Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan.
Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
De Multi Pro WM is een speciale gazonspuitmachine voor Workman-voertuigen en is bedoeld voor gebruikt door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor spuiten op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen dient u deze veiligheidsinstructies na te leven en altijd op het veiligheidssymbool te letten. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Een Workman-voertuig dat is uitgerust met een spuitsysteem is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg.
Gebruik de Workman niet op de openbare weg.
De Workman is ontwikkeld en getest om veiligheid bij het gebruik te bieden, met dien verstande dat het voertuig correct moet worden gebruikt en onderhouden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie deels afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
De Workman is een gespecialiseerd bedrijfsvoertuig dat niet is ontworpen voor gebruik op de openbare weg. Rijden met en bedienen van dit voertuig is anders dan een passagiersvoertuig of een vrachtwagen. Gun uzelf dus tijd om vertrouwd te raken met de Workman.
Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan de Workman, worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg voor aanvullende veiligheidsinstructies de Gebruikershandleiding die is geleverd bij het desbetreffende werktuig.
Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, het instructiemateriaal, de handleiding voor de motor en alle stickers op het Workman-voertuig.
Zorg voor speciale procedures en bedrijfsregels voor ongewone werkomstandigheden (bijvoorbeeld hellingen die te steil zijn voor het voertuig). Gebruik de derde/hoog-vergrendelschakelaar als een hoge snelheid gevaarlijk kan zijn of kan leiden tot verkeerd gebruik van het voertuig.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.
U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere voorzieningen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.
Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.
Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!
Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.
Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.
Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.
Gebruik de juiste chemische stof voor het werk.
Houd u aan de instructies van de fabrikant voor het veilig gebruik van de chemische stof.
Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.
Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt.
Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.
Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt.
Was altijd uw handen en onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u de werkzaamheden hebt beëindigd.
Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften.
Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening.
Volg alle plaatselijke vereisten met betrekking tot het spuiten van chemicaliën op.
U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen.
Laat kinderen nooit de spuitmachine besturen.
Laat nooit iemand de spuitmachine gebruiken zonder dat deze persoon eerst de gebruikershandleiding heeft gelezen en begrepen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen. Alle bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in staat zijn de machine te besturen.
Dit voertuig is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van de bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit meer dan één passagier op dit voertuig.
Bestuur de machine nooit als u onder invloed van drugs of alcohol verkeert. Ook receptgeneesmiddelen en medicijnen tegen verkoudheid kunnen slaperigheid veroorzaken.
Bestuur de machine niet als u moe bent. Neem af en toe pauze. Het is zeer belangrijk dat u te allen tijde alert bent.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Draag altijd stevige schoenen. Draag geen sandalen, tennisschoenen of gymschoenen als u het voertuig gebruikt. Draag geen losse kleding of sieraden die kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen en lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg uit het werkgebied.
Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden. Let altijd goed op waar omstanders zich kunnen bevinden en houd iedereen weg uit het werkgebied.
Voordat u het voertuig gebruikt, dient u altijd alle onderdelen van het voertuig of eventuele werktuigen te controleren. Als er iets niet in orde is, mag u het voertuig niet meer gebruiken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u het voertuig of het werktuig weer gaat gebruiken.
Benzine is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat.
Gebruik een goedgekeurde benzinecontainer.
Als de motor draait of heet is, mag u de dop niet van de brandstoftank verwijderen.
Rook nooit als u omgaat met benzine.
Vul de brandstoftank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). Doe dit in de open lucht. Niet te vol vullen.
Neem eventueel gemorste benzine op.
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik, dat niet van metaal is. Als gevolg van statische ontlading kunnen brandstofdampen in een ongeaard brandstofvat tot ontbranding komen. Voordat u het brandstofvat vult, moet u dit uit de laadbak van het voertuig halen en op enige afstand van het voertuig op de grond plaatsen. Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen voortdurend in contact met het vat is.
Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u het voertuig gebruikt.
De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen.
De bestuurder en de passagier moeten op de stoel blijven zitten als het voertuig in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen het voertuig. Vervoer nooit passagiers in de bak of op de werktuigen. Denk eraan dat uw passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen of een bocht gaat maken, en wellicht daarop niet is voorbereid.
Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat u voldoende ruimte boven uw hoofd heeft, zodat het voertuig en de spuitboom zonder problemen kunnen passeren en uw hoofd niets raakt.
Als u de motor start:
Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
Schakel de aftakas uit en zet de gashendel Uit.
Zet de schakelhendel in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal in.
Houd uw voet van het gaspedaal.
Draai het contactsleuteltje naar START.
Let goed op als u de machine gebruikt. Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u de controle over het voertuig verliest:
Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf abrupte veranderingen vertonen.
Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
Ga zeer voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt. In normale omstandigheden moet u een helling in een rechte lijn op- en afrijden. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.
Wees extra voorzichtig als u het voertuig gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of zwaar belast is. De stoptijd zal groter zijn als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.
Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.
Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over het voertuig kunt verliezen.
Passeer een voertuig dat in dezelfde richting rijdt, nooit op een kruising, een onoverzichtelijk punt of andere gevaarlijke plaatsen.
Als u de lading spuit, mag u niemand achter het voertuig laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt.
Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit.
Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.
Blijf altijd met het voertuig uit de buurt van een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die tot explosie kunnen komen. De elektrische en uitlaatsystemen van het voertuig kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen.
Als u niet zeker weet of u het voertuig veilig kunt gebruiken, moet u ophouden met werken en contact opnemen met uw leidinggevende.
Gebruik geen cabine op een Workman-voertuig dat is uitgerust met een spuitsysteem. De cabine staat niet onder druk en biedt niet voldoende ventilatie als er een spuitsysteem wordt gebruikt. Met de cabine is het voertuig ook overbelast als de tank van het spuitsysteem vol is.
Raak de motor, de transaxle, de geluiddemper of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
Als het voertuig abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Breng het voertuig tot stilstand.
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
Stel de parkeerrem in werking.
Haal het sleuteltje uit het contact.
Note: Blokkeer de wielen als de machine zich op een helling bevindt.
Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.
Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen het voertuig en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u en uw passagier kunnen letsel oplopen.
Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen het vermogen tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker een voertuig tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.
Het gras en het wegdek zijn glad als deze nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.
Als u het voertuig op een helling gebruikt, bestaat de kans dat dit omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat het voertuig op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.
Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden of er omheen gaan.
Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.
Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.
Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.
Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de spuitmachine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.
Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.
Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt van de Workman en de wijze waarop u de machine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:
Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt om te voorkomen dat het voertuig omkantelt of omslaat.
Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan het voertuig omslaan.
Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.
Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.
Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld en geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.
Leeg de tank voordat u het spuitsysteem kantelt of van het voertuig verwijdert en voordat het systeem wordt gestald.
Werk nooit onder een spuitmachine zonder dat deze is vastgezet met steunen.
Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof kan ontsnappen. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.
Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.
Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of werkzaamheden daaraan te verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen. Dit doet u door de motor af te zetten, de stortklep van ophalen naar neerlaten te draaien en/of de tank en werktuigen neer te laten. Als de tank in de opgehaalde stand moet blijven, dient u deze vast te zetten met de beveiliging.
Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.
Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden.
Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.
Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller.
Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan dit voertuig die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.
Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht aan dit voertuig zonder toestemming van The Toro® Company. Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met The Toro® Company, Commercial Division, Vehicle Engineering Dept., 300 West 82nd St., Bloomington, Minnesota 55420-1196. VS
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw voertuig voor overige onderhoudswerkzaamheden.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Start de motor.
Laat de laadbak met behulp van de hydraulische hefhendel zakken totdat de cilinders los in de sleuven zitten.
Laat de hefhendel los en zet de motor af.
Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Figuur 3).
Verwijder de gaffelpennen waarmee de uiteinden van de cilinderstang vastzitten aan de bevestigingsplaten van de laadbak, door de pennen naar binnen te drukken (Figuur 3).
Verwijder de lynchpennen en de gaffelpennen waarmee de draaibeugels zijn bevestigd aan de framebalken (Figuur 4).
Een complete laadbak weegt ongeveer 95 kg: probeer de laadbak dus niet in uw eentje te monteren of te verwijderen. Laat 2 of 3 mensen u helpen of gebruik een kraan.
Hef de laadbak van het voertuig.
Bewaar de cilinders in de opslagklemmen. Zet de hydraulische hefinrichting vast met de vergrendelingshendel op het voertuig om te voorkomen dat de hefcilinders per ongeluk naar buiten schuiven.
Stel het instellen van de Multi Pro WM nog even uit en monteer eerst de aftakas-set. Raadpleeg de betreffende Montage-instructies voor meer informatie.
Ga naar de volgende stap als u de set gemonteerd hebt.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bedieningspaneel | 1 |
Haarspeldveer | 1 |
Monteer het bedieningspaneel met een R-pen op de opberghaak op de tankband rechts vooraan (Figuur 5).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Montagebeugel voor paneel | 1 |
Flensmoer (5/16") | 3 |
Flenskopbout (5/16") | 3 |
Plastic lagerbus | 2 |
Op sommige machines wordt de bevestigingsplaat van de bedieningskast op het dashboard gemonteerd op dezelfde plaats als de gashendel. Als de gashendel is gemonteerd, moet u deze van het dasboard verwijderen zodat u de bevestigingsplaat van de bedieningskast kunt monteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de gashendel voor aanwijzingen over het verwijderen en monteren van de gashendelconstructie.
Bevestig de montagebeugel van het paneel aan het dashboard van de Workman (of de verbindingsplaat) met behulp van 3 bouten en 3 flensmoeren zoals wordt getoond in Figuur 6.
Note: Op sommige oudere Workman-modellen worden 4 bouten en flensmoeren gebruikt.
Steek de 2 plastic lagerbussen in de montagebeugel (Figuur 6).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bevestigingsbeugels | 2 |
Verwijder de 2 achterste bouten en flensmoeren op de beugel van de hefcilinder (Figuur 7).
Note: Bewaar de bevestigingen voor toekomstig gebruik.
Verwijder de borgpen waarmee de hefcilinder aan de beugel is bevestigd en schuif de hefcilinder naar buiten om ruimte te maken voor de bevestigingsbeugels.
Monteer de bevestigingsbeugels met behulp van de 2 bouten en flensmoeren die u eerder hebt verwijderd (Figuur 8).
Monteer de R-pen die u eerder verwijderd hebt.
Herhaal de procedure aan de andere zijde.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Tank en tankframe | 1 |
Gaffelpennen | 2 |
Borgpen | 2 |
R-pennen | 2 |
Lynchpennen | 4 |
Bout (½" x 1½") | 2 |
Moeren (½") | 2 |
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Gebruik een hefinstallatie om het tankframe (Figuur 9) op te tillen en plaats deze op het frame van de machine met de pomp en de kleppen naar achteren gericht.
Note: Vraag iemand om u te helpen bij de volgende stappen.
Laat het tankframe langzaam op het frame zakken.
Sluit de minkabel van de accu aan en start het voertuig om de hydraulische pompen te activeren.
Schuif de hefcilinders uit tot de beugels van de tankglijder, en lijn de cilinderarmen uit met de openingen in de beugels van de tankglijder (Figuur 10).
Gebruik de gaffelpen en de R-pen om de glijder van de tank aan beide zijden van het voertuig aan de hefcilinders te bevestigen.
Houd de scharnierende lip op de achterkant van het tankframe recht voor de opening aan het uiteinde van het frame van de machine (Figuur 11).
Monteer een borgpen en 2 lynchpennen aan de scharnierende lip om het tankframe te bevestigen aan het frame van de machine (Figuur 11).
Schuif de hefcilinders naar buiten om de tank omhoog te brengen en het gewicht ervan te ondersteunen.
Note: Maak het tankframe los van de hefinstallatie.
Koppel de bestaande snelheidssensor aan op de aansluiting voor de snelheidssensor, en de outputaansluiting van de snelheidssensor op de nieuwe kabelboom (Figuur 12).
Gebruik de hefcilinders om de tank op het frame te laten zakken.
Controleer de uitlijning van het tankframe en het voertuigframe.
Gebruik de toegangspanelen aan beide zijden van het tankframe om te controleren of er geen slangen of draden bekneld zijn geraakt (Figuur 13).
Important: Als er slangen of kabels op het tankframe bekneld of geknikt zijn, moet u het tankframe optillen, de positie veranderen en de betreffende slangen of kabels weer vastzetten.
Bevestig de pompaandrijving.
Trek de rubberen kap van de voorkant van de aandrijfas van de aftakas naar achteren (Figuur 14).
Monteer de aandrijfas op de uitgangsas van de aftakas (Figuur 14).
Important: Controleer of de aandrijfas van de aftakas vastzit door te kijken of de borgkogels in de groef van de uitgangsas zitten.
