Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om trainingsmaterialen en informatie over productveiligheid en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan.
Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
De Multi Pro WM is een speciale gazonspuitmachine voor Workman-voertuigen en is bedoeld voor gebruikt door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor spuiten op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid' kan betekenen. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Important: Lees de veiligheidsinformatie van de gebruikershandleiding van uw Workman voordat u de machine in gebruik neemt.
Important: De machine is in de eerste plaats bedoeld als offroad-voertuig en is niet geschikt voor intensief gebruik op de openbare weg. Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, een teken 'langzaam rijdend voertuig', etc.
De Workman is ontwikkeld en getest om veiligheid bij het gebruik te bieden, met dien verstande dat het voertuig correct moet worden gebruikt en onderhouden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie deels afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
De Workman is een gespecialiseerd bedrijfsvoertuig dat niet is ontworpen voor gebruik op de openbare weg. Rijden met en bedienen van dit voertuig is anders dan een passagiersvoertuig of een vrachtwagen. Gun uzelf dus tijd om vertrouwd te raken met de Workman.
Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan de Workman, worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg voor aanvullende veiligheidsinstructies de Montage-instructies die zijn geleverd bij het desbetreffende werktuig.
Om het risico van lichamelijk of dodelijk letsel te verminderen, moet u zich aan de volgende veiligheidsinstructies houden:
Zorg ervoor dat personen die de machine gebruiken hierin de nodige training hebben genoten en kennis hebben van de Gebruikershandleiding en de Gebruikershandleiding van de Workman, van het instructiemateriaal, de handleiding van de motor en alle stickers op de Workman.
Zorg voor speciale procedures en bedrijfsregels voor ongewone werkomstandigheden (bijvoorbeeld hellingen die te steil zijn voor het voertuig). Gebruik de derde/hoog-vergrendelschakelaar als een hoge snelheid gevaarlijk kan zijn of kan leiden tot verkeerd gebruik van het voertuig.
Lees de Gebruikershandleiding en het andere instructiemateriaal voordat u het voertuig in gebruik neemt.
Note: Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal begrijpen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.
Laat de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan uitvoeren door personen die hiervoor niet getraind zijn.
Note: Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.
De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, en kan dit voorkomen.
U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen.
Laat kinderen nooit de spuitmachine besturen.
Laat volwassenen nooit de spuitmachine gebruiken zonder dat zij eerst de Gebruikershandleiding hebben gelezen en deze hebben begrepen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen. Alle bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in staat zijn de machine te besturen.
Deze spuitmachine is uitsluitend bedoeld voor vervoer van de bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit extra passagiers op de spuitmachine.
Gebruik de machine nooit als u ziek of vermoeid bent of onder invloed van drugs of alcohol verkeert.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool of veiligheidsschoenen, rubberen laarzen, handschoenen en gehoorbescherming.
Draag lang haar niet los.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg uit het werkgebied.
Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden. Let altijd goed op waar omstanders zich kunnen bevinden en houd iedereen weg uit het werkgebied.
Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en zet de koplampen aan.
Voordat u het voertuig gebruikt, dient u altijd alle onderdelen van het voertuig of eventuele werktuigen te controleren. Als er iets niet in orde is, mag u het voertuig niet meer gebruiken.Zorg ervoor dat het probleem verholpen is alvorens het voertuig of het werktuig opnieuw te gaan gebruiken.
Zorg ervoor dat de bestuurders- en passagiersruimte schoon is en vrij van chemisch restmateriaal en opgestapeld vuil.
Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de vloeistofleidingen vastzitten en alle slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het systeem.
Note: Gebruik de spuitmachine niet als deze lekt of beschadigd is.
Brandstof is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat.
Gebruik een goedgekeurde brandstofcontainer.
Als de motor draait of heet is, mag u de dop niet van de brandstoftank verwijderen. Laat de motor afkoelen voordat u brandstof in de machine giet.
Rook nooit als u omgaat met brandstof.
Ga naar buiten om de brandstoftank van de machine te vullen.
Vul de brandstoftank van de machine tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). De tank niet te vol vullen.
Neem eventueel gemorste brandstof op.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het strooi-/spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.
U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt. Gebruik geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen om fysiek contact met chemische stoffen te voorkomen. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn o.a.:
oogbescherming, veiligheidsbril en/of gelaatsscherm
stof- of filtermasker
handschoenen die tegen chemische stoffen zijn bestand
rubberen laarzen of ander stevig schoeisel
gehoorbescherming
schone reservekleding, zeep en wegwerphanddoeken die u in de buurt bewaart voor het geval u chemische stoffen morst.
Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.
Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!
Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan een spuitsysteem, moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.
Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.
Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.
Gebruik de juiste chemische stof voor het werk.
Houd u aan de instructies van de fabrikant voor het veilig gebruik van de chemische stof. Overschrijd de aanbevolen systeembedrijfsdruk niet.
De eenheid niet vullen, kalibreren of reinigen wanneer er mensen, in het bijzonder kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
Zorg voor een goede ventilatie van de ruimte waar u werkt met chemische stoffen.
Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult.
Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt.
Spuitdoppen niet schoonmaken door erin te blazen of ze in de mond te nemen.
Was altijd uw handen en andere onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u werkzaamheden met chemische stoffen hebt beëindigd.
Bewaar chemische stoffen in hun originele verpakking op een veilige plaats.
Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften.
Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening van een tank.
Volg alle plaatselijke voorschriften met betrekking tot het strooien of spuiten van chemische stoffen op.
De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen.
De gebruiker en passagier moeten blijven zitten wanneer de machine in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen het voertuig. Vervoer nooit passagiers in de bak of op de werktuigen. Denk eraan dat uw passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen of een bocht gaat maken, en wellicht daarop niet is voorbereid.
Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Controleer of overhangende objecten hoog genoeg zijn zodat deze de machine, de spuitbomen en uw hoofd niet raken.
Als u de motor start:
Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
Als uw machine over een aftakas of een gashendel beschikt, schakel dan de aftakas uit en zet de gashendel in de UIT-stand.
Zet de schakelhendel in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal in.
Houd uw voet van het gaspedaal.
Draai het sleuteltje van de starterschakelaar naar START.
Let goed op als u de machine gebruikt. Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u de controle over het voertuig verliest:
Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf abrupte veranderingen vertonen.
Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
Ga zeer voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt. In normale omstandigheden moet u een helling in een rechte lijn op- en afrijden. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.
Wees extra voorzichtig als u het voertuig gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of zwaar belast is. De stoptijd zal groter zijn als het voertuig zwaar belast is. Schakel naar een lagere versnelling voordat u een helling op- of afrijdt.
Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.
Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over het voertuig kunt verliezen.
Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit.
Let op het verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Deze machine is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.
Blijf altijd met het voertuig uit de buurt van een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die tot explosie kunnen komen. De elektrische en uitlaatsystemen van het voertuig kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen.
Laat bij het leeglopen van de tank niemand achter het voertuig staan en laat geen vloeistof op iemands voeten lopen.
Als u niet zeker weet of u het voertuig veilig kunt gebruiken, moet u ophouden met werken en contact opnemen met uw leidinggevende.
Raak de motor, de transaxle, de geluiddemper of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
Als het voertuig abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Zet de machine af.
Zet de motor af en wacht totdat alle onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Stel de parkeerrem in werking.
Verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Important: Parkeer de machine nooit op een helling.
Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.
Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen het voertuig en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u en uw passagier kunnen letsel oplopen.
Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen het vermogen tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker een voertuig tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.
Het gras en het wegdek zijn glad als deze nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.
Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen veroorzaken.
Verminder uw snelheid als u op oneffen terrein en vlak langs wegranden rijdt.
Houd het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw handen niet op de spaken van het stuurwiel.
Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.
Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden of er omheen gaan.
Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.
Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.
Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.
Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de spuitmachine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.
Gebruik tijdens bedrijf de veiligheidsgordel en zorg ervoor dat deze snel kan worden losgemaakt in noodgevallen.
Let op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u deze niet raakt.
Verwijder de rolbeugel niet (ROPS).
Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.
Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt van de Workman en de wijze waarop u de machine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:
Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt om te voorkomen dat het voertuig omkantelt of omslaat.
Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan het voertuig omslaan.
Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.
Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.
Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld en geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit de starterschakelaar verwijderen om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.
Leeg de tank voordat u het spuitsysteem kantelt of van het voertuig verwijdert en voordat het systeem wordt gestald.
Werk nooit onder een spuitmachine zonder dat deze is vastgezet met steunen.
Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof kan ontsnappen. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.
Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.
Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of werkzaamheden daaraan te verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen door de motor af te zetten, de stortklep van ophalen naar neerlaten te draaien en/of de tank en werktuigen neer te laten. Als de tank in de opgehaalde stand moet blijven, dient u deze vast te zetten met de beveiliging.
Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.
Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden.
Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.
Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller.
Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan dit voertuig die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.
Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht aan dit voertuig zonder toestemming van The Toro® Company. Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met The Toro® Company, Commercial Division, Vehicle Engineering Dept., 300 West 82nd St., Bloomington, Minnesota 55420-1196. VS
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw voertuig voor overige onderhoudswerkzaamheden.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Important: Voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine moet een rolbeugel met 4 stangen of cabine gemonteerd worden op de Workman.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Een complete laadbak weegt ongeveer 95 kg: probeer de laadbak dus niet in uw eentje te monteren of te verwijderen. Laat 2 of 3 mensen u helpen of gebruik een kraan.
De volledige laadbak weegt ongeveer 95 kg. U kunt gewond raken als u de laadbak zonder hulp probeert te verwijderen.
Probeer de laadbak niet in uw eentje te monteren of te verwijderen.
Laat 2 of 3 mensen u helpen of gebruik een kraan.
Stel de parkeerrem in werking en start de motor van de machine.
Zet de hydraulische hefhendel naar voren en laat de laadbak zakken tot de gaffelpennen van de hefcilinders aan de kant van de cilinderstang loszitten in de montagesleuven van de montageplaten van de laadbak.
Zet de hydraulische hefhendel vrij, schakel de vergrendeling van het hydraulische hefsysteem in en zet de motor uit; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw machine.
Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Figuur 3).
Verwijder de gaffelpennen waarmee de uiteinden van de cilinderstang bevestigd zijn aan de montageplaten van de laadbak; druk hierbij de pennen naar de middellijn van de machine (Figuur 3).
Verwijder de lynchpennen en gaffelpennen waarmee de draaibeugels van de laadbak bevestigd zijn aan de framekanalen van de machine (Figuur 4).
Hef de laadbak van het voertuig.
Sla de hefcilinders op in de opslagklemmen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Achteraftakas, Workman-voertuig voor zwaar gebruik (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) | 1 |
Egalisatieset voor Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) | 1 |
Egalisatieset voor Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) | 1 |
Egalisatieset voor Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie (model HDX-Auto) | 1 |
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met een manuele transmissie dient u de volledige montageprocedure van de achteraftakas voor Workman-voertuigen voor zwaar gebruik uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de achteraftakas voor Workman-voertuigen voor zwaar gebruik.
Voer de volledige montageprocedure van de set voor een hydraulisch systeem met hoge stroming voor Workman HDX multifunctionele voertuigen met automatische transmissie uit; raadpleeg de Montage-instructies van de set voor een hydraulisch systeem met hoge stroming, Workman HDX multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Gebruik een hefwerktuig met een hefvermogen van 408 kg om het tankframe van de verzendkist te tillen. Bevestig het werktuig aan de hefpunten (2 vooraan en 2 achteraan) (Figuur 5).
Note: Zorg dat het tankframe hoog genoeg getild is om de krikken te plaatsen.
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met een manuele transmissie dient u de stappen van de Multi Pro WM gazonspuitmachine-egalisatieset voor Workman-voertuigen met manuele transmissie uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor Workman-modellen uit de HDX-serie met automatische transmissie dient u de stappen van de Multi Pro WM gazonspuitmachine-egalisatieset voor Workman multifunctionele voertuigen met automatische transmissie uit te voeren; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bevestigingsbeugels | 2 |
Verwijder de 2 achterste flenskopbouten en 2 flensborgmoeren waarmee de steunbeugel voor de motorbuis bevestigd is aan het frame van de machine (Figuur 6).
Note: Bewaar de bevestigingen voor toekomstig gebruik.
