Inleiding

Deze beluchter is bedoeld voor gebruik door daarvoor opgeleide bestuurders in particuliere en commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het beluchten van goed onderhouden gazons in particuliere tuinen, parken, sportvelden en commerciële terreinen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.bossplow.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g246050

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Veiligheid

Veiligheidssymbool

Het veiligheidssymbool (Figuur 3) wordt zowel in deze handleiding als op de machine gebruikt om belangrijke veiligheidsberichten te identificeren die u moet opvolgen om ongevallen te voorkomen.

Dit symbool betekent: OPGELET! WEES ALERT! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!

g000502

Het veiligheidssymbool komt voor boven informatie die u attent maakt op onveilige acties of situaties en zal worden gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING, of VOORZICHTIG.

GEVAAR: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, zal leiden tot de dood of ernstig letsel.

WAARSCHUWING: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot de dood of ernstig letsel.

VOORZICHTIG: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel.

Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Algemene veiligheid

Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. BOSS ontwerpt en test deze machine voor/op veilig gebruik. Als u zich echter niet houdt aan de veiligheidsinstructies kan dit lichamelijk of dodelijk letsel tot gevolg hebben.

  • Zorg ervoor dat u alle instructies en waarschuwingen in de Gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal op de machine, motor en werktuigen hebt gelezen en begrijpt en volg deze instructies en waarschuwingen op. Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin deze handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal begrijpen. Andere talen kunnen beschikbaar zijn op onze website.

  • Laat enkel bestuurders die opgeleid, verantwoordelijk en vertrouwd zijn met het veilige gebruik, de bedieningsorganen en veiligheidssymbolen en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen. Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine nooit als (veiligheids)schermen, afdekplaten of kappen zijn beschadigd. Zorg er steeds voor dat alle veiligheidsschermen, afdekplaten, schakelaars en andere voorzieningen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren.

  • Schakel de machine uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, bijtankt of verstoppingen uit de machine verwijdert.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal115-4212
decal120-9570
decal121-6150
decal121-6161
decal121-6163
decal126-7875
decal133-8062
decal135-3685
decal135-1854
decal135-2013-1
decal135-2014
decal135-2016
decal135-3183

Montage

Bandenspanning controleren

Controleer de bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen en pas de bandenspanning indien nodig aan; raadpleeg Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren.

Note: U past de bandenspanning van de semi-pneumatische zwenkwielbanden niet aan.

De motorolie verversen

De motor is in de fabriek gevuld met olie; controleer het motoroliepeil en voeg indien nodig olie toe tot het gespecificeerde peil; zie Motorolietype en Het motoroliepeil controleren.

De acculading controleren

De machine verlaat de fabriek met een opgeladen zuur-loodaccu. Controleer de lading van de accu en laad hem indien nodig op; raadpleeg De accu opladen.

De transmissievloeistof controleren

De transmissie verlaat de fabriek met transmissievloeistof. Controleer het transmissievloeistofpeil en voeg indien nodig vloeistof bij tot het gespecificeerde peil; raadpleeg Specificatie transmissievloeistof en Transmissieoliepeil controleren.

Het peil van de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir controleren

Het hydraulische hulpreservoir verlaat de fabriek met hydraulische vloeistof. Controleer het vloeistofpeil van het hydraulische reservoir en voeg indien nodig vloeistof bij tot het gespecificeerde peil; raadpleeg Specificatie hydraulische vloeistof van het hulpreservoir en Het peil van de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir controleren.

De CE-conversieset monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

CE-conversieset, onderdeelnr. 135-7423 (optionele set, afzonderlijk verkocht)1

Voor machines die dienen te voldoen aan CE-normen: monteer de optionele CE-conversieset; raadpleeg de montage-instructies van de CE-conversieset.

Algemeen overzicht van de machine

g232039
g249566

Voetschakelaar voor tanddiepte

Houd uw handen en voeten uit de buurt van de tanden. Verzeker dat er zich geen obstakels in de omgeving van de tanden bevinden voordat u deze neerlaat.

De schakelaar bevindt zich op het bestuurdersplatform (Figuur 5).

Om de tanden in de grond te laten zakken, trapt u de voetschakelaar voor tanddiepte in. Om de tanden omhoog te brengen, haalt u uw voet van de schakelaar.

De schakelaar kan worden vergrendeld (uitgeschakeld) met de multifunctionele schakelaar.

  • Tik op de onderkant van de schakelaar en houd deze ingedrukt om de voetschakelaar op te heffen en te vergrendelen (uit te schakelen). Het ledlampje licht op in het display met de urenteller/tanddiepte. Gebruik deze functie wanneer u de beluchter transporteert.

  • Om te ontgrendelen, tikt u op de bovenkant van de multifunctionele schakelaar en houdt u deze ingedrukt tot het ledlampje uitgaat.

Note: De vergrendelfunctie word telkens ingeschakeld wanneer de motor wordt uitgeschakeld.

Rijhendels

De rijhendels bevinden zich aan elke zijde van het bovenste bedieningspaneel en regelen de voorwaartse en achterwaartse beweging van de machine (Figuur 6).

Beweeg de hendels naar voren of naar achteren om het aandrijfwiel aan dezelfde kant vooruit of achteruit te draaien. De snelheid van de wielen is afhankelijk van hoever u de hendel beweegt.

Important: De tanden draaien wanneer de rijhendels uit de NEUTRAALSTAND worden bewogen.

g223330

Multifunctionele schakelaar

De multifunctionele schakelaar bevindt zich links van het display met de urenteller/tanddiepte (Figuur 5).

Dankzij de schakelaar kan de bestuurder het volgende doen:

  • De beluchtingsdiepte verhogen of verlagen

  • De instelling voor tanddiepte vergrendelen of ontgrendelen

  • De schermen met onderhoudsherinneringen resetten

Display met urenteller/tanddiepte

Smart controller/elektronische diepteregeling

Het display met de urenteller/tanddiepte bevindt zich links van de contactschakelaar op het bedieningspaneel (Figuur 5).

Gebruik het display met de urenteller/tanddiepte om de volgende informatie weer te geven die wordt gegenereerd door het systeem voor de smart controller/elektronische diepteregeling:

BeluchtingsurenIndicator voor de instelling van de elektronische diepteregeling voor de tandenParkeerremindicator
Waarschuwings- en foutmeldingenBedrijfsuren motorOnderhoudsherinneringen en waarschuwingen
AccuspanningStatus van het veiligheidssysteemLedstatuslampjes

Raadpleeg De smart controller/elektronische diepteregeling gebruiken voor meer informatie.

Display van de urenteller

De urenteller (Figuur 7) controleert het totale aantal bedrijfsuren van de motor en geeft deze weer.

Note: De bedrijfsuren van de motor worden weergegeven wanneer het contactsleuteltje in de stand UIT staat of wanneer de motor loopt. De bedrijfsuren van de motor worden niet weergegeven wanneer de machine aan het beluchten is.

g211730

Display met tanddiepte

Het display met tanddiepte (Figuur 8) controleert en toont de elektronische instelling van de tanddiepte.

g211731

Ledstatuslampjes

Het ledstatuslampje bevindt zich aan de rechterzijde van het display met de urenteller/tanddiepte (Figuur 7 en Figuur 8).

Het ledlampje is meerkleurig om de status van het systeem aan te geven.

Gashendel

De gashendel (Figuur 5) bevindt zich op het bedieningspaneel (rode hendel).

Gebruik de gashendel om het motortoerental te regelen. Beweeg de gashendel naar voren om het motortoerental te verhogen; beweeg de gashendel naar achteren om het motortoerental te verlagen.

Note: Druk de gashendel naar voren in de pal om vol gas te geven.

Chokeknop

De chokeknop (Figuur 5) bevindt zich op het bedieningspaneel.

Gebruik de chokeknop als hulpmiddel om een koude motor te starten. Trek de chokeknop uit om de choke in de AAN-stand te zetten; druk de chokeknop in om de werking van de choke te verminderen.

Note: Trek de chokeknop uit om de choke in de AAN-stand te zetten.

Note: U mag een motor die warmgedraaid is niet laten draaien met de choke in de AAN-stand.

Parkeerremhendel

De parkeerremhendel bevindt zich op het bedieningspaneel, aan de rechterkant van de contactschakelaar (Figuur 5).

Note: De parkeerremhendel stelt een parkeerrem in beide transmissies in werking.

  • Om de parkeerrem in werking te stellen, trekt u de hendel terug, naar u toe.

  • Om de parkeerrem vrij te zetten, duwt u de hendel helemaal naar voren, weg van u.

Wanneer u op een helling parkeert, blokkeert u de wielen naast de parkeerrem in werking te stellen. Bind de machine vast en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine transporteert.

Contactschakelaar

De contactschakelaar bevindt zich aan de rechterzijde van het bedieningspaneel (Figuur 5).

Gebruik de contactschakelaar om de motor te starten en uit te zetten. De schakelaar heeft 3 standen: UIT, AAN en START (Figuur 9).

g008610

Hendel van brandstofafsluitklep

De hendel van de brandstofafsluitklep bevindt zich onder het luchtfilter, vooraan aan de rechterzijde van de motor (Figuur 10).

g281826

Gebruik de hendel van de brandstofafsluitklep om de brandstof af te sluiten wanneer u de machine niet gebruikt gedurende een aantal dagen, wanneer u de machine naar en van het werkterrein transporteert of wanneer de machine geparkeerd is in een gebouw.

Vrijgaveventielen van aandrijfwielen

De 2 vrijgaveventielen van de aandrijfwielen bevinden zich aan de bovenkant van de machine boven de transaxles (Figuur 11).

g282072
Hoogte129,5 cm
Lengte173,2 cm
Breedte90,2 cm
TPM (volle snelheid)3800 ± 100 tpm (geen lading)
Beluchtingsbreedte61 cm
Beluchtingsbereik1,3 tot 12,7 cm
Gaten per vierkante voet4,6
Tanden36
Gewicht 388 kg (856 lb)

Er is een aantal goedgekeurde Toro werktuigen en accessoires verkrijgbaar om de mogelijkheden van de machine uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

Voorzichtig

Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.

Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door Boss goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Inspecteer eerst het terrein waar u de machine wilt gebruiken en verwijder alle stenen, speelgoed, takken, draden, botten, of andere vreemde voorwerpen. Deze kunnen worden uitgeworpen of de werking van de machine hinderen en kunnen de bestuurder of omstanders lichamelijk letsel toebrengen.

  • Markeer en vermijd verbogen voorwerpen zoals sproeierkoppen, ondergrondse draden/kabels, onzichtbare hekken, enz. om schade aan deze systemen te voorkomen wanneer u aan het beluchten bent.

  • Draag geschikte beschermende uitrusting zoals een veiligheidsbril, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, vermijd losse kleding en loshangende juwelen die verstrikt kunnen raken in bewegende onderdelen.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.

  • Gebruik de machine niet als er mensen, in het bijzonder kinderen, of dieren in de buurt zijn. Schakel de machine en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt.

