systeem te vullen. Hierdoor kan de koelvloeistof uitzetten zonder dat deze overloopt als de motor warm wordt.

    8. Start de motor terwijl de dop los op de radiateur zit (Figuur 86).

    9. Laat de motor warm worden totdat de thermostaat opengaat.

      Note: De thermostaat van de motor moet opengaan wanneer de handthermometer aangeeft dat de koelvloeistof 79 tot 88 °C is.

    10. Als de koelvloeistof is opgewarmd, moet u het koelvloeistofpeil laten dalen tot het afdichtingsoppervlak en de dop vastzetten (Figuur 86).

    11. Open de dop van de expansietank en vul de tank met koelvloeistof tot deze het peil Koud bereikt (Figuur 86).

    12. Controleer het koelvloeistofpeil nadat u de motor verschillende keren hebt gestart en uitgeschakeld.

      Note: Vul indien nodig de radiateur en expansietank bij met koelvloeistof.

    Onderhouden remmen

    Remmen afstellen

    Als de vrije slag van het rempedaal meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand voelt, moeten de remmen als volgt worden afgesteld:

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, zet de spuitpomp af, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Stel de parkeerrem in werking.

    3. Plaats blokken onder de wielen blokkeren om te voorkomen dat de machine gaat rollen.

    4. Zet de parkeerrem vrij.

    5. Draai de voorste contramoeren op remkabels onder het vooreinde van de spuitmachine los (Figuur 88).

      g002253
    6. Draai de achterste contramoeren gelijkmatig vast totdat het rempedaal een vrije slag van 1 tot 2 cm heeft voordat u weerstand voelt (Figuur 88).

      Important: Zorg ervoor dat u beide achterste moeren gelijkmatig vastdraait zodat de draadeinden van de remkabels tegenover de voorste moeren dezelfde lengte hebben.

    7. Draai de voorste contramoeren vast.

    Onderhoud riemen

    Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De riem van de ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
  • Controleer de conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo/koelventilator Vervang de riem indien dit nodig is.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo door de riem in het midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg.

      Note: De riem moet een speling van 10 tot 12 mm hebben. Als de riem te veel speling heeft, gaat u verder naar stap 3. Als de speling van de riem correct is, kunt u de rest van deze procedure overslaan en uw werkzaamheden met de spuitmachine voortzetten.

    3. Draai de bout los aan het scharnierpunt van de wisselstroomdynamo; zet de bout los waarmee de wisselstroomdynamo bevestigd is aan de beugel met sleuf (Figuur 89).

      g216520
    4. Plaats een breekijzer tussen de wisselstroomdynamo en de motor en wrik de wisselstroomdynamo voorzichtig naar buiten toe.

    5. Als de juiste spanning is verkregen, draait u de wisselstroomdynamo en de bouten van de beugel vast om de afstelling te borgen.

    6. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Hydraulische vloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
  • Specificaties hydraulische vloeistof: Toro Premium All Season hydraulische vloeistof

    Note: Verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Zie de onderdelencatalogus van uw erkende Toro-dealer voor de onderdeelnummers.

    Andere hydraulische vloeistoffen: Als de vloeistof van Toro niet beschikbaar is, kunt u andere vloeistoffen gebruiken mits deze voldoen aan alle onderstaande materiaaleigenschappen en industriespecificaties. We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.

    Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.

    ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt
     Materiaaleigenschappen:
      Viscositeit, ASTM D445cSt bij 40 °C 44 tot 50cSt bij 100 °C 7,9 tot 8,5
      Viscositeitsindex ASTM D2270140 tot 160
      Stolpunt, ASTM D97-37 °C tot -45 °C
     Industriespecificaties:
      Vickers I-286-S (kwaliteitsniveau), Vickers M-2950-S (kwaliteitsniveau), Denison HF-0

    Important: De ISO VG 46 multigrade vloeistof blijkt optimaal te presteren in een brede reeks van temperatuuromstandigheden. Voor gebruik bij constant hoge omgevingstemperaturen van 18 °C tot 49 °C, kan ISO VG 68 hydraulische vloeistof zorgen voor betere prestaties.