Plaats de voorste bevestigingsbeugels op een lijn met de bevestigingsbeugels die u eerder hebt gemonteerd.
Bevestig het tankframe aan het frame van de machine met een bout (½" x 1½") en een borgmoer (½") zoals wordt getoond in Figuur 13.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Knop | 1 |
J-clips | 3 |
Bout (¼" x ¾") | 1 |
Flensmoer (¼") | 1 |
Zekeringsticker (127-3966) | 1 |
De bedieningskast bevindt zich op de opberghaak aan de tankband rechts vooraan.
Verwijder de R-pen waarmee het bedieningspaneel bevestigd is aan de opberghaak.
Monteer het bedieningspaneel op de montagebeugel. Gebruik de R-pen die u eerder verwijderd hebt.
Monteer de knop om te voorkomen dat het paneel draait tijdens de bediening (Figuur 15).
Bevestig 2 J-clips met de aanwezige schroeven aan het middelste bedieningspaneel op de plaatsen die aangegeven zijn in Figuur 16.
Monteer een J-clip achter de bestuurdersstoel met behulp van een bout (¼" x ½") en een moer (¼") (Figuur 17).
Bevestig de kabelboom van het bedieningspaneel aan het bedieningspaneel en de kap van de rolbeugel met behulp van J-clips.
Schuif de nieuwe zekeringenhouder in de open sleuven van de bestaande zekeringenhouder en bevestig de zekeringsticker in de buurt ervan.
Zoek een vrije, gele stroomdraad in de bestaande zekeringenhouder en sluit deze aan op de optionele gele stroomdraad van de nieuwe zekeringenhouder.
Verwijder het oude bevestigingsmateriaal van de accupolen en monteer de bouten met dubbele moer (Figuur 18).
Verbind de plus- en minpool met de nieuwe kabelboom.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Middelste spuitboom | 1 |
Bout (⅜" x 1") | 10 |
Borgmoer (⅜") | 10 |
Transporthouder van spuitbomen | 2 |
Bout (½" x 1¼") | 4 |
Flensmoer (½") | 4 |
Verlengstuk van linker spuitboom | 1 |
Verlengstuk van rechter spuitboom | 1 |
Haal de middelste spuitboom uit de verpakking.
Monteer de middelste spuitboom in het derde gat vanaf de onderzijde van de beugels op het spuitsysteem (zie Figuur 19). Gebruik 4 bouten (½" x 1¼") en 4 borgmoeren (½").
Note: Indien nodig kunnen de bevestigingen van het frame van de spuitboom worden losgemaakt en worden afgesteld op de middelste spuitboom om de openingen beter uit te lijnen.
Monteer de transporthouders aan de middelste spuitboom met 6 bouten (⅜" x 1") en 6 borgmoeren (⅜").
Note: Plaats de onderdelen zoals wordt getoond in Figuur 20.
Verwijder de snelkoppelingen van de slangen voor de hydraulische cilinders van de laadbak en sluit ze aan op de hydraulische cilinder van de spuitboom.
Sluit de kabelboom aan op het hydraulische blok; zie Figuur 21.
Verwijder de 4 bouten, 4 ringen en 4 moeren op de scharnierplaat.
Bevestig het verlengstuk aan de middelste spuitboom bij de scharnierplaat met behulp van de 4 bouten, 4 ringen en 4 moeren die u tijdens stap 6 hebt verwijderd, zoals wordt getoond in Figuur 22.
Note: Zorg ervoor dat alle spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Note: Draai de scharnierplaat zodat deze recht naar boven wijst; dit vereenvoudigt de montageprocedure.
Herhaal stap 7 aan de andere kant van de middelste spuitboom met het andere verlengstuk.
Note: Zorg ervoor dat alle spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Slangklemmen | 3 |
R-klem | 2 |
Borstbout | 2 |
Ring | 2 |
Moer | 2 |
Leid de spuitboomslangen zoals wordt getoond in Figuur 23.
Bevestig de slangen van de linker- en rechter spuitboom met de R-klemmen aan de voorkant van de middelste spuitboom.
Note: Zet de slangen en R-klemmen vast met een borstbout, een ring en een moer zoals wordt getoond in Figuur 23.
Schuif de slang van het verlengstuk van de spuitboom over de ribbel en zet deze vast met een klem.
Note: Smeer vloeibare zeep op de ribbel van de T-verbindingen op beide verlengstukken (Figuur 24).
Smeer vloeibare zeep op de slangribbel van de T-verbinding van de middelste spuitboom (Figuur 24).
Leid de slang van de middelste spuitboom zoals wordt getoond in Figuur 24.
Schuif de toevoerslang van de middelste spuitboom over de ingezeepte ribbel en zet deze vast met een slangklem (Figuur 24).
De spuitdoppen waarmee u chemische stoffen spuit, zijn verschillend, afhankelijk van de benodigde gebruiksdosis; daarom worden de spuitdoppen niet geleverd bij de machine. Om de goede spuitdoppen te verkrijgen, dient u contact op te nemen met een erkende Toro verdeler en deze de volgende informatie te verschaffen:
De aanbevolen gebruiksdosis in liter per hectare, Amerikaanse gallons per acre of Amerikaanse gallons per per 1000 vierkante voet.
De beoogde rijsnelheid van de machine in kilometers per uur of mijl per uur.
Om een spuitdop te monteren, gaat u volgt te werk:
Schroef of steek de spuitdop met een pakking in de aansluiting voor de spuitdop.
Schuif de aansluiting van de spuitdop op een fitting op een spuitdoppenhouder.
Draai de spuitdop rechtsom totdat de nokken op de aansluiting vastklikken.
Controleer of de opening van de spuitdop.
Zie de Montage-instructies van de spuitdoppen voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bovenste beugel van schoonwatertank | 1 |
Onderste beugel van schoonwatertank | 1 |
Schoonwatertank | 1 |
Flensmoer (⅜") | 4 |
Ring | 2 |
Flenskopbout (⅜") | 2 |
Flenskopbout (½") | 2 |
U-bout | 1 |
Note: De watertank kan niet gemonteerd worden op een rolbeugel met 2 stangen.
Monteer de bovenste en onderste beugel op de schoonwatertank. Gebruik 2 flenskopmoeren en flensmoeren (Figuur 25).
Bevestig de bovenste watertankhouder aan de rolbeugel; gebruik hierbij 2 ringen, 2 bouten en de oude moeren (Figuur 25).