Draai de hefcilinder zodat er ruimte is voor de montage van de bevestigingsbeugel voor het tankframe (Figuur 6).
Monteer de bevestigingsbeugels op de steunbeugel en het frame; gebruik hierbij de 2 flenskopbouten en de flensborgmoer die u verwijderd hebt in stap 1 (Figuur 7).
Draai de bouten en moeren aan met 91 tot 113 Nm.
Herhaal stap 1 en 4 aan de andere kant van de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Tank en tankframe | 1 |
Gaffelpennen | 2 |
Borgpen | 2 |
R-pennen | 2 |
Lynchpennen | 4 |
Bout (½" x 1½") | 2 |
Moeren (½") | 2 |
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Gebruik een hefinstallatie om het tankframe (Figuur 8) op te tillen en plaats deze op het frame van de machine met de pomp en de kleppen naar achteren gericht.
Note: Vraag iemand om u te helpen bij de volgende stappen.
Laat het tankframe langzaam op het frame van de machine zakken.
Schuif de hefcilinders uit tot de beugels van het tankframe, en lijn de cilinderfittings uit met de openingen in de beugels van het tankframe (Figuur 9).
Bevestig het tankframe aan beide zijden van de machine aan de hefcilinders met de gaffelpennen en de R-pennen.
Houd de openingen in de scharnierende lippen aan de achterkant van het tankframe recht voor de openingen in de draaibuis van de laadbak aan het uiteinde van het machineframe (Figuur 10).
Monteer een borgpen en 2 lynchpennen aan de scharnierende lip om het tankframe te bevestigen aan het frame van de machine (Figuur 10).
Schuif de hefcilinders naar buiten om de tank omhoog te brengen en het gewicht ervan te ondersteunen.
Note: Maak de tank los van het hefwerktuig.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figuur 11).
Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Figuur 12).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Snelkoppeling | 1 |
Verwijder de kabelbinder waarmee het aftapventiel en de slang van de spuittank aan de beugel van het aftapventiel zijn bevestigd (Figuur 13).
Verwijder de 2 flenskopbouten (5/16 x ⅝") uit de behuizing van het aftapventiel (Figuur 13).
Bevestig het aftapventiel losjes aan de beugel van het aftapventiel (Figuur 14); gebruik de 2 flenskopbouten (5/16 x ⅝") die u verwijderd hebt in stap 2.
Zet het aftapventiel volledig naar buiten in de sleuven van de beugel, en draai 2 flenskopbouten handmatig vast (Figuur 14)
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Maak altijd eerst de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Zoek aan de sproeierkabelboom de stekker met 3 contacten van de snelheidssensor en de stekker met 3 pinnen van het voertuigcircuit.
Aan de transaxle van de machine sluit u de stekker met 3 pinnen van de machinekabelboom voor de snelheidssensor aan op de stekker met 3 contacten van de spuitmachinekabelboom voor de snelheidssensor (Figuur 16).
Sluit de voertuigstekker met 3 pinnen van de spuitmachinekabelboom aan op de 3-contactstekker van de kabelboom van de machine.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie koppelt u de aftakas aan op de transaxle; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor HDX-Auto-modellen koppelt u de hydraulische motorslangen aan op de snelkoppelingen van het paneel voor hoge hydraulische stroming; raadpleeg de Montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Montagebeugel voor paneel | 1 |
Flensborgmoer (5/16") | 3 |
Flenskopbout (5/16") | 3 |
Plastic lagerbus | 2 |
Bedieningspaneel | 1 |
Borgpen | 1 |
Handknop | 1 |
Note: Op sommige Workman-voertuigen wordt de bevestigingsplaat van het bedieningspaneel op het dashboard gemonteerd op de plaats waar de beugel voor de optionele gashendel is gemonteerd. Als de gashendelset is gemonteerd, moet u de beugel van de gashendel van het dashboard verwijderen, de bevestigingsplaat van het bedieningspaneel uitlijnen met het dashboard, en de gashendelbeugel bovenop de bevestigingsplaat monteren. Raadpleeg de Montage-instructies van de gashendelset om na te gaan hoe u de gashendel dient te verwijderen en te monteren.
Verwijder de 3 bouten en 3 moeren waarmee het dashboard onderaan in het midden bevestigd is aan de bevestigingsbeugel van het dashboard (Figuur 18).
Note: Op sommige oudere Workman-modellen worden 4 bouten en flensmoeren gebruikt.
Note: Gooi de bouten en moeren weg.
Lijn de gaten in de montagebeugel voor het bedieningspaneel uit met de gaten die u geboord hebt in het dashboard en de steunbeugel (Figuur 18).
Bevestig de montagebeugel, het dashboard en de steunbeugel met de 3 flenskopbouten (5/16 x 1") en 3 flensborgmoeren (5/16").
Draai de bouten en moeren vast (Figuur 18).
Steek de 2 plastic lagerbussen in de montagebeugel (Figuur 18).
Verwijder de R-pen waarmee de draaipen van het bedieningspaneel bevestigd is aan de opberghaak op de sproeiertank.
Monteer het bedieningspaneel op de montagebeugel en bevestig het bedieningspaneel met de borgpen (Figuur 19).
Note: Zorg dat de borgpen over de draaipen gedraaid is zodat de borgpen stevig vastzit.
Monteer de handknop en draai deze vast om te voorkomen dat het paneel draait tijdens de bediening (Figuur 19).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
J-clips | 3 |
Bout (¼" x ¾") | 1 |
Flensmoer (¼") | 1 |
Bevestig 2 J-clips met de aanwezige schroeven aan het middelste bedieningspaneel op de plaatsen die aangegeven zijn in Figuur 20 of Figuur 21.
Monteer een J-clip achter de bestuurdersstoel met behulp van een bout (¼" x ½") en een flensmoer (¼") (Figuur 22).
Bevestig de kabelboom van het bedieningspaneel aan het bedieningspaneel en de kap van de rolbeugel met behulp van J-clips (Figuur 22).
Lijn de 2 sleuven van de stekker met 38 pinnen van de achterste kabelboom voor de spuitmachine uit met de 2 groeven in de connector met 38 contacten van de voorste kabelboom die aan het bedieningspaneel bevestigd is (Figuur 23).
Sluit de connector van de achterste kabelboom aan op die van de voorste kabelboom; zorg dat de vergrendelingen van de connectors in elkaar klikken (Figuur 23).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Zekeringsticker (127-3966) | 1 |
Leid aan het bedieningspaneel van de spuitmachine de aftakking van de voorste kabelboom met de zekeringhouders tussen de onderkant van het dashboardpaneel en de dwarsbuis van het machinechassis, en omlaag naar de voorzijde van de zekeringhouder van de machine (Figuur 24).
Zoek de niet-geïsoleerde aansluitpool aan het uiteinde van de vrije, gele stroomdraad van de zekeringhouder voor de machine, en de geïsoleerde platte aansluiting aan het uiteinde van de gele, optionele stroomdraad van de zekeringhouder van de sproeierbedrading (Figuur 25).
Verbind de niet-geïsoleerde aansluiting van de zekeringhouder voor de machine met de geïsoleerde platte aansluiting van de zekeringhouder van de spuitmachine (Figuur 25).
Lijn de T-fittings van de zekeringhouder van de spuitmachine uit met de T-sleuven van de zekeringhouder voor de machine en schuif de zekeringhouder van de spuitmachine in de sleuven tot de zekeringhouder niet verder kan (Figuur 26).
Breng de zekeringsticker aan in de buurt van de zekeringhouder van de spuitmachine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout van accupool | 2 |
Klemmoer | 2 |
Kapje – breed (accupool – rood) | 1 |
Als accukabels verkeerd worden geleid, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Verwijder de moeren en T-bouten aan de klemmen van de plus- en minkabel van de accu (Figuur 27).
Note: U hebt de moeren en T-bouten niet meer nodig.
Verwijder het kapje (smal) van de positieve accukabel (Figuur 28).
Note: U hebt het smalle accukapje niet meer nodig.
Breng het brede accukapje aan op de plus-kabel van de accu; zie Figuur 28.
Note: Schuif het kapje zo ver over de kabels dat u bij de accuklem kunt.
Lijn het ringcontact van de zekeringdraad (kabelboom van spuitmachine) uit door het brede accukapje; zie Figuur 29.
Monteer losjes een bout en klemmoer op de klem van de plus- en min-kabel (Figuur 30).
Bevestig het ringcontact van de zekeringdraad (kabelboom van spuitmachine) aan de bout van de accupool die u met een klemmoer op de pluskabel hebt bevestigd (Figuur 31).
Bevestig het ringcontact van de minkabel (zwart — kabelboom van spuitmachine) aan de bout van de accupool die u met een klemmoer op de minkabel hebt bevestigd (Figuur 31).
Monteer de plus-kabel van de accu op de pluspool van de accu en draai de klemmoer met de hand vast (Figuur 32).
Monteer de minkabel van de accu op de minpool van de accu en draai de klemmoer met de hand vast.
Knijp de zijkanten van het accudeksel samen, lijn de lipjes van het deksel uit met de gleuven in de accubasis en laat het accudeksel los (Figuur 33).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout (½" x 1½") | 2 |
Borgmoer (½") | 2 |
Start de machine en til het tankframe een beetje van de grond met de hefcilinders.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de hefcilinder en plaats de beveiliging in de opberghaken aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel (Figuur 34 en Figuur 35).
Gebruik hefcilinders om de tank langzaam op het frame te laten zakken.
Note: Laat een andere persoon het tankframe in de gaten houden terwijl het zakt. Controleer op slangen en draden die gekneld of geplooid kunnen worden.
Controleer of het tankframe recht op het frame van de machine staat.
Verwijder de inspectieluiken aan weerszijden van het tankframe (Figuur 36).
Controleer of de slangen en bedrading die u kunt zien door de opening in het tankframe bekneld of geknikt zijn.
Important: Als er slangen of kabels op het tankframe bekneld of geknikt zijn, moet u het tankframe optillen, de positie veranderen en de betreffende slangen of kabels weer vastzetten.
Plaats de voorste bevestigingsbeugels op een lijn met de bevestigingsbeugels die u eerder hebt gemonteerd in De bevestigingsbeugels voor het tankframe monteren.
Maak de bevestigingsbeugel van het tankframe aan beide kanten van de machine vast aan de laadbakbeugel op het frame; gebruik hierbij een bout (½" x 1½") en een borgmoer (½") zoals wordt getoond in Figuur 36.
Haal de bout en borgmoer aan met 91 tot 113 Nm.
Herhaal stappen 7 tot en met 9 voor de andere kant van het tankframe en de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Middelste spuitboom | 1 |
Bout (⅜" x 1") | 10 |
Flensborgmoer (⅜") | 10 |
Transporthouder van spuitbomen | 2 |
Bout (½" x 1¼") | 4 |
Flensmoer (½") | 4 |
Bevestig een hefwerktuig aan de middelste spuitboom en neem deze uit de verzendkist.
Plaats de transporthouders van de spuitbomen op een lijn met de middelste spuitboom (Figuur 37).
Bevestig de houders aan het spuitboomgedeelte (Figuur 37 en Figuur 38); gebruik hierbij 6 bouten (⅜" x 1") en 6 flensborgmoeren (⅜").
Haal de bouten en moeren aan met 37 tot 45 Nm.
Schakel de machine in, verwijder de laadbakbeveiliging van de hefcilinder en berg de beveiliging op, laat het tankframe zakken, schakel de machine uit en haal het sleuteltje uit de startschakelaar.
Lijn het onderste gat in de montagebeugels van het middelste spuitboomgedeelte uit met het op twee na onderste gat in de spuitboomdragers van het tankframe van de spuitmachine; zie Figuur 39.
Note: Zet indien nodig de spuitboomdragers los en stel deze af op basis van de middelste spuitboom om de openingen beter uit te lijnen. Haal de bouten en moeren aan met 67 tot 83 Nm.
Monteer de middelste spuitboom aan het tankframe van de spuitmachine; gebruik hierbij 4 bouten (½" x 1¼") en 4 borgmoeren (½").