    Hoogwaardige biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof-Mobil EAL EnviroSyn 46H

    Important: Mobil EAL EnviroSyn 46H is de enige synthetische biologisch afbreekbare vloeistof die Toro heeft goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De olie is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-verdeler.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Maak schoon rond de dop van de peilstok van de tank met hydraulische vloeistof en verwijder de dop (Figuur 90).

      g014217

      Important: Ga zeer voorzichtig te werk zodat er geen vuil of andere verontreinigende stoffen in de opening komen als u de vloeistof controleert.

    3. Veeg de peilstok schoon met een vod en duw hem volledig terug in de tank.

    4. Haal de peilstok uit de vulbuis en controleer het vloeistofpeil (Figuur 91).

      Note: Het vloeistofpeil moet zich binnen het bereik voor veilig gebruik op de peilstok bevinden.

      g014218
    5. Als het vloeistofpeil te laag is, vult u de tank bij met de vermelde hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof tot het peil tot de bovenste markering reikt.

    6. Plaats de dop van de peilstok op de tank en zet vast.

    Het hydraulische systeem een onderhoudsbeurt geven

    Als de vloeistof verontreinigd raakt, neem dan contact op met een erkende Toro-verdeler om het systeem te laten spoelen.

    Note: Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.

    De filters van de hydraulische vloeistof vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De filters van de hydraulische vloeistof vervangen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De filters van de hydraulische vloeistof vervangen.
  • Gebruik het vervangende filter van Toro (Zie uw Onderdelenhandleiding voor het juiste onderdeelnr.)

    Important: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.

    Waarschuwing

    Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Zoek de 2 hydraulische filters van de machine (Figuur 92 en Figuur 93).

      Note: 1 filter bevindt zich onder de tank voor hydraulische vloeistof en het andere filter achteraan de machine op het frame.

      • Voorste filter – onder de hydraulische tank.

        g013791
      • Achterste filter – op het frame van de machine.

        g013790
    3. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd.

    4. Plaats een opvangbak onder het filter.

    5. Verwijder het filter.

    6. Smeer de nieuwe filterpakking met schone hydraulische vloeistof.

    7. Maak het montagegebied van het filter schoon met een doek.

    8. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat: draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag vast.

    9. Start de motor, stel de gashendel in op hoog stationair en laat de motor 3 tot 5 minuten lopen om lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.

    10. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.

    11. Geef het gebruikte filter af bij een erkend inzamelcentrum.

    Hydraulische vloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Hydraulische vloeistof verversen.
  • Inhoud van hydraulisch systeem: 56 liter van de aanbevolen hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof; zie Hydraulische vloeistof controleren.

    Important: Als een andere vloeistof wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen.

    Waarschuwing

    Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem.

    1. Vervang de filters van de hydraulische vloeistof; zie De filters van de hydraulische vloeistof vervangen.

    2. Reinig de omgeving van een fitting van een hydraulische slang onderaan de hydraulische tank (Figuur 94).

      g014219
    3. Plaats een grote opvangbak onder de fittings van de hydraulische tank.

    4. Verwijder de fitting van de slang uit de tank zodat de vloeistof in de opvangbak kan lopen (Figuur 94).

    5. Monteer de slang en de fitting aan de tank en zet deze stevig vast.

    6. Vul de hydraulische tank met ongeveer 53 liter van de aanbevolen hydraulische vloeistof of een gelijkwaardige vloeistof, zie Hydraulische vloeistof controleren.

    7. Start de motor, stel de gashendel in op hoog stationair en laat de motor 3 tot 5 minuten lopen om lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.

    8. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.

    9. Geef de oude vloeistof af bij een erkend recyclingcentrum.

    Onderhoud van het spuitsysteem

    Waarschuwing

    Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.

    • U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere middelen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.

    • Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.

    • Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!

    • Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.

    • Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.

    De slangen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Controleren of alle slangen en aansluitingen in goede staat verkeren en goed zijn bevestigd.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • O-ringen in de kleppen controleren en indien nodig vervangen.
  • Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade. Vervang slangen en fittingen als deze beschadigd zijn.

