Inleiding

Dit maaidek met draaiende messen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen. De machine is niet ontworpen voor het maaien van lage struiken, het maaien van gras en andere begroeiing langs de snelweg, of voor gebruik in de landbouw.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Het modelnummer en serienummer staan op een plaatje dat op de maaikast is bevestigd. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 1), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute).

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veilige bediening

Instructie

  • Lees of raadpleeg de gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal zorgvuldig. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen en weet hoe u de machine moet gebruiken. Als de bestuurder of de monteur de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is, moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de inhoud van het materiaal begrijpt.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor persoonlijke ongelukken of letsels en materiële schade, en hij kan zulke ongelukken en beschadigingen voorkomen.

Vóór ingebruikname

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals een helm, een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Lang haar, losse kleding of sieraden kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen.

  • Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.

  • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.

Veilig omgaan met brandstof

  • Om letsel en schade te voorkomen dient u bijzonder voorzichtig te zijn bij de omgang met benzine. Benzine is uiterst brandbaar en de dampen ervan zijn explosief.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt.

  • Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

  • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

  • Vul vaten nooit in een voertuig of vrachtwagen of op een oplegger met plastic afdekking. Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.

  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een brandstofpistool.

  • Houd de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is. Gebruik geen hulpmiddelen die de vulpijp in de geopende stand vergrendelen.

  • Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt gemorst op uw kleding.

  • Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de brandstoftankdop en draai deze goed aan.

Bediening

  • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen.

  • Werk uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren.

  • Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand staan en de parkeerrem in werking is gesteld voordat u de motor start. Start de motor uitsluitend vanaf de bestuurderspositie. Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.

  • Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op hellingen. Rij op hellingen in de aanbevolen richting. De gazonomstandigheden kunnen van invloed zijn op de stabiliteit van de machine. Wees voorzichtig als u dicht in de buurt van een steile helling werkt.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u op een helling een bocht maakt of van richting verandert.

  • U mag het maaidek nooit omhoog brengen als de maaimessen draaien.

  • Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen niet stevig op hun plaats zitten. Zorg ervoor dat alle interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken.

  • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

  • Stop de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem (indien aanwezig) in werking en zet de motor af voordat u de bestuurdersstoel om welke reden ook verlaat.

  • Stop de machine en controleer de maaimessen als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Vervoer geen passagiers en zorg ervoor dat huisdieren en omstanders uit de buurt blijven.

  • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Schakel de maaimessen uit als u niet maait.

  • Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

  • De bestuurder moet de eventueel bijgeleverde waarschuwingslichten laten knipperen als hij op de openbare weg rijdt, tenzij dit wettelijk is verboden.

Onderhoud en opslag

  • Schakel de aandrijvingen uit, laat de maaidekken neer, zet het tractiepedaal in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

  • Verwijder gras en vuil van de maaidekken, de aandrijvingen en de geluiddemper. Laat de motor afkoelen voordat u deze opslaat om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

  • Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze opslaat. Parkeer de machine niet in de nabijheid van een open vuur.

  • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten als u de machine stalt of transporteert. U mag brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis aftappen uit de brandstoftank.

  • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Plaats onderdelen op assteunen indien dit nodig is.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.

  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. Messen mogen uitsluitend worden vervangen. Probeer ze nooit recht te buigen of te lassen.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.

  • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Gebruik oprijplaten over de volledige breedte om de machine op een aanhangwagen of in een vrachtwagen te laden.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen

Veiligheid Toro-maaiers

De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen.

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen.

Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de machine gebruikt.

  • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.

  • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op.

  • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt.

  • Let goed op als u de machine gebruikt. Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest, moet u de volgende instructies naleven:

    • Rij niet te dicht langs bunkers, greppels, sloten, dijken of andere gevaarlijke punten.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten.

    • Als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt, moet u altijd voorrang verlenen.

    • Laat de maaidekken neer als u hellingafwaarts rijdt.

  • Als het afvoergebied van het maaidek verstopt raakt, schakel dan de motor uit voordat u de obstructie verwijdert.

  • Maai voorzichtig op hellingen. Niet plotseling starten, stoppen of draaien.

  • Raak de motor of de geluiddemper niet aan terwijl de motor loopt of direct nadat u deze heeft uitgeschakeld. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

Onderhoud en opslag

  • Controleer regelmatig of de montagebouten van de maaimessen nog met de juiste torsie zijn vastgedraaid.

  • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

  • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.

  • Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of werkzaamheden eraan verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen. Dit doet u door de motor af te zetten en de maaidekken neer te laten op de grond.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro-dealer laten controleren met een toerenteller.

  • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

  • Zorg ervoor dat de brandstoftank leeg is als de machine langer dan 30 dagen wordt opgeslagen. Sla de maaimachine niet op in de buurt van open vuur en houd de brandstof weg van open vuur of vonken.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro-dealer.