Haal de bouten en moeren aan met 67 tot 83 Nm.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie raadpleegt u de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor het model HDX-Auto raadpleegt u de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Linkerspuitboom | 1 |
Rechterspuitboom | 1 |
Flenskopbouten (⅜ x 1¼") | 8 |
Steunplaten | 8 |
Flensborgmoeren (⅜") | 8 |
Gaffelpen | 2 |
R-pen | 2 |
De spuitboomgedeelten wegen elk ongeveer 14 kg).
Verwijder de 4 flenskopbouten (⅜ x 1¼"), 4 steunplaten en 4 flensborgmoeren (⅜") van de scharnierbeugel van de middelste spuitboom.
Draai de draaibeugels aan de uiteinden van de middelste spuitboom zodat de beugels verticaal uitgelijnd zijn (Figuur 40).
Til het buitenste spuitboomgedeelte op en lijn de gaten in de driehoekige bevestigingsplaat aan het uiteinde van het buitenste spuitboomgedeelte uit met de gaten in de draaibeugel.
Note: Zorg ervoor dat de spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Monteer de scharnierplaat op de driehoekige plaat; gebruik hierbij de 4 flenskopbouten, 4 steunplaten en 4 flensborgmoeren (Figuur 40) die u verwijderd hebt in stap 1 .
Haal de bouten en moeren aan met 37 tot 45 Nm.
Lijn het stanguiteinde van de hefcilinder van de spuitboom uit met de gaten in het montagepunt van de draaibeugel (Figuur 40).
Bevestig het stanguiteinde aan de draaibeugel; gebruik hierbij een gaffelpen en een R-pen (Figuur 40).
Herhaal stap 1 tot 5 aan de andere kant van de middelste spuitboom met het tegenoverliggende spuitboomgedeelte.
Note: Voordat u deze procedure voltooit, dient u ervoor te zorgen dat de spuitdoppenhouders naar achteren wijzen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Slangklemmen | 3 |
R-klem | 2 |
Borstbout | 2 |
Ring | 2 |
Moer | 2 |
Leid de slangen van de spuitboomgedeelten zoals wordt getoond in Figuur 42 en Figuur 43.
Bevestig de spuitboomslangen aan de voorzijde van de middelste spuitboom (Figuur 42 en Figuur 43); gebruik hierbij 1 R-klem, 1 borstbout (5/16 x 1"), 1 borgmoer (5/16") en 1 ring (5/16").
Breng de slang van het spuitboomgedeelte aan over de geribde T-fitting en zet de slang vast met een slangklem (Figuur 42 en Figuur 43).
Note: Breng een laagje vloeibare zeep aan op de slangribbel van de T-fitting om de slang gemakkelijker te kunnen monteren.
Herhaal stap 1 tot en met 3 voor de slang naar het spuitboomgedeelte aan de andere zijde van de spuitmachine.
Leid de slang van de middelste spuitboom zoals wordt getoond in Figuur 44.
Breng de slang van het spuitboomgedeelte aan over de geribde T-fitting van de middelste spuitboom en zet de slang vast met een slangklem (Figuur 44).
Note: Breng een laagje vloeibare zeep aan op de slangribbel van de T-fitting om de slang gemakkelijker te kunnen monteren.
De spuitdoppen waarmee u chemische stoffen spuit, zijn verschillend, afhankelijk van de benodigde gebruiksdosis; daarom worden de spuitdoppen niet geleverd bij de machine. Om de goede spuitdoppen te verkrijgen, dient u contact op te nemen met een erkende Toro verdeler en deze de volgende informatie te verschaffen:
De aanbevolen gebruiksdosis in liter per hectare, Amerikaanse gallons per acre of Amerikaanse gallons per 1000 vierkante voet.
De beoogde rijsnelheid van de machine in kilometers per uur of mijl per uur.
Schroef of steek de spuitdop met een pakking in de aansluiting voor de spuitdop.
Schuif de aansluiting van de spuitdop op een fitting op een spuitdoppenhouder.
Draai de spuitdop rechtsom totdat de nokken op de aansluiting vastklikken.
Controleer of de opening van de spuitdop.
Zie de Montage-instructies van de spuitdoppen voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Watertank | 1 |
90° knie (¾" NPT) | 1 |
90° tapkraan | 1 |
Bevestiging van de watertank | 1 |
Montageband | 4 |
Flenskopbout (5/16" x ⅝") | 4 |
Flensborgmoer (5/16") | 10 |
Steunbuis (watertank) | 1 |
Contramoer (5/16") | 1 |
Bout (5/16" x 1") | 1 |
Borstbout (½" x 1-15/16") | 2 |
Bout (5/16" x 2¼") | 2 |
Ring (5/16") | 2 |
Monteer de watertank op de beugel van de watertank; gebruik hierbij de 2 montagebanden, 4 flenskopbouten (5/16" x ⅝") en 4 flensborgmoeren (5/16") zoals afgebeeld op Figuur 45.
Note: Zorg dat de knie en de tapkraan aan dezelfde zijde van de tank zitten als de sticker van de watertank.
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Lijn de steunbuis van de watertank uit met het steunkanaal van de tank (Figuur 46).
Lijn de openingen in de steunbuis uit met de openingen in het kanaal (Figuur 46).
Bevestig de buis aan het kanaal (Figuur 46) met de 2 borstbouten (½" x 1-15/16") en 2 flensborgmoeren (5/16").
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Schroef de contramoer (5/16") in de bout (5/16" x 1"); zie Figuur 46.
Schroef de bout (5/16" x 1") en de contramoer in de lasmoer onderaan het steunkanaal van de tank, en draai de bout en de contramoer handmatig aan (Figuur 46).
Note: Voor de Multi-Pro WM gazonspuitmachine moet een rolbeugel met 4 stangen of cabine gemonteerd worden op de Workman.
Monteer de watertank en de beugel op de steunbuis; gebruik hierbij de 2 bouten (5/16" x 2¼") en 2 flensborgmoeren (5/16") zoals afgebeeld op Figuur 47.
Haal de bouten en moeren aan met 20 tot 25 N·m.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Anti-overloopaansluiting | 1 |
Flenskopbout (5/16" x ¾") | 1 |
Plaats het aansluitpunt op de schroefdraadopening in de tank en zet de aansluiting vast met een flenskopbout (5/16" x ¾") (Figuur 48).
Important: Als het spuitsysteem wordt gebruikt terwijl de veren van het spuitboomscharnier de verkeerde compressie hebben, kan de spuitboom schade oplopen. Meet de veren en draai indien nodig de contramoer aan om de veren samen te drukken tot 4 cm.
De spuitmachine wordt geleverd met de verlengstukken van de spuitbomen naar voren geklapt, om de machine gemakkelijk te kunnen verpakken. De veren zijn in de fabriek niet helemaal vastgezet om de spuitbomen voor vervoer in deze stand te zetten. Voordat de machine in gebruik wordt genomen, moet de compressie van de veren correct worden ingesteld.
U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet.
Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand.
Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 49).
Druk alle veren samen tot ze 4 cm zijn.
Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren samen te drukken tot 4 cm.
Herhaal deze procedure voor elke veer op beide spuitboomscharnieren.
Zet de spuitbomen kruiselings over elkaar in de transportstand.
Note: Zie De transporthouder van de spuitbomen gebruiken voor meer informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Voorste assteun | 2 |
Achterste assteun | 2 |
Borgpen | 4 |
Gaffelpen (4½") | 2 |
Gaffelpen (3") | 2 |
Knop | 2 |
Steek de voorste assteunen ondersteboven in het frame bij de voorste bevestigingspunten (Figuur 50).
Bevestig de voorste assteunen met 2 gaffelpennen (3") en 2 R-pennen door het middelste gat van de steunen.
Steek de achterste assteunen van onderen naar boven in het frame bij de achterste bevestigingspunten (Figuur 51).
Bevestig de achterste assteunen met 4 gaffelpennen (4½") en 2 R-pennen door het laatste gat van de steunen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Gebruikershandleiding | 1 |
Instructiemateriaal voor de gebruiker | 1 |
Onderdelencatalogus | 1 |
Registratiekaart | 1 |
Selectiegids | 1 |
Controlelijst voor levering | 1 |
Lees de handleidingen.
Bekijk het instructiemateriaal voor de gebruiker.
Gebruik de Selectiegids Spuitdoppen om de juiste spuitdoppen voor uw specifieke toepassing te kiezen.
Bewaar het documentatiemateriaal op een veilige plaats.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine en het accupack, zoals de huidige accuspanning, snelheid, diagnostische informatie, enz. (Figuur 52). Ga voor meer informatie naar Het InfoCenter gebruiken.
Met behulp van de hoofdschakelaar van de spuitbomen kunt u starten of stoppen met spuiten. Druk op de schakelaar om het spuitsysteem in of uit te schakelen (Figuur 52).
De schakelaars van de afzonderlijke spuitbomen bevinden zich aan de onderzijde van het bedieningspaneel (Figuur 52). Zet elke schakelaar omhoog om de corresponderende sproeiers in te schakelen en omlaag om deze uit te schakelen. Als de schakelaar van het spuitboomgedeelte is AANGEZET, brandt er een lampje op de schakelaar. Deze schakelaars kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdschakelaar van de spuitbomen is AANGEZET.
De schakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op de linkerzijde van het bedieningspaneel (Figuur 52). U moet de schakelaar omhoog drukken en in die positie blijven houden om de gebruiksdosis te verhogen, of indrukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis te verminderen.
Met de schakelaars voor de elektrische spuitboomlift kunt u de spuitbomen opheffen en neerlaten (Figuur 52). Er is een schakelaar voor de linker en de rechter spuitboom. U moet de schakelaar omhoog drukken en in die positie blijven houden om de spuitboom op te heffen, of indrukken en ingedrukt houden om de spuitboom te neer te laten.
Gebruik de schakelaar voor de spuitmodus om te schakelen tussen manuele instelling van de gebruiksdosis van het spuitsysteem en automatische, computergestuurde bediening via het InfoCenter.
De regelklep bevindt zich achter de tank (Figuur 54). Met de regelklep bepaalt u de hoeveelheid vloeistof die naar de spuitbomen moet gaan en de retourdosis naar de tank.
De vloeistofstroommeter meet de doorstroomhoeveelheid van de vloeistof naar de kleppen van de spuitboomgedeelten (Figuur 54).
Gebruik de kleppen van de spuitboomgedeelten om de spuitdruk naar de spuitdoppen in de middelste en de linker- en rechterspuitboom in en uit te schakelen (Figuur 54).
De omloopkleppen van de spuitbomen (Figuur 55 leiden de vloeistofstroom van een spuitboom naar de tank als u de spuitboom uitschakelt. U kunt deze kleppen afstellen om ervoor te zorgen dat de druk van de spuitbomen constant blijft, ongeacht welke spuitbomen zijn ingeschakeld; zie De omloopleiding van de spuitbomen kalibreren.
Deze klep bevindt zich links achteraan de tank (Figuur 56). Draai de knop op de klep in de 6 uur om de inhoud van de tank te mengen en op 8 uur om te stoppen met mengen.
Note: Modellen uit de HD-serie met manuele transmissie – Om te mengen, moet u de aftakas en de koppeling inschakelen en de motor hoger dan stationair laten lopen. Als u stopt met sproeien en de inhoud van de tank wilt mengen, moet u de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND zetten, de koppeling laten opkomen, de parkeerrem in werking stellen en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
De spuitpomp bevindt zich aan de achterkant van de machine (Figuur 57).
De bediening van de spuitpomp werkt als volgt:
Voor modellen uit de HD serie met manuele transmissie – zet de hendel van de aftakas op het middelste bedieningspaneel van de machine AAN om de pomp in te schakelen; zet de hendel van de aftakas UIT om de pomp te stoppen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het Workman HDX-Auto werkvoertuig.
