Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Dit werktuig is een speciaal gazonspuitvoertuig en het is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor sproeien op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over productveiligheid en accessoires of instructiemateriaal voor gebruikers te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: Belangrijk: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met de vereisten van SAE J2258.
Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Gebruik geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) om te voorkomen dat u in aanraking komt met chemische stoffen. Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig zijn.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.
Ga niet in het spuitgebied van de spuitdoppen staan; hou er rekening mee dat de chemische stoffen kunnen verwaaien. Houd omstanders en dieren op een veilige afstand van de machine.
Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Schakel de machine uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine vult, leegmaakt, onderhoudswerkzaamheden uitvoert of verstoppingen uit de machine verwijdert.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.
Of ga naar www.Toro.com voor nog meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.
Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan deze machine worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij elk werktuig is geleverd voor aanvullende veiligheidsinstructies.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Als u vragen hebt of verdere informatie wenst over het spuitbedieningssysteem, raadpleeg dan de Gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd.
Important: Deze spuitmachine wordt verkocht zonder spuitdoppen.Om de spuitmachine te gebruiken, moet u spuitdoppen aanschaffen en monteren. Neem voor informatie over de verkrijgbare spuitboomset en accessoires contact op met een erkende Toro verdeler. Nadat u de spuitdoppen hebt geïnstalleerd en voordat u de spuitmachine voor de eerste keer gaat gebruiken, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u 1 of meer spuitbomen uitschakelt. Zie De vloeistofstroom van de spuitmachine kalibreren.
Important: Voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine moet een rolbeugel met 4 stangen of cabine gemonteerd worden op de Workman.
De volledige laadbak weegt ongeveer 95 kg. U kunt gewond raken als u de laadbak zonder hulp probeert te verwijderen.
Probeer de laadbak niet in uw eentje te monteren of te verwijderen.
Laat 2 of 3 mensen u helpen of gebruik een kraan.
Zet de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
Zet de hydraulische hefhendel naar voren en laat de laadbak zakken tot de gaffelpennen van de hefcilinders aan de kant van de cilinderstang loszitten in de montagesleuven van de montageplaten van de laadbak.
Zet de hydraulische hefhendel vrij, schakel de vergrendeling van het hydraulische hefsysteem in, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw machine.
Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Figuur 3).
Verwijder de gaffelpennen waarmee de uiteinden van de cilinderstang bevestigd zijn aan de montageplaten van de laadbak; druk hierbij de pennen naar de middellijn van de machine (Figuur 3).
Verwijder de lynchpennen en gaffelpennen waarmee de draaibeugels van de laadbak bevestigd zijn aan de framekanalen van de machine (Figuur 4).
Hef de laadbak van het voertuig.
Sla de hefcilinders op in de opslagklemmen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Achteraftakas, Workman-voertuig voor zwaar gebruik (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) | 1 |
Set voor een hydraulisch systeem met hoge stroming voor Workman HDX multifunctioneel voertuig met automatische transmissie (Niet-TC model HDX-Auto) | 1 |
Egalisatieset voor Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) | 1 |
Egalisatieset voor Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie (model HDX-Auto) | 1 |
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met een manuele transmissie dient u de volledige montageprocedure van de achteraftakas voor Workman-voertuigen voor zwaar gebruik uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de achteraftakas voor Workman-voertuigen voor zwaar gebruik.
Voer de volledige montageprocedure van de set voor een hydraulisch systeem met hoge stroming voor Workman HDX multifunctionele voertuigen met automatische transmissie uit; raadpleeg de Montage-instructies van de set voor een hydraulisch systeem met hoge stroming, Workman HDX multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Gebruik een hefwerktuig met een hefvermogen van 408 kg om het tankframe van de verzendkist te tillen. Bevestig het werktuig aan de hefpunten (2 vooraan en 2 achteraan) (Figuur 5).
Note: Zorg dat het tankframe hoog genoeg getild is om de krikken te plaatsen.
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met een manuele transmissie dient u de stappen van de Multi Pro WM gazonspuitmachine-egalisatieset voor Workman-voertuigen met manuele transmissie uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor Workman-modellen uit de HDX-serie met automatische transmissie dient u de stappen van de Multi Pro WM gazonspuitmachine-egalisatieset voor Workman multifunctionele voertuigen met automatische transmissie uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bevestigingsbeugels | 2 |
Verwijder de 2 achterste flenskopbouten en 2 flensborgmoeren waarmee de steunbeugel voor de motorbuis bevestigd is aan het frame van de machine (Figuur 6).
Note: Bewaar de bevestigingen voor toekomstig gebruik.
Draai de hefcilinder zodat er ruimte is voor de montage van de bevestigingsbeugel voor het tankframe (Figuur 6).
Monteer de bevestigingsbeugels op de steunbeugel en het frame; gebruik hierbij de 2 flenskopbouten en de flensborgmoer die u verwijderd hebt in stap 1 (Figuur 7).
Draai de bouten en moeren aan met 91 tot 113 Nm.
Herhaal stap 1 en 4 aan de andere kant van de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Tank en tankframe | 1 |
Gaffelpennen | 2 |
Borgpen | 2 |
R-pennen | 2 |
Lynchpennen | 4 |
Bout (½" x 1½") | 2 |
Moeren (½") | 2 |
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij u bevestigingsmateriaal verwijdert.
Gebruik een hefinstallatie om het tankframe (Figuur 8) op te tillen en plaats deze op het frame van de machine met de pomp en de kleppen naar achteren gericht.
Note: Vraag iemand om u te helpen bij de volgende stappen.
Laat het tankframe langzaam op het frame van de machine zakken.
Schuif de hefcilinders uit tot de beugels van het tankframe, en lijn de cilinderfittings uit met de openingen in de beugels van het tankframe (Figuur 9).
Bevestig het tankframe aan beide zijden van de machine aan de hefcilinders met de gaffelpennen en de R-pennen.
Houd de openingen in de scharnierende lippen aan de achterkant van het tankframe recht voor de openingen in de draaibuis van de laadbak aan het uiteinde van het machineframe (Figuur 10).
Monteer een borgpen en 2 lynchpennen aan de scharnierende lip om het tankframe te bevestigen aan het frame van de machine (Figuur 10).
Schuif de hefcilinders naar buiten om de tank omhoog te brengen en het gewicht ervan te ondersteunen.
Note: Maak de tank los van het hefwerktuig.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figuur 11).
Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Figuur 12).
Verwijder de kabelbinder waarmee het aftapventiel en de slang van de spuittank aan het kanaal van de steun zijn bevestigd (Figuur 13).
Zet het aftapventiel en de slang aan de buitenkant van het kanaal van de steun (Figuur 14A).
Verwijder de 2 flenskopbouten (5/16" x ⅝") uit de behuizing van het aftapventiel (Figuur 14).
Bevestig het aftapventiel aan de beugel van het aftapventiel (Figuur 14B); gebruik de 2 flenskopbouten (5/16" x ⅝") die u verwijderd hebt in stap 3.
Draai 2 flenskopbouten met de hand vast (Figuur 14B).
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Zoek aan de sproeierkabelboom de aansluiting met 3 contacten van de snelheidssensor en de stekker met 3 pinnen van het voertuigcircuit.
Aan de transaxle van de machine sluit u de stekker met 3 pinnen van de machinekabelboom voor de snelheidssensor aan op de aansluiting met 3 contacten van de spuitmachinekabelboom voor de snelheidssensor (Figuur 16).
Sluit de voertuigstekker met 3 pinnen van de spuitmachinekabelboom aan op de aansluiting met 3 contacten van de kabelboom van de machine.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie koppelt u de aftakas aan op de transaxle; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor HDX-Auto-modellen koppelt u de hydraulische motorslangen aan op de snelkoppelingen van het paneel voor hoge hydraulische stroming; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Montagebeugel voor paneel | 1 |
Flensborgmoer (5/16") | 3 |
Flenskopbout (5/16") | 3 |
Plastic lagerbus | 2 |
Bedieningspaneel | 1 |
Borgpen | 1 |
Handknop | 1 |
Note: Op sommige Workman-voertuigen wordt de bevestigingsplaat van het bedieningspaneel op het dashboard gemonteerd op de plaats waar de beugel voor de optionele gashendel is gemonteerd. Als de gashendelset is gemonteerd, moet u de beugel van de gashendel van het dashboard verwijderen, de bevestigingsplaat van de bedieningskast uitlijnen met het dashboard, en de gashendelbeugel bovenop de bevestigingsplaat monteren. Raadpleeg de Montage-instructies van de gashendelset om na te gaan hoe u de gashendel dient te verwijderen en te monteren.
Verwijder de 3 bouten en 3 moeren waarmee het dashboard onderaan in het midden bevestigd is aan de bevestigingsbeugel van het dashboard (Figuur 18).
Note: Op sommige oudere Workman-modellen worden 4 bouten en flensmoeren gebruikt.
Note: Gooi de bouten en moeren weg.
Lijn de gaten in de montagebeugel voor het bedieningspaneel uit met de gaten die u geboord hebt in het dashboard en de steunbeugel (Figuur 18).
Bevestig de montagebeugel, het dashboard en de steunbeugel met de 3 flenskopbouten (5/16" x 1") en 3 flensborgmoeren (5/16").
Draai de bouten en moeren vast (Figuur 18).
Steek de 2 plastic lagerbussen in de montagebeugel (Figuur 18).
Verwijder de R-pen waarmee de draaipen van het bedieningspaneel bevestigd is aan de opberghaak op de sproeiertank.
Monteer het bedieningspaneel op de montagebeugel en bevestig het bedieningspaneel met de borgpen (Figuur 19).
Note: Zorg dat de borgpen over de draaipen gedraaid is zodat de borgpen stevig vastzit.
Monteer de handknop en draai deze vast om te voorkomen dat het paneel draait tijdens de bediening (Figuur 19).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
J-clips | 3 |
Bout (¼" x ¾") | 1 |
Flensmoer (¼") | 1 |
Bevestig 2 J-clips met de aanwezige schroeven aan het middelste bedieningspaneel op de plaatsen die aangegeven zijn in Figuur 20 of Figuur 21.
Monteer een J-clip achter de bestuurdersstoel (Figuur 22) met behulp van een bout (¼" x ½") en een flensmoer (¼") .
Bevestig de kabelboom van het bedieningspaneel aan het bedieningspaneel en de kap van de rolbeugel met behulp van J-clips (Figuur 22).
Lijn de 2 sleuven van de stekker met 38 pinnen van de achterste kabelboom voor de spuitmachine uit met de 2 groeven in de connector met 38 contacten van de voorste kabelboom die aan het bedieningspaneel bevestigd is (Figuur 23).
Sluit de connector van de achterste kabelboom aan op die van de voorste kabelboom; zorg dat de vergrendelingen van de connectors in elkaar klikken (Figuur 23).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Zekeringsticker (127-3966) | 1 |
Leid bij het bedieningspaneel van de spuitmachine de aftakking van de voorste kabelboom met de zekeringhouders tussen de onderkant van het dashboard en de dwarsbuis van het machinechassis, en omlaag naar de voorzijde van de zekeringhouder van de machine (Figuur 24).
Zoek de niet-geïsoleerde aansluiting aan het uiteinde van de vrije, gele stroomdraad van de zekeringhouder voor de machine, en de geïsoleerde platte aansluiting aan het uiteinde van de gele stroomdraad voor opties van de zekeringhouder van de bedrading van de spuitmachine (Figuur 25).
Verbind de niet-geïsoleerde aansluiting van de zekeringhouder voor de machine met de geïsoleerde platte aansluiting van de zekeringhouder van de spuitmachine (Figuur 25).
Lijn de T-fittings van de zekeringhouder van de spuitmachine uit met de T-sleuven van de zekeringhouder voor de machine en schuif de zekeringhouder van de spuitmachine in de sleuven tot de zekeringhouder niet verder kan (Figuur 26).
Breng de zekeringsticker aan in de buurt van de zekeringhouder van de spuitmachine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout van accupool | 2 |
Klemmoer | 2 |
Kapje – breed (accupool – rood) | 1 |
Als accukabels verkeerd worden geleid, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Verwijder de moeren en T-bouten aan de klemmen van de plus- en minkabel van de accu (Figuur 27).
Note: U hebt de moeren en T-bouten niet meer nodig.
Verwijder het smalle kapje van de plus-kabel van de accu (Figuur 28).
Note: U hebt het smalle accukapje niet meer nodig.
Breng het brede accukapje aan op de plus-kabel van de accu; zie Figuur 28.
Note: Schuif het kapje zo ver over de kabels dat u bij de accuklem kunt.
Lijn het ringcontact van de zekeringdraad (kabelboom van spuitmachine) uit door het brede accukapje; zie Figuur 29.
Monteer losjes een bout en klemmoer op de klem van de plus- en min-kabel (Figuur 30).
Bevestig het ringcontact van de zekeringdraad (kabelboom van spuitmachine) aan de bout van de accupool die u met een klemmoer op de pluskabel hebt bevestigd (Figuur 31).
