Raadpleeg de volgende tabel voor de geschikte combinatie van set, tractie-eenheid en serienummer van de tractie-eenheid:
Modelnummer set | Modelnummer van tractie-eenheid | Serienummer |
02945 | 02750 (T4240) | 405398421 en hoger |
30654 (CT2240) | 405623665 en hoger | |
31654 (CT2240) | Alle serienummers | |
30657 (LT3340 – met cabine) | 405006390 en hoger | |
02946 | 30657 (LT3340) | 405006390 en hoger |
30659 (LT-F3000) | 404879018 en hoger | |
02947 | 30659 (LT-F3000 – met cabine) | 404879018 en hoger |
02949 | 02750 (LT4240 – met cabine) | 405398421 en hoger |
02950 | 31050TE (PLH800) | 320000155 en hoger |
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Stel de parkeerrem in werking.
Maai-eenheid/maai-eenheden neerlaten.
Schakel de machine uit en verwijder het contactsleuteltje.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Hellingsensor | 1 |
Bevestiging voor hellingsensor (uitsluitend voor LTF/LT/CT) | 1 |
Bevestiging voor hellingsensor (uitsluitend voor T4240) | 1 |
Bout (M6 x 35 mm) | 2 |
Bout (M6 x 25 mm – uitsluitend voor LTF/LT/CT) | 2 |
Flensmoer (M6) | 4 |
Bout (M10 – uitsluitend voor T4240) | 2 |
Flensmoer (M10 – uitsluitend voor T4240) | 2 |
Ledindicator | 1 |
Alarm | 1 |
Kabelboom | 1 |
Kabelbinder | 6 |
Sticker hellingsensor | 1 |
Zet het bestuurdersplatform vrij; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw machine.
Gebruik 2 bouten (M6 x 35 mm) en 2 flensmoeren (M6) om de hellingsensor aan de bevestiging voor de hellingsensor te bevestigen.
Gebruik 2 bouten (M6 x 25 mm) en 2 flensmoeren (M6) om de bevestiging voor de hellingsensor aan het chassis te bevestigen (Figuur 3).
Note: Figuur 2 toont de locatie van het chassis met het bestuurdersplatform in de bevestigde positie. De bevestigingspositie van het chassis bevindt zich onder het bestuurdersplatform.
Sluit de kabelboomconnector met de aanduiding P02 aan op de hellingsensor (Figuur 4).
Leid de kabelboom naar het bedieningspaneel (Figuur 4) en zorg ervoor dat deze bevestigd is en zich uit de buurt van bewegende onderdelen of knelpunten bevindt .
Rol overtollige kabelboom op aan de linkerkant van het bedieningspaneel (Figuur 4).
Verwijder de plug en plaats de ledlamp in het bedieningspaneel zoals wordt getoond in Figuur 5.
Sluit de resterende kabelboomconnectoren als volgt aan:
Kabelboomconnector met de aanduiding P01: Aansluiten op één van de gesloten connectoren met 6 pinnen die zich bevinden op de hoofdkabelboom onder het bedieningspaneel.
Kabelboomconnector met de aanduiding P08: Aansluiten op de ledlamp.
Kabelboomconnector met de aanduiding P09: Aansluiten op het alarm en plaats het alarm onder het bedieningspaneel.
Note: Zorg ervoor dat het alarm geen bedieningsorganen hindert.
Bevestig het bestuurdersplatform; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw machine.
Breng de hellingsensorsticker aan naast de sticker voor machinestabiliteit op het bestuurdersplatform (Figuur 6).
Verwijder de 6 schroeven waarmee het bedieningspaneel is bevestigd aan de bedieningseenheid (Figuur 7).
Til het paneel voorzichtig omhoog en zorg ervoor dat de connectors naar de bestaande schakelaars op hun plaats blijven zitten.
Verwijder de plug (Figuur 7) uit het bedieningspaneel.
Plaats de ledlamp in het bedieningspaneel.
Monteer de kabelboom zoals getoond in Figuur 8.
Sluit de ledlamp aan op de kabelboomconnector met de aanduiding P08 (Figuur 8).
Sluit het alarm aan op de kabelboomconnector met de aanduiding P09 (Figuur 8).