Bevestig de onderste watertankhouder aan de rolbeugel; gebruik de U-bout en 2 flensmoeren (Figuur 25).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Anti-overloopaansluiting | 1 |
Flenskopbout (5/16" x ¾") | 1 |
Plaats de anti-overloopaansluiting op de schroefdraadopening in de tank en zet de aansluiting vast met een flenskopbout (5/16" x ¾") (Figuur 26).
Important: Als het spuitsysteem wordt gebruikt terwijl de veren van het spuitboomscharnier de verkeerde compressie hebben, kan de spuitboom schade oplopen. Meet de veren en draai indien nodig de contramoer aan om de veren samen te drukken tot 4 cm.
De spuitmachine wordt geleverd met de verlengstukken van de spuitbomen naar voren geklapt, om de machine gemakkelijk te kunnen verpakken. De veren zijn in de fabriek niet helemaal vastgezet om de spuitbomen voor vervoer in deze stand te zetten. Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet de compressie van de veren correct worden ingesteld.
U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet.
Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand.
Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 27).
Druk alle veren samen tot ze 4 cm zijn.
Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren samen te drukken tot 4 cm.
Herhaal deze procedure voor elke veer op beide spuitboomscharnieren.
Zet de spuitbomen kruiselings over elkaar in de transportstand.
Note: Zie De transporthouder van de spuitbomen gebruiken voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Voorste assteun | 2 |
Achterste assteun | 2 |
Borgpen | 4 |
Gaffelpen (4½") | 2 |
Gaffelpen (3") | 2 |
Knop | 2 |
Steek de voorste assteunen ondersteboven in het frame bij de voorste bevestigingspunten (Figuur 28).
Bevestig de voorste assteunen met 2 gaffelpennen (3") en 2 R-pennen door het middelste gat van de steunen.
Steek de achterste assteunen van onderen naar boven in het frame bij de achterste bevestigingspunten (Figuur 29).
Bevestig de achterste assteunen met 4 gaffelpennen (4½") en 2 R-pennen door het laatste gat van de steunen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Gebruikershandleiding | 1 |
Instructiemateriaal voor de gebruiker | 1 |
Onderdelencatalogus | 1 |
Registratiekaart | 1 |
Selectiegids | 1 |
Controlelijst voor levering | 1 |
Lees de handleidingen.
Bekijk het instructiemateriaal voor de gebruiker.
Gebruik de Selectiegids Spuitdoppen om de juiste spuitdoppen voor uw specifieke toepassing te kiezen.
Bewaar het documentatiemateriaal op een veilige plaats.
Met behulp van de hoofdschakelaar van de spuitbomen kunt u starten of stoppen met spuiten. Druk op de schakelaar om het spuitsysteem in of uit te schakelen (Figuur 30).
De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich aan de onderzijde van het bedieningspaneel (Figuur 30). Zet elke schakelaar omhoog om de corresponderende spuitboom in te schakelen en omlaag om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar. Deze schakelaars kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdschakelaar van de spuitbomen is aangezet.
De schakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op de linkerzijde van het bedieningspaneel (Figuur 30). U moet de schakelaar omhoog drukken en in die positie blijven houden om de gebruiksdosis te verhogen, of indrukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis te verminderen.
De vergrendelschakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich in de linker benedenhoek van het bedieningspaneel (Figuur 30). Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te blokkeren; hiermee voorkomt u dat iemand per ongeluk de gebruiksdosis verandert. Draai de sleutel rechtsom in de onvergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te activeren.
Met de schakelaars voor de elektrische spuitboomlift kunt u de spuitbomen opheffen en neerlaten (Figuur 30). Er is een schakelaar voor de linker en de rechter spuitboom. U moet de schakelaar omhoog drukken en in die positie blijven houden om de spuitboom op te heffen, of indrukken en ingedrukt houden om de spuitboom te neer te laten.
Als u de sonische spuitboom en/of de schuimmarkeerder monteert, moet u schakelaars toevoegen aan het bedieningspaneel om ze te kunnen bedienen. De spuitmachine wordt geleverd met kunststof pluggen op de desbetreffende plaatsen.
Met deze klep, die zich achter de tank bevindt (Figuur 31), regelt u de hoeveelheid vloeistof die naar de spuitbomen moet gaan, door de vloeistofstroom naar de spuitboom te leiden.
De vloeistofstroommeter meet de gebruiksdosis van de vloeistof (Figuur 31).
Met deze kleppen kunt u de drie spuitbomen in- of uitschakelen (Figuur 31).
De omloopkleppen van de spuitbomen leiden de vloeistofstroom van een spuitboom naar de tank als u de spuitbomen uitschakelt. U kunt deze kleppen afstellen om ervoor te zorgen dat de druk van de spuitbomen constant blijft, ongeacht hoeveel spuitbomen zijn ingeschakeld. Zie De omloopleiding van de spuitbomen kalibreren.
Deze klep bevindt zich links achteraan de tank (Figuur 32). Draai de knop op de klep in de 6 uur om de inhoud van de tank te mengen en op 8 uur om te stoppen met mengen.
Note: Om te mengen, moet u de aftakas en de koppeling inschakelen en de motor stationair laten lopen. Als u stopt met sproeien en wilt gaan mengen, moet u de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de koppeling laten opkomen, de parkeerrem in werking stellen, en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
De aftaphendel van de tank bevindt zich aan de linkerkant van de machine (Figuur 33). Open de aftaphendel van de tank door deze naar 3 uur te draaien. Sluit de aftaphendel door deze naar 12 uur te draaien.
Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Op het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen, de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u de zeef terugplaatsen als u deze hebt verwijderd, het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.
Op de voorkant van de tank bevindt zich een anti-overloopaansluiting, een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding en een 90º geribde fitting, die u kunt leiden naar de tankopening. Op deze aansluiting kunt u een waterslang bevestigen zodat u de tank met water kunt vullen zonder dat de slang wordt verontreinigd door de chemische stoffen in de tank. Zorg ervoor dat de slang zo lang is, dat de minimale afstand tussen het water en het uiteinde van de slang ongeveer 10 tot 20 cm bedraagt zonder dat de slang het water raakt en zorg ervoor dat aan alle plaatselijk geldende regels wordt voldaan.
Important: Zorg ervoor dat de slangaansluiting niet in contact komt met de vloeistof in de tank. U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine en het accupack, zoals de huidige accuspanning, snelheid, diagnostische informatie, enz. (Figuur 30). Ga voor meer informatie naar Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken.
