De computer in de automatische bediening van de spuitboomsecties
(Automatic Section Controller, ASC) regelt de dosis aan de hand van
de snelheid van de machine. U stelt de gewenste hoeveelheid per oppervlakte-eenheid
in en de ASC regelt de stroming automatisch binnen het betreffende
snelheidsbereik van de machine. De volumestroom die verspoten wordt
verschijnt op het display. Het X25 bedieningspaneel geeft ook de bespoten
oppervlakte, machinesnelheid en totaal verspoten volume weer.
Het GeoLink-systeem heeft 2 GPS-opties:
Als het GeoLink-systeem WAAS gebruikt met RTK is de positiebepaling
bij het spuiten nauwkeuriger en biedt het X25 bedieningspaneel extra
mogelijkheden.
Note: Controleer of de spuitmachine juist gekalibreerd is voordat
u begint te spuiten.
Note: Verzeker dat het InfoCenter op GeoLink is ingesteld voordat
u begint te spuiten.
De verschillende weergavemodussen
Welke spuitbedieningsorganen, opties en instellingen beschikbaar
zijn, is afhankelijk van de weergavemodus die u gebruikt. De weergavemodus
hangt af van het toegangsniveau dat is gekozen in het Instellingen-scherm.
-
Easy Mode/Eenvoudige modus – bedoeld voor algemene
spuitwerkzaamheden, beschikbaar voor alle gebruikers.
-
Standard Mode/Standaard modus – bedoeld voor
het instellen van werkzaamheden, aangeven van begrenzingen, kalibratie
en algemene spuitwerkzaamheden. Deze modus kan met een wachtwoord
worden beveiligd en er kunnen extra functies van het GeoLink-systeem
mee worden ingesteld. De standaard modusinformatie is in videoformaat.Zie de video's op de USB-stick die met het GeoLink-systeem is
meegeleverd of op www.Toro.com.
Note: Gebruik de standaard modus bij het aangeven van de begrenzing
van het te bespuiten gebied.
-
Expert Mode/Expert modus – bedoeld voor de dealer
bij het onderzoeken en oplossen van problemen met het systeem. Deze
modus is beveiligd met een wachtwoord en wordt gebruikt voor klantenondersteuning.
Starten van het X25 bedieningspaneel
-
Verzeker dat het gehele GeoLink-systeem is gemonteerd.
-
Start de machine en wacht enkele seconden tot het
bedieningspaneel ingeschakeld wordt.
Note: Schakel het bedieningspaneel altijd als volgt in en uit:
-
Schakel de machine UIT om
het bedieningspaneel en X25 spuitsysteem uit te schakelen.
-
Gebruik het pictogram uitschakelen op de zwevende
menubalk om alleen het display uit te schakelen.
-
Gebruik de groene knop aan de achterkant van het bedieningspaneel
om het bedieningspaneel in of uit te schakelen.
-
Het uitschakelen van het bedieningspaneel heeft geen
invloed op de gegevens die in de computer zijn opgeslagen.
Het aanraakscherm gebruiken
U kunt de informatie over het spuitsysteem oproepen en wijzigen
met het X25 bedieningspaneel door de betreffende pictogrammen op het
scherm aan te raken.
-
Druk op een pictogram om informatie op het scherm
weer te geven.
-
Er verschijnen extra opties nadat u op een pictogram
gedrukt hebt.
-
Kies de gewenste opties.
-
Bevestig de nieuwe weergave (Figuur 11).
Taalkeuze en accepteren van de licentie-overeenkomst
Na het beginscherm verschijnt het scherm voor de taalkeuzen
en het accepteren van de licentie-overeenkomst (EULA, end user license
agreement).
-
Indien nodig kunt u het taal-pictogram indrukken om
een andere taal te kiezen voor de X25 monitor (Figuur 14).
Note: De taal die in dit scherm wordt gekozen wordt dan overal in
de X25 gebruikersinterface gebruikt. U kunt de taal ook wijzigen via
de gebruikersinstellingen.
-
Ga in de taalkeuzelijst naar de gewenste taal, kies
deze, en druk op Ja (Figuur 15).
Het X25 bedieningspaneel start op in
de gekozen taal.
-
Lees de EULA (Figuur 14).
Scroll naar
de onderkant van het scherm. Het Ja -pictogram wordt dan groen (Figuur 14).
-
Druk op het JA-pictogram
om naar het Home-scherm te gaan (Figuur 14).
Gebruik van de hoofdschakelaar van het X25 bedieningspaneel
Het pictogram hoofdschakelaar geeft de toestand (Figuur 16) van het
systeem met kleuren aan:
-
Groen – Betekent dat het systeem klaar is en
dat de spuitbediening ingeschakeld is en werkt.
-
Wit – De spuitbediening staat in stand-by.
-
Rood – Betekent dat het systeem niet klaar is
en dat de spuitbediening uitgeschakeld is en niet kan worden gebruikt.
Als het pictogram van de hoofdschakelaar rood is kunt u op het
pictogram drukken om de status van de schakelaar en het aantal actieve
alarms weer te geven (Figuur 17).
U kunt altijd op het bevestigings-pictogram (Figuur 17) drukken
om naar het hoofdscherm te gaan en de nodige stappen te nemen.