Voor het HDX-Auto model — Druk de tuimelschakelaar voor het hydraulische systeem met hoge stroming op het dashboardpaneel links van de stuurkolom naar boven in AAN om de spuitpomp in te schakelen (het lampje van de tuimelschakelaar gaat branden). Druk de tuimelschakelaar naar beneden in de stand UIT om de spuitpomp uit te schakelen. Raadpleeg de Montage-instructies van de hydraulische set voor hoge stroming (het lampje van de tuimelschakelaar gaat uit).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Basisgewicht van spuitsysteem (exclusief gewicht van voertuig) | 424 kg |
Tankinhoud | 757 l |
Totale lengte van machine met standaard spuitsysteem | 422 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de tank | 147 cm |
Totale hoogte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 234 cm |
Totale breedte van machine met standaard spuitsysteem als de spuitbomen kruislings zijn ingeklapt. | 175 cm |
Optionele apparatuur
The Toro® Company levert optionele apparatuur en accessoires die u afzonderlijk kunt aanschaffen en op uw Workman kunt installeren. Neem contact op met een erkende servicedealer voor een complete lijst met optionele apparatuur die momenteel verkrijgbaar is voor uw spuitmachine.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Als u het voertuig op een aanhangwagen moet transporteren met de spuitmachine gemonteerd, zorg er dan voor dat de spuitbomen goed vastgebonden zijn.
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de bedrijfsmodus, diverse diagnostische informatie en andere gegevens over de machine (Figuur 58). Het InfoCenter heeft een welkomstpagina en een hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen de welkomstpagina en het hoofdscherm door om het even welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de overeenkomstige pijl te drukken.
Linkerknop, knop menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan. De knop dient ook om het huidige menu te verlaten.
Middelste knop – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.
Knop naar rechts – gebruik deze knop als een pijl aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn.
Note: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van welke functie op dat moment actief is. Het lcd-scherm toont een pictogram boven elke knop dat de huidige functie weergeeft.
Breng de sleutel in het contact en draai het naar de stand AAN.
Note: Het InfoCenter licht op en het startscherm verschijnt (Figuur 59).
Na ongeveer 15 seconden wordt het hoofdscherm weergegeven. Druk op de middelste selectieknop om de informatiecontext weer te geven (Figuur 60).
Druk opnieuw op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan.
Rechter selectieknop: Totale gespoten oppervlakte (A in Figuur 61)
Rechter selectieknop: Gebruiksdosis (B in Figuur 61)
Linker selectieknop: Totale gespoten deeloppervlakte (C in Figuur 61)
Linker selectieknop: Tankvolume (D in Figuur 61)
Note: Draai de startschakelaar naar de STARTSTAND en start de motor: de waarden op het InfoCenter-scherm zijn een weerspiegeling van die van de ingeschakelde machine.
Start het InfoCenter; zie Het InfoCenter starten.
Note: Het hoofdscherm verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om naar de informatiecontext te gaan.
Note: Het pictogram van de informatiecontext verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan (Figuur 62).
Druk op de rechter selectieknop om naar de submenu's met instellingen te gaan.
Note: Het hoofdmenu verschijnt, met de optie instellingen geselecteerd
Note: Druk op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) om naar beneden te scrollen.
Ga naar het instellingenmenu; zie Naar het instellingenmenu gaan.
U kunt de meet-eenheid wijzigen door de rechter selectieknop in te drukken en de weergegeven meet-eenheden te veranderen (Figuur 63).
Amerikaans: mph, gallons en acre
Turf: mph, gallons en 1000 ft2
SI (metrisch): km/u, liter, hectare
Note: Het scherm zal tussen imperiale en metrische eenheden schakelen.
Note: Druk op de linker selectieknop om uw selectie te bewaren, het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu.
Om de weergegeven taal te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en scrollt u naar Taal (Figuur 63).
Druk op de rechter selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om de weergegeven taal op het scherm aan te duiden (Figuur 63).
Note: U kunt kiezen uit de volgende talen: Engels, Spaans, Frans, Duits, Portugees, Deens, Nederlands, Fins, Italiaans, Noors en Zweeds.
Druk op de linker selectieknop om uw selectie(s) te bewaren, het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu (Figuur 62).
Druk op de linker selectieknop om terug te keren naar het hoofdscherm (Figuur 63).
Ga naar het instellingenmenu; zie Naar het instellingenmenu gaan.
Om de achtergrondverlichting van het scherm te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en selecteert u de instelling Achtergrondverlichting (Figuur 64).
Druk op de rechter selectieknop om de context waarde instellen weer te geven (Figuur 64).
Note: Het display toon een (―) pictogram boven de middelste selectieknop en een (+) pictogram boven de rechter selectieknop.
U kunt de helderheid van het scherm instellen met de middelste selectieknop en de rechter selectieknop (Figuur 64).
Note: Wanneer u de helderheidswaarde wijzigt, zal het geselecteerde helderheidsniveau op het scherm veranderen.
Druk op de linker selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om uw selectie te bewaren, het menu achtergrondverlichting te verlaten en terug te keren naar het instellingenmenu (Figuur 64).
Om het contrast van het scherm te wijzigen, drukt u op de middelste selectieknop (de knop onder de pijl naar beneden op het scherm) en selecteert u de instelling Contrast (Figuur 64).
Druk op de rechter selectieknop om de context waarde instellen weer te geven (Figuur 64).
Note: Het display toon een (―) pictogram boven de middelste selectieknop en een (+) pictogram boven de rechter selectieknop.
Druk op de linker selectieknop (de knop onder het lijstpictogram op het scherm) om uw selectie te bewaren, het menu contrast te verlaten en terug te keren naar het instellingenmenu (Figuur 64).
Druk op de linker selectieknop om het instellingenmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdmenu (Figuur 62 en Figuur 64).
Druk op de linker selectieknop om terug te keren naar het hoofdscherm (Figuur 64).
Informatiepictogram | |
Volgende | |
Vorige | |
Naar beneden scrollen | |
Druk op | |
Wijzig de volgende waarde in de lijst | |
Verhogen | |
Verminderen | |
Actief scherm | |
Niet-actief scherm | |
Ga naar hoofdscherm | |
Actief hoofdscherm | |
Waarde opslaan | |
Menu verlaten | |
Urenteller | |
Correcte pincode ingevoerd | |
Ingevoerde pincode controleren/Verificatie van kalibratie | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier uit | |
Hoofdspuitboom aan/Spuitboomsproeier aan | |
Spuittank vol | |
Spuittank halfvol | |
Tankniveau laag | |
Spuittank leeg | |
of | Gazoneenheden (1000 vierkante voet) |
Gespoten gebied | |
Gespoten volume | |
Pas tankvolume aan | |
Hoofdscherm | |
Actief gebied verwijderen | |
Alle gebieden verwijderen | |
Wijzig cijfer | |
Selecteer het volgende gebied voor accumulatie | |
Gebruiksdosis 1 | |
Gebruiksdosis 2 | |
Gebruiksdosis verhogen |
Om naar de kalibratie-instellingen in het menusysteem van InfoCenter te gaan, drukt u in het hoofdscherm op de menuknop. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's:
Kalibratie | |
Menu-item | Beschrijving |
Test Speed | Dit menu bepaalt de testsnelheid voor kalibratie. |
Flow Calibration | Dit menu kalibreert de vloeistofmeter. |
Speed Calibration | Dit menu kalibreert de snelheidssensor. |
Model HDX-Auto
Druk de spuitmodusschakelaar op het bedieningspaneel naar de linkerstand om de gebruiksdosis van de spuitmachine via InfoCenter in te stellen op AUTOMATISCHE MODUS.
Note: Er verschijnt een pictogram voor de gebruiksdosis op het InfoCenter-scherm.
Druk de spuitmodusschakelaar naar rechts om de gebruiksdosis van de spuitmachine in te stellen op MANUELE MODUS.
Note: Wanneer u van automatische naar manuele modus schakelt, verdwijnt het pictogram voor de gebruiksdosis van het scherm.
Om gebruiksdosis 1 te selecteren, drukt u op de linker- en middelste knop van het InfoCenter (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Om gebruiksdosis 2 te selecteren, drukt u op de middelste en rechterknop van het InfoCenter (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Om de gebruiksdosis tijdelijk te verhogen, houdt u de 2 buitenste knoppen ingedrukt (Figuur 66).
Note: Het pictogram verschijnt.
Note: De verhoogde gebruiksdosis vergroot de gebruiksdosis één procent in vergelijking met de gebruiksdosis van het actieve programma (1 of 2). Houd de knoppen ingedrukt om de functie verhoogde gebruiksdosis te gebruiken; laat de knoppen los om de functie uit te schakelen.
Model HDX-Auto
Druk in het hoofdscherm op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan.
Druk indien nodig op de middelste selectieknop om de gebruiksdosis voor spuitprogramma 1 aan te duiden (Figuur 67).
Note: Het pictogram voor gebruiksdosis 1 ziet eruit als een nummer 1 in een rondje, met links ervan een doelwit.
Druk op de rechter selectieknop om spuitprogramma 1 te selecteren (A in Figuur 67).
Stel de numerieke waarde in door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het bewaarpictogram verschijnt boven de middelste selectieknop (D in Figuur 67).
Druk op de middelste selectieknop (D in Figuur 67) om de geprogrammeerde gebruiksdosis te bewaren.
Druk op de middelste selectieknop om de gebruiksdosis voor spuitprogramma 2 aan te duiden.
Note: Het pictogram voor gebruiksdosis 2 ziet eruit als een nummer 2 in een rondje, met links ervan een doelwit.
Note: U kunt de gebruiksdosis voor spuitprogramma 2 gebruiken om op een handige manier een hogere of lagere gebruiksdosis in te stellen voor uw grasterrein.
Herhaal stap 4 tot 6.
De verhoogde gebruiksdosis verhoogt de gebruiksdosis van het geactiveerde programma met een bepaald percentage wanneer u de 2 buitenste knoppen van het InfoCenter indrukt tijdens het spuiten in automatische modus.
Druk in het hoofdscherm op de middelste selectieknop om naar het hoofdmenu te gaan.
Druk indien nodig op de middelste selectieknop om de verhoogde gebruiksdosis aan te duiden (Figuur 68).
Note: Het pictogram voor de verhoogde gebruiksdosis ziet eruit als 2 (+)-tekens met links ervan een roos (Figuur 68).
Druk op de rechter selectieknop (Figuur 68) om het percentage waarmee de gebruiksdosis verhoogd wordt, te vergroten in stappen van 5% (maximaal 20%).
Model HDX-Auto
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de actieve gebruiksdosisinstelling aan te duiden (Figuur 69).
Druk op de rechter selectieknop om tussen gebruiksdosis 1 en 2 te schakelen (Figuur 69).
Druk op de linker selectieknop om de instelling te bewaren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de waarschuwingsinstelling aan te duiden (Figuur 70).
Note: De pictogrammen (-) en (+) verschijnen boven de middelste en rechter selectieknop.
Druk op de rechter selectieknop (Figuur 70).
Gebruik de middelste of rechter selectieknop om de minimale hoeveelheid in de tank in te stellen waarbij de waarschuwing zal worden weergegeven tijdens het werk met de spuitmachine (Figuur 70).
Note: Houd de knop ingedrukt om de waarde van de tankwaarschuwing te verhogen met 10%.
Druk op de linker selectieknop om de instelling te bewaren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Note: Voer de toegangscode in om de beveiligde instellingen of het paswoord te wijzigen.
Note: De toegangscode is standaard ingesteld op 1234.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de instelling voor de beveiligde menu's aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop om beveiligde menu's te selecteren (A in Figuur 71).
Stel de numerieke waarde in het invoerscherm voor de toegangscode in door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het vinkje verschijnt boven de middelste selectieknop (D in Figuur 71).
Druk op de middelste selectieknop (D in Figuur 71) om het paswoord in te stellen.
Voer de huidige toegangscode in: zie stap 1 tot en met 6 van De toegangscode van het InfoCenter instellen.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de instelling voor de beveiligde menu's aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop om beveiligde menu's te selecteren (A in Figuur 72).
Voer de nieuwe toegangscode in op het invoerscherm door de volgende selectieknoppen in te drukken:
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het bewaarpictogram verschijnt boven de middelste selectieknop (D in Figuur 72).
Wacht tot InfoCenter aangeeft dat de waarde opgeslagen is en het rode indicatielampje gaat branden.
Important: Gebruik deze functie om de gebruiksdosis te vergrendelen/ontgrendelen.
Note: U moet de toegangscode van vier cijfers kennen om instellingen voor functies in de beveiligde menu's te wijzigen.
Druk in het hoofdmenu op de middelste selectieknop om naar het instellingenmenu te gaan.
Druk op de middelste selectieknop om de optie beveiligde instellingen aan te duiden.