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Basisgewicht van spuitsysteem (exclusief gewicht van voertuig) | 424 kg |
Tankinhoud | 757 l |
Totale lengte van machine met standaard spuitsysteem | 422 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de tank | 147 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 234 cm |
Totale breedte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 175 cm |
Optionele apparatuur
The Toro® Company levert optionele apparatuur en accessoires die u afzonderlijk kunt aanschaffen en op uw Workman kunt installeren. Neem contact op met een erkende servicedealer voor een complete lijst met optionele apparatuur die momenteel verkrijgbaar is voor uw spuitmachine.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Als u het voertuig op een aanhangwagen moet transporteren met de spuitmachine gemonteerd, zorg er dan voor dat de spuitbomen goed vastgebonden zijn.
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
Vul de schoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.
Het spuitsysteem is voorzien van een schoonwatertank. Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen.
Om de tapkraan van de schoonwatertank te openen, moet u de hendel naar de voorzijde van de spuitmachine draaien.
De volgende procedure kan worden gebruikt voor het instellen van de actuators op het midden om linker en rechter spuitboom op hetzelfde niveau te houden.
Klap de spuitbomen in de spuitstand.
Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 34).
Til de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 34), en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken.
Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.
Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de contramoer los zodat de oogstang kan worden bewogen (Figuur 35).
Draai de oogstang in de actuatorstang om de uitstekende actuator te verkorten of te verlengen tot de gewenste stand (Figuur 35).
Note: Draai de stang met het oog in halve of volledige slagen zodat u de stang aan de spuitboom kunt monteren.
Zodra de gewenste positie is bereikt, bevestigt u de contramoer om de actuator en de oogstang vast te zetten.
Hef de spuitboom op zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden.
Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 34).
Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.
Herhaal deze procedure indien nodig bij alle andere lagers van de actuatorstang.
Op de Multi Pro WM te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen. Zo kunt u beter chemische stoffen niet 's avonds in de tank gieten en mengen en pas de volgende ochtend gaan spuiten. Hierdoor bestaat de kans dat de chemische stoffen worden gescheiden, hetgeen schade kan toebrengen aan de onderdelen van de spuitmachine.
Important: De markeringen op de tank zijn uitsluitend bedoeld als referentie en kunnen niet als nauwkeurig worden beschouwd voor kalibratie.
Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
Zorg ervoor dat uw huid niet in contact komt met chemische stoffen. Als dit toch gebeurt, moet u de desbetreffende plek grondig afspoelen met zeep en schoon water.
Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de chemische stoffen.
De Multi Pro WM heeft een hoge duurzaamheid, zodat deze de vereiste levensduur heeft. Om speciale redenen zijn op verscheidene plaatsen op uw spuitmachine verschillende materialen gebruikt om dit doel te verwezenlijken. Helaas bestaat er geen enkel materiaal dat perfect is voor alle voorzienbare spuitwerkzaamheden.
Sommige chemische stoffen zijn agressiever dan andere en elke chemische stof reageert anders met verschillende materialen. Een aantal vaste stoffen (zoals bevochtigbaar poeder, houtskool) heeft een sterker schurende werking en veroorzaakt meer dan normale slijtage. Als een chemische stof verkrijgbaar is in een samenstelling die de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken.
Denk eraan om uw spuitmachine na gebruik altijd grondig te reinigen. Dit biedt de beste garantie voor een langdurig en probleemloos gebruik van de spuitmachine.
Monteer de voormengset voor chemische stoffen als u optimale mengprestaties wenst en de externe tank zo schoon mogelijk wilt houden.
Important: De chemische stoffen die u gebruikt, moeten geschikt zijn voor Viton (raadpleeg het fabrieksetiket; dit moet aangeven of de chemische stoffen geschikt zijn). Chemische stoffen die niet geschikt zijn voor Viton, zullen de O-ringen in de spuitmachine aantasten waardoor lekkage ontstaat.
Important: Als u de tank voor de eerste keer gevuld hebt, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig vastzetten.
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, zet de schakelhendel in de neutraalstand, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen.
Open het deksel van de spuittank.
Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.
Giet ongeveer ¾ van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting.
Important: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank.
Start de motor, schakel de aftakas in en zet de gashendel open indien deze aanwezig is.
Zet de mengschakelaar aan.
Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant.
Important: Als u een bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u dit met een kleine hoeveelheid water tot een dikke massa mengen voordat u dit toevoegt.
Giet de rest van het water in de tank.
Note: Voor een betere menging kunt u de gebruiksdosis verlagen.
Met de schakelaars van de spuitboomlift op het bedieningspaneel van de spuitmachine kunt u de spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Verander de stand van de spuitboom terwijl de machine stilstaat.
Note: Als u de spuitmachine op een Workman HD/HDX/HDX-D hebt gemonteerd, moet het voertuig vergrendeld zijn in laadbakliftmodus.
Stel de hendel van de hydraulische hefinrichting in werking en vergrendel hem om te zorgen voor de hydraulische bekrachtiging die nodig is om de spuitboomlift te bedienen.
Stop de machine op een horizontaal oppervlak.
Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift.
Note: Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand.
Als de bomen moeten worden ingeklapt, dient u de machine te laten stoppen op een horizontaal oppervlak.
Breng de spuitbomen met de liftschakelaars omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Important: Ter voorkoming van schade aan de cilinder van de actuators van de spuitbomen, moet u ervoor zorgen dat de actuators volledig zijn ingetrokken voordat u de machine gaat transporteren.
De spuitmachine heeft een transporthouder voor de spuitbomen die is voorzien van een unieke beveiliging. Als de spuitbomen tijdens het transport per ongeluk in aanraking komen met een laag overhangend object, kunnen zij uit de transporthouder worden gedrukt. In dit geval komen de spuitbomen in een bijna horizontale stand op de achterkant van de machine te rusten. Aangezien de spuitbomen hierbij geen schade oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder.
Important: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder.
Om de spuitbomen terug te plaatsen in de transporthouder, moet u deze neerlaten in de spuitstand en vervolgens weer omhoog brengen in de transportstand. Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Important: Om ervoor te zorgen dat de oplossing goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Als u de machine stopt en wilt gaan mengen, moet u de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking stellen, de aftakas inschakelen, de koppeling laten opkomen, en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
Note: Deze procedure gaat ervan uit dat de aftakas ingeschakeld is en de spuitboomkleppen gekalibreerd zijn.