De hoofdschakelaar gebruiken.
Multi Pro 1750 spuitmachine
De hoofdschakelaar op het Home-scherm geeft aan of het spuitsysteem
in- of uitgeschakeld is (Figuur 16).
De hoofdschakelaar gebruiken.
Multi Pro 5800 spuitmachine
De hoofdschakelaar op het Home-scherm schakelt het spuitsysteem
in- of uit (Figuur 16). De schakelaar is niet actief als de hoofdschakelaar
van de spuitbomen (voetschakelaar) of de schakelaars voor de linker,
middelste of rechter spuitboom op UIT staan.
Zie de Gebruikershandleiding voor informatie
over de hoofdschakelaar van de spuitbomen en de drie afzonderlijke
schakelaars.
-
Druk op het pictogram hoofdschakelaar om het spuitsysteem
in te schakelen (het pictogram wordt groen).
-
Druk op het pictogram hoofdschakelaar om het spuitsysteem
uit te schakelen (het pictogram wordt wit).
De correcte maateenheden selecteren
U kunt kiezen uit de volgende opties: metrisch, Amerikaans (VS)
en Amerikaans (VK). Er is een onderscheid tussen de opties Amerikaans
(Verenigde Staten) en Amerikaans (Verenigd Koninkrijk) omdat gallons
en fluid ounces niet evenveel zijn in de VS en in het VK.
-
Druk op het instellings-pictogram in het hoofdscherm
(Figuur 18).
-
Druk op het gebruikers-pictogram (Figuur 19).
-
Druk op het regio-pictogram (Figuur 19).
-
Druk op het eenheden-pictogram (Figuur 19).
-
Kies de gewenste eenheden en spuitdosis en druk dan
op het bevestigings-pictogram (Figuur 20).
De eenvoudige modus gebruiken
De eenvoudige modus wordt gebruikt voor het spuiten
van gebieden met duidelijke grenzen. U kunt de werkzaamheden oproepen
en het spuitgebied weergeven.
De verschillende spuitmethodes
Pictogram automatische besturing van de spuitboomsecties (ASC)
| instelling | Beschrijving |
| ASC AAN | GeoLink stuurt de afzonderlijke spuitdoppen aan. |
| ASC UIT | De gebruiker stuurt de spuitdoppen aan in groepen met de schakelaars
voor links, midden en rechts. |
| ASC ONDERDRUKT (MANUELE MODUS) | De gebruiker stuurt de spuitdoppen aan in groepen met de schakelaars
voor links, midden en rechts. |
Pictogram gebiedsgrens
| Instelling | Beschrijving |
| GEBIEDSGRENS | GeoLink schakelt de spuitdoppen in als de spuitmachine de grens
van het aangegeven spuitgebied bereikt. |
| GeoLink schakelt de spuitdoppen uit als de spuitmachine een
uitgesloten gebied binnen het aangegeven spuitgebied bereikt. |
| GeoLink schakelt de spuitdoppen uit als de spuitmachine buiten
de grenzen van het aangegeven spuitgebied komt. |
| GeoLink schakelt de spuitdoppen uit als er overlappend zou
worden gespoten. |
| ONBEPERKT | GeoLink stuurt de spuitdoppen niet aan op basis van de grenzen
van het spuitgebied of uitgesloten gebieden. |
| GeoLink schakelt de spuitdoppen uit als er overlappend zou
worden gespoten. |
| Gebiedsgrens uitgeschakeld | De gebruiker van de spuitmachine schakelt de spuitdoppen links,
midden en rechts handmatig aan en uit. |
| GeoLink stuurt de spuitdoppen niet aan. |
| GeoLink voorkomt overlappend spuiten niet. |
Pictogram dosisregeling
| instelling | Beschrijving |
| Automatisch (Auto) | GeoLink regelt de dosis op basis van de dosis ingesteld voor
het huidige karwei, of de dosis ingesteld met het bedieningspaneel. |
| Handmatig | U regelt de dosis tijdens het spuiten. |
Spuiten met een gebiedsgrens
Hiermee kan een gebied, met een bepaalde grens, worden bespoten
of juist niet worden bespoten, de grens wordt naar behoefte ingesteld.
U kunt de grenzen aangeven in de standaard modus.
Bij het spuiten met gebiedsgrenzen zijn er de volgende mogelijkheden:
-
Het GeoLink-systeem stuurt de spuitdoppen aan op basis
van de begrenzing, en voorkomt overlapping (dubbele bespuiting).
-
Het GeoLink-systeem regelt de dosis.
-
Kies het pictogram Automatische besturing van de spuitboomsecties
(ASC pictogram) en het pictogram besturing spuitsysteem om deze schermen
te bereiken (Figuur 22).
-
Zet het ASC-pictogram op AAN, zet de begrenzing op GEBIEDSGRENS, en
zet de dosis op AUTO (Figuur 22).
Spuiten met een onbeperkte gebiedsgrens
Hiermee kan een willekeurig gebied worden bespoten, zonder begrenzing.
Bij deze methode zijn er de volgende mogelijkheden:
-
Het GeoLink-systeem stuurt de spuitdoppen aan om overlapping
te voorkomen, maar zonder gebiedsgrens.