Note: Als er geen X staat in het vakje rechts van de optie beveiligde instellingen, zijn de submenu's voor linker spuitboom, middelste spuitboom, rechter spuitboom en standaardwaarden opnieuw instellen niet vergrendeld met een toegangscode (Figuur 74).
Druk op de rechter selectieknop.
Note: Er verschijnt een scherm waarop u de toegangscode kunt invoeren.
Voer de toegangscode in: zie stap 4 in De toegangscode van het InfoCenter instellen.
Zodra de waarde uiterst rechts is ingesteld, drukt u op de rechter selectieknop.
Note: Het vinkje verschijnt boven de middelste selectieknop.
Druk op de middelste selectieknop.
Note: De submenu's voor linkerspuitboom, middelste spuitboom, rechterspuitboom en standaardwaarden opnieuw instellen verschijnen.
Druk op de middelste selectieknop om de optie beveiligde instellingen aan te duiden.
Druk op de rechter selectieknop.
Note: Er verschijnt een X in het vakje rechts van de optie beveiligde instellingen (Figuur 74).
Wacht tot InfoCenter aangeeft dat de waarde opgeslagen is en het rode indicatielampje gaat branden.
Note: De submenu's onder de optie beveiligde menu's zijn beveiligd met de toegangscode.
Note: Om naar de submenu's te gaan, kiest u de optie beveiligde menu's, drukt u op de rechter selectieknop, voert u de toegangscode in en drukt u op de middelste selectieknop wanneer het vinkje verschijnt.
Druk op de middelste selectieknop om te navigeren naar de optie waarmee u de standaardwaarden opnieuw kunt instellen (Figuur 75).
Druk op de rechter selectieknop om de standaardwaarden opnieuw in te stellen.
Druk in het scherm voor de standaardwaarden op de linker selectieknop voor Nee of de rechter selectieknop voor Ja (Figuur 75).
Note: Selecteer Ja om de grootte van de spuitbomen opnieuw in te stellen op de standaardwaarde.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Verwijder bovenaan de spuittank de borgclip waarmee de slangfitting bevestigd is aan de grote slang van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 76).
Verwijder de slang en de slangfitting van de behuizing van de zuigkorf (Figuur 76).
Trek de zuigkorf uit zijn behuizing in de tank (Figuur 77).
Reinig de zuigkorf met schoon water.
Druk de zuigkorf in zijn behuizing tot de zuigkorf niet meer verder kan.
Lijn de slang en de slangfitting uit met de behuizing van de zuigkorf bovenaan de tank en bevestig de fitting en de behuizing met de borgclip die u verwijderd hebt in stap 2.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Important: De bevestigingen van de tankbanden te vast aandraaien kan vervorming en beschadiging van de tank en banden veroorzaken.
Vul de hoofdtank met water.
Controleer of u de tankbanden op de tank kunt bewegen (Figuur 78).
Als de tankbanden te los om de tank heen zitten, draai dan de flensborgmoeren en de bouten bovenaan de banden aan tot de banden gelijk komen met het oppervlak van de tank (Figuur 78).
Note: Zet de banden van de tank niet te vast.
Op de Multi Pro WM te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen. Zo kunt u beter chemische stoffen niet 's avonds in de tank gieten en mengen en pas de volgende ochtend gaan spuiten. Hierdoor bestaat de kans dat de chemische stoffen worden gescheiden, hetgeen schade kan toebrengen aan de onderdelen van de spuitmachine.
Important: De markeringen op de tank zijn uitsluitend bedoeld als referentie en kunnen niet als nauwkeurig worden beschouwd voor kalibratie.
Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
Zorg ervoor dat uw huid niet in contact komt met chemische stoffen. Als dit toch gebeurt, moet u de desbetreffende plek grondig afspoelen met zeep en schoon water.
Draag een veiligheidsbril of andere beschermende uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de chemische stoffen.
De Multi Pro WM heeft een hoge duurzaamheid, zodat deze de vereiste levensduur heeft. Om speciale redenen zijn op verscheidene plaatsen op uw spuitmachine verschillende materialen gebruikt om dit doel te verwezenlijken. Helaas bestaat er geen enkel materiaal dat perfect is voor alle voorzienbare spuitwerkzaamheden.
Sommige chemische stoffen zijn agressiever dan andere en elke chemische stof reageert anders met verschillende materialen. Een aantal vaste stoffen (zoals bevochtigbaar poeder, houtskool) heeft een sterker schurende werking en veroorzaakt meer dan normale slijtage. Als een chemische stof verkrijgbaar is in een samenstelling die de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken.
Denk eraan om uw spuitmachine na gebruik altijd grondig te reinigen. Dit biedt de beste garantie voor een langdurig en probleemloos gebruik van de spuitmachine.
Vul de schoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.
De tank met schoon water bevindt zich op de rolbeugel, achter de bestuurdersstoel (Figuur 79). Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen.
Om de tank te vullen, schroeft u de dop bovenaan de tank los en vult u deze met schoon water. Plaats de dop terug.
Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien.
Monteer de voormengset voor chemische stoffen als u optimale mengprestaties wenst en de externe tank zo schoon mogelijk wilt houden.
Important: De chemische stoffen die u gebruikt, moeten geschikt zijn voor Viton (raadpleeg het fabrieksetiket; dit moet aangeven of de chemische stoffen geschikt zijn). Chemische stoffen die niet geschikt zijn voor Viton, zullen de O-ringen in de spuitmachine aantasten waardoor lekkage ontstaat.
Important: Als u de tank voor de eerste keer gevuld hebt, controleert u de tankstrips op speling. Indien nodig vastzetten.
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen.
Open het deksel van de spuittank.
Note: Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank. Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.
Giet ongeveer ¾ van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting.
Important: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank.
Start de motor, schakel de aftakas in en zet de gashendel open indien deze aanwezig is.
Zet de mengschakelaar AAN.
Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant.
Important: Als u een bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u dit met een kleine hoeveelheid water tot een dikke massa mengen voordat u dit toevoegt.
Giet de rest van het water in de tank.
Note: Voor een betere menging kunt u de gebruiksdosis verlagen.
Met de schakelaars van de spuitboomlift op het bedieningspaneel van de spuitmachine kunt u de spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Verander de stand van de spuitboom terwijl de machine stilstaat.
Stel de hendel van de hydraulische hefinrichting in werking en vergrendel hem om te zorgen voor de hydraulische bekrachtiging die nodig is om de spuitboomlift te bedienen.
Stop de machine op een horizontaal oppervlak.
Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift.
Note: Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand.
Als de bomen moeten worden ingeklapt, dient u de machine te laten stoppen op een horizontaal oppervlak.
Breng de spuitbomen met de liftschakelaars omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Important: Ter voorkoming van schade aan de cilinder van de actuators van de spuitbomen, moet u ervoor zorgen dat de actuators volledig zijn ingetrokken voordat u de machine gaat transporteren.
De spuitmachine heeft een transporthouder voor de spuitbomen die is voorzien van een unieke beveiliging. Als de spuitbomen tijdens het transport per ongeluk in aanraking komen met een laag overhangend object, kunnen zij uit de transporthouder worden gedrukt. In dit geval komen de spuitbomen in een bijna horizontale stand op de achterkant van de machine te rusten. Aangezien de spuitbomen hierbij geen schade oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder.
Important: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder.
Om de spuitbomen terug te plaatsen in de transporthouder, moet u deze neerlaten in de spuitstand en vervolgens weer omhoog brengen in de transportstand. Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Important: Om ervoor te zorgen dat de oplossing goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Als u de machine stopt en wilt gaan mengen, moet u de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking stellen, de aftakas inschakelen, de koppeling laten opkomen, en de gashendel (indien aanwezig) open zetten.
Note: Deze procedure gaat ervan uit dat de aftakas ingeschakeld is (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) en de spuitboomkleppen gekalibreerd zijn.
Breng de spuitbomen omlaag.
Voor modellen uit de HDX-Auto-serie stelt u de spuitmodusschakelaar als volgt in:
Wanneer u de spuitmachine in MANUELE MODUS gebruikt, druk de schakelaar dan naar rechts: zie Schakelaar spuitmodus (model HDX-Auto).
Wanneer u de spuitmachine in AUTOMATISCHE MODUS gebruikt, druk de schakelaar dan naar links.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Indien nodig moet u elke spuitboom afzonderlijk INSCHAKELEN.
Vervolgens rijdt u naar het perceel waar u moet spuiten.
Ga naar het gebruiksdosisscherm van het InfoCenter en stel de gewenste gebruiksdosis in. Dit kunt u als volgt doen:
Zorg dat de schakelaar van de pomp AAN staat.
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie stelt u het gewenste versnellingenbereik in.
Begin met de gewenste snelheid te rijden.
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie of met een automatische transmissie die gebruikt wordt in de manuele modus, dient u na te gaan of de monitor de juiste gebruiksdosis aangeeft. Indien nodig gebruikt u de schakelaar voor de gebruiksdosis om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen.
Note: Voor modellen uit de HD-serie met automatische transmissie die gebruikt worden in automatische modus, past de computer de spuitdruk automatisch aan om de gebruiksdosis te behouden.
Rij terug naar het terrein waar u gaat spuiten.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN en begin met spuiten.
Note: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. Zet de mengklep uit om dit te voorkomen. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken.
Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar UIT om de schakelaars van alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna schakelt u de aftakas uit (modellen uit de HD serie met manuele transmissie).
Important: In sommige omstandigheden kan de hitte van de motor, de radiateur en de knaldemper schade toebrengen aan het gras als de spuitmachine wordt gebruikt in een stationaire stand. De machine loopt stationair als u de spuitvloeistof in de tank mengt, handmatig spuit met een spuitpistool of een loopspuitboom gebruikt.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
Spuit nooit in een stationaire stand bij zeer hete en/of droge omstandigheden of als het gazon tijdens deze perioden meer te lijden kan hebben.
Parkeer nooit op het gazon als u spuit in de stationaire stand. Parkeer op een pad als dit mogelijk is.
Beperk zoveel mogelijk de tijd dat u de machine in de stationaire stand op een bepaald stuk van het gazon laat staan. Zowel de tijd als de temperatuur is van invloed op de mate waarin het gras wordt beschadigd.
Stel het motortoerental zo laag mogelijk af om de gewenste druk en stroom te verkrijgen. Dit beperkt de hitte die wordt ontwikkeld en de snelheid van de lucht die koelventilator voortbrengt.
Laat de hitte naar boven ontsnappen vanuit het motorcompartiment door de stoel omhoog te zetten als de machine wordt gebruikt in de stationaire stand, zodat de hitte niet via de onderkant van de machine wordt afgevoerd.
Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten.
Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt. Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u met de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan.
U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt.
Let op veranderingen in de gebruiksdosis die kunnen aangeven dat uw snelheid te hoog is voor het bereik van de spuitdoppen of dat er problemen zijn met het spuitsysteem.
Voor modellen uit de HD-serie met een automatische transmissie die gebruikt worden in de automatische modus
Note: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro-dealer.
Als u de spuitmachine bij lage snelheid gebruikt en de computer een spuitsysteemdruk aanhoudt die lager is dan de aanbevolen druk voor de betreffende spuitdoppen, zal de chemische oplossing niet goed uit de spuitdoppen komen (stromen of druppelen). Kies een spuitdop met een lagere aanbevolen gebruiksdosis.
Als u de spuitmachine bij hoge snelheid gebruikt en de computer de maximale spuitsysteemdruk aanhoudt, kan het dat de spuitdruk toch ontoereikend is om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen. Ga dan trager rijden om uw gebruiksdosis te verkrijgen of kies een spuitdop die geschikt is voor een grotere gebruiksdosis.
Als een spuitdop tijdens het spuiten verstopt raakt, kunt u deze schoonmaken met een spuitfles met water of een tandenborstel.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Zet eerst de hoofdschakelaar op UIT en schakel dan de pomp van de spuitmachine in; zie Spuitpomp.
Verwijder de verstopte spuitdop en maak deze schoon met een spuitfles met water of een tandenborstel.
Note: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro dealer.
De spuitdoppenhouders zijn geschikt voor de 3 verschillende spuitdoppen. De gewenste spuitdop kiezen:
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT en schakel dan de pomp van de spuitmachine in; zie Spuitpomp.