Breng de spuitbomen omlaag.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Uit.
Indien nodig moet u elke spuitboom afzonderlijk inschakelen.
Vervolgens rijdt u naar het perceel waar u moet spuiten.
Ga naar het gebruiksdosisscherm van het InfoCenter en stel de gewenste gebruiksdosis in. Dit kunt u als volgt doen:
Zet de pomp aan.
Zet de schakelhendel in de gewenste stand en rij naar het werkgebied.
Controleer of de monitor de correcte gebruiksdosis toont. Indien nodig gebruikt u de schakelaar voor de gebruiksdosis om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen.
Keer terug naar het perceel waar u bent begonnen met spuiten.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten.
Note: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. Zet de mengklep uit om dit te voorkomen. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken.
Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna schakelt u de aftakas uit.
Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.
Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt. Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.
U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.
Let op veranderingen in de gebruiksdosis die kunnen aangeven dat uw snelheid te hoog is voor het bereik van de spuitdoppen of dat er problemen zijn met het spuitsysteem.
Important: U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken.
Note: Monteer de tankspoelset voor optimale reiniging van de tank.
Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking, zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de motor af.
Gebruik de aftapklep om ongebruikt materiaal uit de tank te laten lopen en af te voeren volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen.
De aftaphendel van de tank bevindt zich aan de linkerkant van de machine (Figuur 37).
Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel.
Note: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water. Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.
Start de motor.
Zet de schakelhendel in de neutraalstand, schakel de aftakas in en zet de gashendel open.
Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld.
Zet de hoofdschakelaar en de schakelaars van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten.
Laat het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten.
Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT, schakel de aftakas uit en zet de motor af.
Herhaal stappen 3 tot en met 10 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd.
Reinig de zuigkorf; raadpleeg Zuigkorf reinigen.
Important: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen.
Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.
Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine (Figuur 38). Het InfoCenter heeft een welkomstpagina en een hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen de welkomstpagina en het hoofdscherm door om het even welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de overeenkomstige pijl te drukken.
Linkerknop, knop menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan. De knop dient ook om het huidige menu te verlaten.
Middelste knop – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.
Knop naar rechts – gebruik deze knop als een pijl aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn.
Note: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een icoon dat de huidige functie weergeeft.
Informatiepictogram | |
Urenteller | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier uit | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier aan | |
Spuittank leeg | |
Spuittank halfvol | |
Spuittank vol | |
of | Gazoneenheden (1000 vierkante voet) |
Correcte pincode ingevoerd | |
Gespoten gebied | |
Gespoten volume | |
Menu verlaten | |
Ga naar hoofdscherm | |
Waarde opslaan | |
Volgende | |
Vorige | |
Naar beneden scrollen | |
Druk op | |
Verhogen | |
Verminderen | |
Pas tankvolume aan | |
Hoofdscherm | |
Niet-actief scherm | |
Actief scherm | |
Actief hoofdscherm | |
Actief gebied verwijderen | |
Alle gebieden verwijderen | |
Wijzig de volgende waarde in de lijst | |
Wijzig cijfer | |
Ingevoerde pincode controleren/Verificatie van kalibratie | |
Selecteer het volgende gebied voor accumulatie | |
Tankniveau laag |
Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het menusysteem van InfoCenter te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's:
Kalibratie | |
Menu-item | Beschrijving |
Test Speed | Dit menu bepaalt de testsnelheid voor kalibratie. |
Flow Calibration | Dit menu kalibreert de vloeistofmeter. |
Speed Calibration | Dit menu kalibreert de snelheidssensor. |
Instellingen | |
Menu-item | Beschrijving |
Low Tank Alert | In dit menu stelt u de waarschuwing laag tankvolume in. |
Eenheden | In dit menu kunt u de eenheden in het InfoCenter veranderen. De opties zijn Engels, metrisch en gazoneenheden. |
Taal | In dit menu kunt u de taal van het InfoCenter veranderen. |
Backlight | In dit menu kunt u de helderheid van het lcd-scherm wijzigen. |
Contrast | In dit menu kunt u het contrast tussen donkere en verlichte velden op het lcd-scherm instellen. |
Beveiligde menu's | Langs dit menu kunt u naar de beveiligde menu's gaan. |
Onderhoudsmenu | |
Menu-item | Beschrijving |
Fouten | Dit menu toont de meest recente fouten en de laatst verwijderde fout. |
Hours | Dit menu toont de totale ingeschakelde tijd en het aantal bedrijfsuren van de machine. U ziet ook het aantal uur tot het volgende vereiste onderhoud en een onderhoudsreset. |
Menu machine | |
Menu-item | Beschrijving |
Model | Dit menu toont het modelnummer van de machine. |
Serienummer | Dit menu toont het serienummer van de machine. |
Softwarerevisie | Dit menu toont het revisienummer van de machinesoftware. |
Note: Als u de taal of het contrast per ongeluk verandert in een instelling die de tekst op het scherm onleesbaar of onbegrijpbaar maakt, neem dan contact op met een erkende Toro distributeur voor hulp bij het resetten van het scherm.
Note: Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom, snelheid en omloopkleppen van de spuitmachine te kalibreren.
Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Zet de pompschakelaar op Aan en schakel de mengklep in.
Druk het gaspedaal in tot u het maximale toerental bereikt en schakel de gasbegrenzerschakelaar in.
Zet de schakelaar van elke spuitboom en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Aan.
Ontgrendel de controleknop (vergrendeling van de dosis).
Stel de druk in op de waarde die wordt aangegeven op de drukmeter, totdat de druk zich bevindt in het bereik voor de spuitdoppen die u hebt geïnstalleerd op de spuitbomen (normaal 2,75 bar). Dit doet u met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.
Gebruik een beker voor een opvangtest en stel de gebruiksdosisschakelaar in volgens de onderstaande tabel.
Note: Voer de test 3 keer uit en neem het gemiddelde.
Kleur spuitdop | Milliliter opgevangen in 15 seconden | Ounces opgevangen in 15 seconden |
Geel | 189 | 6,4 |
Rood | 378 | 12,8 |
Bruin | 473 | 16,0 |
Grijs | 567 | 19,2 |
Wit | 757 | 25,6 |
Blauw | 946 | 32,0 |
Groen | 1419 | 48,0 |
Vergrendel de controleknop (dosisvergrendeling).
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit.
Note: Zorg dat er genoeg water in de tank is om de kalibratie te voltooien.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Flow Calibration.