-
Het GeoLink-systeem regelt de dosis.
-
Kies het pictogram automatische besturing van de spuitboomsecties
en het pictogram besturing spuitsysteem (Figuur 23).
-
Zet het ASC-pictogram op AAN, zet de begrenzing op UNLIMITED/ONBEPERKT, en zet de dosisregeling op AUTO (Figuur 23).
Spuiten met alleen dosisregeling
Bij deze methode zijn er de volgende mogelijkheden:
-
Kies het pictogram automatische besturing van de spuitboomsecties
en het pictogram besturing spuitsysteem (Figuur 24).
-
Zet het ASC pictogram op UIT en zet de dosisregeling op AUTO (Figuur 24).
Handmatig spuiten
Bij deze methode zijn er de volgende mogelijkheden:
-
Kies het pictogram Automatische besturing van de spuitboomsecties
en het pictogram Besturing spuitsysteem (Figuur 25).
-
Zet de snelheidsregeling in de MANUELE stand (Figuur 25).
Note: ASC schakelt naar ASC Inhibited (Manuele modus)
Maken van een nieuw product en instellen van het tankvolume
Note: Verzeker dat de geschikte maateenheden zijn gekozen. Raadpleeg
het hoofdstuk De juiste maateenheden selecteren in de Gebruikershandleiding.
Maken van een nieuw product
-
Vul de tank met water.
-
Druk op het pictogram besturing spuitsysteem en maximaliseer
het bedieningspaneel van de spuitmachine (Figuur 26).
-
Druk op het pictogram ECU 1 (Figuur 26).
-
Druk op het pictogram PRODUCT-CONFIGURATIE (Figuur 26).
De dialoog voor de product-configuratie verschijnt.
-
In het scherm product-configuratie, druk op de PRODUCT SELECTION LIST/PRODUCTKEUZE LIJST (Figuur 27).
-
Druk op het pictogram NEW PRODUCT…/NIEUW
PRODUCT en dan op het pictogram bevestigen (Figuur 27).
De wizard nieuw product instellen verschijnt.
-
In stap 1 van de dialoog voor een nieuw product
drukt u op en dan op het pictogram
volgende (Figuur 28).
-
Druk op het pictogram PRODUCT NAME/PRODUCTNAAM, voer de productnaam in met het toetsenbord op het display, en druk
op het pictogram bevestigen (Figuur 29).
-
In stap 2 van de dialoog voor een nieuw product
drukt u op het pictogram VOLGENDE (Figuur 30).
-
In stap 3 van de dialoog voor een nieuw product
stelt u de standaard dosis in:
-
Stel de stap in waarmee de vooringestelde dosissen
worden verhoogd/verlaag door het indrukken van de pictogrammen PRODUCT RATE INCREMENT/DOSISSTAP VERHOGEN (Figuur 32).
-
Gebruik het numerieke gedeelte van het toetsenbord
om de verhogingsstap van de 2 preset dosissen aan te passen (Figuur 33).
-
Druk op het pictogram bevestigen (Figuur 33).
-
Druk op PRODUCT RATE PRESET 2/PRODUCTDOSIS
PRESET 1 of PRODUCT RATE PRESET 2/PRODUCTDOSIS
PRESET 2 om de vooringestelde dosissen te kiezen (Figuur 32).
-
Gebruik het numerieke toetsenbord om de spuitdosis
in te stellen (Figuur 33).
-
Druk op het pictogram bevestigen (Figuur 33).
-
In stap 4 van de dialoog voor een nieuw product
drukt u op het pictogram bevestigen (Figuur 35).
-
In het productconfiguratie venster drukt u op het
pictogram bevestigen om de gegevens van het nieuwe product op te slaan
(Figuur 35).
Instellen van het producttankvolume
-
Druk op het pictogram TANKVULLING (Figuur 39).
-
Druk op het pictogram VOLUME (Figuur 36).
-
Gebruik het numerieke toetsenbord om 1 van de volgende
in te voeren:
Note: Druk op WAARDE VERHOGEN of WAARDE VERLAGEN om de productvolume preset in te voeren.
-
Als u het uiteindelijke productvolume aan de tank
toevoegt (zoals water en chemicaliën), voer dan het totale volume
in van het product dat u aan de tank toevoegt, druk op het pictogram
bevestigen, en druk op het pictogram bevestigen in het venster voor
de tankvulling (Figuur 38).
Note: Het volume van het water en het product moet kleiner of gelijk
zijn aan de ingestelde tankcapaciteit.
-
Als u in stappen chemicaliën aan het water toevoegt,
voer dan het volume water in de tank in, druk op het pictogram bevestigen,
en ga dan naar stap 4.
Note: Het volume van het water en het product moet kleiner of gelijk
zijn aan de ingestelde tankcapaciteit.
-
Als u de chemicaliën in stappen
aan het water toevoegt, druk dan op het pictogram VOLUME-TOENAME (Figuur 40).
-
Gebruik het numerieke toetsenbord voor het invoeren
van de toenamestap van het productvolume (b.v. chemicaliën aan
water) bij het toevoegen van product aan de tank, en druk dan op het
pictogram bevestigen (Figuur 40).
Voorbeeld: Stap van 19, 114 of 208 liter.