  • Gebruik de machine niet als (veiligheids)schermen, afdekplaten of kappen zijn beschadigd. Zorg er steeds voor dat alle veiligheidsschermen, afdekplaten, schakelaars en andere voorzieningen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren. Controleer regelmatig op versleten of beschadigde onderdelen en vervang deze indien nodig. Gebruik hiervoor onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Brandstof bijvullen

Gevaar

In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

  • Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

  • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

  • Rook nooit als u met benzine werkt en blijf uit de buurt van open vuur of als de kans bestaat dat benzinedampen door een vonk kunnen ontsteken.

  • Brandstof in een goedgekeurd vat en buiten bereik van kinderen bewaren.

  • Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

Waarschuwing

Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte.

  • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.

  • Houd uw gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van een brandstoftank of een blik met conditioner.

  • Voorkom contact met de huid; als dit toch gebeurt, moet u gemorste vloeistof afspoelen met zeep en water.

Brandstofspecificatie

PetroleumGebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2)
Met ethanol vermengde brandstofGebruik van een loodvrij benzinemengsel met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde.
Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

Important: Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud).

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

Gebruik van stabilisator/conditioner

Gebruik altijd de stabilisator/conditioner in de machine om de brandstof langer vers te houden, zoals aangegeven door de fabrikant van de stabilisator.

Important: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.

Voeg een deel van de stabilisator/conditioner toe aan de verse brandstof zoals aangegeven door de fabrikant van de stabilisator.

De machine van brandstof voorzien

Inhoud brandstoftank: 7 liter.

  1. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank.

  2. Verwijder de dop van de tank.

  3. Vul de brandstoftank met brandstof tot op 6 tot 13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de vulbuis bijvullen.

    Important: Vul de brandstoftank tot maximaal 6 mm van de bovenrand van de tank omdat de brandstof ruimte nodig heeft om te kunnen uitzetten.

  4. Doe de dop weer op de tank en neem gemorste brandstof op.

De voorste referentiebalk/snelheidsregelingsstang afstellen

Stel de voorste referentiebalk/snelheidsregelingsstang af voor de gewenste maximale snelheid vooruit.

  1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en zet de rijhendels in de neutraalstand.

  2. Maak de bouten aan beide zijden van de bedieningstoren los door de 2 moeren aan beide zijden (vier in totaal) van het bedieningspaneel los te draaien (zie Figuur 12).

    g231460
  3. Beweeg de stang naar voren om de hoogste snelheid te verkrijgen.

    Beweeg de stang naar achteren om de laagste snelheid te verkrijgen.

  4. Draai de moeren en de bouten aan beide zijden vast.

Important: Zorg ervoor dat de moeren en bouten vastzitten, zodat de voorste referentiebalk/snelheidsregelingsstang niet beweegt tijdens het gebruik van de machine.

Het luchtfilterdeksel plaatsen voor koude of warme luchttemperatuur

Important: Als u de motor laat draaien en het luchtfilterdeksel is geplaatst voor gebruik bij koud weer in normale omstandigheden, kan u de motor beschadigen.

Het luchtfilterdeksel heeft 2 standen: de koude of normale omgevingsluchtstand:

Stel het luchtfilterdeksel als volgt af:

  • Wanneer u de machine gebruikt in koude omgevingslucht (koude luchttemperatuur en vochtigheid): plaats het luchtfilterdeksel zo dat de sticker met het sneeuwvlokje naar buiten is gericht (Figuur 13).

    Note: Gebruik deze stand als er ijsvorming ontstaat in de carburateur van uw machine. Symptomen behelzen dat de motor onregelmatig loopt bij stationair of laag toerental en er zwarte of witte rook wordt uitgescheiden door de uitlaat.

  • Wanneer u de machine gebruikt in normale omgevingslucht: plaats het luchtfilterdeksel zo dat de sticker met de zon naar buiten is gericht (Figuur 13).

    Note: Gebruik deze stand als er geen ijsvorming ontstaat in de carburateur van uw machine.

    g023827

Tijdens gebruik

Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

De bestuurder moet zijn/haar volledige aandacht geven als hij/zij de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

Waarschuwing

In bedrijf zijnde motoronderdelen, in het bijzonder de geluidsdemper, worden erg heet. Aanraking kan ernstige brandwonden veroorzaken en afval, zoals bladeren, gras, kreupelhout, enz. kunnen in brand schieten.

  • Laat motoronderdelen en vooral de geluidsdemper afkoelen voordat u ze aanraakt.

  • Verwijder opgehoopt vuil van de geluidsdemper en de zone van de motor.

Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.

Laat de motor niet binnenshuis of in een kleine, afgesloten ruimte lopen waar gevaarlijke koolmonoxidedampen zich kunnen opstapelen.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.

  • Deze machine is ontworpen voor slechts één bestuurder. Vervoer geen passagiers en houd alle andere mensen uit de buurt van de machine tijdens het gebruik van de machine.

  • Gebruik de machine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in de omgeving, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de richtlijnen voor contragewichten indien nodig.

  • Blijf uit de buurt van gaten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstructies kunnen verbergen of het zicht kunnen belemmeren. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein of de bestuurder kan hierdoor zijn evenwicht verliezen of wegglijden.

  • Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand staan en de parkeerrem in werking is gesteld voordat u de motor start.

  • Start de motor voorzichtig volgens de instructies en hou uw voeten een eind uit de buurt van de tanden.

  • Gebruik de machine nooit als (veiligheids)schermen, afdekplaten of kappen zijn beschadigd. Zorg er steeds voor dat alle veiligheidsschermen, afdekplaten, schakelaars en andere voorzieningen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren.

  • Blijf altijd uit de buurt van de tanden.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

    Waarschuwing

    Handen, voeten, haar, kleding of accessoires kunnen worden gegrepen door roterende onderdelen. Contact met de roterende onderdelen kan traumatische amputatie of ernstige rijtwonden veroorzaken.

    • Werk niet met de machine als beschermingen, deksels of veiligheidsvoorzieningen afwezig zijn of niet goed werken.

    • Houd handen, voeten, haar, juwelen of kleding uit de buurt van roterende onderdelen.

  • Let op de uitworp van de machine en richt deze uit de buurt van mensen. Zorgt dat het afgevoerde materiaal niet tegen een muur of obstakel komt aangezien het materiaal naar de bestuurder terug kan ketsen. Laat de tanden omhoogkomen, vertraag en wees voorzichtig als u over zones zonder gras rijdt en bij het transport van de machine van en naar het werkterrein.

  • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Gebruik de machine niet in de achteruitstand, tenzij dat strikt noodzakelijk is.

  • Verander de stand van de toerenregelaar van de motor niet en laat de motor niet te snel draaien.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Stop de motor, wacht tot alle bewegende delen stilstaan en verwijder de bougiekabel(s).

    • Voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren.

    • Nadat u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen (de machine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt).

    • Voordat u verstoppingen verwijdert.

    • Als u de machine achterlaat. U mag een machine met draaiende motor niet onbeheerd achterlaten.

  • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen:

    • Voordat u brandstof tankt.

  • Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de gebruiker van de machine niet alert is op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de werkzaamheden die ermee worden verricht. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze het laatst heeft gezien.

    • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied en plaats ze onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene dan de bestuurder van de machine.

    • Let goed op en zet de machine af als kinderen het werkgebied betreden.

    • Voor en tijdens het achteruitrijden of van richting veranderen, moet u achteruitkijken, naar beneden kijken en links en rechts kijken of u kleine kinderen opmerkt.

    • Laat kinderen nooit de machine bedienen.

    • Vervoer geen kinderen, zelfs wanneer de messen zijn uitgeschakeld. Kinderen kunnen van de machine vallen en kunnen ernstig letsel oplopen of u verhinderen in het veilig gebruiken van de machine. Als een kind in het verleden op een maaier heeft meegereden, kan het plotseling in het werkgebied verschijnen om nog eens mee te rijden, en kan dan overreden worden door de machine, bij het vooruit- of achteruitrijden.

Veiligheid op hellingen

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. De bestuurder moet het volgende doen voordat hij de machine op een helling gaat gebruiken:

    • Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.

    • Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling.

  • Gebruik de machine met de helling mee, gebruik ze nooit op en af een helling. Gebruik de machine niet op al te steile of natte hellingen.

  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik een duwmachine of handgereedschap om te werken op deze plaatsen.

    g222486
  • Zorg dat u de machine niet moet starten, stoppen of keren op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.

  • Gebruik een machine niet in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien.

  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

  • Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de richtlijnen voor contragewichten.

  • Als u de controle over de machine verliest, moet u van de machine stappen en wegstappen van de richting waarin de machine rijdt.

De smart controller/elektronische diepteregeling gebruiken

Display met urenteller/tanddiepte

De smart controller/elektronische diepteregeling controleert het algemene elektrische systeem een geeft informatie weer op het display met urenteller/tanddiepte. De controller geeft bedrijfsuren van de machine, de status van het veiligheidssysteem en onderhoudsherinneringen weer.

Schermpictogrammen

Het informatiescherm gebruikt de volgende pictogrammen:

Graphic

Beluchtingsuren

Graphic

Parkeerrem

Graphic

Accuspanning

Graphic

Onderhoud motorolie

Graphic

Urenteller

Graphic

Onderhoud transmissieolie

Graphic

Spanningsfout

Graphic

Fout met solenoïdeklep

Graphic

Verbindingsfout met solenoïdeklep

 

Informatieschermen

De hoofdinformatieschermen omvatten:

  • De opstartschermen

  • Het standaard scherm (motor - aan)

  • Het display met tanddiepte

  • Onderhoudsherinneringen en waarschuwingen

  • Waarschuwings- en foutmeldingen

Opstartschermen

Wanneer de sleutel van de stand UIT naar DRAAIEN wordt gedraaid, worden de volgende schermen gedurende 2 seconden weergegeven:

Note: Het ledstatuslampje verandert van rood naar oranje naar groen.

Het eerste scherm geeft de firmwareversie weer.

g212116

Het tweede scherm geeft de beluchtingsuren weer.

g212114

Het derde scherm geeft de spanning van het elektrische systeem weer.

g212115

Het vierde scherm geeft het aantal uren weer tot onderhoud van de motorolie nodig is.

g212117

Het laatste scherm geeft het aantal uren weer tot onderhoud van de transmissieolie nodig is.

g212118

Het standaardscherm

Na de weergave van de opstartschermen, verschijnt het standaardscherm (Figuur 20).

Het informatiescherm geeft pictogrammen en informatie weer met betrekking tot het gebruik van de machine.

g211884
  • De indicator voor de status van het veiligheidssysteem licht op wanneer de bediening voldoet aan de 'veilig om te starten'-modus (parkeerrem in werking gesteld).

  • De urenteller geeft de bedrijfsuren van de motor weer wanneer het zandlopersymbool knippert.

  • Deze weergave verdwijnt 5 minuten nadat het contactsleuteltje naar de stand UIT is gedraaid.

Het display met tanddiepte

Scherm met de elektronische diepteregeling

Er zijn 2 manieren om het display met tanddiepte te activeren:

  • Tik de multifunctionele schakelaar ofwel naar boven of naar beneden om de tanddieptemeter weer te geven.

  • Trap de voetschakelaar voor tanddiepte in.

g211731

Een hoger getal op de statusbalk (Figuur 21) vergroot de lengte van het beluchtingsgat en een lager getal verkleint het.