Bevestig de ringaansluiting van de min-kabel (zwart – kabelboom van spuitmachine) aan de bout van de accupool die u met een klemmoer op de min-kabel hebt bevestigd (Figuur 31).
Monteer de plus-kabel van de accu op de pluspool van de accu en draai de klemmoer met de hand vast (Figuur 32).
Monteer de minkabel van de accu op de minpool van de accu en draai de klemmoer met de hand vast.
Knijp de zijkanten van het accudeksel samen, lijn de lipjes van het deksel uit met de gleuven in de accubasis en laat het accudeksel los (Figuur 33).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout (½" x 1½") | 2 |
Borgmoer (½") | 2 |
Start de machine en til het tankframe een beetje van de grond met de hefcilinders.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de hefcilinder en plaats de beveiliging in de opberghaken aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel (Figuur 34 en Figuur 35).
Gebruik hefcilinders om de tank langzaam op het frame te laten zakken.
Note: Laat een andere persoon het tankframe in de gaten houden terwijl het zakt. Controleer op slangen en draden die gekneld of geplooid kunnen worden.
Controleer of het tankframe recht op het frame van de machine staat.
Verwijder de inspectieluiken aan weerszijden van het tankframe (Figuur 36).
Controleer of de slangen en bedrading die u kunt zien door de opening in het tankframe bekneld of geknikt zijn.
Important: Als er slangen of kabels op het tankframe bekneld of geknikt zijn, moet u het tankframe optillen, de positie veranderen en de betreffende slangen of kabels weer vastzetten.
Plaats de voorste bevestigingsbeugels op een lijn met de bevestigingsbeugels die u eerder hebt gemonteerd in De bevestigingsbeugels voor het tankframe monteren.
Maak de bevestigingsbeugel van het tankframe aan beide kanten van de machine vast aan de laadbakbeugel op het frame; gebruik hierbij een bout (½" x 1½") en een borgmoer (½") zoals wordt getoond in Figuur 36.
Haal de bout en borgmoer aan met 91 tot 113 N·m.
Herhaal stappen 7 tot en met 9 voor de andere kant van het tankframe en de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Middelste spuitboom | 1 |
Bout (⅜" x 1") | 10 |
Flensborgmoer (⅜") | 10 |
Transporthouder van spuitbomen | 2 |
Bout (½" x 1¼") | 4 |
Flensmoer (½") | 4 |
Bevestig een hefwerktuig aan de middelste spuitboom en neem deze uit de verzendkist.
Plaats de transporthouders van de spuitbomen op een lijn met de middelste spuitboom (Figuur 37).
Bevestig de houders aan het spuitboomgedeelte (Figuur 37 en Figuur 38); gebruik hierbij 6 bouten (⅜" x 1") en 6 flensborgmoeren (⅜").
Haal de bouten en moeren aan met 37 tot 45 Nm.
Schakel de machine in, verwijder de laadbakbeveiliging van de hefcilinder en berg de beveiliging op, laat het tankframe zakken, schakel de machine uit en haal het sleuteltje uit de startschakelaar.
Lijn het onderste gat in de montagebeugels van het middelste spuitboomgedeelte uit met het op twee na onderste gat in de spuitboomdragers van het tankframe van de spuitmachine; zie Figuur 39.
Note: Zet indien nodig de spuitboomdragers los en stel deze af op basis van de middelste spuitboom om de openingen beter uit te lijnen. Haal de bouten en moeren aan met 67 tot 83 Nm.
Monteer de middelste spuitboom aan het tankframe van de spuitmachine; gebruik hierbij 4 bouten (½" x 1¼") en 4 borgmoeren (½").
Haal de bouten en moeren aan met 67 tot 83 Nm.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie raadpleegt u de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor het model HDX-Auto raadpleegt u de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Linkerspuitboom | 1 |
Rechterspuitboom | 1 |
Flenskopbouten (⅜" x 1¼") | 8 |
Steunplaten | 8 |
Flensborgmoeren (⅜") | 8 |
Gaffelpen | 2 |
R-pen | 2 |
De spuitboomgedeelten wegen elk ongeveer 14 kg).
Verwijder de 4 flenskopbouten (⅜" x 1¼"), 4 steunplaten en 4 flensborgmoeren (⅜") van de scharnierbeugel van de middelste spuitboom.
Draai de draaibeugels aan de uiteinden van de middelste spuitboom zodat de beugels verticaal uitgelijnd zijn (Figuur 40).
Til de buitenste spuitboomgedeelten op en lijn de gaten in de driehoekige bevestigingsplaat aan het uiteinde van het buitenste spuitboomgedeelte uit met de gaten in de draaibeugel.
Note: Zorg ervoor dat de spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Monteer de scharnierplaat op de driehoekige plaat met de 4 flenskopbouten, 4 steunplaten en 4 flensborgmoeren (Figuur 40) die u verwijderd hebt in stap 1.
Haal de bouten en moeren aan met 37 tot 45 Nm.
Lijn het stanguiteinde van de hefcilinder van de spuitboom uit met de gaten in het montagepunt van de draaibeugel (Figuur 40).
Bevestig het stanguiteinde aan de draaibeugel; gebruik hierbij een gaffelpen en een R-pen (Figuur 40).
Herhaal stap 1 tot 5 aan de andere kant van de middelste spuitboom met het tegenoverliggende spuitboomgedeelte.
Note: Voordat u deze procedure voltooit, dient u ervoor te zorgen dat de spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Slangklemmen | 3 |
R-klem | 2 |
Borstbout | 2 |
Ring | 2 |
Moer | 2 |
Leid de slangen van de spuitboomgedeelten zoals wordt getoond in Figuur 42 en Figuur 43.
Bevestig de spuitboomslangen aan de voorzijde van de middelste spuitboom (Figuur 42 en Figuur 43); gebruik hierbij 1 R-klem, 1 borstbout (5/16" x 1"), 1 borgmoer (5/16") en 1 ring (5/16").
Breng de slang van het spuitboomgedeelte aan over de geribde T-fitting en zet de slang vast met een slangklem (Figuur 42 en Figuur 43).
Note: Breng een laagje vloeibare zeep aan op de slangribbel van de T-fitting om de slang gemakkelijker te kunnen monteren.
Herhaal stap 1 tot en met 3 voor de slang naar het spuitboomgedeelte aan de andere zijde van de spuitmachine.
Leid de slang van de middelste spuitboom zoals wordt getoond in Figuur 44.
Breng de slang van het spuitboomgedeelte aan over de geribde T-fitting van de middelste spuitboom en zet de slang vast met een slangklem (Figuur 44).
Note: Breng een laagje vloeibare zeep aan op de slangribbel van de T-fitting om de slang gemakkelijker te kunnen monteren.
De spuitdoppen waarmee u chemische stoffen spuit, zijn verschillend, afhankelijk van de benodigde gebruiksdosis; daarom worden de spuitdoppen niet geleverd bij de machine. Om de goede spuitdoppen te verkrijgen, dient u contact op te nemen met een erkende Toro distributeur en deze de volgende informatie te verschaffen:
De aanbevolen gebruiksdosis in liter per hectare, Amerikaanse gallons per acre of Amerikaanse gallons per 1000 vierkante voet.
De beoogde rijsnelheid van de machine in kilometers per uur of mijl per uur.
Schroef of steek de spuitdop met een pakking in de aansluiting voor de spuitdop.
Schuif de aansluiting van de spuitdop op een fitting op een spuitdoppenhouder.
Draai de spuitdop rechtsom totdat de nokken op de aansluiting vastklikken.
Controleer of de opening van de spuitdop.
Zie de Montage-instructies van de spuitdoppen voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Watertank | 1 |
90° knie (¾" NPT) | 1 |
90° tapkraan | 1 |
Bevestigingsplaat van de watertank | 1 |
Montageband | 4 |
Flenskopbout (5/16" x ⅝") | 4 |
Flensborgmoer (5/16") | 10 |
Steunbuis (watertank) | 1 |
Contramoer (5/16") | 1 |
Bout (5/16" x 1") | 1 |
Borstbout (½" x 1-15/16") | 2 |
Bout (5/16 x 2¼") | 2 |
Ring (5/16") | 2 |
Monteer de watertank op de beugel van de watertank; gebruik hierbij de 2 montagebanden, 4 flenskopbouten (5/16" x ⅝") en 4 flensborgmoeren (5/16") zoals afgebeeld op Figuur 45.
Note: Zorg dat de knie en de tapkraan aan dezelfde zijde van de tank zitten als de sticker van de watertank.
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Lijn de steunbuis van de watertank uit met het steunkanaal van de tank (Figuur 46).
Lijn de openingen in de steunbuis uit met de openingen in het kanaal (Figuur 46).
Bevestig de buis aan het kanaal (Figuur 46) met de 2 borstbouten (½" x 1-15/16") en 2 flensborgmoeren (5/16").
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Schroef de contramoer (5/16") in de bout (5/16" x 1"); zie Figuur 46.
Schroef de bout (5/16" x 1") en de contramoer in de lasmoer onderaan het steunkanaal van de tank, en draai de bout en de contramoer handmatig aan (Figuur 46).
Note: Voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine moet een rolbeugel met 4 stangen of cabine gemonteerd worden op de Workman.
Monteer de watertank en bevestigingsplaat op de steunbuis met de 2 bouten (5/16" x 2½") en 2 flensborgmoeren (5/16") zoals in Figuur 47.
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Anti-overloopaansluiting | 1 |
Flenskopbout (5/16" x ¾") | 1 |
Plaats het aansluitpunt op de schroefdraadopening in de tank (Figuur 48) en zet de aansluiting vast met een flenskopbout (5/16" x ¾").
Important: Als het spuitsysteem wordt gebruikt terwijl de veren van het spuitboomscharnier de verkeerde compressie hebben, kan de spuitboom schade oplopen. Meet de veren en draai indien nodig de contramoer aan om de veren samen te drukken tot 4 cm.
De spuitmachine wordt geleverd met de verlengstukken van de spuitbomen naar voren geklapt, om de machine gemakkelijk te kunnen verzenden. De veren zijn in de fabriek niet helemaal vastgezet om de spuitbomen voor vervoer in deze stand te zetten. Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet de compressie van de veren correct worden ingesteld.
U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter- en de linkerspuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet.
Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand.
Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 49).
Alle veren moeten samengedrukt zijn tot 4 cm.
Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren samen te drukken tot 4 cm.
Herhaal deze procedure voor elke veer op beide spuitboomscharnieren.
Zet de spuitbomen kruiselings over elkaar in de transportstand. Zie De spuitbomen positioneren voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Voorste assteun | 2 |
Achterste assteun | 2 |
Borgpen | 4 |
Gaffelpen (4½") | 2 |
Gaffelpen (3") | 2 |
Knop | 2 |
Steek de voorste assteunen ondersteboven in het frame bij de voorste bevestigingspunten (Figuur 50).
Zet de voorste assteunen vast met de 2 gaffelpennen (3") en 2 borgpennen door het middelste gat van de assteunen.
Steek de achterste assteunen van onderen naar boven in het frame bij de achterste bevestigingspunten (Figuur 51).
Zet de achterste assteunen vast met de 4 gaffelpennen (4½") en 4 borgpennen door het laatste gat van de assteunen.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine en het accupack, zoals de huidige accuspanning, snelheid, diagnostische informatie, enz. (Figuur 52). Ga voor meer informatie naar Het InfoCenter gebruiken.
De hoofdschakelaar van de spuitbomen (Figuur 52) bevindt zich aan de zijkant van de bedieningseenheid, rechts van de bestuurdersstoel. Hiermee kunt u starten of stoppen met spuiten. Druk op de schakelaar om het spuitsysteem in of uit te schakelen.
De schakelaars voor de linker-, middelste en rechterspuitboom bevinden zich op het bedieningspaneel (Figuur 52). Zet de schakelaars naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar. Deze schakelaars kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdschakelaar van de spuitbomen is aangezet.
De schakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op de linkerzijde van het bedieningspaneel (Figuur 52). U moet de schakelaar omhoog drukken en in die positie blijven houden om de gebruiksdosis te verhogen, of indrukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis te verminderen.
De liftschakelaars van de spuitbomen bevinden zich op het bedieningspaneel en dienen om de linker of rechter spuitboom omhoog te brengen.
De schakelaar van de spuitmodus dient om te schakelen tussen de volgende spuitfuncties:
Gebruik de handmatige modus wanneer u de gebruiksdosis van de spuitmachine handmatig wilt regelen.
Gebruik de automatische modus indien u wilt dat de computer de gebruiksdosis bepaalt aan de hand van de instelling die u invoert in het InfoCenter.
De regelklep bevindt zich achter de tank (Figuur 54). Met de regelklep bepaalt u de hoeveelheid vloeistof die naar de spuitboomkleppen moet gaan en de retourdosis naar de tank.
De vloeistofstroommeter meet de doorstroomhoeveelheid van de vloeistof naar de kleppen van de spuitboomgedeelten (Figuur 54).
Gebruik de kleppen van de spuitboomgedeelten om de spuitdruk naar de spuitdoppen in de middelste en de linker- en rechterspuitboom in en uit te schakelen (Figuur 54).