-
Als u in stappen chemicaliën
aan het water toevoegt, voeg het product dan toe aan de tank en druk
op het pictogram PRODUCT TOENAMESTAP (Figuur 40).
-
Als u een productcombinatie mengt, herhaal stap 6 dan naar
behoefte (Figuur 40).
Note: Als u de tank geheel vult met product of water dan kunt u op
het pictogram FILL TANK TO CAPACITY/TANK GEHEEL VULLEN drukken (Figuur 40).
-
Druk op het pictogram bevestigen en druk op het pictogram
bevestigen in het venster voor het vullen van de tank.
De eenvoudige modus gebruiken voor nieuw werk
Kiezen van de dosis en het werk een naam geven
-
Start de machine en laat de sleutel in DRAAIMODUS.
-
Open het pictogram 'regeling spuitsysteem'
(Figuur 41).
-
Ga in het scherm van de spuitbesturing na of de juiste
preset dosis is gekozen.
-
Als de gebruiksdosis niet correct is, wijzig deze
dan met de pictogrammen van de voorinstellingen, of druk op de pictogrammen
verhogen of verlagen om de gebruiksdosis stapsgewijs te veranderen,
of selecteer het veld huidige gebruiksdosis en voer de dosis in met
het toetsenbord (Figuur 42 en Figuur 43).
-
Druk op het pictogram job-menu/werkmenu, rechtsboven
op het scherm (Figuur 44).
-
Voer een nieuwe naam in voor het werk of behoud de
standaard tijdbenaming (Figuur 44).
Kiezen van de spuitdop – voorbereiden op het balanceren
van de spuitdopkleppen
Multi Pro 1750 spuitmachine
Important: Als u een nieuw werk aanmaakt wordt de afmeting van de spuitdop
waar het GeoLink-systeem is op ingesteld weergegeven op het scherm
van het X25 bedieningspaneel. Elke keer dat u de spuitdoppen wisselt
moet u de valve balance/klepbalans wizard uitvoeren.
-
Zorg dat de mengklep is afgesteld en dat de spuitsysteemdruk
hoger is dan 2,07 bar; raadpleeg uw Gebruikershandleiding.
-
Vul de sproeitank met schoon water.
-
Verzeker dat de handrem in werking is en dat de versnelling
in de NEUTRAALSTAND staat.
-
Start de motor, laat de spuitbomen zakken, zet de
hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT, zet de 3 spuitboomschakelaars op AAN.
-
Druk op het pictogram spray rate controller/instelling
spuitdosis, veeg dan over het pictogram volledig scherm in de rechterbovenhoek
van het venster van de spuitbesturing (Figuur 45).
-
Druk op het pictogram configuratie, en druk dan op
het pictogram klepbalans wizard (Figuur 46).
Kiezen van de spuitdopklep balanceer wizard, stap 1-3
Multi Pro 1750 spuitmachine
-
In stap 1 kunt u informatie over de wizard lezen,
daarna drukt u op het pictogram volgende (Figuur 47).
-
In stap 2 van de wizard kiest u met de scroll-balk
de gebruikte spuitdop, kies dan het pictogram spuitdop in de keuzelijst
(Figuur 48).
Note: Als de spuitdop niet in keuzelijst staat moet u een nieuwe spuitdop
invoeren in het instelmenu voordat u de klepbalans wizard kunt uitvoeren,
zie Een spuitdop creëren.
-
Druk op het pictogram volgende (Figuur 48).
-
In stap 3 van de wizard kunt u indien nodig een
andere dosis instellen met het pictogram dosis (Figuur 49).
-
Voer de dosis in met het numerieke toetsenbord en
druk dan op het pictogram bevestigen (Figuur 50).
-
In stap 3 van de wizard kunt u indien nodig een
andere snelheid instellen met het pictogram speed/snelheid (Figuur 49).
-
Voer de rijsnelheid tijdens het spuiten in met het
numerieke toetsenbord, druk dan op het pictogram bevestigen (Figuur 51).
-
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
-
Druk op het pictogram volgende (Figuur 52).
Kiezen van de spuitdopklep balanceer wizard, stap 4-6
Multi Pro 1750 spuitmachine
-
Regel het motortoerental bij totdat de gewenste spuitdosis
wordt weergegeven op het dashboard van het X25 bedieningspaneel, en
activeer dan de gashendel-vergrendelingsschakelaar van de machine
(Figuur 53).
-
In stap 4 van de wizard wacht u totdat de stroming
door het systeem stabiel is en het pictogram lock/vergrendeling verschijnt
in het dialoogvenster (Figuur 54).
-
Druk op het pictogram volgende (Figuur 54).
-
In stap 5 van de wizard doet
u 1 van de volgende handelingen:
Note: De pictogrammen (+) en (-) die de wizard weergeeft komen overeen
met de sticker op de klep en geven aan in welke richting de knop van
de omloopklep gedraaid moet worden.
-
Wacht tot de GeoLink software de instelling van de
stroming heeft verwerkt (Figuur 55).
Note: Zet het pictogram aan/uit op aan (groen) om met de pictogrammen
vorige/volgende een spuitboomklep te kiezen om te balanceren. Zet
spuitboomsectie aan/uit op aan als u de verkeerde omloopklep heeft
gekozen en een andere spuitboomklep wilt kiezen in de wizard.