Note: Indien de lengte van het gat niet de gewenste lengte is, moet u misschien de machine afstellen zodat deze is afgestemd op uw gewicht; zie De regelklep voor het gewicht van de bestuurder afstellen.

Ledstatuslampjes

Het ledlampje is een meerkleurig lampje (Figuur 20 en Figuur 21)om de status van het systeem aan te geven:

  • Constant groen - geeft de normale bedrijfsactiviteit aan

  • Knipperend rood - geeft een actieve fout aan

  • Constant rood - geeft aan dat onderhoud vereist is

Schermen met onderhoudsherinnering

De urenteller geeft het aantal bedrijfsuren van de motor weer tot ofwel het onderhoud van de motorolie of van de transmissieolie vereist is. Wanneer onderhoud vereist is, geeft de smart controller/elektronische diepteregeling knipperende pictogrammen weer voor een waarschuwing i.v.m. onderhoud van de motorolie of een waarschuwing i.v.m. onderhoud van de transmissieolie, en het ledstatuslampje brandt constant rood.

  • Een onderhoudswaarschuwing treedt op wanneer de onderhoudsteller nul bereikt.

  • Als de onderhoudswerkzaamheden niet worden uitgevoerd, geeft de onderhoudsteller tijd weer als negatieve uren om het aantal uren aan te geven dat verstreken is sinds het tijdstip waarop er onderhoudswerkzaamheden moesten worden uitgevoerd (tot maximaal -500 uren).

  • De urenteller wisselt tussen het standaardscherm en het scherm met de actieve waarschuwing.

  • Als er meer dan 1 waarschuwing actief is, wisselt het display tussen de waarschuwingen in de volgorde dat ze zijn voorgekomen voordat het terug wisselt naar het standaardscherm.

De onderhoudswaarschuwingen worden alleen weergegeven wanneer het standaardscherm gedurende 2 seconden actief is geweest; als het sleuteltje echter naar de stand START wordt gedraaid, worden de waarschuwingen meteen weergegeven. Wanneer de machine aan het beluchten is, wordt het waarschuwingenscherm niet weergegeven, maar het ledstatuslampje blijft constant rood branden.

Herinnering motoronderhoud

De herinnering motoronderhoud (Figuur 22) telt af van het initiële onderhoudsinterval van de inrijperiode van 5 bedrijfsuren van de motor en telt dan af vanaf 100 bedrijfsuren voor elk onderhoudsinterval.

g030960

Herinnering transmissieonderhoud

De herinnering transmissieonderhoud (Figuur 23) telt af van het initiële onderhoudsinterval van de inrijperiode van 100 bedrijfsuren van de motor en telt dan af vanaf 250 bedrijfsuren voor elk onderhoudsinterval.

g030965

De brandstofafsluitklep openen en sluiten

Gebruik de brandstofafsluitklep als volgt om de brandstofstroom naar de motor te regelen:

  • Draai de handgreep voor de klep volledig naar links om de brandstofafsluitklep te openen.

  • Draai de handgreep voor de klep volledig naar rechts om de brandstofafsluitklep te sluiten.

g249775

Motor starten

  1. Zorg ervoor dat de rijhendels in neutraal staan en dat de parkeerrem in werking is gesteld.

    Note: U moet de parkeerrem in werking stellen en de rijhendels naar de neutraalstand zetten om de motor te starten.

  2. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL.

  3. Bij een koude motor: duw de chokeknop naar voren in de stand AAN. Bij een warme motor: laat de choke in de UIT-stand.

  4. Draai het contactsleuteltje naar de stand START. Laat de schakelaar los zodra de motor start.

    Important: Stel de motor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil start, moet u na elke startpoging de motor 60 seconden laten afkoelen. Indien u deze richtlijnen niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.

  5. Als de choke zich in de stand AAN bevindt, zet de choke dan geleidelijk aan terug in de stand UIT naarmate de motor opwarmt.

De tanden omlaagbrengen

Gevaar

De draaiende tanden onder het dek van de motor zijn gevaarlijk. Contact met de tanden kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

Steek uw handen of voeten niet onder de machine als de motor draait.

  1. Zet de gashendel op SNEL.

  2. Tik één keer op de schakelaar om de instelling van de tanddiepte weer te geven; pas aan indien nodig.

  3. Breng de tanden omlaag door de voetschakelaar voor de tanddiepte in te trappen.

  4. Trap de schakelaar in en zet de rijhendels naar voren om te beluchten.

    Note: U kunt de voetbediende tuimelschakelaar die zich achter de voetschakelaar voor de tanddiepte bevindt, afstellen naar uw wensen. Om deze af te stellen, maakt u het bevestigingsmateriaal voor de voetbediende tuimelschakelaar los, schuift u de schakelaar naar voren of naar achteren en maakt u het bevestigingsmateriaal vast.

De instelling voor de tanddiepte wijzigen

  1. Stop de machine en stel de parkeerrem in werking.

  2. Druk op de multifunctionele schakelaar om het display te activeren.

  3. Draai het contactsleuteltje 5 keer op de stand LOPEN en de stand UIT. De indicator voor de instelling van de tanddiepte (driehoek) op het display zal beginnen knipperen.

  4. Tik de multifunctionele schakelaar naar boven of beneden om de beluchtingsdiepte in te stellen. Tik op de onderkant van de multifunctionele schakelaar om de tanddiepte te vergroten en een langere plug te kunnen verwijderen. Tik op de bovenkant van de schakelaar om de tanddiepte te verkleinen en een kortere plug te kunnen verwijderen.

Note: De ideale diepte van een gat bedraagt 6,4 tot 7,6 cm. Stel de bedieningsorganen af om aan te passen aan de bodemomstandigheden.

De instelling voor tanddiepte vergrendelen/ontgrendelen

De instellingen kunnen worden vergrendeld of ontgrendeld blijven.

  • Om de instelling te vergrendelen, draait u het contactsleuteltje 5 keer van de stand UIT naar de stand AAN. Het ledstatuslampje brandt op het display met de tanddiepte (zie Figuur 21).

  • Om de instelling te ontgrendelen, houdt u de onderkant van de schakelaar gedurende 1 seconde ingedrukt. Het ledstatuslampje gaat uit.

Draai het sleuteltje naar de stand UIT of START wanneer u klaar bent.

De tanden omhoogbrengen

  1. Haal uw voet van de schakelaar voor tanddiepte.

  2. Draai het contactsleuteltje van de stand AAN naar de stand UIT.

Important: De tanden draaien wanneer de rijhendel uit de neutraalstand wordt bewogen.

De motor afzetten

  1. Zet de rijhendels terug naar de neutraalstand en laat de machine volledig stoppen.

  2. Haal uw voet van de voetschakelaar voor de tanddiepte om de tanden omhoog te brengen.

  3. Houd de multifunctionele schakelaar gedurende 1 seconde ingedrukt om de voetschakelaar voor de tanddiepte te vergrendelen.

  4. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL.

  5. Laat de motor gedurende minimaal 15 seconden lopen en draai dan het contactsleuteltje naar de stand UIT om de motor uit te schakelen.

  6. Stel de parkeerrem in werking.

  7. Verwijder het sleuteltje om te voorkomen dat kinderen of andere onbevoegde personen de motor starten.

  8. Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine niet gaat gebruiken gedurende een aantal dagen, wanneer u de machine transporteert of wanneer de machine geparkeerd is in een gebouw.

Met de machine rijden

Voorzichtig

De machine kan zeer snel ronddraaien als als de ene hendel te ver voor de andere staat. U kunt de controle over de machine verliezen, waardoor u fysiek letsel kunt oplopen of waardoor de machine kan worden beschadigd.

  • Wees voorzichtig als u een bocht maakt.

  • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.

Important: Om te beginnen bewegen (vooruit of achteruit), moet de remhendel vrijgezet zijn (naar voren geduwd) voordat de rijhendels kunnen worden bewogen.

g223330

Vooruitrijden

  1. Zorg ervoor dat de rijhendels in de neutraalstand staan.

  2. Zet de parkeerrem vrij.

  3. Om in een rechte lijn vooruit te bewegen, beweegt u beide hendels naar voren met gelijke druk.

    g016672

    Om naar links of rechts te draaien, trekt u de rijhendel terug naar neutraal in de gewenste draairichting. De tanden kunnen omlaaggebracht zijn wanneer u voorzichtige bochten neemt.

    Om nuldraaicirkels te maken, haalt u uw voet van de voetschakelaar voor de tanddiepte om de tanden omhoog te brengen. De kop zal in 1 seconde omhoogkomen.

    Important: Maak geen nuldraaicirkel wanneer de tanden omlaag zijn gebracht omdat het gazon dan zal worden beschadigd.

    Important: Rijd niet achteruit wanneer de tanden omlaag zijn gebracht omdat het gazon dan zal worden beschadigd.

    De machine beweegt sneller naarmate de rijhendels verder van de neutraalstand worden bewogen.

  4. Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand.

Achteruitrijden

  1. Zet de rijhendels naar de neutraalstand.

  2. Om in een rechte lijn achteruit te rijden, beweegt u beide hendels naar achteren met gelijke druk.

    g016673

    Om naar links of rechts te draaien, oefent u minder druk uit op de rijhendel naar de gewenste draairichting.

    Om nuldraaicirkels te maken, haalt u uw voet van de voetschakelaar voor de tanddiepte om de tanden omhoog te brengen. De kop zal in een halve seconde omhoogkomen.

    Important: Maak geen nuldraaicirkel wanneer de tanden omlaaggbracht zijn.

  3. Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand.

Vrijgaveventielen van aandrijfwielen

De hendels voor de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen bevinden zich boven de transaxles.

Waarschuwing

Handen kunnen klem raken in de draaiende onderdelen tussen de motor en de transaxles. Dit kan tot ernstig of dodelijk letsel leiden.

Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt.

Waarschuwing

De aandrijfeenheden van de motor en de hydrauliek kunnen zeer heet worden. Aanraken van een hete motor of hydraulische aandrijfeenheid kan ernstige brandwonden veroorzaken.

Laat de motor en de hydraulische aandrijfeenheden volledig afkoelen voordat u de vrijgavehendels van de aandrijfwielen aanraakt.

Vrijgaveventielen vrijzetten om de machine te duwen

Als u de machine met de hand moet duwen, moet u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen vrijzetten.

  1. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen.

  2. Zet de hendel in de grotere opening van de sleuf (Figuur 28).

    g211754
  3. Duw de hendel naar beneden to de ring zich aan de binnenkant van het frame bevindt (Figuur 28).

  4. Duw de hendel naar het smalle gedeelte van de sleuf en laat de hendel los (Figuur 28).

  5. Herhaal stappen 2 tot en met 4 voor de andere hendel van het vrijgaveventiel.

  6. Wanneer u klaar bent om de machine te bewegen, zet u de parkeerrem vrij.

    U kunt de machine nu met de hand duwen.

    Important: U mag de machine niet slepen.

De ventielen instellen voor normaal gebruik

Bij normale gebruiksomstandigheden bevindt de ring op de 2 hendels voor de vrijgaveventielen zich buiten de sleuven.

  1. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen.