Draai de spuitdoppenhouder in beide richtingen op de juiste spuitdop.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Important: U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken.
Toro raadt u aan de goedgekeurde spoelset te gebruiken voor deze machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer.
Reinig het spuitsysteem na elke spuitbeurt. Om het spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk gaan:
Spoel het systeem drie keer om.
Gebruik de reinigings- en neutraliseermiddelen die worden aanbevolen door de fabrikanten van de chemische stoffen.
Gebruik zuiver, schoon water (zonder reinigings- en neutraliseermiddelen) voor de laatste spoelbeurt.
Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af.
Ga naar de aftapklep aan de linkerkant van de machine (Figuur 82).
Open de klep en laat al het resterende materiaal uit de tank lekken (Figuur 83).
Important: Voer chemisch afval af volgens de plaatselijk geldende voorschriften en de instructies van de fabrikant van het materiaal.
Sluit de aftapklep (Figuur 83).
Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel.
Note: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water. Gebruik alleen schoon water voor de laatste spoeling.
Laat de spuitbomen neer in de spuitstand.
Start de motor en zet de gashendel op een hoger stationair toerental.
Zorg dat de mengschakelaar AAN staat.
Zet de schakelaar van de spuitmachine aan en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen en de bedieningsschakelaars van de spuitbomen op AAN om te beginnen met spuiten.
Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten.
Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT, schakel de pomp van de spuitmachine uit en zet de motor af.
Herhaal stappen 5 tot en met 13 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd.
Important: U moet deze procedure altijd minstens drie keer uitvoeren om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem helemaal schoon is, om schade aan het systeem te voorkomen.
Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen.
Important: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen.
Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water.
Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen.
Important: Voordat u het spuitsysteem van het model HDX Auto kalibreert, dient u de spuittank met schoon water te vullen en de machine gedurende ten minste 30 minuten laten spuiten met een druk van 2,75 bar of meer.
Note: Voordat u de spuitmachine voor het eerst gebruikt, als u de spuitdoppen vervangt, of als dit om een andere reden nodig is, dient u de vloeistofstroom, snelheid en omloopkleppen van de spuitmachine te kalibreren.
Vul de spuittank van de spuitmachine met schoon water.
Note: Zorg dat er genoeg water in de tank is om alle kalibratieprocedures te voltooien.
Laat de linker- en rechterspuitboom zakken.
Voor het model HDX Auto: laat de machine gedurende ten minste 30 minuten spuiten met een druk van 2,76 bar of meer. Vul de spuittank met schoon water wanneer u klaar bent.
Schakel de beveiligde instellingen uit; zie Beveiligde instellingen instellen.
Voor het model HDX-Auto stelt u het spuitsysteem in op manuele modus; zie Tussen manuele modus en automatische modus schakelen.
Benodigdheden door de bestuurder verstrekt: Stopwatch die op ± 1/10 van een seconde nauwkeurig kan meten en een opvangbeker met een schaalverdeling in 50 ml.
Note: Om de spuitstroom te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Schakel de pomp van de spuitmachine in en activeer de mengfunctie.
Trap het gaspedaal in totdat u het maximale motortoerental hebt bereikt.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot het maximale toerental is bereikt.
Note: De andere persoon neemt monsters van de spuitdoppen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot het maximale toerental is bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Zet de 3 afzonderlijke schakelaars en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Bereid u voor op een opvangtest met de opvangbeker met schaalverdeling.
Begin bij 2,75 bar en gebruik de gebruiksdosisschakelaar om de spuitdruk aan te passen tot een opvangtest de hoeveelheden in de tabel hieronder oplevert.
Note: Neem 3 monsters van 15 seconden en neem het gemiddelde van de verzamelde hoeveelheden water.
Kleur spuitdop | Milliliter opgevangen in 15 seconden | Ounces opgevangen in 15 seconden |
Geel | 189 | 6,4 |
Rood | 378 | 12,8 |
Bruin | 473 | 16,0 |
Grijs | 567 | 19,2 |
Wit | 757 | 25,6 |
Blauw | 946 | 32,0 |
Groen | 1419 | 48,0 |
Wanneer de opvangtest de hoeveelheden in de onderstaande tabel oplevert, VERGRENDELT u de controleknop van de dosis.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Flow Calibration als volgt:
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Druk tweemaal op de middelste knop van het InfoCenter om naar de menu's te gaan.
Ga naar het kalibratiemenu door de rechterknop van het InfoCenter in te drukken.
Selecteer Vloeistofkalibratie en druk op de rechterknop van het InfoCenter.
In het volgende scherm voert u de gekende hoeveelheid water in die uit de spuitbomen zal worden gesproeid voor de kalibratieprocedure; raadpleeg de onderstaande tabel.
Als u de gekende hoeveelheid ingevoerd hebt, drukt u de rechterknop van het InfoCenter in.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om het vloeistofvolume in te voeren volgens de onderstaande tabel.
Kleur spuitdop | Liter | Amerikaanse gallons |
Geel | 42 | 11 |
Rood | 83 | 22 |
Bruin | 106 | 28 |
Grijs | 125 | 33 |
Wit | 167 | 44 |
Blauw | 208 | 55 |
Groen | 314 | 83 |
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen gedurende 5 minuten op AAN.
Note: Terwijl de machine spuit, zal het InfoCenter de gemeten hoeveelheid vloeistof weergeven.
Laat de machine 5 minuten spuiten en vink het vakje af door de middelste knop van het InfoCenter in te drukken.
Note: Het is niet erg als de hoeveelheid die tijdens het kalibratieproces wordt weergegeven niet overeenstemt met de gekende hoeveelheid water die u in het InfoCenter hebt ingevoerd.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen na 5 minuten in de UIT-stand en selecteer het vinkje in het InfoCenter.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Duid op een open, vlak terrein een afstand van 45 tot 152 m aan.
Note: Toro beveelt aan om een afstand van 152 meter te markeren voor een nauwkeuriger resultaat.
Start de motor en rij naar het begin van de aangeduide zone.
Note: Zet het midden van de voorste wielen precies boven de startlijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Speed Calibration.
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Selecteer de volgende pijl (→) in het InfoCenter.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om de gemarkeerde afstand in te voeren in het InfoCenter.
Voer een van de volgende procedures uit:
Voor modellen uit de HD-serie met manuele transmissie – Schakel de machine in eerste versnelling en rij de gemarkeerde afstand met vol gas in een rechte lijn.
Voor het model HDX-Auto: Schakel de machine in D (rijden) en rij de gemarkeerde afstand met vol gas in een rechte lijn.
Stop de machine op de gemarkeerde afstand en selecteer het vinkje in het InfoCenter.
Note: Vertraag en stop met het midden van de voorwielen precies op de lijn voor het meest nauwkeurige resultaat.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Important: Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Note: Om de omloopleiding van de spuitbomen te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Zet de 3 spuitboomschakelaars in de stand AAN, maar laat de hoofdschakelaar van de spuitbomen UIT.
Zet de pompschakelaar op AAN en zet de mengschakelaar op aan.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot het maximale toerental is bereikt.
Note: De andere persoon stelt de omloopkleppen van de spuitbomen af.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot het maximale toerental is bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Ga in het InfoCenter naar het kalibratiemenu en selecteer Test Speed.
Note: U kunt op om het even welk moment het pictogram van het hoofdscherm selecteren om de kalibraties te annuleren.
Gebruik de symbolen (+) en (-) om een testsnelheid van 5,6 km/u in te voeren en selecteer dan het pictogram van het hoofdscherm.
Stel met behulp van de schakelaar de gebruiksdosis in aan de hand van de onderstaande tabel.
Kleur spuitdop | SI (metrisch) | Engels | Turf |
Geel | 159 liter/ha | 17 gpa | 0,39 gpk |
Rood | 319 liter/ha | 34 gpa | 0,78 gpk |
Bruin | 394 liter/ha | 42 gpa | 0,96 gpk |
Grijs | 478 liter/ha | 51 gpa | 1,17 gpk |
Wit | 637 liter/ha | 68 gpa | 1,56 gpk |
Blauw | 796 liter/ha | 85 gpa | 1,95 gpk |
Groen | 1,190 liter/ha | 127 gpa | 2,91 gpk |
Schakel de linkerspuitboom uit en stel de omloopklep van de spuitboom (Figuur 84) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Note: De nummeraanduidingen van de omloopklep dienen enkel ter referentie.
Schakel de linker spuitboom in en de rechter spuitboom uit.
Stel de omloopklep van de rechterspuitboom (Figuur 84) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Schakel de rechter spuitboom in en de middelste spuitboom uit.
Stel de omloopklep van de middelste spuitboom (Figuur 84) zodanig in dat de drukmeter de eerder gewijzigde waarde aangeeft (doorgaans 2,75 bar).
Schakel alle spuitbomen uit.
Zet de pomp uit.
Note: De kalibratie is nu voltooid.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Important: Kies een open en vlak terrein om deze procedure uit te voeren.
Note: Om de mengomloopklep te kalibreren voor machines zonder gasbegrenzer zijn 2 personen nodig.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Ga na of de mengregelklep open is. Als deze aangepast is, opent u ze nu volledig.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Schakel de pomp van de spuitmachine in.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot het maximale toerental is bereikt.
Note: De andere persoon neemt monsters van de spuitdoppen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot het maximale toerental is bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Zet de 3 afzonderlijke spuitboomkleppen in de stand UIT.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Stel de systeemdruk in op het maximum.
Zet de mengschakelaar op UIT en lees de stand van de drukmeter af.
Als de stand 6,9 bar blijft, is de mengomloopklep juist gekalibreerd.
Als de drukmeter een andere stand aangeeft, gaat u door met de volgende stap.
Stel de mengomloopklep (Figuur 86) achteraan de mengklep in tot de drukmeter 6,9 bar aangeeft.
Druk de pompschakelaar naar de stand UIT, zet de gashendel op STATIONAIR en draai de startschakelaar naar de stand UIT.
Note: Stel de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar af om de vloeistofstroom die naar de mengdoppen in de tank wordt geleid te verkleinen of vergroten wanneer de hoofdschakelaar van de spuitbomen in de UIT-stand staat.
Zorg dat de spuittank gevuld is met water.
Stel de parkeerrem in werking.
Stel de transmissie als volgt in:
Voor modellen uit de HD serie met een manuele transmissie schakelt u de transmissie in de NEUTRAALSTAND.
Voor het model HDX-Auto schakelt u de transmissie in P (parkeren).
Schakel de pomp van de spuitmachine in.
Zet de mengschakelaar op AAN.
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT.
Stel het motortoerental als volgt in:
Voor machines zonder optionele gasbegrenzer – laat 1 persoon het gaspedaal induwen tot het maximale toerental is bereikt.
Note: De andere persoon neemt monsters van de spuitdoppen.
Voor machines met optionele gasbegrenzer drukt u het gaspedaal in tot het maximale toerental is bereikt. Schakel dan de gasbegrenzer in; raadpleeg de bedieningsinstructies voor de gashendelset van uw Workman.
Stel de omloophendel van de spuitboomhoofdschakelaar af om te bepalen in welke mate de inhoud van de tank gemengd wordt (Figuur 86).
Verlaag de gasinstelling naar stationair.
Zet de mengschakelaar en de pompschakelaar op UIT.
Schakel de machine uit.
Note: Op zoek naar een elektrisch schema of hydraulisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com en zoek uw machine via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw machine en de handleiding van de motor voor bijkomende onderhoudsprocedures.
Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Werking van rem en parkeerrem controleren. | |||||||
Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. | |||||||
Brandstofpeil controleren. | |||||||
Motoroliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Transaxle-oliepeil controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Luchtfilter controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Koelribben van de motor controleren voordat u de tank vult. | |||||||
Controleren of motor ongewone geluiden maakt. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
De bandenspanning controleren. | |||||||
Controleren op lekkages. | |||||||
Werking van instrumenten controleren. | |||||||
Werking van het gaspedaal controleren. | |||||||
Zuigkorf reinigen. | |||||||
Toespoor controleren. | |||||||
Vet in alle smeernippels spuiten.1 | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. |
1Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
1 | ||
2 | ||
3 | ||
4 | ||
5 | ||
6 | ||
7 | ||
8 | ||
9 | ||
10 |
Als u het sleuteltje in de starterschakelaar laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start, waardoor u en omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit de starterschakelaar en maak de pluskabel los van de accu voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de pluskabel opzij zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de accupool.