-
De spuitdosis voor de spuitboomklep is te hoog (Figuur 56).
Note: In dit voorbeeld is de gewenste spuitdosis 0,500 gallon/1000 ft2 maar de gemeten spuitdosis is 0,529 gallon/1000
ft2.
-
Druk op het pictogram spuitboom aan/uit (Figuur 56) om de
spuitboomklep te sluiten (rood).
-
Ga naar de achterkant van de machine.
-
Stel de omloopklep bij spuitboomklep 1 in om
de stroming tot de gewenste dosis te verminderen.
-
De spuitdosis voor de spuitboomklep is te laag (Figuur 57).
Note: In voorbeeld is de gewenste spuitdosis 0,500 gallon/1000 ft2 maar de gemeten spuitdosis is 0,472 gallon/1000
ft2.
-
Druk op het pictogram spuitboom aan/uit (Figuur 56) om de
spuitboomklep te sluiten (rood).
-
Ga naar de achterkant van de machine.
-
Stel de omloopklep bij spuitboomklep 1 in om
de stroming tot de gewenste dosis te verhogen.
-
Het bericht Section Valve Balanced/spuitboomklep
gebalanceerd verschijnt en de wizard gaat automatisch door naar de
volgende spuitboomklep (Figuur 58).
-
Herhaal stap 4 en 5 voor spuitboomkleppen 2-10
(Figuur 59).
-
Als alle spuitboomkleppen gebalanceerd zijn kies dan
het pictogram volgende (Figuur 59).
-
In stap 6 van de wizard, controleer de lijst van gebalanceerde
spuitboomkleppen om te verzekeren dat alle omloopkleppen zijn ingesteld,
en druk op het pictogram bevestigen (Figuur 60).
Note: Als er een spuitboomklep is waarvan de omloopklep nog niet is
ingesteld, druk dan op het pictogram terug om naar stap 5 te
gaan voor die klep en voer stap 4 en 5 uit (Figuur 60).
Na het afronden van de wizard voor het balanceren van de kleppen
geeft het pictogram balanceren in het instellingsvenster 'Gebalanceerd'
aan (Figuur 61).
Kiezen van de spuitdop
Multi Pro 5800 spuitmachine
-
In het menu nieuw werk, kies het pictogram spuitdop
(Figuur 62).
-
In de keuzelijst kiest u de spuitdop voor de dosis
waarmee u gaat spuiten.
Note: Als de spuitdop voor de gewenste dosis niet in de lijst staat
kunt u de spuitdop toevoegen in het nozzle setup/spuitdop instellen
scherm, zie Een spuitdop creëren.
-
Druk op het pictogram bevestigen (Figuur 62).
Configureren van een nieuw werkterrein
-
Druk op het pictogram job-menu/werkmenu (Figuur 63).
-
Selecteer het pictogram configureer werkterreinen.
-
Selecteer het werkgebied dat u gaat spuiten (meer
bepaald fairways, greens of tees); zie Figuur 63.
-
Selecteer de terreinen die u niet wilt spuiten (bunkers,
bomen, obstakels, enz.) (Figuur 63).
Note: Bekijk de standaardmodusvideo over het spuiten van een grens
binnen een andere grens.
Bedienen van het spuitsysteem van de machine
-
Zet de 3 schakelaars voor de boomsecties (op het bedieningspaneel
van de machine) op AAN (Figuur 64 en Figuur 65).
-
Druk de hoofdschakelaar van de machine in.
-
Druk op het pictogram van de hoofdschakelaar (Figuur 21) op het
display van de bedieningseenheid (enkel Multi Pro 5800 spuitmachines).
-
Rij naar het terrein dat u gaat spuiten.
Note: Als de ASC op GEBIEDSGRENS staat
zal de machine beginnen met spuiten bij het bereiken van het aangegeven
spuitterrein.
Note: Op het scherm ziet u de zones die u gaat spuiten in het lichtgrijs,
en zones die niet gespoten worden in het donkergrijs. Als het weergavescherm
volledig lichtgrijs is, kunt u elk gebied spuiten.
De eenvoudige modus gebruiken voor bestaand werk
Note: Een werk wordt ingesteld in de standaardmodus. Verzeker dat
de informatie van het vorige werk is gewist voordat u een bestaand
werk herhaald.
-
Start de machine en laat de sleutel in DRAAIMODUS.
-
Open het pictogram 'regeling spuitsysteem'
(Figuur 66).
-
Controleer in het scherm 'regeling spuitsysteem'
of de juiste gebruiksdosis geselecteerd is (gal/ac).
-
Als de gebruiksdosis niet correct is, wijzig deze
dan stapsgewijs met de voorinstellingen, of selecteer de huidige gebruiksdosis
en voer handmatig een dosis in (Figuur 67).
-
Druk op het pictogram field menu/veldmenu.
-
Selecteer de naam van het bestaande veld (Figuur 68).
-
Druk op het pictogram job-menu/werkmenu (Figuur 69).
-
Selecteer het bestaande werk (Figuur 69).
-
Zet de 3 schakelaars voor de boomsecties (op het bedieningspaneel
van de machine) op AAN (Figuur 70 en Figuur 71).