Leid het resterende uiteinde van de kabelboom naar beneden langs de bedieningsarm (Figuur 8).
Gebruik de eerder verwijderde schroeven om het bedieningspaneel te bevestigen aan de bedieningseenheid.
Til de motorkap op.
Leid de kabelboom langs het chassis van de machine en naar boven naar het elektrische bord.
Gebruik 2 bouten (M6 x 35 mm) en 2 flensmoeren (M6) om de hellingsensor aan de bevestiging voor de hellingsensor te bevestigen (Figuur 9).
Sluit de kabelboomconnector met de aanduiding P02 aan op de hellingsensor.
Gebruik 2 bouten (M6 x 25 mm) en 2 flensmoeren (M6) om de bevestiging voor de hellingsensor aan het elektrische bord te bevestigen (Figuur 10).
Sluit de kabelboomconnector met de aanduiding P01 aan op één van de gesloten connectoren met 6 pinnen die zich bevinden onder de relais op het elektrische bord.
Gebruik kabelbinders om de kabelboom uit de buurt van bewegende onderdelen of knelpunten te bevestigen.
Breng de hellingsensorsticker aan naast de sticker voor machinestabiliteit op het deksel van de opslagruimte (Figuur 11).
Verwijder het deksel van de accu; raadpleeg het onderdeel onderhoud elektrisch systeem van uw Gebruikershandleiding.
Gebruik 2 bouten (M6 x 35 mm) en 2 flensmoeren (M6) om de hellingsensor aan de bevestigingsplaat aan de voorzijde van de accu te bevestigen (Figuur 12).
Verwijder het stuurwiel, het dashboard en het voorste paneel (Figuur 13).
Note: Til het dashboard voorzichtig omhoog en zorg ervoor dat de connectors naar de bestaande schakelaars op hun plaats blijven zitten.
Verwijder de plug, monteer de ledlamp en breng de hellingsensorsticker aan op het dashboard (Figuur 14).
Als er geen opening voor de ledlamp is, moet u een gat van 19 mm boren op de plaats die wordt getoond in Figuur 15.
Verwijder de plug en plaats het alarm op het achterste paneel van de stuurkolom (Figuur 16).
Als er geen opening voor het alarm is, moet u een gat van 30 mm boren op de plaats die wordt getoond in Figuur 17.
U sluit de kabelboom als volgt aan:
Kabelboomconnector met de aanduiding P01: Aansluiten op één van de gesloten connectoren met 6 pinnen die zich bevinden op de hoofdkabelboom naast het uitwerpkanaal aan de rechterkant van de machine.
Kabelboomconnector met de aanduiding P02: Aansluiten op de hellingsensor.
Leid de kabelboom onder het platform met de machinekabelboom en in de stuurkolom (Figuur 18).
Sluit de resterende kabelboomconnectoren als volgt aan:
Kabelboomconnector met de aanduiding P08: Aansluiten op de ledlamp.
Kabelboomconnector met de aanduiding P09: Aansluiten op het alarm.
Gebruik een kabelbinder om overtollige kabelboom op te rollen voor de accu (Figuur 19).
Gebruik kabelbinders om de kabelboom uit de buurt van bewegende onderdelen en knelpunten te bevestigen.
Monteer het deksel van de accu en het dashboard, stuurwiel en de voorste kap.
Verwijder de plug van de kalibratieconnectoren terwijl de machine op een vlak oppervlak staat (met de aanduiding P05 en P06).
Sluit de connectoren op elkaar aan.
Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN, maar start de motor niet.
Note: De ledlamp knippert terwijl de sensor gekalibreerd wordt.
Wanneer de lamp niet meer knippert, draait u het contactsleuteltje op UIT.
Maak de kalibratieconnectoren los en monteer de plug op de connectoren.
Wanneer u de machine start, brandt de ledlamp gedurende 5 seconden om aan te geven dat de sensor goed werkt.
Het lampje en het alarm geven de aard van de helling aan:
Geen licht – normale werkomstandigheden
Traag, knipperend licht – matige helling
Snel, knipperend licht en weerklinkend alarm – steile helling; ga naar een flauwere helling.
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.
Ga zeer voorzichtig te werk wanneer u de machine op een helling gebruikt.