De omloopkleppen van de spuitbomen (Figuur 55 leiden de vloeistofstroom van een spuitboom naar de tank als u de spuitboom uitschakelt. U kunt deze kleppen afstellen om ervoor te zorgen dat de druk van de spuitbomen constant blijft, ongeacht welke spuitbomen zijn ingeschakeld; zie De omloopkleppen van de spuitbomen kalibreren.
Deze klep bevindt zich links achteraan de tank (Figuur 56). Draai de knop op de klep in de 6 uur om de inhoud van de tank te mengen en op 8 uur om te stoppen met mengen.
Note: Modellen uit de HD-serie met manuele transmissie – Om te mengen, moet u de aftakas en de koppeling inschakelen en de motor hoger dan stationair laten lopen. Als u stopt met sproeien en de inhoud van de tank wilt mengen, moet u de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND zetten, de koppeling laten opkomen, de parkeerrem in werking stellen en de gashendel (indien aanwezig) instellen.
De spuitpomp bevindt zich aan de achterkant van de machine (Figuur 57).
De bediening van de spuitpomp werkt als volgt:
Voor modellen uit de HD serie met manuele transmissie – zet de hendel van de aftakas op het middelste bedieningspaneel van de machine AAN om de pomp in te schakelen; zet de hendel van de aftakas UIT om de pomp te stoppen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het Workman HDX-Auto werkvoertuig.
Voor het HDX-Auto model – Druk de tuimelschakelaar voor het hydraulische systeem met hoge stroming op het dashboardpaneel links van de stuurkolom naar boven in AAN om de spuitpomp in te schakelen (het lampje van de tuimelschakelaar gaat branden). Druk de tuimelschakelaar naar beneden in de stand UIT om de spuitpomp uit te schakelen. Raadpleeg de Montage-instructies van de hydraulische set voor hoge stroming (het lampje van de tuimelschakelaar gaat uit).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Basisgewicht van spuitsysteem (exclusief gewicht van voertuig) | 424 kg |
Tankinhoud | 757 l |
Totale lengte van machine met standaard spuitsysteem | 422 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de tank | 147 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 234 cm |
Totale breedte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 175 cm |
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met uw erkende Toro dealer.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Als u het voertuig op een aanhangwagen moet transporteren met de spuitmachine gemonteerd, zorg er dan voor dat de spuitbomen goed vastgebonden zijn.
Voor Multi Pro® WM spuitmachines: voeg het onderdeel Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk toe – ID000-428-671
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
Controleer of de dodemansknoppen, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.
Als de machine niet goed werkt of op enige wijze is beschadigd, mag u de machine niet gebruiken. Verhelp het probleem alvorens de machine of het werktuig te gebruiken.
Zorg ervoor dat de bestuurders- en passagiersruimte schoon zijn en vrij van chemisch restmateriaal en opgestapeld vuil.
Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de vloeistofleidingen vastzitten en alle slangen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het systeem.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig zijn voor de gebruiker, omstanders en dieren en kunnen planten, de bodem of eigendommen beschadigen.
Indien u meer dan 1 chemische stof gebruikt, moet u de informatie op elke chemische stof lezen. Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is.
Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem, moet u ervoor zorgen dat dit drie keer is gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.
Controleer of er voldoende water en zeep in de buurt is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.
U moet de waarschuwingsetiketten en de veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen.
Bescherm altijd uw lichaam als u chemische stoffen gebruikt. Om te voorkomen dat u in aanraking komt met chemische stoffen, dient u geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) te gebruiken, zoals:
oogbescherming, veiligheidsbril en/of gelaatsscherm
een chemicaliënpak
een stof- of filtermasker
handschoenen die bestand zijn tegen chemicaliën
rubberen laarzen of ander stevig schoeisel
schone reservekleding, zeep en wegwerphanddoeken om uzelf schoon te maken
Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.
Gebruik de juiste chemische stof voor het werk.
Houd u aan de instructies van de fabrikant voor het veilig gebruik van de chemische stof. Overschrijd de aanbevolen systeembedrijfsdruk niet.
De machine niet vullen, kalibreren of reinigen wanneer er mensen, in het bijzonder kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.
Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.
Niet eten, drinken of roken als u in de buurt van chemische stoffen werkt.
Spuitdoppen niet schoonmaken door erin te blazen of ze in uw mond te nemen.
Was uw handen en andere onbedekte lichaamsdelen altijd zo snel mogelijk nadat u met chemische stoffen hebt gewerkt.
Bewaar chemische stoffen in hun originele verpakking op een veilige plaats.
Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften.
Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening van een tank.
Volg alle plaatselijke voorschriften met betrekking tot het strooien of spuiten van chemicaliën op.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de bedrijfsmodus, diverse diagnostische informatie en andere gegevens over de machine (Figuur 58). Het InfoCenter heeft een welkomstpagina en een hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen de welkomstpagina en het hoofdscherm door om het even welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de overeenkomstige pijl te drukken.
Linkerknop, knop menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan. De knop dient ook om het huidige menu te verlaten.
Middelste knop – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.
Knop naar rechts – gebruik deze knop als een pijl aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn.
Note: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van welke functie op dat moment actief is. Het lcd-scherm toont een pictogram boven elke knop dat de huidige functie weergeeft.
Breng de sleutel in het contact en draai het naar de stand AAN.
Note: Het InfoCenter licht op en het startscherm verschijnt (Figuur 59).
Na ongeveer 15 seconden verschijnt het hoofdscherm. Druk op de middelste selectieknop om de informatiecontext weer te geven (Figuur 60).
Note: Draai de startschakelaar naar de stand START en start de motor: de waarden op het InfoCenter-scherm zijn een weerspiegeling van die van de ingeschakelde machine.
Start het InfoCenter; zieHet InfoCenter starten.
Note: Het hoofdscherm verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om naar de informatiecontext te gaan.
Note: Het pictogram van de informatiecontext verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan (Figuur 62).
Druk op de rechter selectieknop om naar de submenu's met instellingen te gaan.
Note: Het hoofdmenu verschijnt, met de optie Instellingen geselecteerd.
Note: Druk op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) om naar beneden te scrollen.
Ga naar het instellingenmenu; zie Naar het instellingenmenu gaan.
U kunt de meet-eenheid wijzigen door de rechter selectieknop in te drukken en de weergegeven meet-eenheden te veranderen (Figuur 63).
Amerikaans: mph, gallons en acre
Oppervlakte: mph, gallons en 1.000 ft2
SI (metrisch): km/u, liter, hectare
Note: Het scherm schakelt tussen Engelse, metrische en gazoneenheden.
Note: Druk op de linker selectieknop om uw selectie te bewaren, het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu.
Om de taal van het display te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en selecteert u Language/Taal (Figuur 63).
Druk op de rechter selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om de weergegeven taal op het scherm te markeren (Figuur 63).
Note: U kunt kiezen uit de volgende talen: Engels, Spaans, Frans, Duits, Portugees, Deens, Nederlands, Fins, Italiaans, Noors en Zweeds.
Druk op de linker selectieknop om uw selectie(s) te bewaren, het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu (Figuur 62).
Druk op de linker selectieknop om terug te keren naar het hoofdscherm (Figuur 63).
Ga naar het instellingenmenu; zieNaar het instellingenmenu gaan.
Om de achtergrondverlichting van het scherm te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en selecteert u de instelling Achtergrondverlichting (Figuur 64).
Druk op de rechter selectieknop om de context waarde instellen weer te geven (Figuur 64).
Note: Een (-)-pictogram wordt weergegeven boven de middelste selectieknop en een (+)-pictogram boven de rechter selectieknop.
U kunt de helderheid van het scherm instellen met de middelste selectieknop en de rechter selectieknop (Figuur 64).
Note: Wanneer u de helderheidswaarde wijzigt, zal het geselecteerde helderheidsniveau op het scherm veranderen.
Druk op de linker selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om uw selectie te bewaren, het menu achtergrondverlichting te verlaten en terug te keren naar het instellingenmenu (Figuur 64).
Om het contrast van het scherm te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en selecteert u de instelling Contrast (Figuur 64).
Druk op de rechter selectieknop om de context waarde instellen weer te geven (Figuur 64).
Note: Een (-)-pictogram wordt weergegeven boven de middelste selectieknop en een (+)-pictogram boven de rechter selectieknop.
Druk op de linker selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om uw selectie te bewaren, het menu contrast te verlaten en terug te keren naar het instellingenmenu (Figuur 64).
Druk op de linker selectieknop om het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu (Figuur 62 en Figuur 64).
Druk op de linker selectieknop om terug te keren naar het hoofdscherm (Figuur 64).
Informatiepictogram | |
Volgende | |
Vorige | |
Naar beneden scrollen | |
Druk op | |
Wijzig de volgende waarde in de lijst | |
Verhogen | |
Verminderen | |
Actief scherm | |
Niet-actief scherm | |
Ga naar hoofdscherm | |
Actief hoofdscherm | |
Waarde opslaan | |
Menu verlaten | |
Urenteller | |
Correcte pincode ingevoerd | |
Ingevoerde pincode controleren/Verificatie van kalibratie | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier uit | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier aan | |
Spuittank vol | |
Spuittank halfvol | |
Tankniveau laag | |
Spuittank leeg | |
of | Gazoneenheden (1000 vierkante voet) |
Gespoten gebied | |
Gespoten volume | |
Pas tankvolume aan | |
Hoofdscherm | |
Actief gebied verwijderen | |
Alle gebieden verwijderen | |
Wijzig cijfer | |
Selecteer het volgende gebied voor accumulatie | |
Gebruiksdosis 1 | |
Gebruiksdosis 2 | |
Gebruiksdosis verhogen |
Om naar de kalibratie-instellingen in het menusysteem van InfoCenter te gaan, drukt u in het hoofdscherm op de menuknop. Zo gaat u terug naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's:
Kalibratie | |
Menu-item | Beschrijving |
Test Speed | Dit menu bepaalt de testsnelheid voor kalibratie. |
Flow Calibration | Dit menu kalibreert de vloeistofmeter. |
Speed Calibration | Dit menu kalibreert de snelheidssensor. |
Model HDX-Auto
Druk de spuitmodusschakelaar op het bedieningspaneel naar de linkerstand om de gebruiksdosis van de spuitmachine via InfoCenter in te stellen op AUTOMATISCHE MODUS.
Note: Er verschijnt een pictogram voor de gebruiksdosis op het InfoCenter-scherm.
Druk de spuitmodusschakelaar naar rechts om de gebruiksdosis van de spuitmachine in te stellen op MANUELE MODUS.
Note: Wanneer u van automatische naar manuele modus schakelt, verdwijnt het pictogram voor de gebruiksdosis van het scherm.
Om gebruiksdosis 1 te selecteren, drukt u op de linker- en middelste knop van het InfoCenter (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Om gebruiksdosis 2 te selecteren, drukt u op de middelste en rechterknop van het InfoCenter (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Om de gebruiksdosis tijdelijk te verhogen, houdt u de 2 buitenste knoppen ingedrukt (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Note: De verhoogde gebruiksdosis vergroot de gebruiksdosis één procent in vergelijking met de gebruiksdosis van het actieve programma (1 of 2). Houd de knoppen ingedrukt om de functie verhoogde gebruiksdosis te gebruiken; laat de knoppen los om de functie uit te schakelen.
Model HDX-Auto
Druk in het hoofdscherm op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan.
Druk indien nodig op de middelste selectieknop om de gebruiksdosis voor spuitprogramma 1 aan te duiden (Figuur 67).
Note: Het pictogram voor gebruiksdosis 1 ziet eruit als een nummer 1 in een rondje, met links ervan een doelwit.
Druk op de rechter selectieknop om spuitprogramma 1 te selecteren (Figuur 67A).
Stel de numerieke waarde in door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het bewaarpictogram verschijnt boven de middelste selectieknop (Figuur 67D).
Druk op de middelste selectieknop (Figuur 67D) om de geprogrammeerde gebruiksdosis te bewaren.
Druk op de middelste selectieknop om de gebruiksdosis voor spuitprogramma 2 aan te duiden.
Note: Het pictogram voor gebruiksdosis 2 ziet eruit als een nummer 2 in een rondje, met links ervan een doelwit.
Note: U kunt de gebruiksdosis voor spuitprogramma 2 gebruiken om op een handige manier een hogere of lagere gebruiksdosis in te stellen voor uw grasterrein.
Herhaal stap 4 tot 6.
De verhoogde gebruiksdosis verhoogt de gebruiksdosis van het geactiveerde programma met een bepaald percentage wanneer u de 2 buitenste knoppen van het InfoCenter indrukt tijdens het spuiten in automatische modus.
Druk in het hoofdscherm op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan.
Druk indien nodig op de middelste selectieknop om de verhoogde gebruiksdosis aan te duiden (Figuur 68).
Note: Het pictogram voor de verhoogde gebruiksdosis ziet eruit als 2 (+)-tekens met links ervan een roos (Figuur 68).
Druk op de rechter selectieknop (Figuur 68) om het percentage waarmee de gebruiksdosis verhoogd wordt, te vergroten in stappen van 5% (maximaal 20%).