  2. Zet de hendel voor het vrijgaveventiel in de grotere opening van de sleuf (Figuur 28).

  3. Trek de hendel naar boven tot de ring zich aan de buitenkant van het frame bevindt (Figuur 28).

  4. Duw de hendel voor het vrijgaveventiel terug naar het smalle gedeelte van de sleuf en laat de hendel los (Figuur 28).

  5. Herhaal stappen 2 tot en met 4 voor de andere hendel van het vrijgaveventiel.

Na gebruik

Algemene veiligheid

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem in werking, stop de motor en verwijder het sleuteltje of koppel de bougiekabel af. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Maak de machine schoon zoals vermeld in het hoofdstuk Onderhoud. Houd de motor en het gebied van de motor vrij van opgehoopt gras, bladeren, overtollig vet of olie en ander vuil dat zich kan opstapelen in deze gebieden. Deze materialen kunnen ontvlambaar worden en dit kan leiden tot een brand.

  • Controleer regelmatig op versleten of beschadigde onderdelen die een gevaar kunnen vormen. Zet alle losse bevestigingselementen vast.

De machine laden

Ga zeer voorzichtig te werk als u machines op een aanhanger of een vrachtwagen laadt. Gebruik één volledige oprijplaat die uitsteekt buiten de achterbanden; gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine. Als het platform omhoog is gebracht, biedt een volledige oprijplaat een oppervlak achter de machine waarop u kunt lopen.

Een steile oprijplaathoek kan ertoe leiden dat onderdelen blijven haken als de machine van de oprijplaat naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de oprijplaat hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek van de oprijplaat zo klein mogelijk. De aanhanger of de vrachtwagen moet zo horizontaal mogelijk staan.

Important: Probeer de machine niet te keren als deze op de oprijplaat staat; u kunt de controle verliezen en de kans bestaat dat de machine van de zijkant van de oprijplaat afrijdt.

U mag de snelheid niet abrupt verhogen als u de machine de hellingbaan oprijdt en ook niet abrupt verlagen als u de machine de hellingbaan afrijdt. In beide gevallen bestaat de kans dat de machine dan achteroverkantelt.

De machine transporteren

Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Wanneer u een aanhanger gebruikt, moet u deze beveiligen met veiligheidskettingen.

  1. Laad de machine in op het transportvoertuig.

  2. Vergrendel de tanden in de omhooggebrachte stand door de multifunctionele schakelaar ingedrukt te houden in de onderste stand tot de ledindicator verschijnt op het display met urenteller/tanddiepte.

  3. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

  4. Sluit de brandstofklep.

  5. Blokkeer de wielen en bind de machine goed vast aan de aanhanger of de vrachtwagen met behulp van riemen, kettingen, kabels of touwen. Indien mogelijk moet zowel de voorste als de achterste spanband naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.

    Important: Gebruik alleen de vier speciale bevestigingspunten op de machine: twee links en twee rechts; zie Figuur 29.

g212139

Voorzichtig

Deze machine heeft geen richtingaanwijzers, lichten, reflectieve aanduidingen of een symbool van langzaam rijdend voertuig. Deelname aan het wegverkeer zonder deze voorzieningen is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. Deelname aan het wegverkeer zonder deze voorzieningen kan ook een overtreding zijn van de wetgeving en de bestuurder kan bekeuringen en/of boetes krijgen.

Rijd niet met de machine op de openbare weg.

Waarschuwing

Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine achterover kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.

  • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een oprijplaat op-/afrijdt.

  • Gebruik één oprijplaat die de volle breedte van de machine beslaat. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine.

  • U mag de snelheid niet abrupt verhogen of verlagen als u de machine de oprijplaat op- of afrijdt omdat anders de machine achterover kan kantelen.

Onderhoud

Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

Veiligheid bij onderhoud Informatie

Waarschuwing

Iemand zou de motor kunnen starten terwijl er onderhoud of aanpassingen gebeuren. Als de motor per ongeluk gestart wordt, kan dat u en andere omstanders ernstig verwonden.

Haal het sleuteltje uit het contact, schakel de parkeerrem in en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk ook de kabel(s) opzij, zodat deze niet per ongeluk contact kan/kunnen maken met de bougie(s).

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, breng de tanden omhoog, stel de parkeerrem in werking, stop de motor, verwijder het sleuteltje of koppel de bougiekabel af. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt of repareert. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

    Waarschuwing

    De motor kan zeer heet worden. Aanraken van een hete motor kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    Laat de motor volledig afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden of herstellingen uitvoert in het gebied van de motor.

  • Maak de accukabels los of verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.

  • Zorg ervoor dat alle schermen, afdekplaten en veiligheidsvoorzieningen van de machine op hun plaats zitten en veilig gebruik toelaten. Controleer regelmatig op versleten of beschadigde onderdelen en vervang deze indien nodig. Gebruik hiervoor onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen.

    Waarschuwing

    Oorspronkelijke uitrusting, onderdelen en/of accessoires verwijderen of wijzigen kan een invloed hebben op de garantie, controleerbaarheid en veiligheid van de machine. Niet-goedgekeurde wijzigingen aan de originele apparatuur of het niet gebruiken van Toro onderdelen zou kunnen leiden tot ernstig of dodelijk letsel. Ongeoorloofde wijzigingen aan de machine, de motor, het brandstof- of ventilatiesysteem kunnen een inbreuk zijn op van toepassing zijnde veiligheidstandaarden zoals ANSI, OSHA en NFPA en/of overheidsvoorschriften zoals EPA en CARB.

  • Wees voorzichtig als u tanden controleert of er onderhoud aan uitvoert. Omwikkel de tand(en) of draag handschoenen en wees voorzichtig als u er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Beschadigde tanden uitsluitend vervangen. Probeer ze nooit recht te buigen of te lassen.

  • Plaats de machine en/of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.

    Voorzichtig

    Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede kriksteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    Waarschuwing

    Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.

    • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen, indien aanwezig, in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.

    • U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier, en dus niet met uw handen.

    • Voordat u werkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem:

      - Hef alle druk in het hydraulische systeem voor de rijaandrijving op veilige wijze op door de rijhendels in neutraal te zetten en de motor af te zetten.

      - Hef alle druk in het hydraulische hulpsysteem op veilige wijze op door de motor uit te schakelen, het contactsleuteltje naar AAN te draaien en de schakelaar voor tanddiepte in te drukken. Zodra de tanden zijn omlaaggebracht naar de grond, laat u de schakelaar voor tanddiepte los en draait u het contactsleuteltje naar UIT.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. Wees zeer voorzichtig als het voor de onderhouds- of afstellingsprocedure vereist is dat de motor loopt en onderdelen bewegen.

    Waarschuwing

    Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.

    Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken.

  • Controleer regelmatig of alle bouten goed vastzitten.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Het aantrekkoppel van de moer van de uitgaande as van de transmissie controleren.
  • De torsie van de montagebout van de transmissie controleren.
  • Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Het hydraulische filter van het hulpreservoir vervangen en de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir verversen.
  • De hydraulische transmissiefilters vervangen en de hydraulische transmissievloeistof verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De kettingen smeren.
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Het veiligheidssysteem controleren.
  • De conditie en de spanning van de kettingen controleren.
  • De conditie van het kettingwiel controleren.
  • De tanden controleren.
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit.
  • De motor en de omgeving van het uitlaatsysteem reinigen(vaker in droge of vuile omstandigheden).
  • Opgehoopt vuil en gras van de machine verwijderen.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • De lagers van de tandas smeren.
  • De flenslagers van de hydraulische uitgangsas smeren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig).
  • Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren.
  • De conditie en de spanning van de riemen controleren.
  • Controleer het transmissievloeistofpeil.
  • Om de 80 bedrijfsuren
  • De motorschermen verwijderen en de koelribben reinigen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.(Vaker in zware omstandigheden.)
  • Om de 160 bedrijfsuren
  • De bougie controleren, reinigen en afstellen.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het schuimelement.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • Het hydraulische filter van het hulpreservoir vervangen en de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir verversen.daarna
  • De hydraulische transmissiefilters vervangen en de hydraulische transmissievloeistof verversen.daarna
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Maandelijks
  • Onderhoud van de accu.
  • Jaarlijks
  • Het draaipunt van de riemspanpoelie smeren.
  • De naven van het voorste zwenkwiel smeren.
  • De torsie van de bouten van de wielnaaf controleren.
  • De torsie van de wielmoeren controleren.
  • De torsie van de moer van de uitgaande as van de transmissie controleren.
  • De torsie van de montagebout van de transmissie controleren.daarna
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • Werk zones met beschadigde lak bij.
  • Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Voorzichtig

    Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede kriksteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen.

    Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    3. Laat de motor afkoelen.

    4. Koppel de bougiekabel af van de bougie en hou de kabel uit de buurt van de bougie om te voorkomen dat de machine per ongeluk start (Figuur 30).

      g023810

    Smering

    De kettingen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De kettingen smeren.
  • Important: Smeer de kettingen niet met kruipolie of oplosmiddelen. Gebruik olie of een kettingsmeermiddel.

    1. Zet de motor van de af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het sleuteltje verwijdert. Stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de achterkant van de machine op kriksteunen of een soortgelijke steun.

      Voorzichtig

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken.

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede kriksteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen.

    3. Start de motor en zet de gashendel vooruit op halfgas. Zet de parkeerrem vrij.

      Waarschuwing

      De motor moet lopen en de aandrijfwielen moeten draaien zodat u aanpassingen kunt uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.

      Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken.

    4. Beweeg terwijl de motor loopt de rijhendels langzaam naar voren en smeer alle 4 kettingen.

    5. Controleer de conditie en de spanning van de kettingen; zie De conditie van de kettingen controleren.

    De smeernippels invetten

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • De lagers van de tandas smeren.
  • De flenslagers van de hydraulische uitgangsas smeren.
  • Jaarlijks
  • Het draaipunt van de riemspanpoelie smeren.
  • De naven van het voorste zwenkwiel smeren.
  • Note: Raadpleeg de onderstaande tabel voor onderhoudsintervallen.

    1. Zet de motor van de af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het sleuteltje verwijdert. Stel de parkeerrem in werking.

    2. Smeer de nippels met NLGI klasse 2 smeervet voor algemene doeleinden.

      Raadpleeg de volgende tabel voor de locaties van de nippels en een smeerschema.

      Tabel voor smering

      Locaties van smeernippelsInitiële pompjes Aantal plaatsen Onderhoudsinterval
      1. Naven van voorste zwenkwiel12jaarlijks
      2. Lagers van tandas14om de 25 bedrijfsuren
      3. Draaipunt van riemspanpoelie11jaarlijks
      g230394

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Vervang het schuimelement.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Important: Laat de motor nooit zonder luchtfilter draaien; dit kan ernstige motorschade veroorzaken.

    1. Maak de sluitingen op het deksel voor het luchtfilter los.

    2. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig schoon ().

      Note: Wees voorzichtig om te voorkomen dat vuil en afval in de basis valt.

      g023795
    3. Verwijder het schuimelement, was dit met een mild reinigingsmiddel en water en dep dit daarna droog (Figuur 32).

    4. Verwijder en controleer het papieren luchtfilterelement (); gooi dit weg als het zeer vuil is.

      Important: Papierelement nooit schoonmaken.