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om het vloeistofvolume in te voeren volgens de onderstaande tabel.
Kleur spuitdop | Liter | Amerikaanse gallons |
Geel | 42 | 11 |
Rood | 83 | 22 |
Bruin | 106 | 28 |
Grijs | 125 | 33 |
Wit | 167 | 44 |
Blauw | 208 | 55 |
Groen | 314 | 83 |
Schakel de hoofdschakelaar van de spuitbomen 5 minuten lang in.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen na 5 minuten uit en selecteer het vinkje in het InfoCenter.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Note: Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom, snelheid en omloopkleppen van de spuitmachine te kalibreren.
Duid op een open, vlak terrein een afstand van 45 tot 152 m aan.
Note: Voor een nauwkeuriger resultaat duidt u 152 m aan.
Start de motor en rij naar het begin van de aangeduide zone.
Note: Zet het midden van de voorste wielen precies boven de startlijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Speed Calibration.
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Vul de watertank en druk in InfoCenter op de pijl naar rechts (→).
Giet schoon water in de tank tot deze halfvol is en druk in InfoCenter op de pijl naar rechts (→).
Gebruik de symbolen (+) en (-) om de gemarkeerde afstand in te voeren in het InfoCenter.
Schakel de machine in eerste versnelling en rij de gemarkeerde afstand met vol gas in een rechte lijn.
Stop de machine op de gemarkeerde afstand en selecteer het vinkje in het InfoCenter.
Note: Vertraag en stop met het midden van de voorwielen precies op de lijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Note: Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom, snelheid en omloopkleppen van de spuitmachine te kalibreren.
Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Vul de spuittank tot de helft met schoon water.
Laat de spuitbomen neer.
Zet de schakelhendel in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Zet de 3 spuitboomschakelaars in de stand Aan, maar laat de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit.
Zet de pompschakelaar op Aan en schakel de mengklep in.
Druk het gaspedaal in tot u het maximale toerental bereikt en schakel de gasbegrenzerschakelaar in.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Test Speed.
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om een testsnelheid van 3,5 in te voeren en selecteer dan het pictogram van het hoofdscherm.
Ontgrendel de controleschakelaar (vergrendeling van gebruiksdosis) en schakel de hoofdschakelaar van de spuitbomen in.
Stel met behulp van de schakelaar de gebruiksdosis in aan de hand van de onderstaande tabel.
Kleur spuitdop | SI (metrisch) | Engels | Turf |
Geel | 159 liter/ha | 17 gpa | 0,39 gpk |
Rood | 319 liter/ha | 34 gpa | 0,78 gpk |
Bruin | 394 liter/ha | 42 gpa | 0,96 gpk |
Grijs | 478 liter/ha | 51 gpa | 1,17 gpk |
Wit | 637 liter/ha | 68 gpa | 1,56 gpk |
Blauw | 796 liter/ha | 85 gpa | 1,95 gpk |
Groen | 1,190 liter/ha | 127 gpa | 2,91 gpk |
Schakel de linkerspuitboom uit en stel de omloopklep van de spuitboom zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Note: De nummeraanduidingen van de omloopklep dienen enkel ter referentie.
Schakel de linkerspuitboom in en de rechterspuitboom uit.
Stel de omloopklep van de rechterspuitboom zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Schakel de rechterspuitboom in en de middelste spuitboom uit.
Stel de omloopklep van de middelste spuitboom zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Schakel alle spuitbomen uit.
Zet de pomp uit.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.
Ga na of de mengregelklep open is. Als deze aangepast is, opent u ze nu volledig.
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Stel de schakelhendel in op neutraal.
Druk het gaspedaal in tot het maximale toerental wordt bereikt en gebruik de gashendel om dit toerental vast te houden.
Note: Als de gashendelset niet gemonteerd is, hebt u hulp nodig.
Trek aan de aftakas om de pomp in te schakelen en draai de mengschakelaar naar de stand Aan.
Gebruik de schakelaar voor de gebruiksdosis om de druk op de meter aan te passen tot deze 7 bar aangeeft.
Draai de mengschakelaar op UIT en lees de stand van de drukmeter af.
Als de stand 7 bar blijft, is de mengomloopklep juist gekalibreerd.
Als de drukmeter een andere stand aangeeft, gaat u door met de volgende stap.
Stel de mengomloopklep (Figuur 39) achteraan de mengklep in tot de drukmeter 7 bar aangeeft.
Draai de pompschakelaar op uit. Zet de gashendel op stationair en draai de ontsteking uit.
De pomp bevindt zich bij de achterkant van de machine (Figuur 40).
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Important: Zie de Gebruikershandleiding van uw Workman en van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Werking van rem en parkeerrem controleren. | |||||||
Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. | |||||||
Brandstofpeil controleren. | |||||||
Motoroliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Transaxle-oliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Luchtfilter controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Koelribben van de motor controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Controleren of motor ongewone geluiden maakt. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
De bandenspanning controleren. | |||||||
Controleren op lekkages. | |||||||
Werking van instrumenten controleren. | |||||||
Werking van het gaspedaal controleren. | |||||||
Zuigkorf reinigen. | |||||||
Toespoor controleren. | |||||||
Vet in alle smeernippels spuiten.1 | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. |
1Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
1 | ||
2 | ||
3 | ||
4 | ||
5 | ||
6 | ||
7 | ||
8 | ||
9 | ||
10 |
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s).
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Een lege tank mag worden gekanteld of omhoog gebracht om goed bij de motor en overige interne onderdelen te kunnen. Kantel het verlengstuk van de spuitboom naar voren om het gewicht gelijkmatiger te verdelen. Gebruik de volgende procedure:
Parkeer het voertuig met een lege tank op een horizontaal oppervlak.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging ongeveer 45° omhoog te brengen.
Stop de machine, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de veiligheidsbouten uit de voorzijde van de steunbalk (Figuur 41).
Vouw de spuitboomverlengingen naar voren langs de tankconstructie om het gewicht gelijkmatiger te verdelen en om achteroverkantelen te voorkomen.
Breng de tankconstructie omhoog totdat de hefcilinders hun uiterste positie hebben bereikt.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figuur 42).
Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Figuur 43).
Als u klaar bent om de tank te laten zakken, verwijdert u de laadbakbeveiliging van de cilinder en plaatst u deze in de beugels aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel.
Probeer nooit de tankconstructie neer te laten met de laadbakbeveiliging op de cilinder.
Trek de hefcilinder terug om de tank voorzichtig op het frame te laten zakken.