Model HDX-Auto
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de actieve gebruiksdosisinstelling aan te duiden (Figuur 69).
Druk op de rechter selectieknop om tussen gebruiksdosis 1 en 2 te schakelen (Figuur 69).
Druk op de linker selectieknop om de instelling te bewaren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de waarschuwingsinstelling aan te duiden (Figuur 70).
Note: De pictogrammen (-) en (+) verschijnen boven de middelste en rechter selectieknop.
Druk op de rechter selectieknop (Figuur 70).
Gebruik de middelste of rechter selectieknop om de minimale hoeveelheid in de tank in te stellen waarbij de waarschuwing zal worden weergegeven tijdens het werk met de spuitmachine (Figuur 70).
Note: Hou de knop ingedrukt om de waarde van de tankwaarschuwing met 10% te verhogen.
Druk op de linker selectieknop om de instelling te bewaren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Note: Voer de toegangscode in om de beveiligde instellingen of het paswoord te wijzigen.
Note: De toegangscode is standaard ingesteld op 1234.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de instelling voor de beveiligde menu's aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop om beveiligde menu's te selecteren (Figuur 71A).
Stel de numerieke waarde in het invoerscherm voor de toegangscode in door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het vinkje verschijnt boven de middelste selectieknop (Figuur 71D).
Druk op de middelste selectieknop (Figuur 71D) om het paswoord in te voeren.
Voer de huidige toegangscode in: zie stap 1 tot en met 6 van De toegangscode van het InfoCenter instellen.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de instelling voor de beveiligde menu's aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop om beveiligde menu's te selecteren (Figuur 72A).
Voer de nieuwe toegangscode in op het invoerscherm door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het bewaarpictogram verschijnt boven de middelste selectieknop (Figuur 72D).
Wacht tot InfoCenter aangeeft dat de waarde opgeslagen is en het rode indicatielampje gaat branden.
Important: Gebruik deze functie om de gebruiksdosis te vergrendelen/ontgrendelen.
Note: U moet de toegangscode van vier cijfers kennen om instellingen voor functies in de beveiligde menu's te wijzigen.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de optie beveiligde instellingen aan te duiden.
Note: Als er geen X staat in het vakje rechts van de optie beveiligde instellingen, zijn de submenu's voor linker spuitboom, middelste spuitboom, rechter spuitboom en standaardwaarden opnieuw instellen niet vergrendeld met een toegangscode (Figuur 74).
Druk op de rechter selectieknop.
Note: Er verschijnt een scherm waarop u de toegangscode kunt invoeren.
Voer de toegangscode in: zie stap 4 in De toegangscode van het InfoCenter instellen.
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het vinkje verschijnt boven de middelste selectieknop.
Druk op de middelste selectieknop.
Note: De submenu's voor linkerspuitboom, middelste spuitboom, rechterspuitboom en standaardwaarden opnieuw instellen verschijnen.
Druk op de middelste selectieknop om de optie beveiligde instellingen aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop.
Note: Er verschijnt een X in het vakje rechts van de optie beveiligde instellingen (Figuur 74).
Wacht tot InfoCenter aangeeft dat de waarde opgeslagen is en het rode indicatielampje gaat branden.
Note: De submenu's onder de optie beveiligde menu's zijn beveiligd met de toegangscode.
Note: Om naar de submenu's te gaan, kiest u de optie beveiligde menu's, drukt u op de rechter selectieknop, voert u de toegangscode in en drukt u op de middelste selectieknop wanneer het vinkje verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om te navigeren naar de optie waarmee u de standaardwaarden opnieuw kunt instellen (Figuur 75).
Druk op de rechter selectieknop om de standaardwaarden opnieuw in te stellen.
Druk in het scherm voor de standaardwaarden op de linker selectieknop voor NEE of de rechter selectieknop voor JA (Figuur 75).
Note: Selecteer JA om de grootte van de spuitbomen opnieuw in te stellen op de standaardwaarde.
Meldingen voor de bestuurder verschijnen automatisch op het InfoCenterscherm wanneer een machinefunctie bijkomende handelingen vereist. Bijvoorbeeld, als u probeert de motor te starten terwijl u het tractiepedaal indrukt, wordt de melding weergegeven dat het tractiepedaal in NEUTRAAL moet staan.
Voor elk bestuurdersadvies knippert de storingsindicator en een bestuurdersadvies-code (getal), beschrijving van het bestuurdersadvies en uitleg over het bestuurdersadvies verschijnen op het scherm, zoals in Figuur 76.
Bestuurdersadviezen en uitleg worden weergegeven als pictogrammen in het InfoCenter. Zie InfoCenter-pictogrammen voor een beschrijving van elk pictogram.
Note: De uitleg van het bestuurdersadvies geeft informatie over de omstandigheden die leidden tot het bestuurdersadvies en informatie over het opheffen van het bestuurdersadvies.
Note: Bestuurdersadviezen worden niet bewaard in het storingslog.
Note: U kunt een bestuurdersadvies van het weergavescherm verwijderen door een willekeurige toets van het InfoCenter in te drukken.
Raadpleeg de onderstaande tabel voor de InfoCenter-meldingen:
Bestuurdersadvies-code | Beschrijving |
---|---|
200 | Start geblokkeerd – pompschakelaar actief |
201 | Start geblokkeerd – niet in NEUTRAALSTAND |
202 | Start geblokkeerd – niet op stoel |
203 | Start geblokkeerd – gashendel niet in uitgangsstand |
204 | Start geblokkeerd – starter te lang geactiveerd |
205 | Parkeerrem ingeschakeld |
206 | Pompstart geblokkeerd – spuitboom actief |
207 | Pompstart geblokkeerd – motortoerental hoog |
208 | Gashendel/snelheidsvergrendeling geblokkeerd – pomp niet actief |
209 | Gashendelvergrendeling geblokkeerd – parkeerrem niet ingeschakeld |
210 | Snelheidsvergrendeling geblokkeerd – bestuurder niet in bestuurdersstoel of de parkeerrem is ingeschakeld |
211 | Gashendel/snelheidsvergrendeling geblokkeerd – koppeling of bedrijfsrem ingeschakeld |
212 | Waarschuwing – tank bijna leeg |
213 | Spoelpomp AAN |
220 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie |
221 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – vul tank met water en voor vulvolume in |
222 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – schakel de pomp in |
223 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – schakel alle spuitbomen in |
224 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – kalibratie gestart |
225 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – kalibratie voltooid |
226 | Vloeistofstroom-sensor kalibratie – kalibratiemodus verlaten |
231 | Snelheidssensor kalibratie |
232 | Snelheidssensor kalibratie – vul de watertank, druk op Volgende |
233 | Snelheidssensor kalibratie – vul de spuitmachine voor de helft met water, druk op Volgende |
234 | Snelheidssensor kalibratie – voor de kalibratie-afstand in, druk op Volgende |
235 | Snelheidssensor kalibratie – markeer en rij de ingegeven afstand met uitgeschakelde spuitbomen |
236 | Snelheidssensor kalibratie – snelheidssensor kalibratie wordt uitgevoerd |
237 | Snelheidssensor kalibratie – snelheidssensor kalibratie voltooid |
238 | Snelheidssensor kalibratie – schakel de spuitbomen uit |
241 | Kalibratie buiten bereik, standaardwaarde gebruikt |
Voer elke dag de volgende controles uit voordat u de spuitmachine gaat gebruiken:
Controleer de bandenspanning.
Note: De banden van deze machine verschillen van autobanden: zij vereisen een lagere spanning om compactie en beschadiging van de grasmat te voorkomen.
Controleer het peil van alle vloeistoffen. Indien het peil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid vloeistof volgens de specificaties.
Controleer of het rempedaal werkt.
Controleer of de verlichting werkt.
Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreactie te controleren.
Zet de motor af en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere waarneembare defecten.
Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De supervisor kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom welke controles u moet uitvoeren.
Note: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro verdeler.
De spuitdoppenhouders zijn geschikt voor de 3 verschillende spuitdoppen. Doe het volgende om de gewenste spuitdop te kiezen:
Breng de spuitmachine tot stilstand op een horizontale ondergrond, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen en de schakelaar van de spuitpomp UIT.
Draai de spuitdoppenhouder in beide richtingen op de juiste spuitdop.
Voer een kalibratie van de vloeistofstroom uit; zie De vloeistofstroom van de spuitmachine kalibreren.
Standaard uitrusting; zuigkorf 50 mesh (blauw)
Gebruik de zuigkorftabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.
Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid) | Grootte van gaas* | Kleurcode van filter |
---|---|---|
Geel (0,2 gpm) | 50 | Blauw |
Rood (0,4 gpm) | 50 | Blauw |
Bruin (0,5 gpm) | 50 (of 30) | Blauw (of groen) |
Grijs (0,6 gpm) | 30 | Groen |
Wit (0,8 gpm) | 30 | Groen |
Blauw (1,0 gpm) | 30 | Groen |
Groen (1,5 gpm) | 30 | Groen |
*De gaasgrootte van de zuigkorven in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water. |
Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor de optionele zuigkorf; zie Figuur 77.
Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor de optionele zuigkorf; zie Figuur 78.
Enkele leverbare schermgroottes:
Standaard uitrusting; zuigkorf 50 mesh (blauw)
Gebruik de drukfiltertabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.
Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid) | Grootte van gaas* | Kleurcode van filter |
---|---|---|
Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met lage viscositeit of kleine gebruiksdosissen | 100 | Groen |
Geel (0,2 gpm) | 80 | Geel |
Rood (0,4 gpm) | 50 | Blauw |
Bruin (0,5 gpm) | 50 | Blauw |
Grijs (0,6 gpm) | 50 | Blauw |
Wit (0,8 gpm) | 50 | Blauw |
Blauw (1,0 gpm) | 50 | Blauw |
Groen (1,5 gpm) | 50 | Blauw |
Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met hoge viscositeit of grote gebruiksdosissen | 30 | Rood |
Zoals vereist voor chemicaliën of oplossingen met hoge viscositeit of grote gebruiksdosissen | 16 | Bruin |
*De gaasgrootte van de drukfilters in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water. |
Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor het optionele drukfilter; zie Figuur 79.
Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor het optionele drukfilter; zie Figuur 80.
Note: Gebruik een optioneel spuitdopfilter om de kop van de spuitdop te beschermen en de levensduur ervan te verlengen.
Gebruik de spuitdopfiltertabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.
Kleurcode spuitdop (doorstroomhoeveelheid) | Grootte van filtergaas* | Kleurcode van filter |
---|---|---|
Geel (0,2 gpm) | 100 | Groen |
Rood (0,4 gpm) | 50 | Blauw |
Bruin (0,5 gpm) | 50 | Blauw |
Grijs (0,6 gpm) | 50 | Blauw |
Wit (0,8 gpm) | 50 | Blauw |
Blauw (1,0 gpm) | 50 | Blauw |
Groen (1,5 gpm) | 50 | Blauw |
*De gaasgrootte van de spuitdopfilters in deze tabel gaat uit van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water. |
Important: Als u chemicaliën met een hogere viscositeit (dikker) of oplossingen met bevochtigbare poeders gebruikt, dient u mogelijk een gaas met grotere openingen te gebruiken voor het optionele spuitdopfilter; zie Figuur 81.
Wanneer u met een hogere gebruiksdosis spuit, overweeg dan een groter gaas voor het spuitdopfilter; zie Figuur 82.
Important: Doe geen hergebruikt water (grijs water) in de watertank.
Note: De watertank is bedoeld als bron van schoon water zodat u chemicaliën van uw huid, ogen of andere oppervlakken kunt spoelen bij onbedoelde blootstelling. Vul de schoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.
De watertank bevindt zich op de rolbeugel, achter de bestuurdersstoel (Figuur 83). Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen.
Om de tank te vullen, schroeft u de dop bovenaan de tank los en vult u deze met schoon water. Plaats de dop terug.
Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien.
Monteer de voormengset voor chemische stoffen als u optimale mengprestaties wenst en de externe tank zo schoon mogelijk wilt houden.
Important: Gebruik indien mogelijk geen teruggewonnen water (grijs water) in de spuittank.
Important: De chemische stoffen die u gebruikt, moeten geschikt zijn voor VitonTM (raadpleeg het fabrieksetiket; dit moet aangeven of de chemische stoffen geschikt zijn). Chemische stoffen die niet geschikt zijn voor VitonTM tasten de O-ringen in de spuitmachine aan waardoor lekkage ontstaat.
Important: Als u de tank voor de eerste keer gevuld hebt, controleert u de tankbanden op speling. Indien nodig vastzetten.
Verwijder de conditioner uit het spuitsysteem door de secties te laten werken.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Controleer of de aftapklep van de tank gesloten is.
Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen.
Open het deksel van de spuittank.
Note: Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.
Giet ongeveer ¾ van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting.
Important: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank.
Start de motor, schakel de aftakas in en zet de gashendel open indien deze aanwezig is.
Zet de mengschakelaar AAN.
Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant.
Important: Als u een bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u dit met een kleine hoeveelheid water tot een dikke massa mengen voordat u dit toevoegt.