    De zuigkorf vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • De zuigkorf vervangen.
  • Note: Kies de gewenste maasgrootte van de zuigkorf voor uw toepassing, zie Een zuigkorf kiezen.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder bovenaan de spuittank de borgclip waarmee de slangfitting bevestigd is aan de grote slang van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 95).

      g033577
    3. Verwijder de slang en de slangfitting van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 95).

    4. Verwijder de oude zuigkorf uit de behuizing in de tank (Figuur 96).

      Note: Gooi het oude filter weg.

      g033578
    5. Monteer de nieuwe zuigkorf in de behuizing.

      Note: Verzeker dat de korf goed op zijn plaats zit.

    6. Lijn de slang en de slangfitting uit met de behuizing van de korf bovenaan de tank en bevestig de fitting en de behuizing met de borgclip die u verwijderd hebt in stap 2.

    Het drukfilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Het drukfilter vervangen.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de spuitpomp af, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Plaats een opvangbak onder het drukfilter (Figuur 97).

      g028235
    3. Draai de aftapplug linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 97).

      Note: Laat de bak volledig leeglopen.

    4. Draai de bak linksom en verwijder hem van de filterkop (Figuur 97).

    5. Verwijder het oude drukfilterelement (Figuur 97).

      Note: Gooi het oude filter weg.

    6. Controleer de O-ring voor de aftapplug (in de bak) en de O-ring voor de bak (in de filterkop) op schade en slijtage (Figuur 97).

      Note: Vervang beschadigde of versleten O-ringen voor de plug, de bak of beide.

    7. Monteer het nieuwe drukfilterelement in de filterkop (Figuur 97).

      Note: Zorg dat het filterelement stevig in de filterkop zit.

    8. Maak de bak handmatig vast op de filterkop (Figuur 97).

    9. Maak de plug met de hand vast op de bak (Figuur 97).

    Het spuitdopfilter vervangen

    Note: Kies de gewenste maasgrootte van het spuitdopfilter voor uw toepassing, zie Een spuitdopfilter kiezen (optioneel).

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Neem de spuitdop uit de houder Figuur 98

      g209504
    3. Verwijder het oude spuitdopfilter (Figuur 98).

      Note: Gooi het oude filter weg.

    4. Monteer het nieuwe spuitdopfilter (Figuur 98).

      Note: Verzeker dat de korf goed op zijn plaats zit.

    5. Monteer de spuitdop op de spuitdophouder (Figuur 98).

    Instelling van de spuitbomen tot niveau

    De volgende procedure kan worden gebruikt voor het instellen van de actuators op het midden om linker en rechter spuitboom op hetzelfde niveau te houden.

    1. Klap de spuitbomen in de spuitstand.

    2. Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 99).

      g013780
    3. Til de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 99), en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken.

    4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.

    5. Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de contramoer los zodat de stang met het oog kan worden bewogen (Figuur 100).

      g014220
    6. Draai de oogstang in de actuatorstang om de uitstekende actuator te verkorten of te verlengen tot de gewenste stand (Figuur 100).

      Note: Draai de stang met het oog in halve of volledige slagen zodat u de stang aan de spuitboom kunt monteren.

    7. Zodra de gewenste positie is bereikt, bevestigt u de contramoer om de actuator en de oogstang vast te zetten.

    8. Hef de spuitboom op zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden.

    9. Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 99).

    10. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.

    11. Herhaal deze procedure indien nodig bij alle andere lagers van de actuatorstang.

    De nylon draaibussen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • De nylon draaibussen controleren.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met steunen of hijsbanden en hijsvoorzieningen.

    3. Als het gewicht van de spuitboom is ondersteund, verwijdert u de bout en de moer waarmee de draaipen is bevestigd aan de spuitboom (Figuur 101).

      g002017
    4. Verwijder de bout en moer waarmee draaipen bevestigd is, en verwijder de pen (Figuur 101).

    5. Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen.

    6. Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkant van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 101).

      Note: Vervang versleten of beschadigde bussen.

