![]() |
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Laat de onderdelen van de machine afkoelen.
Werk de machinesoftware bij tot de meest recente versie in ToroDiag.
Note: Dit zorgt ervoor dat de software is bijgewerkt voor kalibratie en het gebruik van de hellingsensor.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Sensormodule | 1 |
Bout (½" x 1") | 2 |
Moer (¼") | 2 |
Bout (¼" x 1¼") | 2 |
Montagebeugel | 1 |
Kabelboom | 1 |
Alarm | 1 |
Kabelbinder | 4 |
Koppel de accu los. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de procedure.
Beweeg de stoel naar voren.
Kantel het achterdeksel naar voren of verwijder het om bij de draden te kunnen komen (Figuur 1 of Figuur 2).
Monteer de sensorbeugel aan het frame met 2 bouten (½" x 1"), zie Figuur 3.
Note: De gaten in het frame zijn schroefgaten.
Monteer de sensor aan de sensorbeugel met 2 bouten (¼" x 1¼") en 2 moeren (¼"), zie Figuur 4.
Sluit de 90°-connector aan op de sensor (Figuur 5 en Figuur 8).
Verwijder het bedieningspaneel op de console of maak het bedieningspaneel los en breng het omhoog (Figuur 6 of Figuur 7).
Verwijder de uitdrukopening voor het alarm.
Monteer het alarm (Figuur 7).
Note: U moet alleen het lampje monteren en het gebied van de sticker verwijderen als het gaat om een machine zonder een InfoCenter.
Verwijder het gedeelte in de consolesticker voor het lampje.
Monteer het lampje in de bovenkant van het bedieningspaneel (Figuur 7).
Leid de kabelboom onder de stoelsteun en langs de bestaande kabelboom in de dwarsbuis (Figuur 8).
Leid de kabelboom naar de bedieningsorganen.
Monteer de middelste connector aan de connector van de machinekabelboom met de aanduiding TELEMATICS-poort of EXPANSION-poort (Figuur 8).
Sluit de kabelboom aan op het lampje en het alarm (Figuur 8)
Bevestig de kabelboom met kabelbinders uit de buurt van warme of bewegende onderdelen.
Monteer het bedieningspaneel aan de console voor machines met een cabine of monteer het bedieningspaneel voor machines met een rolbeugel (Figuur 6 of Figuur 7).
Sluit de accu aan. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor de procedure.
Verwijder de plug van de kalibratieconnectoren terwijl de machine op een vlak oppervlak staat (Figuur 9).
Sluit de kalibratieconnectoren aan op elkaar zoals getoond in Figuur 9.
Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN, maar start de motor niet.
Gebruik de volgende procedures afhankelijk van wat geïnstalleerd is op uw machine.
InfoCenter display:
Het InfoCenter toont melding 195, Hellingsensor wordt gekalibreerd.
Note: De ledlamp aan de bovenkant van het scherm (Figuur 10) knippert terwijl de sensor gekalibreerd wordt.
Wanneer het InfoCenter melding 196, Hellingsensor gekalibreerd, toont, het lampje niet langer knippert en het alarm één keer piept, draait u het contactsleuteltje op UIT.
Bedieningspaneellampje:
De ledlamp (Figuur 11) knippert terwijl de sensor gekalibreerd wordt.
Wanneer de ledlamp uitgaat en het alarm één keer piept, is de sensor gekalibreerd.
Draai het contactsleuteltje op UIT.
Maak de kalibratieconnectoren los en monteer de plug op de connectoren (Figuur 12).
Gebruik de volgende procedures afhankelijk van wat geïnstalleerd is op uw machine.
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.
Ga zeer voorzichtig te werk wanneer u de machine op een helling gebruikt.
Het lampje en het alarm geven de aard van de helling aan (Figuur 10):
Geen licht – normale werkomstandigheden
Traag, knipperend rood licht en melding 196 wordt weergegeven op het scherm – matige helling
Snel, knipperend rood licht, weerklinkend alarm en melding 197 wordt weergegeven op het scherm – steile helling; ga naar een flauwere helling.
Het lampje en het alarm geven de aard van de helling aan (Figuur 11):
Geen licht – normale werkomstandigheden
Traag, knipperend rood licht – matige helling
Snel, knipperend rood licht en weerklinkend alarm – steile helling; ga naar een flauwere helling.