Giet de rest van het water in de tank.
Note: Voor een betere menging kunt u de gebruiksdosis verlagen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Important: De bevestigingen van de tankbanden te vast aandraaien kan vervorming en beschadiging van de tank en banden veroorzaken.
Vul de hoofdtank met water.
Controleer of u de tankbanden op de tank kunt bewegen (Figuur 85).
Als de tankbanden te los om de tank heen zitten, draai dan de flensborgmoeren en de bouten bovenaan de banden aan tot de banden gelijk komen met het oppervlak van de tank (Figuur 85).
Note: Zet de banden van de tank niet te vast.
Important: Voordat u het spuitsysteem van het model HDX Auto kalibreert, dient u de spuittank met schoon water te vullen en de machine gedurende ten minste 30 minuten laten spuiten met een druk van 2,75 bar of meer.
Note: Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom, snelheid en omloopkleppen van de spuitbomen te kalibreren.
Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.
Note: Zorg dat er genoeg water in de tank is om alle kalibratieprocedures te voltooien.
Laat de linker- en rechterspuitboom zakken.
Voor het model HDX Auto: laat de machine gedurende ten minste 30 minuten spuiten met een druk van 2,76 bar of meer. Vul de spuittank met schoon water wanneer u klaar bent.
Schakel de beveiligde instellingen uit; zie Beveiligde instellingen instellen.
Voor het model HDX-Auto stelt u het spuitsysteem in op manuele modus; zie Tussen manuele modus en automatische modus schakelen.
Door de gebruiker verstrekte benodigdheden: Stopwatch die op ± 1/10 van een seconde nauwkeurig kan meten en een opvangbeker met een schaalverdeling in 50 ml.
Note: Om de spuitstroom te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Schakel de pomp van de spuitmachine in en activeer de mengfunctie.
Trap het gaspedaal in totdat de motor het maximale toerental bereikt.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot de motor het maximale toerental bereikt.
Note: Laat de andere persoon monsters van de spuitdoppen nemen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot de motor het maximale toerental bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Zet de 3 afzonderlijke schakelaars en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Bereid u voor op een opvangtest met de opvangbeker met schaalverdeling.
Begin bij 2,76 bar en gebruik de gebruiksdosisschakelaar om de spuitdruk aan te passen tot een opvangtest de hoeveelheden in de tabel hieronder oplevert.
Note: Neem 3 monsters van 15 seconden en neem het gemiddelde van de verzamelde hoeveelheden water.
Kleur spuitdop | Milliliter opgevangen in 15 seconden | Ounces opgevangen in 15 seconden | ||
---|---|---|---|---|
Geel | 189 | 6,4 | ||
Rood | 378 | 12,8 | ||
Bruin | 473 | 16,0 | ||
Grijs | 567 | 19,2 | ||
Wit | 757 | 25,6 | ||
Blauw | 946 | 32,0 | ||
Groen | 1419 | 48,0 |
Wanneer de opvangtest de hoeveelheden in de onderstaande tabel oplevert, VERGRENDELT u de controleknop van de dosis.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer FLOW CAL als volgt:
Note: U kunt op elk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Druk tweemaal op de middelste selectieknop van het InfoCenter om naar de menu's te gaan.
Ga naar het kalibratiemenu door de rechterselectieknop van het InfoCenter in te drukken.
Selecteer FLOW CAL en druk op de rechterselectieknop van het InfoCenter.
In het volgende scherm voert u de gekende hoeveelheid water in die uit de spuitbomen zal worden gesproeid voor de kalibratieprocedure; raadpleeg de onderstaande tabel.
Druk op de rechter selectieknop van het InfoCenter.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om het vloeistofvolume in te voeren volgens de onderstaande tabel.
Kleur spuitdop | Liter | Amerikaanse gallons |
Geel | 42 | 11 |
Rood | 83 | 22 |
Bruin | 106 | 28 |
Grijs | 125 | 33 |
Wit | 167 | 44 |
Blauw | 208 | 55 |
Groen | 314 | 83 |
Schakel de hoofdschakelaar van de spuitbomen 5 minuten lang in.
Note: Terwijl de machine spuit, zal het InfoCenter de gemeten hoeveelheid vloeistof weergeven.
Laat de machine 5 minuten spuiten en vink het vakje af door de middelste knop van het InfoCenter in te drukken.
Note: Het is niet erg als de hoeveelheid die tijdens het kalibratieproces wordt weergegeven niet overeenstemt met de gekende hoeveelheid water die u in het InfoCenter hebt ingevoerd.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit en vink het vakje af door de middelste knop van het InfoCenter in te drukken.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Duid op een open, vlak terrein een afstand van 45 tot 152 m aan.
Note: Markeer een afstand van 152 meter voor een nauwkeuriger resultaat.
Start de motor en rij naar het begin van de aangeduide zone.
Note: Zet het midden van de voorste wielen precies boven de startlijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Speed Calibration.
Note: U kunt op elk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibratie te annuleren.
Selecteer de volgende pijl (→) in het InfoCenter.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om de gemarkeerde afstand in te voeren in het InfoCenter.
Voer een van de volgende procedures uit:
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie – Schakel de machine in eerste versnelling en rij de gemarkeerde afstand met vol gas in een rechte lijn.
Voor het model HDX-Auto: Schakel de machine in D (rijden) en rij de gemarkeerde afstand met vol gas in een rechte lijn.
Stop de machine op de gemarkeerde afstand en selecteer het vinkje in het InfoCenter.
Note: Vertraag en stop met het midden van de voorwielen precies op de lijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom en de snelheid te kalibreren en de omloop van de spuitbomen in te stellen.
Important: Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Note: Om de omloopleiding van de spuitbomen te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Zet de 3 spuitboomschakelaars in de stand AAN, maar laat de hoofdschakelaar van de spuitbomen UIT.
Zet de pompschakelaar op AAN en zet de mengschakelaar op aan.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot de motor het maximale toerental bereikt.
Note: Laat de andere persoon de omloopkleppen van de spuitbomen afstellen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot de motor het maximale toerental bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Test Speed.
Note: U kunt op elk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibratie te annuleren.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om een testsnelheid van 5,6 km/u in te voeren en selecteer dan het pictogram van het hoofdscherm.
Stel met behulp van de schakelaar de gebruiksdosis in aan de hand van de volgende tabel.
Kleur spuitdop | SI (metrisch) | Engels | Turf |
Geel | 159 liter/ha | 17 gpa | 0,39 gpk |
Rood | 319 liter/ha | 34 gpa | 0,78 gpk |
Bruin | 394 liter/ha | 42 gpa | 0,96 gpk |
Grijs | 478 liter/ha | 51 gpa | 1,17 gpk |
Wit | 637 liter/ha | 68 gpa | 1,56 gpk |
Blauw | 796 liter/ha | 85 gpa | 1,95 gpk |
Groen | 1,190 liter/ha | 127 gpa | 2,91 gpk |
Schakel de linkerspuitboom uit en stel de omloopklep van de linkerspuitboom (Figuur 86) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,76 bar).
Note: De nummeraanduidingen van de omloopklep dienen enkel ter referentie.
Schakel de linkerspuitboom in en de rechterspuitboom uit.
Stel de omloopklep van de rechterspuitboom (Figuur 86) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,76 bar).
Schakel de rechterspuitboom in en de middelste spuitboom uit.
Stel de omloopklep van de middelste spuitboom (Figuur 86) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,76 bar).
Zet alle spuitboomschakelaars uit.
Zet de spuitpomp uit.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Important: Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Note: Om de mengomloopklep te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Ga na of de mengregelklep open is. Als deze aangepast is, opent u ze nu volledig.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Schakel de pomp van de spuitmachine in.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot de motor het maximale toerental bereikt.
Note: Laat de andere persoon monsters van de spuitdoppen nemen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot de motor het maximale toerental bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Zet de 3 schakelaars van de afzonderlijke spuitboomkleppen UIT.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Stel de systeemdruk in op MAXIMUM.
Zet de mengschakelaar op UIT en lees de stand van de drukmeter af.
Als de stand 6,9 bar blijft, is de mengomloopklep juist gekalibreerd.
Als de drukmeter een andere stand aangeeft, gaat u door met de volgende stap.
Stel de mengomloopklep (Figuur 88) achteraan de mengklep in tot de drukmeter 6,9 bar aangeeft.
Druk de pompschakelaar naar de stand UIT, zet de gashendel op STATIONAIR en draai de startschakelaar naar de stand UIT.
Note: Stel de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar af om de vloeistofstroom die naar de mengdoppen in de tank wordt geleid te verkleinen of vergroten wanneer de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT staat.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Stel de parkeerrem in werking.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Schakel de pomp van de spuitmachine in.
Zet de mengschakelaar op AAN.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot de motor het maximale toerental bereikt.
Note: Laat de andere persoon monsters van de spuitdoppen nemen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot de motor het maximale toerental bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Stel de omloophendel van de spuitboomhoofdschakelaar af om te bepalen in welke mate de inhoud van de tank gemengd wordt (Figuur 88).
Verlaag de gasinstelling naar stationair.
Zet de mengschakelaar en de pompschakelaar op UIT.
Zet de motor af.
De spuitpomp bevindt zich aan de achterkant van de machine (Figuur 89).
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse juwelen.
Draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting volgens de aanwijzingen in het hoofdstuk Chemische veiligheid.
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.
Passagiers mogen alleen op de daarvoor bedoelde stoelen zitten.
Bedien de machine uitsluitend als de zichtbaarheid goed is. Vermijd putten en verborgen gevaren.
Voordat u de motor start: zorg dat u zich in de bestuurderspositie bevindt, de transmissie in de neutraalstand staat en de parkeerrem in werking is gesteld.
U en eventuele passagiers moeten blijven zitten wanneer de machine in beweging is. Houd indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vast. Houd uw armen en benen altijd binnen het compartiment van de bestuurder.
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter u bevindt. Rij langzaam achteruit.
Spuit nooit als er mensen, met name kinderen, en huisdieren in de buurt zijn.
Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand afbrokkelt.
Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.
Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen veroorzaken. Pak het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw handen uit de buurt van de spaken van het stuurwiel.
Stop de machine, zet de motor uit, verwijder het sleuteltje, stel de parkeerrem in werking en controleer op schade als u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt op een nat oppervlak, in ongunstige weersomstandigheden, bij hogere snelheden of als de machine zwaar geladen is. De stoptijd en de remweg zullen groter zijn in deze omstandigheden.
Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Schakel de spuitpomp uit.
Zet de machine af.
Zet de transmissie in NEUTRAAL (handgeschakelde transmissie) of in de PARKEERstand (automatische transmissie).
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor af.
Verwijder het sleuteltje.
Het uitlaatgas van de motor is fataal als dit wordt ingeademd. Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien.
U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.
De rolbeugel niet van de machine verwijderen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel is bevestigd en dat u deze snel kunt losmaken in een noodgeval.
Controleer grondig of er boven de machine obstakels zijn en zorg ervoor dat u deze niet raakt.
Houd de rolbeugel in goede staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
Vervang beschadigde onderdelen van de rolbeugel. Herstel of wijzig deze niet.
De rolbeugel is een integrale en doeltreffende veiligheidsvoorziening.
Een door Toro gemonteerde cabine wordt beschouwd als een rolbeugel.
Doe altijd de veiligheidsgordel om.
Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en ga na na of u de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.
Bepaal of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling, onder andere door het terrein te inspecteren. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Rij hellingen op en af. Voorkom dat u plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine moet veranderen. Als u toch een bocht moet maken, doe dit indien mogelijk langzaam en voorzichtig hellingafwaarts. Wees voorzichtig bij het achteruitrijden van de machine.
Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u op natte oppervlakken, dwars op een helling of hellingafwaarts maait. Als de wielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen.
Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
Wees extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt met werktuigen; zij kunnen de stabiliteit van de machine beïnvloeden.
Als de motor afslaat of als het voertuig vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.
Hou de transmissie altijd ingeschakeld (indien van toepassing) als u de machine van een helling af rijdt.
Parkeer de machine nooit op een helling.
Het gewicht van het materiaal in de tank kan het rijgedrag van de machine nadelig beïnvloeden. Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:
Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.
Vloeibare ladingen schuiven, vooral wanneer u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan de machine omslaan.
Om de Multi Pro WM te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen. Zo kunt u beter chemische stoffen niet 's avonds in de tank gieten en mengen en pas de volgende ochtend gaan spuiten. Hierdoor worden de chemische stoffen gescheiden, hetgeen schade kan toebrengen aan de onderdelen van de spuitmachine.
Important: De markeringen op de tank zijn uitsluitend bedoeld als referentie en kunnen niet als nauwkeurig worden beschouwd voor kalibratie.
Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
Zorg ervoor dat uw huid niet in contact komt met chemische stoffen. Als dit toch gebeurt, moet u de desbetreffende plek grondig afspoelen met zeep en schoon water.
Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de chemische stoffen.