-
Om te spuiten: druk het pictogram HOOFDSCHAKELAAR in op het scherm en rij het spuitterrein in (Figuur 21).
Note: De machine begint te spuiten wanneer ze het juiste spuitgebied
inrijdt.
Note: Op het weergavescherm zijn gebieden die moeten worden gespoten
lichtgrijs, terwijl uitgesloten gebieden donkergrijs zijn. Als het
weergavescherm volledig lichtgrijs is, kan elk gebied worden gespoten.
De standaardmodus gebruiken
Het kompas kalibreren
-
Kies het pictogram ontvangerkalibratie (Figuur 73).
-
Kies het pictogram compass/kompas (Figuur 73).
-
Rij met de machine 1½ omwenteling in een cirkel
(Figuur 74).
-
Druk op het pictogram volgende (Figuur 73).
-
Rij 92 m in een rechte lijn. Zie figuur Figuur 74.
-
Bevestig de kalibratie (Figuur 73).
Een veld creëren
Note: Creëer 1 veld per terrein, met daarin alle veldgrenzen
voor dat terrein.Een spuitwerk kan slechts in 1 veld blijven. Het kan geen grenzen
tussen velden spuiten.
-
Druk op het pictogram quick start/snelstart.
-
Kies field name/veldnaam, geef het veld een naam en
druk op het pictogram bevestigen (Figuur 75).
Een spuitdop creëren
-
Zet het toegangsniveau op STANDARD/STANDAARD, zie De verschillende weergavemodussen.
-
Druk op het pictogram setup/instellingen
linksonder op het Home-scherm.
-
Druk op het pictogram implement/werktuig, het pictogram
boom/spuitboom en het pictogram nozzles/spuitdoppen (Figuur 76).
-
In het nozzle setup/spuitdopinstellingen scherm, druk
op het pictogram NEW NOZZLE/NIEUWE SPUITDOP aan de bovenkant van het scherm (Figuur 76).
-
In stap 1 van dit scherm drukt u op het pictogram
van de nieuwe spuitdop, aan de hand van de kleur of doorstroomhoeveelheid
in de lijst van de fabriek (Figuur 77).
Note: In de tabel hieronder ziet u de spuitdoppen die Toro kan leveren.
De instellingen zijn ISO-normen.
Note: Spuitdop 015 (lichtgroen) is niet dezelfde als spuitdop 15
(donkergroen).Spuitdop 03 (donkerblauw) is niet dezelfde als spuitdop 10
(lichtblauw).
-
Druk op het pictogram NAAM SPUITDOP (Figuur 78).
-
Voer de naam van de spuitdop in met het toetsenbord
op het display en druk op het pictogram bevestigen (Figuur 79).
-
In de dialoog nieuwe spuitdop instellen – stap 2,
druk op het pictogram bevestigen (Figuur 79).
-
In de dialoog nieuwe spuitdop instellen – stap 3,
druk op het pictogram bevestigen (Figuur 79).
Kalibreren van de vloeistofstroommeter
Door de klant te voorzien: maatbeker om
de vloeistof op te vangen (bij voorkeur met een verdeling in 0,01 liter).
Voorbereiden van de kalibratie
-
Verzeker dat de sproeitank schoon is.
-
Vul de sproeitank met minstens 570 liter water.
-
Zorg dat de spuitdoppen die u gaat testen in de actieve
spuitstand staan (omlaag).
-
Stel de parkeerrem in werking en start de motor.
Note: Laat de motor en het hydraulische systeem 10 minuten warmdraaien.
Doorspoelen voorafgaand aan de kalibratie
-
Open het pictogram besturing spuitsysteem en klik
op het pictogram rechtsboven (Figuur 81).
-
Zet de spuitmachine op handbediening.
-
Zet de schakelaars van alle spuitbomen op AAN.
-
Zet de gashendel op SNEL.
-
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Note: De hoofdschakelaar van de spuitbomen bevind zich op het bedieningspaneel
van de machine.
-
Schakel de spuitbomen in met de hoofdschakelaar.
-
Verhoog of verlaag de pompsnelheid om de gewenste
druk te bereiken.
-
Schakel de spuitbomen uit met de hoofdschakelaar.
Uitvoeren van de opvangtest en invoeren van de gegevens
Note: De opvangtest in deze procedure moet door 2 personen worden
uitgevoerd.
-
Open het pictogram besturing spuitsysteem en klik
op het pictogram maximaliseren rechtsboven (Figuur 81).
-
Zet de schakelaars van alle spuitbomen op AAN.
-
Zet de gashendel op SNEL.
-
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
-
Kies het pictogram vloeistofstroommeter (Figuur 81).
Important: Verzeker dat de maatbeker onder de spuitdop staat.
-
Verzeker dat de maatbeker onder de spuitdop staat
voordat u de spuitbomen inschakelt (Figuur 82).
-
Schakel de spuitbomen in met de hoofdschakelaar.
-
Vang de vloeistof gedurende minstens 15 seconden
op bij 1 van de spuitdoppen (Figuur 82).
Note: De duur van de opvangtest hangt af van de inhoud van de maatbeker,
maar langer is beter.
-
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen uit, zet
de gashendel op langzaam, schakel de spuitpomp uit.