    5. Veeg het vuil weg met een vochtige doek van de basis en het deksel.

      Note: Wees voorzichtig om te voorkomen dat vuil en afval in het luchtkanaal terechtkomt dat naar de carburateur leidt.

    6. Plaats het schuimelement op het papieren luchtfilterelement (Figuur 32).

      Note: Gebruik een nieuw papierelement als u het oude weggooit.

    7. Monteer het luchtfilter op de luchtfilterbasis (Figuur 32).

    8. Lijn de sticker met de pijl op het deksel van de luchtfilter uit met de sticker met de pijl op de basis (Figuur 33).

      g023809
    9. Bevestig het deksel met de sluitingen aan de basis.

    De motorolie verversen

    Motorolietype

    Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SJ of later)

    Motoroliecapaciteit: 1,7 liter zonder het filter; 1,5 liter met het filter.

    Olieviscositeit: zie onderstaande tabel.

    g023796

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Important: Laat de motor niet lopen als het oliepeil onder de bijvulmarkering 'Low’ (of 'Add’) of boven de markering ‘Full’ op de peilstok komt.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    3. Laat de motor afkoelen.

    4. Controleer het oliepeil zoals wordt getoond in Figuur 35.

      g249636
    5. Als de olie te laag staat, veeg dan de omgeving van de dop van de vulbuis schoon, verwijder de dop en voeg de aanbevolen olie toe tot het oliepeil zich aan de Vol-markering op de peilstok bevindt.

      Note: Voeg niet te veel olie toe.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.(Vaker in zware omstandigheden.)
  • Note: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.

    1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.

    2. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    3. Ververs de motorolie zoals wordt getoond in Figuur 36.

      Note: Draai de aftapplug vast met een torsie van 18 N·m.

      g249685
    4. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 37).

      g249684
    5. Start de motor en rijd naar een vlak gebied.

    6. Controleer het motoroliepeil.

    7. Reset de herinnering voor onderhoud van de motorolie; zie De herinnering voor onderhoud van de motorolie resetten.

    De herinnering voor onderhoud van de motorolie resetten

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

      Note: U moet de parkeerrem in werking stellen om de onderhoudsherinnering te resetten.

    2. Draai het contactsleuteltje 4 keer binnen de 8 seconden op de stand LOPEN en de stand UIT.

      Het scherm voor motoronderhoud wordt weergegeven en knippert (Figuur 38).

      g212117
    3. Druk de multifunctionele schakelaar in.

      De herinnering voor het onderhoud van de motorolie wordt gereset naar 110,0 (bedrijfsuren), het display verlaat het scherm voor motoronderhoud en keert terug naar het standaardscherm.

    Note: U kunt op elk moment het scherm voor motoronderhoud verlaten door het sleuteltje naar de stand UIT of de stand START te draaien.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 160 bedrijfsuren
  • De bougie controleren, reinigen en afstellen.
  • Type voor alle motoren: NGK BR6HS, Champion RTL86C, of een equivalent type

    Elektrodenafstand: 0,76 mm

    Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert.

    Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer indien nodig nieuwe bougies.

    Bougie verwijderen

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Verwijder de bougie zoals wordt getoond in Figuur 39.

      g027478

    Bougie controleren

    Important: Bougie(s) nooit schoonmaken. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont.

    Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

    Stel de afstand in op 0,75 mm.

    g206628

    Bougie monteren

    Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm.

    g027735

    De vonkenvanger controleren

    Alleen voor machines met een vonkenvanger.
    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig).
  • Waarschuwing

    Hete systeemonderdelen van de uitlaat kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat de motor is afgezet. Hete deeltjes die tijdens het gebruik van de motor uit de uitlaat komen kunnen ontvlambaar materiaal ontsteken. Brand kan lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.

    Vul geen brandstof bij en laat de motor niet lopen totdat de vonkenvanger is geplaatst.

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Laat de geluidsdemper afkoelen.

    3. Controleer de vonkenvanger op breuken in het scherm of lasnaden.

      Note: Vervang de vonkenvanger als deze versleten of beschadigd is.

    4. Als u ziet dat het scherm verstopt is, doe dan het volgende:

      1. Verwijder de vonkenvanger.

      2. Schud de deeltjes uit de vonkenvanger en reinig het scherm met een staalborstel.

        Note: Laat het scherm van de vonkenvanger indien nodig weken in oplosmiddel.

      3. Plaats de vonkenvanger op de uitlaat.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Het veiligheidssysteem controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het veiligheidssysteem controleren.
  • Important: Zorg ervoor dat de veiligheidsmechanismen voor de bestuurder aangesloten zijn en goed werken voordat u de machine gebruikt.

    Note: Als de machine voor geen enkele van de volgende tests slaagt, mag u de machine niet gebruiken. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    Het startcircuit van de motor controleren

    Note: De staat van de vergrendeling van de parkeerrem die u gaat controleren wordt in vet getoond.

    Stel de parkeerrem in werkingDe startmotor draait
    GraphicGraphic

    De vergrendeling van de parkeerrem controleren

    Note: De staat van de vergrendeling van de parkeerrem die u gaat controleren wordt in vet getoond.

    Zet de parkeerrem vrijDe startmotor mag niet draaien
    GraphicGraphic

    Startkabels gebruiken op een ontladen accu

    De volgende instructies zijn aangepast van de SAE J1494 Rev. dec. 2001 – kabels van de startaccu – Surface Vehicle Recommended Practice (aanbevolen praktijken voor wegvoertuigen) van de SAE (Society of Automotive Engineers).

    Gevaar

    Startkabels gebruiken op een zwakke accu die gebroken of bevroren is, of die een laag accuzuurpeil of een open/kortgesloten accucel heeft, kan tot ontploffing en ernstig persoonlijk letsel leiden.

    Gebruik geen startkabels op een zwakke accu die zulke eigenschappen vertoont.

    Waarschuwing

    Accu's bevatten zuur en produceren ontvlambare gassen.

    • Bescherm altijd uw ogen en gezicht voor de accu.

    • Leun niet over de accu's.

    Voorbereiden om startkabels te gebruiken op een accu

    Voorzichtig

    Roest en losse verbindingen kunnen op om het even welk moment van de startprocedure ongewenste elektrische spanningspieken veroorzaken.

    Gebruik de startkabel niet met losse of verroeste accupolen; dit kan schade aan de motor veroorzaken.

    1. Controleer de kabelklemmen en accupolen van de ontladen accu op corrosie (witte, groene of blauwe 'sneeuw') en controleer of het bevestigingsmateriaal voor de klemmen vastzit.

      Verwijder de corrosie van de accupolen en kabelklemmen.

    2. Controleer of het bevestigingsmateriaal voor de kabelklemmen vastzit.

      Maak het bevestigingsmateriaal voor de kabelklemmen vast indien nodig.

    3. Controleer of de vuldoppen op de ontladen accu en startaccu vastzitten en gelijk zijn.

    4. Plaats vochtige doeken over de vuldoppen van beide accu's als deze voorhanden zijn.

    5. Als u de machine start met startkabels die zijn aangesloten op de accu in een ander voertuig, controleer dan of deze een 12 V zuur-loodaccu heeft.

      Important: Zorg ervoor dat de 2 voertuigen elkaar niet raken.

    6. Zorg ervoor dat de startaccu volledig opgeladen is met 12,6 V of meer.

    7. Kies korte startkabels van de juiste grootte (4 tot 6 AWG) om het spanningsverlies tussen de systemen te beperken.

      Kies startkabels die een kleurencode hebben of waarvan de polariteit van de kabels of klemmen is aangeduid.

    De startkabels aansluiten

    Voorzichtig

    De startkabels onjuist aankoppelen (verkeerde polariteit) kan het elektrisch systeem ogenblikkelijk beschadigen.

    Controleer de polariteit van de accupolen en de startkabels voordat u de accu's verbindt.

    1. Sluit de positieve startkabel - rood (+) aan op de pluspool van de ontladen accu zoals getoond in Figuur 42.

      Note: De pluspool van de accu is verbonden met de startmotor of de solenoïde.

      g012785
    2. Koppel het andere uiteinde van de pluskabel aan op de pluspool van de startaccu (Figuur 42).

    3. Koppel de negatieve startkabel - zwart (-) aan op de minpool van de startaccu.

    4. Op de machine met een ontladen accu: sluit het andere uiteinde van de negatieve startkabel aan op het motorblok, op een locatie uit de buurt van de accu en riemen (Figuur 42).

    De motor starten en de startkabels verwijderen

    1. Start de motor.

    2. Koppel de minkabel los van het motorblok (Figuur 42).

    3. Koppel de minkabel los van de ontladen accu (Figuur 42).

    4. Koppel de pluskabel los van de startaccu (Figuur 42).

    5. Koppel de pluskabel los van de ontladen accu (Figuur 42).

    Onderhoud van de accu

    Gevaar

    De accu opladen of startkabels gebruiken op een accu kan explosieve gassen produceren. Accugassen kunnen ontploffen, waardoor ernstig letsel kan worden veroorzaakt.

    • Houd vonken, vlammen of sigaretten uit de buurt van de accu.

    • Verlucht wanneer u de accu oplaadt of gebruikt in een afgesloten ruimte.

    • Zorg ervoor dat de ventilatieroute van de accu altijd open is zodra de accu gevuld is met zuur.

    • Bescherm altijd uw ogen en gezicht voor de accu.

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en kan ernstige brandwonden veroorzaken.

    • Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen en rubberen handschoenen om uw huid en kleding te beschermen wanneer u omgaat met accuzuur.

    • Accuzuur niet inslikken.

    • In het geval van een ongeluk, moet u spoelen met water en onmiddellijk een dokter bellen.

    Voorzichtig

    Als het contactsleuteltje in de stand AAN staat, kunnen er vonken ontstaan en onderdelen worden in werking gesteld. Vonken kunnen een explosie veroorzaken of bewegende onderdelen kunnen per ongeluk in werking worden gesteld, waardoor fysiek letsel kan worden toegebracht.

    Zorg ervoor dat het contactsleuteltje zich in de stand UIT bevindt voordat de accu opgeladen wordt.

    Als u accu's gedurende een langere periode laat staan zonder ze op te laden, leidt dit tot verminderde prestaties en een kortere levensduur. Om optimale prestaties en levensduur van de accu te behouden, moet u de accu's die worden opgeslagen opladen wanneer de nullastspanning zakt naar 12,4 V.

    Note: Om beschadiging door bevriezing te voorkomen, moet de accu volledig opgeladen zijn voordat u ze opbergt voor opslag in de winter.

    Note: De machine verlaat de fabriek met een opgeladen zuur-loodaccu.

    De accu opladen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Maandelijks
  • Onderhoud van de accu.
    1. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het.

    2. Meet de spanning van de accu met een voltmeter.

    3. Gebruik de onderstaande tabel om de ladingstoestand van de accu te vinden en indien nodig, de aanbevolen instelling van de acculader en het ladingsinterval om de accu op te laden tot 12,6 V of meer; raadpleeg de onderstaande tabel voor de oplading van de accu.

      Important: Zorg ervoor dat de minkabel losgekoppeld is en dat de acculader die wordt gebruikt om de accu op te laden een output van 16 V en 7 A of minder heeft om te vermijden dat de accu wordt beschadigd (zie tabel voor aanbevolen instellingen van de lader).