De Multi Pro WM heeft een hoge duurzaamheid, zodat deze de vereiste levensduur heeft. Om speciale redenen zijn op verscheidene plaatsen op uw spuitmachine verschillende materialen gebruikt om dit doel te verwezenlijken. Helaas bestaat er geen enkele materiaal dat perfect is voor alle voorzienbare spuitwerkzaamheden.
Sommige chemische stoffen zijn agressiever dan andere en elke chemische stof reageert anders met verschillende materialen. Een aantal vaste stoffen (zoals bevochtigbaar poeder, houtskool) heeft een sterker schurende werking en veroorzaakt meer slijtage. Als een chemische stof verkrijgbaar is in een samenstelling die de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken.
Verder moet u natuurlijk altijd uw machine en spuitsysteem na gebruik grondig reinigen. Dit garandeert een langdurig en probleemloos gebruik van de spuitmachine.
Important: Om ervoor te zorgen dat de oplossing goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Om te mengen, moet u de aftakas inschakelen en de motor sneller dan stationair laten draaien. Als u de machine stopt en wilt gaan mengen, moet u de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND zetten, de parkeerrem in werking stellen, de aftakas inschakelen, de koppeling laten opkomen, en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
Note: Deze procedure gaat ervan uit dat de aftakas ingeschakeld is (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) en de spuitboomkleppen gekalibreerd zijn.
Breng de spuitbomen omlaag.
Voor modellen uit de HDX-Auto-serie stelt u de spuitmodusschakelaar als volgt in:
Wanneer u de spuitmachine in MANUELE MODUS gebruikt, druk de schakelaar dan naar rechts: zie Schakelaar spuitmodus (model HDX-Auto).
Wanneer u de spuitmachine in AUTOMATISCHE MODUS gebruikt, druk de schakelaar dan naar links.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Zet de gewenste spuitboomschakelaars in de AAN-stand.
Rij naar het gebied waar u gaat spuiten.
Ga naar het gebruiksdosisscherm van het InfoCenter en stel de gewenste gebruiksdosis als volgt in:
Zorg dat de schakelaar van de pomp AAN staat.
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie stelt u het gewenste versnellingenbereik in.
Begin met de gewenste snelheid te rijden.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie of met een automatische transmissie die gebruikt wordt in de manuele modus, dient u na te gaan of de monitor de juiste gebruiksdosis aangeeft. Indien nodig gebruikt u de schakelaar voor de gebruiksdosis om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen.
Note: Voor modellen uit de HD-serie met automatische transmissie die gebruikt worden in automatische modus, past de computer de spuitdruk automatisch aan om de gebruiksdosis te behouden.
Rij terug naar het terrein waar u spuitwerkzaamheden uitvoert.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN en begin met spuiten.
Note: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. Zet de mengklep uit om dit te voorkomen. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken.
Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna schakelt u de aftakas uit (modellen uit de HD serie met manuele transmissie).
Important: In sommige omstandigheden kan de hitte van de motor, de radiateur en de knaldemper schade toebrengen aan het gras als de spuitmachine wordt gebruikt in een stationaire stand. De machine loopt stationair als u de spuitvloeistof in de tank mengt, handmatig spuit met een spuitpistool of een loopspuitboom gebruikt.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
Spuit nooit in een stationaire stand bij zeer hete en/of droge omstandigheden of als het gazon tijdens deze perioden meer te lijden kan hebben.
Parkeer nooit op het gazon als u spuit in de stationaire stand. Parkeer op een pad als dit mogelijk is.
Beperk zo veel mogelijk de tijd dat u de machine op een bepaald stuk van het gazon laat draaien. De mate van grasbeschadiging is afhankelijk van de tijd en de temperatuur.
Stel het motortoerental zo laag mogelijk af om de gewenste druk en stroom te verkrijgen. Dit beperkt de hitte die wordt ontwikkeld en de snelheid van de lucht die de koelventilator voortbrengt.
Laat de hitte naar boven ontsnappen vanuit het motorcompartiment door de stoel omhoog te zetten als de machine wordt gebruikt in de stationaire stand, zodat de hitte niet via de onderkant van de machine wordt afgevoerd.
Met de hefschakelaars van de spuitbomen op het bedieningspaneel van de spuitmachine kunt u de buitenste spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Breng de machine indien mogelijk tot stilstand voordat u de positie van de spuitbomen verandert.
Stel de hendel van de hydraulische hefinrichting in werking en vergrendel hem om te zorgen voor de hydraulische bekrachtiging die nodig is om de spuitboomlift te bedienen.
Voer de volgende stappen uit om de buitenste spuitbomen in de SPUITstand te zetten:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Laat de buitenste spuitbomen zakken met behulp van de hefschakelaars van de spuitbomen.
Note: Wacht totdat de buitenste spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand.
Voer het spuiten uit en voer dan de volgende stappen uit om de buitenste spuitbomen in de transportstand te zetten:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Breng de buitenste spuitbomen met de hefschakelaars omhoog totdat zij geheel gekruist over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Important: Laat de hefschakelaar(s) van de spuitbomen los zodra de buitenste spuitbomen de gewenste stand hebben bereikt. De actuators tot tegen de mechanische begrenzers laten bewegen kan de hefcilinders en/of andere hydraulische componenten beschadigen.
Important: Om schade aan de hefcilinder te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de actuators volledig zijn ingetrokken voordat u de machine gaat transporteren.
De spuitmachine heeft transporthouders voor de spuitbomen die zijn voorzien van een unieke beveiliging. Als de spuitbomen in de transportstand per ongeluk in aanraking komt met een laag overhangend object, kunt u de spuitbomen uit de transporthouders drukken. In dit geval komen de spuitbomen in een bijna horizontale stand op de achterkant van de machine te rusten. Hoewel de spuitbomen hierbij geen schade oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder.
Important: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet gekruist worden getransporteerd in de transporthouder.
Om de spuitbomen terug te plaatsen in de transporthouder, moet u ze neerlaten in de spuitstand en vervolgens weer omhoogbrengen in de transportstand. Zorg ervoor dat de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.
Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Schakel met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt. Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.
U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.
Let op veranderingen in de gebruiksdosis die kunnen aangeven dat uw snelheid te hoog is voor het bereik van de spuitdoppen of dat er problemen zijn met het spuitsysteem.
Voor modellen uit de HD-serie met een automatische transmissie die gebruikt worden in de automatische modus
Note: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro distributeur.
Als u de spuitmachine bij lage snelheid gebruikt en de computer een spuitsysteemdruk aanhoudt die lager is dan de aanbevolen druk voor de betreffende spuitdoppen, zal de chemische oplossing niet goed uit de spuitdoppen komen (stromen of druppelen). Kies een spuitdop met een lagere aanbevolen gebruiksdosis.
Als u de spuitmachine bij hoge snelheid gebruikt en de computer de maximale spuitsysteemdruk aanhoudt, kan het dat de spuitdruk toch ontoereikend is om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen. Ga dan trager rijden om uw gebruiksdosis te verkrijgen of kies een spuitdop die geschikt is voor een grotere gebruiksdosis.
Als een spuitdop tijdens het spuiten verstopt raakt, moet u de spuitdop als volgt schoonmaken:
Parkeer de veldspuit op een gelijke ondergrond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Zet de hoofdschakelaar op UIT en zet vervolgens de schakelaar van de spuitpomp op UIT.
Verwijder de verstopte spuitdop en maak deze schoon met een spuitfles met water en een tandenborstel.
Monteer de spuitdop.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Aan het einde van de werkdag moet u al het chemisch restmateriaal van de buitenkant van de machine wassen; raadpleeg het hoofdstuk over Chemische veiligheid.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig.
Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.
Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Ga naar de aftapplug aan de rechterkant van de machine (Figuur 93).
Open de klep en laat al het resterende materiaal uit de tank lekken (Figuur 94).
Important: Voer chemisch afval af volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de instructies van de fabrikant van het materiaal.
Sluit de aftapklep (Figuur 94).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Important: U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken.
Gebruik de goedgekeurde spoelset voor deze machine. Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro verdeler.
Reinig het spuitsysteem na elke spuitbeurt. Om het spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk gaan:
Spoel het systeem 3 keer om.
Gebruik de reinigings- en neutraliseermiddelen die worden aanbevolen door de fabrikanten van de chemische stoffen.
Gebruik zuiver, schoon water (zonder reinigings- en neutraliseermiddelen) voor de laatste spoelbeurt.
Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel.
Note: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water. Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.
Laat de spuitbomen neer in de spuitstand.
Start de motor en zet de pompschakelaar op AAN.
Zet de gashendel in een hogere stationaire stand.
Zorg dat de mengschakelaar op AAN staat en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen en de afzonderlijke spuitboomschakelaars op AAN om te beginnen met spuiten.
Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten.
Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT, schakel de pomp van de spuitmachine uit en zet de motor af.
Herhaal stappen 1 tot en met 9 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd.
Important: U moet deze procedure altijd minstens drie keer uitvoeren om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem helemaal schoon is, om schade aan het systeem te voorkomen.
Reinig de zuigkorf en het drukfilter; zie Zuigkorf reinigen en Drukfilter reinigen.
Important: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen.
Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.
Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder bovenaan de spuittank de borgclip waarmee de slangfitting bevestigd is aan de grote slang van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 95).
Verwijder de slang en de slangfitting van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 95).
Trek de zuigkorf uit zijn behuizing in de tank (Figuur 96).
Reinig de zuigkorf met schoon water.
Important: Vervang de zuigkorf als deze beschadigd is of niet goed kan worden gereinigd.
Plaats de zuigkorf in het huis totdat deze goed op zijn plaats zit.
Lijn de slang en de slangfitting uit met de behuizing van de korf bovenaan de tank en bevestig de fitting en de behuizing met de borgclip die u verwijderd hebt in stap 2.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Plaats een opvangbak onder het drukfilter (Figuur 97).
Draai de aftapdop linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 97).
Note: Laat de bak volledig leeglopen.
Draai de bak linksom en verwijder de filterkop (Figuur 97).
Verwijder het drukfilterelement (Figuur 97).
Reinig het filterelement met schoon water.
Important: Vervang het filter als dit beschadigd is of niet grondig kan worden gereinigd.
Controleer de pakking voor de aftapplug (in de bak) en de pakking voor de bak (in de filterkop) op schade en slijtage (Figuur 97).
Important: Vervang beschadigde of versleten pakkingen voor de plug, de bak of beide.
Monteer het drukfilterelement in de filterkop (Figuur 97).
Note: Zorg dat het filterelement stevig in de filterkop zit.
Maak de bak handmatig vast op de filterkop (Figuur 97).
Monteer de aftapdop op de fitting onderaan de bak en draai de dop handmatig vast (Figuur 97).
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Neem de spuitdop uit de houder Figuur 98
Verwijder het spuitdopfilter (Figuur 98).
Reinig het spuitdopfilter met schoon water.
Important: Vervang de zuigkorf als deze beschadigd is of niet goed kan worden gereinigd.
Monteer het spuitdopfilter (Figuur 98).
Note: Verzeker dat het filter goed op zijn plaats zit.
Monteer de spuitdop op de spuitdophouder (Figuur 98).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na elk gebruik |
|
Specificatie conditioner: propyleenglycol ‘niet-toxisch antivriesmiddel’ met corrosieremmer
Important: Gebruik alleen propyleenglycol met corrosieremmer. Gebruik geen recyclede propyleenglycol. Gebruik geen antivriesmiddel op basis van ethyleenglycol.Gebruik geen propyleenglycol waaraan oplosbare alcoholen (methanol, ethanol of isopropanol) of pekelproducten zijn toegevoegd.
Rij de machine naar een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Voeg als volgt conditioner toe aan de tank:
Voor propyleenglycol antivriesmiddel dat klaar is om te gebruiken (voorgemengd): voeg 37,8 liter propyleenglycol antivriesmiddel toe in de tank.
Voor geconcentreerd propyleenglycol antivriesmiddel voert u de volgende stappen uit:
Voeg in de spuittank een mengsel van 37,8 liter toe dat bestaat uit propyleenglycol antivriesmiddel en water. Bereid het antivriesmengsel voor zoals aangegeven door de fabrikant voor een concentraat dat geschikt is voor temperaturen tot minimaal -45 °C.
Important: Gebruik uitsluitend schoon water om de spuitmachine te reinigen.
Start de motor en zet de spuitpompschakelaar op AAN.
Trap het gaspedaal in om het motortoerental te verhogen.
Zet de mengschakelaar op AAN.
Laat de conditioner en de wateroplossing gedurende 3 minuten of langer circuleren.
Aanbevolen tool: een doorzichtige maatbeker.
Rij de machine naar het gebied met de afvoerplaat en stel de parkeerrem in werking.
Laat de buitenste spuitbomen neer.
Zet de schakelaars voor de linker, middelste en rechter spuitboom en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Laat het spuitsysteem spuiten totdat de spuitdoppen de conditioner hebben afgevoerd.
Note: De meeste propyleenglycol antivriesmiddelen hebben een roze kleur. Gebruik de maatbeker om bij verschillende spuitdoppen monsters te nemen van de uitstroming van de spuitmachine.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen, de 3 schakelaars van de spuitbomen, de mengschakelaar, de spuitpompschakelaar en de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Voor informatie over het transporteren of slepen van de machine kunt u de Gebruikershandleiding van uw Workman raadplegen.