-
Plaats de maatbeker op een horizontaal oppervlak en
noteer het vloeistofvolume (Figuur 83).
Important: Plaats de maatbeker op een horizontaal oppervlak om het volume
af te lezen.
Important: Lees het vloeistofvolume in de maatbeker af op het laagste punt
van de curve van het vloeistofoppervlak.
Important: Kleine onnauwkeurigheden bij het aflezen van het vloeistofvolume
in de maatbeker hebben een aanzienlijke invloed op de nauwkeurigheid
van de kalibratie van de spuitmachine.
-
Vermenigvuldig de hoeveelheid vloeistof van de enkele
spuitdop met het aantal spuitdoppen waarmee tijdens de opvangtest
gespoten is. Druk de hoeveelheid uit in liter.
Voorbeeld:
1,3 liter x 12 spuitdoppen = 15,6 liter
-
Voer de berekende hoeveelheid vloeistof in met het
numerieke toetsenbord (Figuur 84 en Figuur 85).
-
Bevestig de kalibratiefactor voor de vloeistofstroom
(Figuur 85).
Werkgegevens vastleggen
In het werkmenu kunt u specifieke werkinformatie met betrekking
tot het gekozen gebied selecteren of instellen. Gebruik dit menu om
informatie te bewaren en activiteiten vast te leggen en te rapporteren.
Werkgegevens vastleggen
-
Druk op het pictogram job/werk (Figuur 86).
-
Druk op het pictogram werkinformatie vastleggen (Figuur 86).
-
Selecteer de gewenste categorieën, voer de informatie
in en bevestig.
Werkopmerkingen vastleggen
Gebruik het opmerkingengebied om informatie vast te leggen voor
een werk.
-
Open het pictogram 'werkinformatie' (Figuur 87).
-
Druk het pictogram job-notes/werkopmerkingen (Figuur 87).
-
Voer de informatie in en druk op het pictogram bevestigen.
Werkinformatie exporteren
Note: Verzeker dat het werk actief is voordat u de werkinformatie
exporteert.
-
Verwijder de dop van de USB-poort onder de aan/uit
knop (Figuur 88).
-
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting (Figuur 88).
-
Druk op het pictogram job-menu/werkmenu (Figuur 89).
-
Druk op het pictogram data-uitwisseling (Figuur 89).
-
Kies het pictogram Export job report/werkrapport exporteren
(Figuur 89).
-
Schakel de volgende opties uit in het menu:
-
Indien nodig, selecteer de optie vormbestanden aanmaken.
Note: Het vormbestand wordt opgeslagen in D:/Client/Farm/Field/CoverageShapefiles
en D:/Client/Farm/Field/BoundaryShapefiles.
Note: Hierbij wordt de werkinformatie bewaard op de USB-schijf.
Note: Voordat u de USB-stick verwijderd moet deze altijd worden vrijgegeven,
zie stap 8 – 10 hieronder. Als u dit niet doet, kan het rapport verloren gaan of
beschadigd raken.
-
Veeg over het scherm om de zwevende
menubalk te activeren (Figuur 90).
-
Druk op het pictogram eject USB/USB-vrijgave (Figuur 90).
-
In de dialoog USB-vrijgave drukt
u op het pictogram bevestigen, daarna verwijdert u de USB-schijf uit
de monitor (Figuur 90).
Het spuitsysteem instellen
Voordat u het GeoLink spuitsysteem gebruikt moeten de volgende
handelingen worden uitgevoerd:
Note: De hoofdschakelaar van de machine zit op de volgende plaatsen;
zie Figuur 91, Figuur 92 of Figuur 93.
De machine klaarmaken voor de montage
-
Lees voordat u begint deze instructies.
-
Sluit de toevoerslang aan op de anti-overloopslang
en vul de tank tot de helft met schoon water.
Important: Inspecteer en reinig alle onderdelen van het systeem voordat
u gaat spuiten, inclusief de tank, de zeef, de pomp, de kleppen en
de spuitdoppen.
-
Start de motor; zie de Gebruikershandleiding van uw machine.
-
Zet de gashendel maximaal open.
-
Zet de schakelaars op het bedieningspaneel van de
machine op UIT.
-
Zorg ervoor dat u de juiste kalibratiewaarden hebt
ingevoerd.
Activeren van de zelftestfunctie
-
Gebruik de Test Speed/testsnelheid functie beschreven
in de software handleiding van de Multi Pro
5800 spuitmachine voor het testen van het spuitsysteem terwijl de
machine stilstaat.
Note: De zelftestfunctie simuleert snelheid zodat u het systeem kunt
controleren terwijl de machine stilstaat. Deze functie schakelt zichzelf
uit als de snelheidssensor detecteert dat het voertuig in beweging
is.
U kunt als volgt de zelftestfunctie instellen:
-
Open het pictogram ASC (Auto-section controller/automatische
besturing van de spuitbomen) (Figuur 94).
-
Zet het pictogram ASC op UIT (Figuur 94).
-
Druk op het pictogram besturing spuitsysteem (Figuur 95).
-
Druk op het pictogram venster wisselen voor het spuitbesturing
menu.
Het huidige home-scherm en het spuitbesturing menu
verwisselen van plaats.