      Tabel voor de oplading van de accu

      Gemeten spanningLadingspercentageMaximale instellingen voor laderLadingsinterval
      12,6 of meer100%16 V/Opladen is niet nodig
      7 A
      12,4 tot 12,675 tot 100%16 V/30 minuten
      7 A
      12,2 tot 12,450 tot 75%16 V/1 uur
      7 A
      12,0 tot 12,225 tot 50%14,4 V/2 uur
      4 A
      11,7 tot 12,00 tot 25%14,4 V/3 uur
      4 A
      11,7 of minder0%14,4 V/6 uur of meer
      2 A
    4. Als de pluskabel ook losgekoppeld is, sluit dan de pluskabel (rood) aan op de pluspool en schuif de kap van de accupool over de pluspool.

    5. Verwijder de schroef, ring en aardingskabel van de motor. Sluit de minkabel van de accu aan.

      Note: Als u geen tijd hebt om te accu op te laden of als er geen ladingsapparatuur beschikbaar is, sluit dan de minkabels van de accu aan en laat het voertuig continu gedurende 20 tot 30 minuten draaien om de accu op te laden.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren.
  • Note: U past de bandenspanning van de semi-pneumatische zwenkwielbanden niet aan.

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Controleer de bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen.

    3. Zorg ervoor dat bandenspanning in de banden van de aandrijfwielen 152 tot 165 kPa bedraagt.

    De bouten van de wielnaaf controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De torsie van de bouten van de wielnaaf controleren.
  • Draai de bouten van de wielnaaf vast met een torsie van (Figuur 43) 37 tot 45 N∙m.

    Note: Gebruik geen anti-seize smeermiddel op de wielnaaf.

    g249686

    De torsie van de wielmoeren controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks
  • De torsie van de wielmoeren controleren.
  • Draai de wielmoeren (Figuur 43) vast met een torsie van 115 tot 142 N·m.

    De conditie van de kettingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De conditie en de spanning van de kettingen controleren.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Controleer of de kettingen aan beide zijden van de machine de juiste spanning hebben. De kettingen dienen 6 tot 12 mm omhoog en omlaag te kunnen bewegen.

    3. Als kettingen barsten of breken, raadpleeg De spanning van de ketting van het aandrijfwiel afstellen. en De aandrijfketting van de tanden afstellen.

    De conditie van het kettingwiel controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De conditie van het kettingwiel controleren.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Controleer de kettingwielen op slijtage en vervang ze indien nodig.

    De ketting onderhouden

    De spanning van de ketting van het aandrijfwiel afstellen.

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de achterkant van de machine op kriksteunen of een soortgelijke steun.

    3. Controleer aan beide zijden van de machine of de kettingen aan elke zijde van het spankettingwiel de juiste spanning hebben.

      De kettingen dienen 6 tot 12 mm omhoog en omlaag te kunnen bewegen.

    4. Om de spanning van de ketting aan te passen, maakt u de bout en borgmoer van de spanpoelie los, en duwt u het kettingwiel naar boven om de ketting aan te spannen (Figuur 44).

      Important: Span de ketting niet te veel aan. Er kan dan aanzienlijke kettingslijtage optreden en dit zal de levensduur van een te strak aangespannen ketting verkorten.

      g268754
    5. Controleer de spanning van de ketting en draai de bout en borgmoer van de spanpoelie vast.

    De torsie van de moer van de uitgaande as van de transmissie controleren.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Het aantrekkoppel van de moer van de uitgaande as van de transmissie controleren.
  • Jaarlijks
  • De torsie van de moer van de uitgaande as van de transmissie controleren.
  • Draai de moeren (Figuur 45) op de conische uitgaande assen van de transmissie aan met een torsie van 258 tot 353 Nm.

    g268831

    Het rijhendelmechanisme afstellen

    1. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    2. Duw de rijhendels helemaal naar voren naar de voorste referentiebalk. Als een van beide hendels de referentiebalk raakt, doe dan het volgende:

      1. Laat de rijhendels terugkeren naar de neutraalstand en maak de 2 contramoeren op de afstelkoppeling met zeskant los (Figuur 46).

        Note: Eén contramoer heeft rechtse schoefdraad en de andere linkse.

        g231567
      2. Draai de afstelkoppeling met zeskant tot er een afstand van 3 tot 6 mm is tussen de rijhendel en de voorste referentiebalk.

      3. Draai de contramoeren vast (Figuur 46).

    3. Laat de rijhendels terugkeren naar de neutraalstand. Draai de afstelkoppeling met zeskant tot de rijhendels ongeveer gelijkkomen met elkaar.

    4. Herhaal stappen 2 en 3 voor het andere rijhendelmechanisme.

    De sporing van de rijhendels afstellen

    Als de machine naar een kant beweegt of trekt wanneer de rijhendels zich in de stand volledig vooruit bevinden, moet u de sporing afstellen.

    1. Duw beide rijhendels even ver naar voren.

    2. Controleer of de machine naar een kant trekt. Als dit het geval is, stopt u de machine en stelt u de parkeerrem in werking.

    3. Maak de borgmoeren los op de rechter rijhendel (zoals gezien van de achterkant van de machine). Duw de rechter rijhendel naar voren en draai de afstelstang tot er een afstand van 3 tot 6 mm is tussen de rechter rijhendel en de voorste referentiebalk.

    4. Plaats de voorste referentiebalk/snelheidsregelingsstang in de maximale stand vooruit; raadpleeg De voorste referentiebalk/snelheidsregelingsstang afstellen.

    5. Draai de afstelstang aan de linkerkant van de machine (Figuur 47).

      g233418
    6. Kijk naar beneden naar de afstelstang toe en draai deze linksom, in stappen van 1/4 slag, om de snelheid te verhogen of rechtsom om de snelheid te verlagen.

    7. Rijd met de machine en controleer de sporing in de stand volledig vooruit.

    8. Herhaal stap 5 tot en met 7 tot de gewenste sporing verkregen is.

    De torsie van de montagebout van de transmissie controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De torsie van de montagebout van de transmissie controleren.
  • Jaarlijks
  • De torsie van de montagebout van de transmissie controleren.daarna
  • Draai de 4 transmissiebouten vast met een torsie van 56 - 69 Nm; zie Figuur 48.

    Note: Gebruik geen anti-seize smeermiddel op de wielnaaf.

    g233601

    Onderhouden remmen

    De parkeerrem afstellen

    Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen.

    1. Zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

    2. Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren. Indien nodig moet u de banden oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie Bandenspanning van de banden van de aandrijfwielen controleren.

    3. Zet de parkeerrem vrij.

    4. Maak de kabelklem op de remkabels onder het bedieningspaneel los (Figuur 49).

    5. Stel beide kabelgeleiders ongeveer 3 tot 6 mm naar beneden af.

      g233407
    6. Maak de kabelklem vast en stel de parkeerrem in werking.

    7. Controleer de parkeerrem; herhaal stap 4 tot en met 6 indien nodig.

    Onderhoud riemen

    De conditie en de spanning van de riemen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riemen controleren.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Controleer de conditie en spanning van de aandrijfriem van de hulppomp. De riem moet nauw aansluiten. Zie De aandrijfriem van de hulppomp afstellen.

    3. Controleer de conditie van de aandrijfriem van de transmissie.

    De aandrijfriem van de hulppomp afstellen

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de bovenste vleugelschroef, draai de vleugelschroef aan de zijkant los, en verwijder de linker kap van het hydraulische compartiment (Figuur 50).

      g266184
    3. Maak de 2 flensborgmoeren (3/8 inch) los waarmee de hulppomp aan de montagebeugel is bevestigd (Figuur 51).

      g266181
    4. Schuif de pomp naar buiten (Figuur 51) in sleuven en draai de flensborgmoeren vast met een torsie van 37 tot 45 Nm.

      Wanneer de riem juist is afgesteld, moet hij een speling hebben van 1,3 cm met een kracht van 1,4 kg op de riem in het midden tussen de hulppomp en de motorpoelie.

    5. Lijn de opening en sleuf in de linker kap van het hydraulische compartiment uit met de steunen van de machine en bevestig de kap met de 2 vleugelschroeven (Figuur 50).

    De spanning van de aandrijfriem van de transmissie controleren.

    Note: Er zijn geen afstellingen nodig voor de spanning van de riem.

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Plaats een nieuwe riem.

    3. Zorg ervoor dat de arm van de spanpoelie en de poelie vrij kunnen bewegen.

    Onderhoud hydraulisch systeem

    Specificatie hydraulische vloeistof van het hulpreservoir

    Type hydraulische vloeistof: Aw-32 hydraulische vloeistof

    Het peil van de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir controleren

    Note: De machine verlaat de fabriek met hydraulische vloeistof in het reservoir.

    1. Laat de machine ongeveer 15 minuten lopen om extra lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.

    2. Breng de tanden 3 keer volledig omhoog en omlaag om lucht te verwijderen.

    3. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat de machine afkoelen.

    4. Verwijder de dop en controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir.

      Note: De hydraulische vloeistof moet het woord FULL COLD op de plaat van het reservoir bedekken (Figuur 52).

      g266183g266182
    5. Voeg indien nodig de aanbevolen hydraulische vloeistof toe aan het reservoir tot de vloeistof de markering ‘FULL COLD’ op de plaat bedekt (Figuur 52).

      Note: Als de vloeistof op kamertemperatuur is (ongeveer 24 °C), vul dan niet hoger bij dan het peil FULL COLD.

    6. Plaats de dop van het hydraulische reservoir (Figuur 52) en draai hem vast.

      Note: Draai de reservoirdop niet te hard aan.

    De hydraulische vloeistof van het hulpreservoir verversen en het filter vervangen

    De hydraulische vloeistof van het hulpreservoir aftappen

    1. Laat de machine ongeveer 15 minuten lopen om extra lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen.

    2. Breng de tanden 3 keer volledig omhoog en omlaag om lucht te verwijderen.

    3. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    4. Laat de motor afkoelen.

    5. Maak het gebied rond de voorkant van de hulppomp en de dop van de vulbuis voorzichtig schoon, maak ook schoon rond het filter. Het is zeer belangrijk dat er geen vuil of verontreiniging in het hydraulische systeem terechtkomt.

    6. Maak de zuigslang aan de pompfitting los, maak schoon rond de pompfitting en laat de olie weglopen (Figuur 53).

      g268753
    7. Plaats de zuigslang en draai vast met een torsie van 50 Nm.

    Het filter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Het hydraulische filter van het hulpreservoir vervangen en de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir verversen.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • Het hydraulische filter van het hulpreservoir vervangen en de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir verversen.daarna
    1. Schroef het filter los om het te verwijderen laat de olie weglopen (Figuur 54).

      g268752
    2. Breng een dunne laag van de gespecificeerde hydraulische vloeistof aan op de rubberen afdichting van het nieuwe filter; zie Specificatie hydraulische vloeistof van het hulpreservoir.

    3. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen afdichting contact maakt met het filtertussenstuk en zet het filter vervolgens nog een extra 2/3 tot 3/4 slag vast (Figuur 54).