Important: Maak de buitenste spuitbomen vast aan de transporthouders van de spuitbomen.
Note: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Breng de machine tot stilstand op een horizontaal oppervlak.
Zet de transmissie in NEUTRAAL (handgeschakelde transmissie) of in de PARKEERstand (automatische transmissie).
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor af.
Verwijder het sleuteltje.
Wacht tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.
Reinig en spoel de spuitmachine grondig voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig zijn voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen.
U moet de waarschuwingsetiketten en de veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen.
Bescherm altijd uw huid als u in de buurt van chemische stoffen bent. Om te voorkomen dat u in aanraking komt met chemische stoffen, dient u geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) te gebruiken, waaronder de volgende:
oogbescherming, veiligheidsbril en/of gelaatsscherm
een chemicaliënpak
een stof- of filtermasker
handschoenen die bestand zijn tegen chemicaliën
rubberen laarzen of ander stevig schoeisel
schone reservekleding, zeep en wegwerphanddoeken om uzelf schoon te maken
Weiger de machine te gebruiken of er werkzaamheden aan te verrichten als deze informatie niet beschikbaar is.
De machine niet vullen, kalibreren of reinigen wanneer er mensen, in het bijzonder kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.
Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.
Niet eten, drinken of roken als u in de buurt van chemische stoffen werkt.
Spuitdoppen niet schoonmaken door erin te blazen of ze in uw mond te nemen.
Was uw handen en andere onbedekte lichaamsdelen altijd zo snel mogelijk nadat u met chemische stoffen hebt gewerkt.
Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening van een tank.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor afzetten, het sleuteltje verwijderen en de machine laten afkoelen.
Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.
Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, chemische stoffen, gras, bladeren en vuil houden.
Als u de motor moet laten lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.
Stel de rijsnelheid van de machine niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro verdeler.
Indien een belangrijke reparatie nodig is of u technische hulp wilt, moet u contact opnemen met een erkende Toro verdeler.
Elke aanpassing van deze machine die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van de machine, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Na elk gebruik |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw machine en de handleiding van de motor voor bijkomende onderhoudsprocedures.
Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Werking van rem en parkeerrem controleren. | |||||||
Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. | |||||||
Brandstofpeil controleren. | |||||||
Motoroliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Transaxle-oliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Luchtfilter controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Koelribben van de motor controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Controleren of motor ongewone geluiden maakt. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
De bandenspanning controleren. | |||||||
Controleren op lekkages. | |||||||
Werking van instrumenten controleren. | |||||||
Werking van het gaspedaal controleren. | |||||||
Zuigkorf reinigen. | |||||||
Toespoor controleren. | |||||||
Vet in alle smeernippels spuiten.1 | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. |
1Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
1 | ||
2 | ||
3 | ||
4 | ||
5 | ||
6 | ||
7 | ||
8 | ||
9 | ||
10 |
Als u het sleuteltje in de starterschakelaar laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start, waardoor u en omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit de starterschakelaar en maak de min-abel los van de accu voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Druk de kabel opzij zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de accupool.
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij u bevestigingsmateriaal verwijdert.
U kunt de tank omhoog brengen om goed bij de motor en overige interne onderdelen te kunnen. Kantel het verlengstuk van de spuitboom naar voren om het gewicht gelijkmatiger te verdelen.
Laat de spuittank leeglopen.
Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging ongeveer 45° omhoog te brengen.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.
Verwijder de veiligheidsbouten uit de voorzijde van de steunbalk (Figuur 99).
Vouw de spuitboomverlengingen naar voren langs de tankconstructie om het gewicht gelijkmatiger te verdelen en om achteroverkantelen te voorkomen.
Breng de tankconstructie omhoog totdat de hefcilinders hun uiterste positie hebben bereikt.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figuur 100).
Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het stanguiteinde van de hefcilinder (Figuur 101).
Als u klaar bent om de tank te laten zakken, verwijdert u de laadbakbeveiliging van de cilinder en plaatst u deze in de beugels aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel.
Important: Probeer nooit de tankconstructie neer te laten met de laadbakbeveiliging op de cilinder.
Trek de hefcilinder terug om de tank voorzichtig op het frame te laten zakken.
Bevestig de twee bevestigingsbouten en het bevestigingsmateriaal om de tankconstructie vast te zetten.
Vouw de spuitboomverlenging naar achteren tot de uitgeschoven stand.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging omhoog te brengen tot de TRANSPORTSTAND.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Type smeermiddel: Mobil XHP 461
Zoek de smeernippels van de spuitpomp op.
Note: De spuitpomp bevindt zich aan de achterkant van de machine.
Veeg de 2 uitwendige smeernippels schoon.
Pomp vet in de uitwendige smeernippels.
Veeg overtollig vet weg.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Important: Als u het spuitboomscharnier afspoelt met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet u nieuw vet op het scharnier smeren.
Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 103.
Veeg overtollig vet weg.
Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade. Vervang slangen en fittingen als deze beschadigd zijn.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: Kies de gewenste maasgrootte van de zuigkorf voor uw toepassing, zie Een zuigkorf kiezen.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder bovenaan de spuittank de borgclip waarmee de slangfitting bevestigd is aan de grote slang van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 104).
Verwijder de slang en de slangfitting van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 104).
Verwijder de oude zuigkorf uit de behuizing in de tank (Figuur 105).
Note: Gooi het oude filter weg.
Monteer de nieuwe zuigkorf in de behuizing.
Note: Verzeker dat de korf goed op zijn plaats zit.
Lijn de slang en de slangfitting uit met de behuizing van de korf bovenaan de tank en bevestig de fitting en de behuizing met de borgclip die u verwijderd hebt in stap 2.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: Kies de gewenste maasgrootte van de zuigkorf voor uw toepassing, zie Een drukfilter kiezen.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Plaats een opvangbak onder het drukfilter (Figuur 106).
Draai de aftapdop linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 106).
Note: Laat de bak volledig leeglopen.
Draai de bak linksom en verwijder de filterkop (Figuur 106).
Verwijder het oude drukfilterelement (Figuur 106).
Note: Gooi het oude filter weg.
Controleer de pakking voor de aftapplug (in de bak) en de pakking voor de bak (in de filterkop) op schade en slijtage (Figuur 106).
Note: Vervang beschadigde of versleten pakkingen voor de plug, de bak of beide.
Monteer het nieuwe drukfilterelement in de filterkop (Figuur 106).
Note: Zorg dat het filterelement stevig in de filterkop zit.
Maak de bak handmatig vast op de filterkop (Figuur 106).
Monteer de aftapdop op de fitting onderaan de bak en draai de dop handmatig vast (Figuur 106).
Note: Kies de gewenste maasgrootte van het spuitdopfilter voor uw toepassing, zie Een spuitdopfilter kiezen (optioneel).
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Neem de spuitdop uit de houder Figuur 107
Verwijder het oude spuitdopfilter (Figuur 107).
Note: Gooi het oude filter weg.
Monteer het nieuwe spuitdopfilter (Figuur 107).
Note: Verzeker dat de korf goed op zijn plaats zit.
Monteer de spuitdop op de spuitdophouder (Figuur 107).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: De volgende onderdelen zijn onderhevig aan slijtage door gebruik, tenzij deze gebreken vertonen, en vallen niet onder de dekking van de garantie op deze machine.
Laat een erkende Toro distributeur de volgende inwendige onderdelen van de pomp op schade controleren:
Pompmembraan
Pompterugslagkleppen
Vervang deze onderdelen indien noodzakelijk.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Zet de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met steunen of hijsbanden en hijsvoorzieningen.
Verwijder de bout en moer waarmee draaipen bevestigd is, en verwijder de pen (Figuur 108).
Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het eindkanaal van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen.
Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkant van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 108).
Note: Vervang versleten of beschadigde bussen.
Smeer de nylon draaibussen in met een beetje olie en monteer de bussen in de draaibeugel (Figuur 108).
Lijn de openingen in de draaibeugel uit met de openingen in het eindkanaal (Figuur 108).
Plaats de draaipen en zet deze vast met de flensbout en de flensborgmoer die u in stap 3 verwijderd hebt.
Herhaal stap 2 tot en met 8 voor de andere buitenste spuitboom.
De volgende procedure kan worden gebruikt voor het instellen van de actuators op het midden om linker en rechter spuitboom op hetzelfde niveau te houden.
Klap de spuitbomen in de spuitstand.
Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 109).
Til de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 109), en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken.
Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.
Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de contramoer los zodat de stang met het oog kan worden bewogen (Figuur 110).
Draai de oogstang in de actuatorstang om de uitstekende actuator te verkorten of te verlengen tot de gewenste stand (Figuur 110).
Note: Draai de stang met het oog in halve of volledige slagen zodat u de stang aan de spuitboom kunt monteren.
Zodra de gewenste positie is bereikt, bevestigt u de contramoer om de actuator en de oogstang vast te zetten.
Hef de spuitboom op zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden.
Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 109).
Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.
Herhaal deze procedure indien nodig bij alle andere lagers van de actuatorstang.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Het volledige spuitsysteem grondig uitspoelen en aftappen.
Verwijder de vloeistofstroommeter en spoel deze af met schoon water.
Verwijder de borgring aan de stroomopwaartse kant (Figuur 111).
Reinig de turbine en de turbinenaaf om metaalvijlsel en bevochtigbaar poeder te verwijderen.
Controleer de turbinebladen op slijtage.
Note: Houd de turbine in uw hand en laat deze draaien. De turbine moet vrij kunnen draaien en mag niet te veel aanlopen. Als de turbine niet vrij draait of erg aanloopt, moet u deze vervangen.
Monteer de vloeistofstroommeter.
Gebruik lichte luchtdruk (0,34 bar) om ervoor te zorgen dat de turbine vrij draait.
Note: Als de turbine niet vrij draait, geef dan de zeskantige pal aan de onderkant van de turbinenaaf 1/16 draai tot de turbine vrij draait.
Reinig de regelklep voor de gebruiksdosis aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de mengklep aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de hoofdklep van de spuitbomen aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de 3 spuitboomkleppen aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Maak de stekker met 3 pennen van de klepactuator los van de elektrische connector met 3 contacten van de kabelboom van de spuitmachine.
Verwijder de borgclip waarmee de actuator bevestigd is aan de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de mengklep, de hoofdklep of de klep van de spuitboom (Figuur 112).
Note: Knijp de 2 pennen van de borgclip samen terwijl u hem naar beneden drukt.
Note: Bewaar de actuator en de borgclip om deze later te monteren in De klepactuator plaatsen.
Verwijder de actuator uit de verdelerklep.
Verwijder de 2 flensklemmen en 2 pakkingen waarmee de verdeler voor de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd (Figuur 113) aan het drukfilter en de mengklep.
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De verdelerklep voor de gebruiksdosis plaatsen.
Verwijder de borgclip waarmee de uitgaande fitting aan de verdelerkoppeling voor de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd (Figuur 114).
Verwijder de 2 flenskopbouten (¼" x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") waarmee de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de verdeler uit de machine (Figuur 114).
Note: Maak indien nodig de bevestigingsmaterialen van de drukfilterkop los om de regelklep voor de gebruiksdosis gemakkelijker te kunnen verwijderen.
Note: Bewaar de flenskopbouten, flensborgmoeren en borgclip voor montage in De verdelerklep voor de gebruiksdosis plaatsen.
Verwijder de 3 flensklemmen en 3 pakkingen waarmee de verdeler voor de mengklep is bevestigd (Figuur 115) aan de mengomloopklep, de regelklep voor de gebruiksdosis en de hoofdspuitboomklep.
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De mengverdelerklep monteren.
Verwijder de borgclip waarmee de vrouwelijke snelkoppelfitting aan de snelkoppelfitting van de verdeler voor de mengklep is bevestigd (Figuur 116).
Verwijder de flenskopbout (¼" x ¾") en flensborgmoer (¼") waarmee de mengklep is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de verdeler uit de machine (Figuur 116).
Note: Bewaar de flenskopbouten, flensborgmoer en borgclip voor montage in De mengverdelerklep monteren.
Verwijder de flensklemmen en pakkingen waarmee de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom (Figuur 117) is bevestigd aan de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar, de mengklep en de elleboogfitting van 90° (aan het uiteinde van de slang voor de vloeistofmeter).
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom plaatsen.
Verwijder de borgclip waarmee de uitgaande fitting van 90° aan de verdelerkoppeling voor de hoofdklep van de spuitboom is bevestigd (Figuur 118).
Verwijder de flenskopbout (¼" x ¾") en flensborgmoer (¼") waarmee de hoofdklep van de spuitboom is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de klepverdeler uit de machine (Figuur 118).
Note: Bewaar de flenskopbout, flensborgmoer en borgclip voor montage in De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom plaatsen.
Verwijder de klemmen en pakkingen waarmee de verdeler voor de spuitboomklep (Figuur 119) bevestigd is aan de aangrenzende spuitboomklep (indien linker spuitboomklep en verloopkoppeling).