    7. Smeer een beetje olie op de nylon draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel (Figuur 101).

    8. Plaats de spuitboom en de draaibeugel in het middelste frame en lijn de gaten uit (Figuur 101).

    9. Plaats de draaipen en zet deze vast met de bout en de moer die u in stap 4 verwijderd hebt.

    10. Herhaal stap 2 tot en met 9 voor de andere buitenste spuitboom.

    Onderhoud van de pomp

    De pomp controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Controleer de afsluitkleppen van de pomp en vervang indien nodig (neem contact op met een erkende Toro servicedealer).
  • Note: De volgende onderdelen zijn onderhevig aan slijtage door gebruik, tenzij deze gebreken vertonen, en vallen niet onder de dekking van de garantie op deze machine.

    Laat een erkende Toro servicedealer de volgende inwendige onderdelen van de pomp op schade controleren:

    • Pompmembraan

    • Pompafsluitkleppen

    Vervang deze onderdelen indien noodzakelijk.

    Reiniging

    De koelribben van de radiateur reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Radiateurribben reinigen.
  • Important: Spuit nooit water op een heet motorcompartiment; dit kan de motor beschadigen.

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Kantel de bestuurders- en passagiersstoel naar voren en lijn de steunstang uit met de pal in het geleidergat van de steunstang.

    3. Laat het koelsysteem afkoelen.

    4. Verwijder het inspectieluik van de stoelbasis; zie Het inspectieluik van de stoelbasis verwijderen.

    5. Reinig de radiateurribben met een zachte borstel en perslucht onder lage druk.

      Note: Indien nodig moet u de radiateurribben vaker reinigen. Controleer alle koelvloeistofslangen en vervang deze als zij lekken, beschadigd zijn of tekenen van slijtage vertonen.

    6. Laat de bestuurders- en de passagiersstoel zakken.

    7. Monteer het inspectieluik van de stoelbasis; zie Het inspectieluik van de stoelbasis monteren.

    De vloeistofstroommeter reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • De vloeistofstroommeter reinigen(vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder).
    1. Het volledige spuitsysteem grondig uitspoelen en aftappen.

    2. Verwijder de vloeistofstroommeter en spoel deze af met schoon water.

    3. Verwijder de borgring aan de stroomopwaartse kant (Figuur 102).

      g214630
    4. Reinig de turbine en de turbinenaaf om metaalvijlsel en bevochtigbaar poeder te verwijderen.

    5. Controleer de turbinebladen op slijtage.

      Note: Houd de turbine in uw hand en laat deze draaien. De turbine moet vrij kunnen draaien en mag niet te veel aanlopen. Als de turbine niet vrij draait of erg aanloopt, moet u deze vervangen.

    6. Monteer de vloeistofstroommeter.

    7. Gebruik lichte luchtdruk (0,34 bar) om ervoor te zorgen dat de turbine vrij draait.

      Note: Als de turbine niet vrij draait, geef dan de zeskantige pal aan de onderkant van de turbinenaaf 1/16 draai tot de turbine vrij draait.

    De mengklep en de spuitboomkleppen reinigen

    De klepactuator verwijderen

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de borgclip waarmee de actuator bevestigd is aan de verdelerklep voor de spuitboomklep of de mengklep (Figuur 103).

      Note: Knijp de 2 pennen van de borgclip samen terwijl u hem naar beneden drukt.

      Note: Bewaar de actuator en de borgclip om deze later te monteren in De klepactuator plaatsen.

      g032545
    3. Verwijder de actuator uit de verdelerklep.

    De mengverdelerklep verwijderen

    1. Verwijder de snelkoppelingspen waarmee de snelkoppeling voor de mengslang bevestigd is aan de verdeler voor de mengklep (Figuur 104).

      g191301
    2. Verwijder de 3 flensklemmen waarmee de mengklepverdeler bevestigd is aan de flenzen van de kop van het drukfilter en de koppelingsadapter (Figuur 104).