-
Druk op het pictogram configuratie in het submenu
spuitbesturing om het configuratie menu op te roepen (Figuur 95).
-
Druk op het pictogram manual speed entry/snelheid
handmatig invoeren (Figuur 97).
-
Voer de gesimuleerde snelheid in met het numerieke
toetsenbord en druk op het pictogram bevestigen (Figuur 97).
-
Druk op het pictogram venster wisselen om terug te
gaan naar het spuitbesturing menu. (Figuur 95).
-
Voer de gewenste gebruiksdosis in aan de hand van
de voorinstellingen, de plus- en min-pictogrammen of door het pictogram 'huidige
richtwaarde gebruiksdosis' te selecteren (Figuur 98).
Een eerste systeemtest uitvoeren
Voer deze procedure uit voordat u het GeoLink-spuitsysteem gebruikt.
Note: Gebruik voor deze procedure alleen water.
-
Rijd het voertuig op de gewenste sproeisnelheid terwijl
de spuitbomen uit staan.
U ziet de snelheid van het voertuig
op het dashboard van de monitor.
-
Op het bedieningspaneel van de machine: zet de hoofdschakelaar
op AAN.
-
Verzeker dat de schakelaars voor de spuitbomen rechts,
midden en links op AAN staan.
-
Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN.
Note: Gebruik de hoofdschakelaar van de spuitbomen om alle spuitbomen
tegelijk te bedienen.
-
Zet de dosisregeling op AUTO.
Note: Verzeker dat ASC op UIT staat of
dat de begrenzing op ONBEPERKT staat.
-
Kies de gewenste spuitdosis.
-
Verhoog of verlaag de snelheid van het voertuig met
2 km/u.
Het spuitsysteem moet de doeldosering automatisch
corrigeren.
Note: Als het spuitsysteem de dosering niet aanpast, raadpleeg dan Activeren van de zelftestfunctie.
-
Na het spuiten van een baan zet u de hoofdschakelaar
van de spuitbomen op UIT.
Note: Zo wordt ook de oppervlaktemeter uitgeschakeld.
-
Controleer het bespoten oppervlak en het volume gespoten
materiaal.
Herstellen van de X25 softwareconfiguratie
Important: Om de software configuratie terug te stellen moet u toegang
hebben op Expert-niveau. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur
als u hulp nodig heeft.
Alarmen
De onderstaande tabel beschrijft de alarmen en betekenis daarvan.
Alarmen
| Alarm | Beschrijving |
| ASC 10 ECU firmware mismatch | Neem contact op met Toro NSN via 1-800-ASK-TORO of NSNTech@toro.com
voor klantondersteuning. |
| Exclusion map distance | De uitsluitingskaart bevindt zich te ver van de huidige GPS-positie. |
| Fallback | De gekozen GPS-correctiebron is niet beschikbaar en het systeem
gebruikt tijdelijk een minder nauwkeurige bron. |
| Firmware version mismatch or out-of-date | Neem contact op met Toro NSN via 1-800-ASK-TORO of NSNTech@toro.com
voor klantondersteuning. |
| Incorrect rate | Het werktuig staat op automatisch en de gewenste dosis wordt
niet bereikt. |
| Ongeldig of verouderd profiel geladen | Het systeem werkt met een oud profiel voor het werktuig of
voertuig. |
| Lage capaciteit | De systeembronnen (geheugen of opslagcapaciteit) worden voor
meer dan 90% gebruikt. |
| Geen communicatie | Het X25 bedieningspaneel kan niet communiceren met de automatische
besturing van de spuitboomsecties (ASC). |
| Geen GPS | Er wordt geen GPS-signaal ontvangen. |
| Parameter mismatch | Neem contact op met Toro NSN via 1-800-ASK-TORO of NSNTech@toro.com
voor klantondersteuning. |
| Pressure high | Het druksignaal is hoger dan de alarmwaarde. |
| Ontvanger niet aangesloten | De GPS-ontvanger reageert niet. |
| Gewenste dosis is nul | De automatische dosisregeling is ingeschakeld de tank is ingeschakeld,
de hoofdschakelaar is ingeschakeld en de gewenste dosis is nul. |
| Tank leeg | Het berekende tankvolume is nul. |
| Tank bijna leeg | De tank is bijna leeg (ingestelde percentage van de inhoud). |
Tips voor bediening en gebruik
RTK-ontvangst verbeteren
Vertraag de machine wanneer u een zone nadert waarvan u weet
dat de RTK-ontvangst er gehinderd wordt.
De manuele bediening gebruiken
De druk voor de slanghaspel en het mengen van chemicaliën
verhogen doet u met behulp van de manuele bediening.
Reactietijd voor de gebruiksdosis verbeteren
Stel de PWM voor mengen (vooringestelde mengwaarde) in op ongeveer
0,69 bar boven de drukrichtwaarde.
Snelheid behouden
Rijd met een constante snelheid in een rechte lijn.
Maken van een backup-bestand van de grenzen
Sla een backup-bestand met alle veldgrenzen op in een andere
locatie. Sla de grenzen op door een USB-stick te plaatsen, het pictogram
inventarisbeheer te kiezen, en de in Figuur 99 getoonde opties te kiezen.