    Hydraulische vloeistof bijvullen in het hulpreservoir

    1. Verwijder de dop en controleer het peil van de hydraulische vloeistof in het reservoir.

    2. Voeg de gespecificeerde hydraulische vloeistof toe tot het peil de FULL COLD markering bereikt die zich op de reservoirtank bevindt; zie Specificatie hydraulische vloeistof van het hulpreservoir en Het peil van de hydraulische vloeistof van het hulpreservoir controleren.

      Note: Als de vloeistof op kamertemperatuur is (ongeveer 24 °C), vul dan niet hoger bij dan het peil FULL COLD.

    3. Plaats de dop van het hydraulische reservoir en draai hem vast.

      Note: Draai de reservoirdop niet te hard aan.

    4. Start de motor breng de tanden omhoog en omlaag. Breng de tanden omlaag naar de grond en vul het reservoir bij tot de FULL COLD markering.

    5. Controleer het vloeistofpeil opnieuw; herhaal stap 2 tot en met 5 tot het peil niet zakt.

    Specificatie transmissievloeistof

    Type transmissievloeistof: Toro® Hypr-Oil™ 500 of Mobil® 1 15W-50 synthetische motorolie.

    Important: Gebruik de gespecificeerde vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.

    Transmissieoliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer het transmissievloeistofpeil.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Laat de machine afkoelen.

    3. Verwijder de dop van de expansietank en controleer het transmissievloeistofpeil in de tank (Figuur 55).

      Note: Het transmissievloeistofpleil deint de FULL COLD vulmarkering te bedekken die in de zijkant van de tank is geperst.

      g249697
    4. Voeg indien nodig de gespecificeerde transmissievloeistof toe tot het vloeistofpeil zich aan de FULL COLD vulmarkering van de expansietank bevindt (Figuur 55).

    5. Plaats de dop van de expansietank en draai hem vast.

      Important: Draai de dop van de expansietank niet te hard aan.

    De hydraulische transmissiefilters vervangen en de hydraulische transmissievloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • De hydraulische transmissiefilters vervangen en de hydraulische transmissievloeistof verversen.
  • Om de 250 bedrijfsuren
  • De hydraulische transmissiefilters vervangen en de hydraulische transmissievloeistof verversen.daarna
  • Important: Ververs de hydraulische vloeistof niet (behalve wat kan worden afgetapt wanneer het filter wordt vervangen en de aftappluggen worden verwijderd), tenzij de olie verontreinigd is of extreem heet is geweest.De olie onnodig verversen kan het hydraulische systeem beschadigen door verontreinigende stoffen in het systeem te brengen.

    De hydraulische vloeistof van het hulpreservoir aftappen

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Plaats een opvangbak tussen de transmissies.

    3. Verwijder de 2 aftappluggen die zich aan de onderkant van elke transmissie bevinden en laat de vloeistof weglopen.

    4. Zoek de 2 filters onder de transmissies (Figuur 56).

      g268755
    5. Reinig voorzichtig de omgeving van de filters.

      Important: Laat geen vuil of verontreinigende stoffen in het hydraulische systeem komen.

    6. Verwijder de filters en laat de vloeistof uit het aandrijfsysteem lopen (Figuur 56).

    7. Plaats de 2 aftapplugs.

    De transmissiefilters monteren

    1. Breng een dunne laag van de gespecificeerde hydraulische vloeistof aan op de rubberen afdichting van de nieuwe filters; zie Specificatie transmissievloeistof.

    2. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen afdichting contact maakt met het filtertussenstuk en zet het filter vervolgens nog een extra 2/3 tot 3/4 slag vast (Figuur 56).

    3. Verwijder de ontluchtingsplug bij elke transmissie.

    Transmissievloeistof bijvullen

    1. Verwijder de dop van de expansietank, voeg de gespecificeerde transmissievloeistof toe in de tank tot de vloeistof uit het ventilatiegat van de transmissie stroomt en monteer de plug; zie Specificatie transmissievloeistof en Transmissieoliepeil controleren.

    2. Herhaal stap 1 tot er vloeistof uit het ventilatiegat van de andere transmissie stroomt en monteer de plug.

    3. Draai de ontluchtingspluggen vast met een torsie van 20 Nm.

    4. Blijf bijvullen met de gespecificeerde transmissievloeistof tot het vloeistofpeil de markering FULL COLD op het expansiereservoir bereikt; zie Figuur 55 in Transmissieoliepeil controleren.

    5. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op kriksteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning) totdat de aandrijfwielen vrij kunnen ronddraaien.

      Voorzichtig

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken.

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede kriksteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen.

    6. Start de motor en zet de gashendel vooruit op halfgas. Zet de parkeerrem vrij.

      Waarschuwing

      De motor moet lopen en de aandrijfwielen moeten draaien zodat u aanpassingen kunt uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.

      Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken.

    7. Laat de motor lopen en beweeg de rijhendels langzaam (5 of 6 keer) naar voren en naar achteren. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij nadat u de motor hebt afgezet.

      Het kan nodig zijn om stap 7 te herhalen tot alle lucht uit het systeem is verwijderd. De lucht is uit de transaxle verwijderd wanneer de transaxle zonder abnormale geluiden werkt en bij een normaal toerental soepel naar voren en naar achteren kan bewegen.

    8. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje, stel de parkeerrem in werking en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    9. Verwijder de assteunen en breng de achterkant van de machine omlaag.

    10. Reset de herinnering voor onderhoud van de transmissieolie; zie De herinnering voor onderhoud van de transmissieolie resetten.

    De herinnering voor onderhoud van de transmissieolie resetten

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden.

      Note: U moet de parkeerrem in werking stellen om de onderhoudsherinnering te resetten.

    2. Draai het contactsleuteltje 6 keer binnen de 8 seconden op de stand LOPEN en de stand UIT.

      Het scherm voor transmissieonderhoud wordt weergegeven en knippert (Figuur 57).

      g212118
    3. Druk de multifunctionele schakelaar in.

      De herinnering voor het onderhoud van de transmissieolie wordt gereset naar 250 (bedrijfsuren), het display verlaat het scherm voor transmissieonderhoud en keert terug naar het standaardscherm.

    Note: U kunt op elk moment het scherm voor transmissieonderhoud verlaten door het sleuteltje naar de stand UIT of de stand START te draaien.

    Instellen van het gewicht van de bestuurder

    Overzicht instelling van het gewicht

    De regelklep voor het gewicht van de bestuurder bevindt zich aan de linkerkant van het bedieningspaneel (Figuur 58).

    g249578

    Gebruik de regelklep voor het gewicht van de bestuurder om te helpen compenseren voor het gewicht van de bestuurder zodat de machine de juiste beluchtingdruk en beluchtingsgatlengte bereikt en om de laterale machinestabiliteit te helpen maximaliseren. Raadpleeg de volgende procedures:

    Important: Stel de regelklep voor het gewicht van de bestuurder af als het gewicht van elke bestuurder verschilt.

    De bedieningsknop voor het gewicht monteren

    1. Zorg ervoor dat de stelschroef in de gewichtbedieningsknop voldoende linksom is gedraaid zodat de knop over de as van de regelklep voor het gewicht schuift (Figuur 59).

      g249601
    2. Zorg ervoor dat de contramoer op de as van de regelklep voor het gewicht vastgedraaid is (Figuur 59); zie stap 6 in De regelklep voor het gewicht van de bestuurder afstellen.

    3. Monteer de knop op de as van de regelklep voor het gewicht (Figuur 59).

    4. Draai de stelschroef van de knop met de hand vast.

    De regelklep voor het gewicht van de bestuurder afstellen

    Note: Stel de druk in het systeem zo in dat de banden van de aandrijfwielen de grond lichtjes raken.

    Important: Hou de banden van de aandrijfwielen te allen tijde op de grond om de laterale machinestabiliteit te maximaliseren.

    1. Breng de tanden omhoog, rijd de beluchter naar een hard, vlak gazonoppervlak en stop de beluchter, maar laat de motor lopen.

    2. Laat de bestuurder staan op het bestuurdersplatform.

    3. Zet de contramoer voor de regelklep voor het gewicht los; zie Figuur 59 in De bedieningsknop voor het gewicht monteren.

    4. Trap de voetschakelaar voor tanddiepte in om de tanden omlaag te brengen.

      • Als de machine omhoogkomt en de banden raken de grond niet meer, moet u het bedieningsorgaan voor het instellen van het gewicht van de bestuurder linksom draaien om de machine omlaag te brengen tot de banden de grond raken.

      • Als de tanden de grond niet raken, draait u het bedieningsorgaan voor het instellen van het gewicht van de bestuurder rechtsom tot de tanden omlaag worden gebracht en de grond raken (maar de machine niet omhoogbrengen).

      Important: Hou de banden van de aandrijfwielen te allen tijde op de grond om de laterale machinestabiliteit te maximaliseren.

    5. Laat de voetschakelaar voor tanddiepte los om de tanden omhoog te brengen.

    6. Draai de contramoer vast terwijl u de positie van de knop voor de regelklep voor het gewicht aanhoudt.

      Note: Als u moeilijkheden ondervindt om de afstelling van de klep aan te houden terwijl u de contramoer vastdraait, moet u een inbussleutel gebruiken in de as van de regelklep voor het gewicht.

      g249603

    De bedieningsknop voor het gewicht verwijderen

    1. Maak de stelschroef in de knop voor de regelklep voor het gewicht los; zie Figuur 60 in De regelklep voor het gewicht van de bestuurder afstellen.

    2. Til de knop recht uit de as.

      Note: Draai de knop niet terwijl u deze verwijdert. Als u hulp nodig heeft om de positie van de as van de regelklep te behouden, kunt u een inbussleutel plaatsen in het binnenzeskant van de as om te uitlijning aan te houden; zie Figuur 60 in De regelklep voor het gewicht van de bestuurder afstellen.

    3. Als de stelschroef van de knop een braam heeft gemaakt op de as van de regelklep voor het gewicht, moet u de braam voorzichtig verwijderen.

    4. Bewaar de knop voor afstellingen in de toekomst.

    Onderhoud van de tanden

    De tanden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De tanden controleren.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Krik de machine op en ondersteun deze met assteunen die geschikt zijn voor een belasting van 460 kg.

      Voorzichtig

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken.

      Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede kriksteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen.

    3. Verwijder de 2 vleugelschroeven (3/8 x 1 inch) en 2 ringen (3/8 inch) waarmee het achterste afdekpaneel aan het chassis is bevestigd en verwijder het paneel (Figuur 61).

      g249698
    4. Verwijder stenen en ander afval van de tanden.

    5. Controleer de tanden op slijtage en beschadiging.

      Note: Vervang versleten en beschadigde tanden.

    6. Lijn de openingen in het achterste afdekpaneel uit met de openingen in het chassis (Figuur 61).

    7. Bevestig het afdekpaneel aan het chassis met de 2 vleugelschroeven en 2 ringen (Figuur 61) die u hebt verwijderd in stap 3 en draai de bouten vast met een torsie van 37 tot 45 Nm.

    De aandrijfketting van de tanden afstellen

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder het sleuteltje.

    2. Zet de achterkant van de machine op kriksteunen of een soortgelijke steun.

    3. Controleer aan beide zijden van de machine of de kettingen aan elke zijde van het spankettingwiel de juiste spanning hebben.