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Een lege tank mag worden gekanteld of omhoog gebracht om goed bij de motor en overige interne onderdelen te kunnen. Kantel het verlengstuk van de spuitboom naar voren om het gewicht gelijkmatiger te verdelen. Gebruik de volgende procedure:
Parkeer het voertuig met een lege tank op een horizontaal oppervlak.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging ongeveer 45° omhoog te brengen.
Stop de machine, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Verwijder de veiligheidsbouten uit de voorzijde van de steunbalk (Figuur 87).
Vouw de spuitboomverlengingen naar voren langs de tankconstructie om het gewicht gelijkmatiger te verdelen en om achteroverkantelen te voorkomen.
Breng de tankconstructie omhoog totdat de hefcilinders hun uiterste positie hebben bereikt.
Verwijder de laadbakbeveiliging van de opberghaken op de achterkant van het paneel van de rolbeugel (Figuur 88).
Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het stanguiteinde van de hefcilinder (Figuur 89).
Als u klaar bent om de tank te laten zakken, verwijdert u de laadbakbeveiliging van de cilinder en plaatst u deze in de beugels aan de achterzijde van het paneel van de rolbeugel.
Probeer nooit de tankconstructie neer te laten met de laadbakbeveiliging op de cilinder.
Trek de hefcilinder terug om de tank voorzichtig op het frame te laten zakken.
Bevestig de twee bevestigingsbouten en het bevestigingsmateriaal om de tankconstructie vast te zetten.
Vouw de spuitboomverlenging naar achteren tot de uitgeschoven stand.
Gebruik de bedieningsschakelaars van de spuitboom om de spuitboomverlenging omhoog te brengen tot de TRANSPORTSTAND.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Pomp vet in het lager of de lagerbus.
Veeg overtollig vet weg.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Important: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd.
Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis.
Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 91.
Veeg overtollig vet weg.
Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.
Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.
U moet de waarschuwingsetiketten en de Veiligheidsinformatiebladen voor alle gebruikte chemische stoffen zorgvuldig lezen en in acht nemen en uzelf beschermen volgens de instructies van de fabrikant van de chemische stoffen. Bijvoorbeeld, draag geschikte persoonlijke beschermende uitrusting zoals gezichts- en oogbescherming, handschoenen of andere voorzieningen ter bescherming tegen lichamelijk contact met chemische stoffen.
Denk eraan dat er meerdere chemische stoffen kunnen zijn gebruikt, en zorg ervoor dat u informatie over elke stof krijgt.
Weiger de machine te gebruiken of te bedienen als deze informatie niet beschikbaar is!
Voordat u onderhoud uitvoert aan een spuitsysteem moet dit drie keer zijn gespoeld en geneutraliseerd volgens de instructies van de fabrikant(en) van de chemische stoffen en moeten alle kleppen 3 cyclussen hebben doorlopen.
Controleer of er voldoende water en zeep in de nabijheid is, en als u in contact komt met chemische stoffen, moet u deze onmiddellijk afspoelen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade. Vervang slangen en fittingen als deze beschadigd zijn.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de spuitpomp af, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Plaats een opvangbak onder het drukfilter (Figuur 92).
Draai de aftapdop linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 92).
Note: Laat de bak volledig leeglopen.
Draai de bak linksom en verwijder de filterkop (Figuur 92).
Verwijder het oude drukfilterelement (Figuur 92).
Note: Gooi het oude filter weg.
Controleer de pakking voor de aftapplug (in de bak) en de pakking voor de bak (in de filterkop) op schade en slijtage (Figuur 92).
Note: Vervang beschadigde of versleten pakkingen voor de plug, de bak of beide.
Monteer het nieuwe drukfilterelement in de filterkop (Figuur 92).
Note: Zorg dat het filterelement stevig in de filterkop zit.
Maak de bak handmatig vast op de filterkop (Figuur 92).
Monteer de aftapdop op de fitting onderaan de bak en draai de dop handmatig vast (Figuur 92).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: De volgende onderdelen zijn onderhevig aan slijtage door gebruik, tenzij deze gebreken vertonen, en vallen niet onder de dekking van de garantie op deze machine.
Laat een erkende Toro servicedealer de volgende inwendige onderdelen van de pomp op schade controleren:
Pompmembraan
Afsluitkleppen van pomp
Vervang deze onderdelen indien noodzakelijk.
De volgende procedure kan worden gebruikt voor het instellen van de actuators op het midden om linker en rechter spuitboom op hetzelfde niveau te houden.
Klap de spuitbomen in de spuitstand.
Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 93).
Til de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 93), en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken.
Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is.
Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de contramoer los zodat de oogstang kan worden bewogen (Figuur 94).
Draai de oogstang in de actuatorstang om de uitstekende actuator te verkorten of te verlengen tot de gewenste stand (Figuur 94).
Note: Draai de stang met het oog in halve of volledige slagen zodat u de stang aan de spuitboom kunt monteren.
Zodra de gewenste positie is bereikt, bevestigt u de contramoer om de actuator en de oogstang vast te zetten.
Hef de spuitboom op zodat het draaipunt en de actuatorstang zich in een lijn bevinden.
Houd de spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 93).
Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd.
Herhaal deze procedure indien nodig bij alle andere lagers van de actuatorstang.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Klap de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met assteunen of hang deze met banden aan een hefinrichting.
Als het gewicht van de spuitboom is ondersteund, verwijdert u de bout en de moer waarmee de draaipen is bevestigd aan de spuitboom (Figuur 95).
Verwijder de draaipen.
Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen.
Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkant van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 95).
Note: Vervang beschadigde draaibussen.
Smeer een beetje olie op de draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel.
Plaats de spuitboom en de draaibeugel in het middelste frame en zorg ervoor dat de openingen zich tegenover elkaar bevinden (Figuur 95).
Plaats de draaipen en zet deze vast met de bout en de moer die u eerder hebt verwijderd.
Herhaal deze procedure bij alle andere spuitbomen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Het volledige spuitsysteem grondig uitspoelen en aftappen.
Verwijder de stroommeter en spoel deze af met schoon water.
Verwijder de borgring aan de stroomopwaartse kant (Figuur 96).
Reinig de turbine en de turbinenaaf om metaalvijlsel en bevochtigbaar poeder te verwijderen.
Controleer de turbinebladen op slijtage.
Note: Houd de turbine in uw hand en laat deze draaien. De turbine moet vrij kunnen draaien en mag niet te veel aanlopen. Als de turbine niet vrij draait of erg aanloopt, moet u deze vervangen.
Zet de vloeistofstroommeter in elkaar.
Gebruik lichte luchtdruk (0,34 bar) om ervoor te zorgen dat de turbine vrij draait.
Note: Als de turbine niet vrij draait, geef dan de zeskantige pal aan de onderkant van de turbinenaaf 1/16 draai tot de turbine vrij draait.
Reinig de regelklep voor de gebruiksdosis aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de mengklep aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de hoofdklep van de spuitbomen aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Reinig de 3 spuitboomkleppen aan de hand van de volgende hoofdstukken:
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Maak de stekker met 3 pennen van de klepactuator los van de elektrische connector met 3 contacten van de kabelboom van de spuitmachine.
Verwijder de borgclip waarmee de actuator bevestigd is aan de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de mengklep, de hoofdklep van de spuitboom of de klep van een spuitboomgedeelte (Figuur 97).
Note: Knijp de 2 pennen van de borgclip samen terwijl u hem naar beneden drukt.
Note: Bewaar de actuator en de borgclip om deze later te monteren in De klepactuator plaatsen.
Verwijder de actuator uit de verdelerklep.
Verwijder de 2 flensklemmen en 2 pakkingen waarmee de verdeler voor de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd (Figuur 98) aan het drukfilter en de mengklep.
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De verdelerklep voor de gebruiksdosis plaatsen.
Verwijder de borgclip waarmee de uitgaande fitting aan de verdelerkoppeling voor de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd (Figuur 99).
Verwijder de 2 flenskopbouten (¼ x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") waarmee de regelklep voor de gebruiksdosis is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de verdeler uit de machine (Figuur 99).
Note: Maak indien nodig de bevestigingsmaterialen van de drukfilterkop los om de regelklep voor de gebruiksdosis gemakkelijker te kunnen verwijderen.
Note: Bewaar de flenskopbouten, flensborgmoeren en borgclip voor montage in De verdelerklep voor de gebruiksdosis plaatsen.
Verwijder de 3 flensklemmen en 3 pakkingen waarmee de verdeler voor de mengklep is bevestigd (Figuur 100) aan de mengomloopklep, de regelklep voor de gebruiksdosis en de hoofdspuitboomklep.
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De mengverdelerklep monteren.
Verwijder de borgclip waarmee de uitgaande fitting aan de verdelerkoppeling voor de mengklep is bevestigd (Figuur 101).
Verwijder de flenskopbout (¼ x ¾") en flensborgmoer (¼") waarmee de mengklep is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de klepverdeler uit de machine (Figuur 101).
Note: Bewaar de flenskopbouten, flensborgmoer en borgclip voor montage in De mengverdelerklep monteren.
Verwijder de flensklemmen en pakkingen waarmee de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom (Figuur 102) is bevestigd aan de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar, de mengklep en de elleboogfitting van 90° (aan het uiteinde van de slang voor de vloeistofmeter).
Note: Bewaar de flensklemmen en pakkingen voor montage in De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom plaatsen.
Verwijder de borgclip waarmee de uitgaande fitting van 90° aan de verdelerkoppeling voor de hoofdklep van de spuitboom is bevestigd (Figuur 103).
Verwijder de flenskopbout (¼ x ¾") en flensborgmoer (¼") waarmee de hoofdklep van de spuitboom is bevestigd aan de klepbevestiging en verwijder de klepverdeler uit de machine (Figuur 103).
Note: Bewaar de flenskopbouten, flensborgmoer en borgclip voor montage in De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom plaatsen.
Verwijder de klemmen en pakkingen waarmee de verdeler voor de spuitboomklep (Figuur 104) bevestigd is aan de aangrenzende spuitboomklep (indien linker spuitboomklep en verloopkoppeling).
Verwijder de borgclips waarmee de uitgaande fitting is bevestigd aan de verdelerklep van de spuitbomen en de borgclips waarmee de verdeler aan de omloopfitting is bevestigd (Figuur 105).
Bij de kleppen van de linker en rechter spuitbomen: verwijder de flenskopbouten en flensmoeren waarmee de klep(pen) van de spuitbomen aan de klepbevestiging zijn bevestigd en verwijder de klepverdeler(s) uit de machine. Bij de klep van de middelste spuitboom: verwijder de spuitboomklepverdeler uit de machine (Figuur 106).
Plaats de afsluiter zo dat deze in de gesloten stand staat (B van Figuur 107).
Verwijder de 2 dopaansluitingen van de uiteinden van de verdelerbehuizing (Figuur 108 en Figuur 109).
Draai de afsluiter zo dat de kogel in de geopende stand staat (A van Figuur 107).
Note: De afsluiter ligt dan in het verlengde van de stroom in de klep en de kogel zal eruit glijden.
Verwijder de houder van de afsluiter uit de openingen in de ventielopening van de verdeler (Figuur 108 en Figuur 109).
Neem de houder van de afsluiter en de zitting van de afsluiter uit de verdeler (Figuur 108 en Figuur 109).
Neem de ventieleenheid uit de verdelerbehuizing (Figuur 108 en Figuur 109).
Reinig de binnenkant van de verdeler en de buitenkant van de kogelklep, de ventieleenheid, de borgclip en de eindsluitingen.
Controleer de staat van de O-ringen van de uitgaande fitting (alleen spuitboomklepverdeler), de O-ringen van de dopafdichting, de O-ringen van de achterzitting en de kogelzitting op schade of slijtage (Figuur 108 en Figuur 109).
Note: Vervang versleten of beschadigde O-ringen en zittingen.
Breng smeersel aan op de afsluiter en steek deze in de zitting van de afsluiter (Figuur 108 en Figuur 109).
Monteer de afsluiter en de zitting in de verdeler en bevestig de afsluiter en de zitting met de houder van de afsluiter (Figuur 108 en Figuur 109).