Bevestig de twee bevestigingsbouten en het bevestigingsmateriaal om de tankconstructie vast te zetten.
Vouw de spuitboomverlenging naar achteren tot de uitgeschoven stand.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging omhoog te brengen tot de transportstand.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Pomp vet in het lager of de lagerbus.
Veeg overtollig vet weg.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Important: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd.
Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 45.
Veeg overtollig vet weg.
Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.
U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere voorzieningen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.
Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.
Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!
Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.
Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade. Vervang slangen en fittingen als deze beschadigd zijn.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: De volgende onderdelen zijn onderhevig aan slijtage door gebruik, tenzij deze gebreken vertonen, en vallen niet onder de dekking van de garantie op deze machine.
Laat een erkende Toro servicedealer de volgende inwendige onderdelen van de pomp op schade controleren:
Pompmembranen
Afsluitkleppen van pomp
Vervang deze onderdelen indien noodzakelijk.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Klap de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met assteunen of hang deze met banden aan een hefinrichting.
Als het gewicht van de spuitboom is ondersteund, verwijdert u de bout en de moer waarmee de draaipen is bevestigd aan de spuitboom (Figuur 46).
Verwijder de draaipen.
Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen.
Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkant van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 46).
Note: Vervang beschadigde draaibussen.
Smeer een beetje olie op de draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel.
Plaats de spuitboom en de draaibeugel in het middelste frame en zorg ervoor dat de openingen zich tegenover elkaar bevinden (Figuur 46).
Plaats de draaipen en zet deze vast met de bout en de moer die u eerder hebt verwijderd.
Herhaal deze procedure bij alle andere spuitbomen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Het volledige spuitsysteem grondig uitspoelen en aftappen.
Verwijder de stroommeter en spoel deze af met schoon water.
Verwijder de borgring aan de stroomopwaartse kant (Figuur 47).
Reinig de turbine en de turbinenaaf om metaalvijlsel en bevochtigbaar poeder te verwijderen.
Controleer de turbinebladen op slijtage.
Note: Houd de turbine in uw hand en laat deze draaien. De turbine moet vrij kunnen draaien en mag niet te veel aanlopen. Als de turbine niet vrij draait of erg aanloopt, moet u deze vervangen.
Zet de vloeistofstroommeter in elkaar.
Gebruik lichte luchtdruk (0,34 bar) om ervoor te zorgen dat de turbine vrij draait.
Note: Als de turbine niet vrij draait, geef dan de zeskantige pal aan de onderkant van de turbinenaaf 1/16 draai tot de turbine vrij draait.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Verwijder de borgveer van de rode aansluitstuk dat is bevestigd aan de grote slang op de tank (Figuur 48).
Maak de slang los van de tank (Figuur 48).
Trek de zuigkorf uit de opening (Figuur 49).
Reinig de zuigkorf met schoon stromend water.
Plaats de zuigkorf volledig terug in de opening.
Sluit de slang aan op de bovenkant van de tank en zet deze vast met de borgveer.
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.
Reinig het spuitsysteem; zie .
Reinig de zuigers in het klepstel als volgt:
Plaats de kleppen in de Uit-stand (as dicht tegen de ribbel).
Note: Zorg ervoor dat er zich geen water in de buizen bevindt.
Verwijder de 3 vorken waarmee de klepzittingen aan het klepstel zijn bevestigd (Figuur 50).
Verwijder met een inbussleutel van 3 mm de schroeven waarmee de zuigerstellen bevestigd zitten in het klepstel.
Note: Controleer of de veren in de klep aanwezig zijn (Figuur 50).
Reinig de zuigers en vervang versleten O-ringen.
Breng plantaardige olie aan op alle O-ringen van de zuigers en breng ze opnieuw aan in het klepstel met de schroeven die u eerder verwijderd hebt.
Note: Zorg ervoor dat de veren in het klepstel worden gemonteerd.
Bevestig de klepzittingen aan het klepstel met de 3 vorken die u eerder verwijderd hebt.
Monteer de slanggeleidingsbeugel op het frame van de sproeier met de 2 schroeven en moeren die u eerder verwijderd hebt.
Voeg een roestwerend, niet-alcoholgebaseerd antivriesmiddel voor motorvoertuigen toe aan het systeem.
Laat de spuitmachine leeglopen en laat de pomp werken tot er lucht uit de spuitdoppen komt.
Giet 50 l van een mix met ⅓ antivriesmiddel voor motorvoertuigen en ⅔ water in de spuittank.
Laat de machine lopen om het antivriesmiddel gelijkmatig in het systeem te verdelen.
Breng de spuitbomen omhoog met behulp van de hefschakelaars. Breng de spuitbomen omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Note: Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Controleer de remmen; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de Workman.
Geef de remmen een onderhoudsbeurt; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de Workman.
Smeer de spuitmachine; zie het hoofdstuk Smering.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.
Controleer de conditie van alle spuitslangen en vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn.
Draai alle slangaansluitingen vast.
Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.
Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Als u het spuitsysteem van de Workman verwijdert, gebruik dan de volgende procedure en bekijk de paragraaf over het instellen.
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Ondersteun de tank van de spuitmachine en zet deze vast met riemen aan een bovenloopkraan. Gebruik hierbij de riemen op het tankframe.
Note: Dit voorkomt dat de tank gaat schuiven als de bevestigingen waarmee de tank vastzit, aan het frame worden losgemaakt.
Laat de spuitbomen ongeveer 45° neer en draai deze naar voren.
Maak de kabelboom en de aftakas los.
Plaats de bedieningskast met behulp van de aanwezige bevestigingen links achterop het tankframe.
Verwijder alle bevestigingen waarmee de tank vastzit aan het frame van de machine.
Note: Bewaar alle onderdelen.
Breng de tankconstructie 7,5-10 cm omhoog en verwijder de lynchpennen en gaffelpennen waarmee de hefcilinders aan de tank zijn bevestigd.
Trek de hefcilinders in en laat deze terugkeren in hun houders op het voertuigframe.
Note: Haal de tank van de machine.
Als u de tank van de machine hebt gehaald, plaatst u de vier meegeleverde assteunen, die u vastzet met de eveneens meegeleverde gaffelpennen.
Stal de machine op een veilige plaats.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
Een spuitboom werkt niet. |
|
|
Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld. |
|
|
Een klep van een spuitboom lekt. |
|
|
De druk daalt als u een spuitboom inschakelt. |
|
|