      De kettingen dienen 6 tot 12 mm omhoog en omlaag te kunnen bewegen.

    4. Om de spanning van de ketting aan te passen, maakt u de bout van de spanpoelie en het afstandsstuk met schroefdraad los, en duwt u het kettingwiel naar boven om de ketting aan te spannen (Figuur 62).

      Important: Span de ketting niet te veel aan. Er kan dan aanzienlijke kettingslijtage optreden en dit zal de levensduur van een te strak aangespannen ketting verkorten.

      g268810
    5. Controleer de spanning van de ketting en draai de bout van de spanpoelie vast.

    De terugkeerveer afstellen

    Waarschuwing

    Veren beschikken over opgeslagen energie. Als u de veren te hard aanspant, kunnen de veren falen, wat ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken en de machine en eigendom kan beschadigen.

    Zorg ervoor dat de terugkeerveren afgesteld zijn en/of worden vervangen volgens de instructies in deze procedure.

    Controleer de opening tussen de veerbeugel en het uiteinde van de veer zoals getoond in Figuur 63. De opening dient 35 mm te bedragen. U stelt de veren af door de bout aan de voorkant van elke veer aan te draaien (rechtsom draaien verkort de opening, linksom draaien verlengt ze).

    g233568

    Important: De veren moeten worden vervangen als de opening minder dan 29 mm bedraagt. Vervang altijd beide terugkeerveren. Dit voorkomt een ongelijke lading en mogelijk schade aan de machine.

    Onderhoud van het chassis

    Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit.
    1. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Controleer de machine op los bevestigingsmateriaal en andere mogelijke problemen. Zet bevestigingsmateriaal vast en verhelp eventuele problemen voordat u de machine gaat gebruiken.

    Reiniging

    De machine schoonmaken

    Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. Bij het schoonmaken van de machine kunt u een doek gebruiken.

    Important: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.

    Important: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.

    Important: Reinig de machine niet terwijl de motor loopt. De machine reinigen terwijl de motor loopt kan interne motorschade veroorzaken.

    De motor en de omgeving van het uitlaatsysteem reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De motor en de omgeving van het uitlaatsysteem reinigen(vaker in droge of vuile omstandigheden).
  • Voorzichtig

    Ongebruikelijk veel vuil rond de luchtinlaat van de motorkoeling en het gebied van het uitlaatsysteem kan ertoe leiden dat de motor, het gebied van de uitlaat en het hydraulische systeem oververhitten, wat brandgevaar kan creëren.

    Verwijder al het vuil van de motor en de omgeving van het uitlaatsysteem.

    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Verwijder al het vuil van het scherm aan de bovenkant van de motor, rond het motordeksel en de omgeving van het uitlaatsysteem.

    3. Veeg overtollig vet of olie rond de motor en het gebied van het uitlaatsysteem weg.

    De motorschermen verwijderen en de koelribben reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 80 bedrijfsuren
  • De motorschermen verwijderen en de koelribben reinigen.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Verwijder de uitlaatringen van de motor.

    3. Reinig de koelribben van de motor.

      Note: Verwijder ook stof, vuil en olie van de externe oppervlakken van de motor, wat verkeerde koeling kan veroorzaken.

    4. Monteer de uitlaatringen in de motor.

      Important: De motor gebruiken zonder de uitlaatringen veroorzaakt motorschade door oververhitting. Gebruik de machine niet zonder de uitlaatringen.

    Vuil van de machine verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Opgehoopt vuil en gras van de machine verwijderen.
    1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    2. Verwijder opgehoopte olie, vuil of gras op de machine en het dek van de beluchter.

    3. Verwijder vuil of gras onder de kettingkasten, rond de brandstoftank en rond het gebied van de motor en de uitlaat.

    Afval afvoeren

    Afvalolie afvoeren

    Motorolie en hydraulische vloeistof zijn beide stoffen die het milieu vervuilen. Voer de gebruikte olie af via een erkend recyclingcentrum of volgens de voorschriften die op uw locatie gelden.

    De accu afvoeren

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is giftig en kan ernstige brandwonden veroorzaken. Accuzuur inslikken kan dodelijk zijn of kan ernstige brandwonden veroorzaken als het in contact komt met de huid.

    • Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen en rubberen handschoenen om uw huid en kleding te beschermen wanneer u omgaat met accuzuur.

    • Accuzuur niet inslikken.

    • In het geval van een ongeluk, moet u spoelen met water en onmiddellijk een dokter bellen.

    Volgens de federale wetgeving mogen accu’s niet in de vuilnisbak. Methoden van afvalbeheer en -verwijdering voor accu’s moeten relevante federale, staats- of lokale wetgeving volgen.

    Als een accu wordt vervangen of als de machine die de accu bevat niet langer wordt gebruikt en wordt gesloopt, verwijder dan de accu en neem ze mee naar een plaatselijk erkend recyclingcentrum. Als er geen plaatselijk recyclingcentrum is, breng de accu dan naar een erkende accu wederverkoper.

    Stalling

    1. Breng de tanden omhoog, stop de machine, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. Plaats het sleuteltje buiten het bereik van kinderen.

    2. Verwijder vuil en roet van de volledige machine.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van de motor en de hydrostatische aandrijving.

    3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    4. Smeer de machine; zie Smering.

    5. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen.

    6. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    7. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij uw erkende Toro verdeler.

    8. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    9. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.

    Problemen, oorzaak en remedie

    Waarschuwings- en foutmeldingen

    Melding

    Pictogram

    Beschrijving

    Oplossing

    Spanningsfout

    Graphic

    Het contactsleuteltje bevindt zich in de stand LOPEN en de smart controller/elektronische diepteregeling meet dat het elektrische systeem beschikt over minder dan 12,3 V of meer dan 16 V spanning.

    Het pictogram voor de spanningsfout wordt weergegeven en het ledstatuslampje knippert rood.

    Controleer de accu, het oplaadsysteem en de bedrading.

    Overstroomfout bij solenoïdeklep

    Graphic

    Er is overstroom bij de solenoïdeklep.

    De overstroomfout bij de solenoïdeklep wordt weergegeven met het getal 2 en het ledstatuslampje knippert rood.

    Controleer de solenoïdeklep en kijk deze na op beschadiging en slijtage.

    Fout solenoïdeklep open

    Graphic

    Eén van de twee solenoïdekleppen of beide solenoïdekleppen zijn niet aangesloten.

    De fout solenoïdeklep open wordt weergegeven met het getal 6 en het ledstatuslampje knippert rood.

    Sluit de solenoïdeklep(pen) aan.

    Verbindingsfout met solenoïdeklep

    Graphic

    De solenoïdekleppen zijn fout aangesloten (de connector voor de ontlastklep is aangesloten op de andere solenoïdeklep).

    De waarschuwing verbindingsfout met solenoïdeklep wordt weergegeven en de tanden zullen niet werken tot de fout is verholpen.

    Wissel de connectoren van de solenoïdeklep.

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De startmotor slaat niet aan.
    1. De parkeerrem is niet in werking gesteld.
    2. De accu is niet volledig opgeladen.
    3. De elektrische verbindingen zijn gecorrodeerd, zitten los of zijn defect.
    4. Doorgebrande zekering.
    5. Een relais of schakelaar werkt niet goed.
    1. Stel de parkeerrem in werking.
    2. De accu opladen.
    3. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. Reinig de aansluitpolen grondig met een speciaal reinigingsmiddel, breng speciaal smeermiddel aan en sluit de connectoren weer aan.
    4. De doorgebrande zekering vervangen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor start niet, start moeilijk of slaat af.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. De brandstofafsluitklep is gesloten.
    3. De gashendel en choke bevinden zich niet in de juiste stand.
    4. Er bevindt zich vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    5. Het luchtfilter is vuil.
    6. De elektrische verbindingen zijn gecorrodeerd, zitten los of zijn defect.
    7. Een relais of schakelaar werkt niet goed.
    8. De bougie is defect.
    9. De bougiekabel is niet aangesloten.
    10. De omgevingstemperatuur is te laag.
    1. De brandstoftank vullen.
    2. Open de brandstofafsluitklep.
    3. Zorg ervoor dat de gashendel midden tussen de stand Langzaam en Snel staat en dat de choke is ingeschakeld bij een koude motor en uitgeschakeld bij een warme motor.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen.
    6. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. Reinig de aansluitpolen grondig met een speciaal reinigingsmiddel, breng speciaal smeermiddel aan en sluit de connectoren aan.
    7. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    8. De bougie reinigen, afstellen of vervangen.
    9. Controleer de aansluiting van de bougiekabel.
    10. Plaats de machine in een warmere omgeving en laat de hydraulische vloeistof en motorolie voldoende opwarmen.
    De motor verliest vermogen.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het luchtfilter is vuil.
    3. Het oliepeil in het carter is te laag.
    4. De koelribben en luchtkanalen voor de motor zijn verstopt.
    5. Er bevindt zich vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    1. Verminder de rijsnelheid of beluchtingsdiepte.
    2. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen.
    3. Het carter bijvullen met olie.
    4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De motor raakt oververhit.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het oliepeil in het carter is te laag.
    3. De koelribben en luchtkanalen voor de motor zijn verstopt.
    1. Verminder de rijsnelheid of beluchtingsdiepte.
    2. Het carter bijvullen met olie.
    3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen.
    De machine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit).
    1. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning.
    2. De sporing moet afgesteld worden.
    1. Breng de banden van de aandrijfwielen op de juiste spanning.
    2. Stel de tractieregelaar af.
    De machine drijft niet aan.
    1. De transmissieriem is versleten, los of stuk.
    2. De transmissieriem is van een poelie gelopen.
    1. Riem vervangen.
    2. Riem vervangen.
    De machine trilt abnormaal.
    1. Een tand is verbogen.
    2. De bevestigingsbout van de tand zit los.
    3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    4. Een motorpoelie of spanpoelie zit los.
    5. De motorpoelie is beschadigd.
    6. Een riem is beschadigd.
    7. De kettingen zijn niet juist gespannen.
    1. Plaats een nieuwe tand.
    2. De bevestigingsbout van de tand vastmaken.
    3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
    4. Desbetreffende poelie vastzetten.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    6. Breng een nieuwe riem aan.
    7. Controleer de spanning van de ketting van de aandrijfwielen en de spanning van de aandrijfketting van de tanden.
    De tanden worden niet omhooggebracht.
    1. Er is een kortsluiting in de kabelboom.
    2. De terugkeerveren zijn niet juist afgesteld.
    3. De terugkeerveren zijn beschadigd.
    1. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    2. De terugkeerveren afstellen.
    3. De terugkeerveren vervangen.
    De tanden gaan niet in de grond.
    1. De instelling voor druk omlaag van de tanden is te laag.
    2. De elektronische diepteregeling is te ondiep ingesteld.
    3. De kabelboom/schakelaar is beschadigd.
    4. Het hulpreservoir bevat te weinig olie.
    1. Verhoog de druk omlaag van de tanden.
    2. Verhoog de instelling voor de elektronische diepteregeling.
    3. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    4. Het reservoir bijvullen met olie.

    Schema's

    Elektrisch schema

    g231578

    Hydraulisch schema

    g243786