    3. Verwijder de 2 flensbouten (¼" x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") waarmee de mengklepverdeler bevestigd is aan de klepsteun (Figuur 105).

      g191302
    4. Verwijder de mengklepverdeler en de pakkingen van de machine (Figuur 105).

      Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de drukfilterkop los om speling te verkrijgen.

      Note: Bewaar de flensklemmen, pakkingen en snelkoppelingspennen voor montage in De mengverdelerklep monteren.

    De spuitboomverdelerklep verwijderen

    1. Verwijder de snelkoppelingspen waarmee de snelkoppeling voor de spuitboomomloopklep bevestigd is aan de spuitboomverdelerklep (Figuur 106).

      g191303
    2. Verwijder de snelkoppelingspen waarmee de snelkoppeling voor de voedingsslang van de spuitboom bevestigd is aan de verdeler voor de snelkoppelfitting van de spuitboomverdelerklep (Figuur 106).

    3. Verwijder de 2 flensklemmen waarmee de spuitboomverdelerklep bevestigd is aan de flenzen van de naburige onderdelen (Figuur 107).

      g191300
    4. Voor de klepverdelers van de linker- of rechterspuitboom: verwijder de 2 flenskopbouten (¼" x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") waarmee de spuitboomklepverdeler bevestigd is aan de klepsteun (Figuur 108).

      g191304
    5. Verplaats de spuitboomklepverdeler en de pakkingen naar beneden zodat deze loskomen van de omloopklep van de spuitbomen, en verwijder de onderdelen van de machine.Figuur 108

      Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de klepverdelers van de linker- en rechterspuitboom los om speling te verkrijgen.

      Note: Bewaar de flensklemmen, pakkingen en snelkoppelingspennen voor montage in De spuitboomverdelerklep plaatsen.

    De verdelerklep reinigen

    1. Plaats de afsluiter zo dat deze in de gesloten stand staat (Figuur 109B).

      g027562
    2. Verwijder de 2 dopaansluitingen van de uiteinden van de verdelerbehuizing (Figuur 110 en Figuur 111).

      g028243
      g028240
    3. Draai de afsluiter zo dat de kogel in de geopende stand staat (Figuur 109A).

      Note: Wanneer de afsluiter in het verlengde van de stroom in de klep ligt, zal de kogel eruit glijden.

    4. Verwijder de houder van de afsluiter uit de openingen in de ventielopening van de verdeler (Figuur 110 en Figuur 111).

    5. Neem de houder van de afsluiter en de zitting van de afsluiter uit de verdeler (Figuur 110 en Figuur 111).

    6. Neem de ventieleenheid uit de verdelerbehuizing (Figuur 110 en Figuur 111).

    7. Reinig de binnenkant van de verdeler en de buitenkant van de kogelklep, de ventieleenheid, de borgclip en de eindsluitingen.

    De verdelerklep monteren

    1. Controleer de staat van de O-ringen van de uitgaande fitting (alleen spuitboomklepverdeler), de O-ringen van de dopafdichting, de O-ringen van de achterzitting en de kogelzitting op schade of slijtage (Figuur 110 en Figuur 111).

      Note: Vervang versleten of beschadigde O-ringen en zittingen.

    2. Breng smeersel aan op de afsluiter en steek deze in de zitting van de afsluiter (Figuur 110 en Figuur 111).

    3. Monteer de afsluiter zo ver mogelijk in de verdeler en bevestig de afsluiter en de zitting met de houder van de afsluiter (Figuur 110 en Figuur 111).

    4. Zorg dat de O-ring van de achterzitting en de kogelzitting uitgelijnd zijn en op hun plaats zitten in de dopaansluiting (Figuur 110 en Figuur 111).

    5. Breng de dopaansluiting aan op de verdelerbehuizing tot de flens van de dopaansluiting contact maakt met de verdelerbehuizing. Draai vervolgens de dopaansluiting nog ⅛ tot ¼ slag (Figuur 110 en Figuur 111).

      Note: Wees voorzichtig zodat u het uiteinde van de aansluiting niet beschadigt.