Verwijder de borgclips waarmee de uitgaande fitting is bevestigd aan de verdelerklep van de spuitbomen en de borgclips waarmee de verdeler aan de omloopfitting is bevestigd (Figuur 120).
Bij de kleppen van de linker en rechter spuitbomen: verwijder de flenskopbouten en flensmoeren waarmee de klep(pen) van de spuitbomen aan de klepbevestiging zijn bevestigd en verwijder de klepverdeler(s) uit de machine. Bij de klep van de middelste spuitboom: verwijder de spuitboomklepverdeler uit de machine (Figuur 121).
Plaats de afsluiter zo dat deze in de gesloten stand staat (Figuur 122B).
Verwijder de 2 dopaansluitingen van de uiteinden van de verdelerbehuizing (Figuur 123 en Figuur 124).
Draai de afsluiter zo dat de kogel in de geopende stand staat (Figuur 122A).
Note: Wanneer de afsluiter in het verlengde van de stroom in de klep ligt, zal de kogel eruit glijden.
Verwijder de houder van de afsluiter uit de openingen in de ventielopening van de verdeler (Figuur 123 en Figuur 124).
Neem de houder van de afsluiter en de zitting van de afsluiter uit de verdeler (Figuur 123 en Figuur 124).
Neem de ventieleenheid uit de verdelerbehuizing (Figuur 123 en Figuur 124).
Reinig de binnenkant van de verdeler en de buitenkant van de kogelklep, de ventieleenheid, de borgclip en de eindsluitingen.
Door de bestuurder verstrekt materiaal: doorzichtig siliconenvet.
Important: Gebruik uitsluitend siliconenvet wanneer u de klep monteert.
Controleer de staat van de O-ringen van de uitgaande fitting (alleen spuitboomklepverdeler), de O-ringen van de dopafdichting, de O-ringen van de achterzitting en de kogelzitting op schade of slijtage (Figuur 123 en Figuur 124).
Note: Vervang versleten of beschadigde O-ringen en zittingen.
Breng siliconenvet aan op de afsluiter en steek deze in de zitting van de afsluiter (Figuur 123 en Figuur 124).
Monteer de afsluiter en de zitting in de verdeler en bevestig de afsluiter en de zitting met de houder van de afsluiter (Figuur 123 en Figuur 124).
Zorg dat de O-ring van de achterzitting en de kogelzitting uitgelijnd zijn en op hun plaats zitten in de dopaansluiting (Figuur 123 en Figuur 124)
Breng de dopaansluiting aan op de verdelerbehuizing tot de flens van de dopaansluiting contact maakt met de verdelerbehuizing (Figuur 123 en Figuur 124). Draai vervolgens de dopaansluiting nog ⅛ tot ¼ slag.
Note: Wees voorzichtig zodat u het uiteinde van de aansluiting niet beschadigt.
Steek de kogel in de klepbehuizing (Figuur 125).
Note: De afsluiter moet in de kogelopening passen. Als de afsluiter er niet in past, dient u de locatie van de kogel aan te passen (Figuur 125).
Draai de afsluiter zo dat de klep gesloten is (Figuur 122B)
Herhaal stap 4 en 5 voor de andere dopaansluiting.
Lijn een pakking uit tussen de flenzen van de regelklep voor de gebruiksdosis en de drukfilterkop (Figuur 126A).
Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de drukfilterkop los om speling te verkrijgen.
Monteer de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de drukfilterkop met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 126A).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de regelklep voor de gebruiksdosis en de mengklepverdeler (Figuur 126A).
Monteer de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 126A).
Monteer de regelklep voor de gebruiksdosis aan de klepbevestiging met de 2 flenskopbouten en 2 flensborgmoeren (Figuur 126A) die u hebt verwijderd in stap 3 van De verdelerklep voor de gebruiksdosis verwijderen en draai de moer en bout vast tot 10-12 N·m.
Monteer de uitgaande fitting op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de regelklep voor de gebruiksdosis (Figuur 126B).
Bevestig de koppeling van de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (Figuur 126B).
Als u het bevestigingsmateriaal hebt losgezet voor de drukfilterkop, dient u de moer en bout aan te draaien tot 10-12 N·m.
Lijn de flens van de mengklepverdeler uit met een pakking en de flens van de mengomloopklep (A van Figuur 127).
Note: Maak indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de hoofdklep van de spuitboom los om speling te verkrijgen.
Monteer de mengomloopklep, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 128).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de regelklep voor de gebruiksdosis en de mengklepverdeler (Figuur 128A).
Monteer de regelklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 128A).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de mengklepverdeler en de hoofdklep van de spuitboom (Figuur 128A).
Monteer de mengklepverdeler, de pakking en de hoofdklep van de spuitboom met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 128A).
Monteer de uitgaande fitting op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de mengklep (Figuur 128B).
Bevestig de uitgaande fitting aan de koppelingfitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (Figuur 128B).
Monteer de mengklep aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer (Figuur 127) die u hebt verwijderd in stap 3 van De mengverdelerklep verwijderen en draai de moer en bout aan met 10-12 Nm.
Als u het bevestigingsmateriaal van de hoofdklep van de spuitboom hebt losgedraaid, dient u de moer en bout aan te draaien met 10 tot 12 Nm.
Lijn de flens van de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom uit met een pakking en de flens van de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar (Figuur 129).
Monteer de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom, de pakking en de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar met een handvast aangedraaide flensklem (Figuur 129).
Lijn de flens van de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom uit met een pakking en de mengklepverdeler (Figuur 129).
Monteer de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 129).
Lijn de houder van de uitgaande fitting van 90° uit op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom (Figuur 130).
Bevestig de koppeling van de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (Figuur 130).
Monteer de mengklep aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer (Figuur 129) die u hebt verwijderd in stap 3 van De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom verwijderen en draai de moer en bout aan met 10-12 Nm.
Monteer de bovenste dopaansluiting van de verdelerklep in de omloopfitting (Figuur 131A).
Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de omloopfitting los om speling te verkrijgen.
Bevestig de dopaansluiting aan de omloopfitting door een borgclip in de houder van de omloopfitting te brengen (Figuur 131A).
Monteer de uitgaande fitting op de onderste dopaansluiting van de verdelerklep (Figuur 131A).
Bevestig de dopaansluiting aan de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te brengen (Figuur 131A).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de verloopkoppeling en de spuitboomklepverdeler (Figuur 131B).
Monteer de verloopkoppeling, de pakking en de spuitboomklepverdeler met een klem en draai handmatig vast (Figuur 131B).
Bij de montage van de 2 spuitboomkleppen uiterst links dient u pakking uit te lijnen tussen de flenzen van de 2 aangrenzende spuitboomklepverdelers (Figuur 131B).
Monteer de 2 aangrenzende spuitboomklepverdelers en een pakking met een klem en draai deze met de hand vast (Figuur 131B).
Bij de kleppen van de linker en rechter spuitbomen: monteer de kleppen aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer die u hebt verwijderd in stap 3 van De spuitboomverdelerklep verwijderen en draai de moeren en bouten aan met 10-12 N·m.
Als u het bevestigingsmateriaal hebt losgedraaid voor de omloopfitting, dient u de moer en bout aan te draaien tot 10-12 N·m.
Lijn de actuator uit met de verdelerklep (Figuur 112).
Bevestig de actuator en de klep met de borgclip die u hebt verwijderd in stap 3 van De klepactuator verwijderen.
Sluit de stekker met 3 contacten van de klepactuatorkabelboom aan op de connector met 3 contacten van de kabelboom van de spuitmachine.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de spuitpomp en de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Note: Voor modellen uit de HD-serie en de HDX-serie met een handgeschakelde versnellingsbak schakelt u de aftakas uit.
Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.
Behandel het spuitsysteem als volgt:
Laat de watertank leeglopen.
Laat het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.
Maak roestwerende, niet op alcohol gebaseerde antivriesoplossing voor motorvoertuigen aan volgens de instructies van de fabrikant.
Giet de antivriesoplossing voor motorvoertuigen in de watertank en de spuittank.
Laat de spuitpomp een paar minuten lopen zodat de antivries voor motorvoertuigen door het spuitsysteem en eventueel gemonteerde spuitaccessoires stroomt; zie Spuitpomp.
Laat de watertank en het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.
Til de spuitbomen op met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift. Breng de spuitbomen omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Note: Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Voer de volgende onderhoudsstappen uit wanneer u de machine voor korte of lange tijd gaat stallen:
Korte stalling (minder dan 30 dagen), reinig het spuitsysteem; zie De spuitmachine reinigen.
Lange stalling (langer dan 30 dagen), doe het volgende:
Maak de spuitkleppen schoon; zie De kleppen van de spuitmachine reinigen.
Smeer de spuitmachine; zie Smering.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast.
Note: Vervang of repareer versleten of beschadigde onderdelen.
Controleer de staat van alle spuitslangen.
Note: Vervang versleten en beschadigde slangen.
Draai alle slangaansluitingen vast.
Werk alle krassen en afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro distributeur.
Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.
Verwijder het contactsleuteltje uit de starterschakelaar en bewaar het op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Vermogen hefwerktuig: 408 kg
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een gevaar door opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen kan deze bewegen of vallen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij u bevestigingsmateriaal verwijdert.
Koppel de accukabels los van de accu; zie De accu afkoppelen.
Maak de zekeringhouder van de spuitmachine los van de zekeringhouder van de machine, en koppel de bedrading tussen de 2 zekeringhouders los; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Verwijder de kabelboom van de J-clips; zie De achterste kabelboom van de spuitmachine naar het bedieningspaneel leiden.
Zet de handknop onder het paneel los en verwijder de R-pen; zie Het bedieningspaneel op de machine monteren.
Maak de kabels waarmee de zekeringhouder voor de spuitmachine aangesloten is op de zekeringhouder van de machine los; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Maak de zekeringhouder van de spuitmachine los van de zekeringhouder van de machine; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Verwijder het paneel van de montagebeugel van het paneel aan het dashboard van de machine en lijn de draaipen van het bedieningspaneel uit met de opberghaak aan de voorste tankband (Figuur 132); zie Het bedieningspaneel op de machine monteren.
Monteer het paneel op de beugel en bevestig de draaipen met de R-pen aan de beugel (Figuur 132).
Vermogen hefwerktuig: 408 kg
Zet de voorste assteun op een lijn met de assteunbeugel aan de voorkant van de tank (Figuur 133).
Steek de assteun in de beugel tot het middelste gat in de horizontale buis van de assteun op één lijn is met het gat bovenaan de beugel (Figuur 133).
Steek de gaffelpen (½" x 3") in de gaten in de assteun en beugel, en bevestig de gaffelpen met een R-pen (5/32" x 2⅝").
Draai een borgknop in de assteunbeugel en draai deze handvast (Figuur 133).
Lijn de achterste assteun uit met de beugel van de achterste assteun (Figuur 134).
Lijn het gat bovenaan de assteun uit met het gat in het tankframe (Figuur 134).
Bevestig de assteun aan de beugel en het frame met 2 gaffelpennen (½" x 4½") en 2 R-pennen (5/32" x 2⅝") zoals in Figuur 134.
Herhaal stap 1 tot 7 voor de voorste en achterste assteun aan de andere zijde van het tankframe.
Laat de spuitbomen zakken tot ongeveer 45° en draai ze dan naar voren (Figuur 135).
Verwijder aan beide kanten van de machine de 2 bouten (½" x 1½") en 2 borgmoeren (½") waarmee de steunbeugel voor het tankframe bevestigd is aan de machine, zie Het tankframe laten zakken.
Til het tankframe op met de hefcilinders, monteer de cilindervergrendeling, en doe het volgende:
Note: Zie De tank overeind zetten.
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met manuele transmissie koppelt u de aftakas los van de transaxle; raadpleeg de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor Workman-modellen uit de HDX-serie met automatische transmissie koppelt u de hydraulische slangen aan het paneel voor hoge stroming los; bedek de fittings. Raadpleeg de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Koppel de bedrading van de snelheidssensor af; zie De kabelboom van de snelheidssensor aansluiten (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) en De kabelboom van de snelheidssensor aansluiten (model HDX-Auto).
Verwijder de cilindervergrendeling en laat het tankframe zakken met de hefcilinders; zie De tankconstructie omlaag brengen.
Bevestig het hefwerktuig aan de horizontale buizen van de voorste assteunen en de verticale stang van de achterste assteunen (Figuur 135).
Breng de tankconstructie 7,5 tot 10 cm omhoog en verwijder de lynchpennen en gaffelpennen waarmee de hefcilinders aan de tank zijn bevestigd.
Til het tankframe hoog genoeg van de machine om het frame van de machine te kunnen nemen (Figuur 135).
Rij het voertuig voorzichtig naar voren, onder het tankframe uit.
Laat het tankframe langzaam neer op de grond.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
Een spuitboom werkt niet. |
|
|
Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld. |
|
|
Een klep van een spuitboom lekt. |
|
|
De spuitdop(pen) druppelt/druppelen wanneer de spuitboomschakelaar(s) uitgeschakeld wordt/worden. |
|
|
De druk daalt als u een spuitboom inschakelt. |
|
|