Zorg dat de O-ring van de achterzitting en de kogelzitting uitgelijnd zijn en op hun plaats zitten in de dopaansluiting (Figuur 108 en Figuur 109)
Breng de dopaansluiting aan op de verdelerbehuizing tot de flens van de dopaansluiting contact maakt met de verdelerbehuizing (Figuur 108 en Figuur 109). Draai vervolgens de dopaansluiting nog ⅛ tot ¼ slag.
Note: Wees voorzichtig zodat u het uiteinde van de aansluiting niet beschadigt.
Steek de kogel in de klepbehuizing (Figuur 110).
Note: De afsluiter moet in de kogelopening passen. Als de afsluiter er niet in past, dient u de locatie van de kogel aan te passen (Figuur 110).
Draai de afsluiter zo dat de klep gesloten is (B van Figuur 107)
Herhaal stap 4 en 5 voor de andere dopaansluiting.
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de verdelerklep voor de gebruiksdosis en de drukfilterkop (A van Figuur 111).
Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de drukfilterkop los om speling te verkrijgen.
Monteer de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de drukfilterkop met een flensklem en draai handmatig vast (A van Figuur 111).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de regelklep voor de gebruiksdosis en de mengklepverdeler (A van Figuur 111).
Monteer de verdelerklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (A van Figuur 111).
Monteer de regelklep voor de gebruiksdosis aan de klepbevestiging met de 2 flenskopbouten en 2 flensborgmoeren (A van Figuur 111) die u hebt verwijderd in stap 3 van De verdelerklep voor de gebruiksdosis verwijderen en draai de moer en bout aan met 10-12 Nm.
Monteer de uitgaande fitting op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de regelklep voor de gebruiksdosis (B van Figuur 111).
Bevestig de koppeling van de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (B van Figuur 111).
Als u het bevestigingsmateriaal hebt losgezet voor de drukfilterkop, dient u de moer en bout aan te draaien tot 10-12 Nm.
Lijn de flens van de mengklepverdeler uit met een pakking en de flens van de mengomloopklep (A van Figuur 112).
Note: Maak indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de hoofdklep van de spuitboom los om speling te verkrijgen.
Monteer de mengomloopklep, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 113).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de regelklep voor de gebruiksdosis en de mengklepverdeler (A van Figuur 113).
Monteer de regelklep voor de gebruiksdosis, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (A van Figuur 113).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de mengklepverdeler en de hoofdklep van de spuitboom (A van Figuur 113).
Monteer de mengklepverdeler, de pakking en de hoofdklep van de spuitboom met een flensklem en draai handmatig vast (A van Figuur 113).
Monteer de uitgaande fitting op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de mengklep (B van Figuur 113).
Bevestig de uitgaande fitting aan de koppelingfitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (B van (Figuur 113).
Monteer de mengklep aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer (Figuur 112) die u hebt verwijderd in stap 3 van De mengverdelerklep verwijderen en draai de moer en bout aan met 10-12 Nm.
Als u het bevestigingsmateriaal van de hoofdklep van de spuitboom hebt losgedraaid, dient u de moer en bout aan te draaien met 10 tot 12 Nm.
Lijn de flens van de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom uit met een pakking en de flens van de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar (Figuur 114).
Monteer de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom, de pakking en de omloopklep van de spuitboomhoofdschakelaar met een handvast aangedraaide flensklem (Figuur 114).
Lijn de flens van de verdeler van de hoofdklep van de spuitboom uit met een pakking en de mengklepverdeler (Figuur 114).
Monteer de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom, de pakking en de mengklepverdeler met een flensklem en draai handmatig vast (Figuur 114).
Lijn de houder van de uitgaande fitting van 90° uit op de koppelingfitting onderaan de verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom (Figuur 115).
Bevestig de koppeling van de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te steken (Figuur 115).
Monteer de mengklep aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer (Figuur 114) die u hebt verwijderd in stap 3 van De verdeler voor de hoofdklep van de spuitboom verwijderen en draai de moer en bout aan met 10-12 Nm.
Monteer de bovenste dopaansluiting van de verdelerklep in de omloopfitting (A van Figuur 116).
Note: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de omloopfitting los om speling te verkrijgen.
Bevestig de dopaansluiting aan de omloopfitting door een borgclip in de houder van de omloopfitting te brengen (A van Figuur 116).
Monteer de uitgaande fitting op de onderste dopaansluiting van de verdelerklep (A van Figuur 116).
Bevestig de dopaansluiting aan de uitgaande fitting door een borgclip in de houder van de uitgaande fitting te brengen (A van Figuur 116).
Lijn de pakking uit tussen de flenzen van de verloopkoppeling en de spuitboomklepverdeler (B van Figuur 116).
Monteer de verloopkoppeling, de pakking en de spuitboomklepverdeler met een klem en draai handmatig vast (B van Figuur 116).
Bij de montage van de 2 spuitboomkleppen uiterst links dient u pakking uit te lijnen tussen de flenzen van de 2 aangrenzende spuitboomklepverdelers (B van Figuur 116).
Monteer de 2 aangrenzende spuitboomklepverdelers en een pakking met een klem en draai handmatig vast (B van Figuur 116).
Bij de kleppen van de linker en rechter spuitbomen: monteer de kleppen aan de klepbevestiging met de flenskopbout en flensborgmoer die u hebt verwijderd in stap 3 van De spuitboomverdelerklep verwijderen en draai de moeren en bouten aan met 10-12 Nm.
Als u het bevestigingsmateriaal hebt losgedraaid voor de omloopfitting, dient u de moer en bout aan te draaien tot 10-12 N·m.
Lijn de actuator uit met de verdelerklep (Figuur 97).
Bevestig de actuator en de klep met de borgclip die u hebt verwijderd in stap 3 van De klepactuator verwijderen.
Sluit de stekker met 3 contacten van de klepactuatorkabelboom aan op de connector met 3 contacten van de kabelboom van de spuitmachine..
Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Note: Voor modellen uit de HD-serie en de HDX-serie met een manuele transmissie schakelt u de aftakas uit.
Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.
Behandel het spuitsysteem als volgt:
Laat de schoonwatertank leeglopen.
Laat het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.
Maak roestwerende, niet-alcoholgebaseerde antivriesoplossing voor motorvoertuigen volgens de instructies van de fabrikant.
Giet de antivriesoplossing voor motorvoertuigen in de schoonwatertank en het spuitsysteem.
Laat de spuitpomp een paar minuten lopen zodat de antivries voor motorvoertuigen door het spuitsysteem en eventueel gemonteerde spuitaccessoires stroomt; zie Spuitpomp.
Laat de schoonwatertank en het spuitsysteem zo grondig mogelijk leeglopen.
Til de spuitbomen op met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift. Breng de spuitbomen omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar in de transportstand in de transporthouder zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn teruggetrokken.
Note: Zorg ervoor dat de cilinders van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken om beschadiging van de actuatorstang te voorkomen.
Voer de volgende onderhoudsstappen uit wanneer u de machine voor korte of lange tijd gaat stallen.
Korte stalling (minder dan 30 dagen), reinig het spuitsysteem; zie De spuitmachine reinigen.
Lange stalling (langer dan 30 dagen), doe het volgende:
Maak de spuitkleppen schoon; zie De kleppen van de spuitmachine reinigen.
Smeer de spuitmachine; zie Smering.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast.
Note: Vervang of repareer versleten of beschadigde onderdelen.
Controleer de staat van alle spuitslangen.
Note: Vervang versleten en beschadigde slangen.
Draai alle slangaansluitingen vast.
Werk alle krassen of afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij uw erkende servicedealer.
Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.
Verwijder het contactsleuteltje uit de starterschakelaar en bewaar het op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Vermogen hefwerktuig: 408 kg
Bij het omgaan met de spuittankconstructie moet u rekening houden met een risico op opgeslagen energie. Als de constructie niet goed is vastgezet bij het monteren of verwijderen, waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.
Gebruik altijd riemen en een hefinrichting om de spuittankconstructie te ondersteunen tijdens monteren, verwijderen en onderhoudswerkzaamheden waarbij het bevestigingsmateriaal wordt verwijderd.
Koppel de accukabels los van de accu; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Maak de zekeringhouder van de spuitmachine los van de zekeringhouder van de machine, en koppel de bedrading tussen de 2 zekeringhouders los; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Verwijder de kabelboom van de J-clips; zie De achterste kabelboom van de spuitmachine naar het bedieningspaneel leiden.
Zet de handknop onder het paneel los en verwijder de R-pen; zie Het bedieningspaneel op de machine monteren.
Maak de kabels waarmee de zekeringhouder voor de spuitmachine aangesloten is op de zekeringhouder van de machine los; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Maak de zekeringhouder van de spuitmachine los van de zekeringhouder van de machine; zie De zekeringenhouder van de spuitmachine monteren.
Verwijder het paneel van de montagebeugel van het paneel aan het dashboard van de machine en lijn de draaipen van het bedieningspaneel uit met de opberghaak aan de voorste tankband (Figuur 117); zie Het bedieningspaneel op de machine monteren.
Monteer het paneel op de beugel en bevestig de draaipen met de R-pen aan de beugel (Figuur 117).
Vermogen hefwerktuig: 408 kg
Zet de voorste assteun op een lijn met de assteunbeugel aan de voorkant van de tank (Figuur 118).
Steek de assteun in de beugel tot het middelste gat in de horizontale buis van de assteun op één lijn is met het gat bovenaan de beugel (Figuur 118).
Steek de gaffelpen (½ x 3") in de gaten in de assteun en beugel, en bevestig de gaffelpen met een R-pen (5/32 x 2⅝").
Schroef een borgknop handmatig vast in de beugel (Figuur 118).
Lijn de achterste assteun uit met de beugel van de achterste assteun (Figuur 119).
Lijn het gat bovenaan de assteun uit met het gat in het tankframe (Figuur 119).
Bevestig de assteun aan de beugel en het frame met 2 gaffelpennen (½ x 4½") en 2 R-pennen (5/32 x 2⅝") zoals getoond in Figuur 119.
Herhaal stap 7 tot 7 voor de voorste en achterste assteun aan de andere zijde van het tankframe.
Laat de spuitbomen neer tot de 45°-stand en draai ze naar voren (Figuur 120).
Verwijder aan beide kanten van de machine de 2 bouten (½ x 1½") en 2 borgmoeren (½") waarmee de steunbeugel voor het tankframe bevestigd is aan de machine, zie Het tankframe laten zakken.
Til het tankframe op met de hefcilinders, monteer de cilindervergrendeling, en doe het volgende:
Note: Zie De tank overeind zetten.
Voor Workman-modellen uit de HD- en HDX-serie met manuele transmissie koppelt u de aftakas los van de transaxle; raadpleeg de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met manuele transmissie.
Voor Workman-modellen uit de HDX-serie met automatische transmissie koppelt u de hydraulische slangen aan het paneel voor hoge stroming los; bedek de fittings. Raadpleeg de montage-instructies van de egalisatieset voor de Multi Pro WM gazonspuitmachine, Workman multifunctioneel voertuig met automatische transmissie.
Koppel de bedrading van de snelheidssensor af; zie De kabelboom van de snelheidssensor aansluiten (modellen uit de HD-serie met manuele transmissie) en De kabelboom van de snelheidssensor aansluiten (model HDX-Auto).
Verwijder de cilindervergrendeling en laat het tankframe zakken met de hefcilinders; zie De tankconstructie omlaag brengen.
Bevestig het hefwerktuig aan de horizontale buizen van de voorste assteunen en de verticale stang van de achterste assteunen (Figuur 120).
Breng de tankconstructie 7,5 tot 10 cm omhoog en verwijder de lynchpennen en gaffelpennen waarmee de hefcilinders aan de tank zijn bevestigd.
Til het tankframe hoog genoeg van de machine om het frame van de machine te kunnen nemen (Figuur 120).
Rij het voertuig voorzichtig naar voren, onder het tankframe uit.
Laat het tankframe langzaam neer op de grond.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
Een spuitboom werkt niet. |
|
|
Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld. |
|
|
Een klep van een spuitboom lekt. |
|
|
De druk daalt als u een spuitboom inschakelt. |
|
|