    6. Steek de kogel in de klepbehuizing (Figuur 112).

      Note: De afsluiter moet in de kogelopening passen. Als de afsluiter er niet in past, dient u de locatie van de kogel aan te passen (Figuur 112).

      g027565
    7. Draai de afsluiter zo dat de klep gesloten is (B van Figuur 109).

    8. Herhaal stap 4 en 5 voor de andere dopaansluiting.

    De spuitboomverdelerklep plaatsen

    1. Lijn de 2 pakkingen die u verwijderd hebt in De spuitboomverdelerklep verwijderen uit met de flenzen van de spuitboomklepverdeler (Figuur 113).

      Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de klepverdelers van de linker- en rechterspuitboom los om speling te verkrijgen.

      g191304
    2. Lijn de flens van de spuitboomklepverdeler uit tussen de flenzen van de andere spuitboomklep(pen) en/of de koppelingsadapter (Figuur 113).

    3. Monteer de snelkoppelfitting van de spuitboomklepverdeler op de snelkoppelaansluiting van de spuitboomomloopklep; gebruik hierbij een snelkoppelingspen (Figuur 113 en Figuur 114).

      g191303
    4. Bevestig de flensklemmen die u verwijderd hebt in De spuitboomverdelerklep verwijderen losjes op de flenzen van de spuitboomklepverdeler en de flenzen van de andere spuitboomklep(pen) en/of de koppelingsadapter (Figuur 115).

      g191300
    5. Voor de klepverdelers van de linker- of rechterspuitboom: monteer de spuitboomklepverdeler op de klepsteun (Figuur 113) met de 2 flenskopbouten (¼" x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") die u verwijderd hebt in De spuitboomverdelerklep verwijderen.

    6. Haal de flenskopbouten en flensborgmoeren aan met 19,78 tot 25,42 N·m.

    7. Draai de 2 flensklemmen met de hand vast (Figuur 115).

    8. Monteer de snelkoppeling van de spuitboomslang op de snelkoppelfitting van de spuitboomklepverdeler; gebruik hierbij de snelkoppelingspen (Figuur 114).

    9. Als u het bevestigingsmateriaal van de klepverdelers van de linker- of rechterspuitboom hebt losgezet, dient u de moer en bout aan te draaien tot 19,78-25,42 N·m.

    De mengverdelerklep monteren

    1. Lijn de flens van de mengklepverdeler en 3 pakkingen uit met de flenzen van de mengomloopklep, de drukfilterkop en de koppelingsadapter (Figuur 116 en Figuur 117).

      Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de drukfilterkop los om speling te verkrijgen.

      g191302
      g191301
    2. Bevestig de mengklepverdeler losjes aan de mengomloopklep, de drukfilterkop en de koppelingsadapter (Figuur 117); gebruik hierbij de 3 flensklemmen die u verwijderd hebt in De mengverdelerklep verwijderen.

    3. Monteer de mengklepverdeler op de klepsteun; gebruik hierbij de 2 flenskopbouten (¼" x ¾") en de flensborgmoer (¼") die u verwijderd hebt in stap De mengverdelerklep verwijderen.

    4. Haal de flenskopbouten en flensborgmoeren aan met 1978 tot 2542 N·cm.

    5. Draai de 3 flensklemmen met de hand vast (Figuur 117).

    6. Monteer de snelkoppeling van de mengslang op de snelkoppelfitting van de mengklepverdeler; gebruik hierbij de snelkoppelingspen (Figuur 117).

    7. Als u het bevestigingsmateriaal hebt losgezet voor de drukfilterkop, dient u de moer en bout aan te draaien tot 19,8–25,4 N·m.

    De klepactuator plaatsen

    1. Lijn de actuator uit met de verdelerklep (Figuur 103).

    2. Bevestig de actuator en de klep met de borgclip die u hebt verwijderd in stap 2 van De klepactuator verwijderen.

    Stalling

    1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing van de motor.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.

    3. Behandel het spuitsysteem als volgt:

      1. Laat de schoonwatertank leeglopen.

      2. Laat het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.

      3. Maak roestwerende, niet-alcoholgebaseerde antivriesoplossing voor motorvoertuigen volgens de instructies van de fabrikant.

      4. Giet de antivriesoplossing voor motorvoertuigen in de schoonwatertank en het spuitsysteem.

      5. Laat de spuitpomp een paar minuten lopen zodat de antivries voor motorvoertuigen door het spuitsysteem en eventueel gemonteerde spuitaccessoires stroomt.

      6. Zet de 3 spuitboomschakelaars aan.

      7. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen in de AAN-stand en laat de spuitdop sproeien tot u de antivries voor motorvoertuigen ziet; zet dan de hoofdschakelaar van de spuitbomen in de UIT-stand.

      8. Laat de schoonwatertank en het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.

    4. Laat de buitenste spuitbomen omhoog komen met behulp van de hefschakelaars van de spuitbomen. Hef de spuitbomen op totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.

      Note: Zorg ervoor dat de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.

    5. Voer de volgende onderhoudsstappen uit wanneer u de machine voor korte of lange tijd gaat stallen.

      • Korte stalling (minder dan 30 dagen), reinig het spuitsysteem; zie Het spuitsysteem reinigen.

      • Lange stalling (langer dan 30 dagen), doe het volgende:

        1. Reinig de mengklep en de 3 spuitboomkleppen; zie De mengklep en de spuitboomkleppen reinigen.

        2. Controleer de remmen; zie Remmen afstellen.

        3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Luchtfilter controleren. .

        4. Smeer de spuitmachine; zie De spuitpomp smeren.

        5. Ververs het motoroliefilter en de olie; zie Motoroliefilter vervangen en Motorolie verversen.

        6. Controleer de bandendruk; zie Bandenspanning controleren.

        7. Bereid het brandstofsysteem als volgt voor:

          1. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen.

          2. Zet de motor af.

          3. Spoel de brandstoftank om met verse, schone brandstof.

          4. Zet alle fittings van het brandstofsysteem vast.

        8. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden.

        9. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast.

          Note: Vervang of repareer versleten of beschadigde onderdelen.

        10. Controleer de staat van alle spuitslangen.

          Note: Vervang versleten en beschadigde slangen.

        11. Draai alle slangaansluitingen vast.

        12. Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij (lak is verkrijgbaar bij uw erkende servicedealer).

        13. Stal de machine in een schone, droge opslagruimte.

        14. Verwijder de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op; zie Accu opladen.

          Important: De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden gestald bij temperaturen beneden 4 °C zonder tussentijds te worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4 °C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen.

          Note: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling.

        15. Verwijder het contactsleuteltje uit de starterschakelaar en bewaar het op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.

        16. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De starter doet de motor niet aanslaan.
    1. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los.
    2. Doorgebrande of losse zekering.
    3. Accu is leeg.
    4. Een defecte startmotor of startmotorsolenoïde.
    5. Er zijn inwendige motoronderdelen vastgelopen.
    1. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken.
    2. Zekering goed inzetten of vervangen.
    3. Accu opladen of vervangen.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor draait, maar start niet.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    3. Verstopte brandstofslang.
    4. Het inschakelrelais is niet bekrachtigd.
    5. De starterschakelaar is defect.
    1. Brandstoftank met verse brandstof vullen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Reinigen of vervangen.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor start, maar blijft niet lopen.
    1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd.
    2. Vuil of water in het brandstofsysteem.
    3. Het brandstoffilter is verstopt.
    4. Doorgebrande of losse zekering.
    5. De brandstofpomp is defect.
    6. Losse kabels of slechte aansluitingen.
    7. De pakking van de cilinderkop is kapot.
    1. Brandstoftankdop vervangen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Brandstoffilter vervangen.
    4. Zekering goed inzetten of vervangen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. De kabelaansluitingen controleren en vastzetten.
    7. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor loopt, maar klopt of hapert.
    1. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    2. Losse kabels of slechte aansluitingen.
    3. De motor raakt oververhit.
    1. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    2. De kabelaansluitingen controleren en vastzetten.
    3. Zie verder 'De motor raakt oververhit'.
    Motor loopt niet stationair.
    1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd.
    2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    3. De brandstofpomp is defect.
    4. De motor heeft onvoldoende compressie.
    5. Het luchtfilterelement is vuil.
    1. Brandstoftankdop vervangen.
    2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Het luchtfilterelement vervangen.
    De motor raakt oververhit.
    1. Verkeerd oliepeil in het carter.
    2. Het koelvloeistofpeil is te laag.
    3. De motor wordt overbelast.
    4. De luchtinlaatroosters zijn vuil.
    5. De koelribben en luchtkanalen onder de behuizing van de motorventilator en/of het draaiende luchtinlaatrooster zijn verstopt.
    1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    2. Controleer het koelvloeistofpeil en vul indien nodig bij.
    3. De belasting verminderen; met een lagere snelheid rijden.
    4. Reinig telkens bij gebruik de luchtinlaatroosters.
    5. Reinig telkens bij gebruik de koelribben en de luchtkanalen.
    De motor verliest vermogen.
    1. Verkeerd oliepeil in het carter.
    2. Het luchtfilterelement is vuil.
    3. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    4. De motor is oververhit.
    5. De opening in de ontluchtingsnippel van de brandstoftank is verstopt.
    6. De motor heeft onvoldoende compressie.
    1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt.
    2. Vervang het element van het luchtfilter.
    3. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
    4. Zie 'De motor raakt oververhit' hierboven.
    5. Brandstoftankdop vervangen.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De machine trilt abnormaal.
    1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    2. Er is een probleem met de motor.
    1. Draai de montagebouten vast.
    2. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De machine rijdt in geen van beide richtingen omdat de motor vastloopt of afslaat.
    1. De parkeerrem is in werking is gesteld.
    1. Zet de parkeerrem vrij.
    De machine rijdt in geen van beide richtingen.
    1. De parkeerrem is niet vrij gezet of de parkeerrem komt niet vrij.
    2. De transmissie is defect.
    3. De koppeling van de bediening moet worden afgesteld of worden vervangen.
    4. De spie van de aandrijfstang of de wielnaaf is beschadigd.
    1. De parkeerrem vrijzetten of de koppeling controleren.
    2. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    ProblemPossible CauseCorrective Action
    Een spuitboom spuit niet.
    1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los.
    2. De zekering is open (doorgebrand) of zit los.
    3. Er zit een slang gekneld.
    4. Een omloopklep van een spuitboom is verkeerd afgesteld.
    5. De klep van de spuitboom is beschadigd.
    6. Het elektrische systeem is beschadigd.
    1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten.
    2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen.
    3. Slang repareren of vervangen.
    4. Omloopkleppen van de spuitboom afstellen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld.
    1. De klep is beschadigd.
    1. Demonteer de klep van de spuitboom; zie het hoofdstuk De kleppen van de spuitmachine reinigen. Controleer alle onderdelen en vervang deze als ze beschadigd zijn.
    Een klep van een spuitboom lekt.
    1. Een O-ring is versleten.
    2. Een klepzitting is versleten of beschadigd.
    1. Demonteer de klep en vervang de afdichtingen met behulp van de set voor klepreparatie; neem contact op met een erkende servicedealer.
    2. Verwijder de actuator van de klep en vervang de afdichtingen en zitting met behulp van de set voor klepreparatie; neem contact op met een erkende servicedealer.
    De druk daalt als u een spuitboom inschakelt.
    1. De omloopklep van de spuitboom is verkeerd afgesteld.
    2. Er zit een verstopping in het klephuis van de spuitboom.
    3. Een filter van een spuitdop is beschadigd of verstopt.
    1. Omloopklep van de spuitboom afstellen.
    2. De inlaat- en uitlaataansluitingen van de klep van de spuitboom nemen en de verstopping verwijderen.
    3. Alle spuitdoppen verwijderen en controleren.
    De spuitdruk daalt tijdens het spuiten.
    1. Het aanzuigfilter is bijna of geheel verstopt.
    1. Het aanzuigfilter verwijderen en het reinigen of vervangen.

    Schema's

    Schema van de veldspuit

    g034336