  • Originele onderdelen van Toro zijn de beste waarborg van uw investering en het optimale prestatievermogen van uw Toro-maaimachine. Toro levert vervangingsonderdelen die precies voldoen aan de fabricagespecificaties van uw machine: betrouwbaarheid gegarandeerd. Kies voor zekerheid originele Toro-onderdelen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal120-6604
decal93-6697
decal93-7818
decal93-6696
decal119-6807
decal117-4979
decal121-5498
decal125-9403

Montage

Waarschuwing

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

Gevaar

Als de motor wordt gestart en de aftakas kan draaien, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.

U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Note: Wij bevelen montage van de geschikte adapterset aan vóór montage van het maaidek. Het maaidek van 254 cm met achteruitworp moet samen met een van de volgende adaptersets worden gebruikt:

Adapterset, model 31102 is bedoeld voor alle eenheden met tweewielaandrijving uit de Groundsmaster® 360-serie, vierwielaangedreven eenheden uit de Groundsmaster® 360-serie uit 2013 en vroeger, en tractie-eenheden uit de Groundsmaster® 360-serie uit 2014 met een serienummer van:

ModelSerienummerbereik
31223314000101 tot 314000104
30536314000101 tot 314000105
30539314000101 tot 314000116

Adapterset, model 31103 is voor vierwielaangedreven tractie-eenheden uit de Groundsmaster® 360-serie, met serienummer tussen:

ModelSerienummerbereik
31223314000105 en hoger
30539314000117 en hoger
Alle overige 4WD-modellen314000001 en hoger

Note: Revisie J of later van de Toro diagnostische software moet geïnstalleerd zijn in het controllersysteem van het voertuig om het maaidek te bedienen zoals het is bedoeld.

Algemeen overzicht van de machine

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Maaibreedte2,54 m
MaaihoogteInstelbaar van 25 tot 127 mm in stappen van 6 mm.
Nettogewicht358 kg

Afmetingen aanhangwagen

Controleer of uw aanhangwagen of transportvoertuig (Figuur 2) groot genoeg is om het maaidek samen met de tractie-eenheid te transporteren. Zie Figuur 3 voor de afmetingen van het maaidek met de zijmaaidekken opgericht.

g027706
g027696

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

De maaihoogte instellen

U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen van 6 mm.

Middelste maaidek

Wijzig de maaihoogte van het middelste maaidek door de aanslagpen in het gewenste gat te brengen.

  1. Laat de motor lopen, druk de hefschakelaar naar achteren totdat het maaidek volledig is opgeheven, en laat de schakelaar dan onmiddellijk los.

  2. Om de maaihoogte in te stellen, moet u de aanslagpen draaien totdat de stomp ervan op een lijn staat met de gleuven in de openingen in de maaihoogtebeugel, en verwijderen (Figuur 4).

    g025272
  3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die correspondeert met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 4).

    Note: Er zijn 4 rijen met openingen (Figuur 4). In de bovenste rij vindt u de maaihoogte die staat aangegeven boven de pen. De tweede rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 6 mm. De derde rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 12 mm. De onderste rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 18 mm. Voor de stand van 127 mm is er slechts één opening, die zich in de tweede rij bevindt. Hiermee wordt de stand van 127 mm niet verhoogd met 6 mm.

  4. Stel de antiscalpeerrollen en glijders naar wens af.

Zijmaaidekken

Om de maaihoogte van de zijmaaidekken in te stellen, moet u de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken plaatsen en vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de maaihoogtekraag aan de gewenste openingen in de maaihoogtestang.

  1. Start de motor en breng het maaidek omhoog zodat het vrijkomt van de grond en de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het maaidek omhoog is gebracht.

  2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde openingen in beide zwenkwielvorken. Raadpleeg Figuur 5 om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.

    g008866

    Note: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u de machine gebruikt bij een maaihoogte kleiner dan 64 mm en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen.

  3. Verwijder de klemkapjes van de spilas (Figuur 5) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (van ⅛") op de spilas zoals deze oorspronkelijk waren geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as.

    Note: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25 mm, 38 mm of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de rollen in de bovenste openingen plaatsen.

  4. Borg de instelling met het klemkapje.

De glijder(s) afstellen

Monteer de glijders in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of meer en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

Note: Als de glijders slijten, kunt u versleten glijders omdraaien en op de andere kant van het maaidek monteren. Hierdoor kunt u de glijders langer gebruiken voordat u deze moet vervangen.

  1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Draai de schroef aan de voorzijde van elke glijder los (Figuur 6).

    g025671
  4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder.

  5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren.

    Note: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden.

Rollen instellen

Monteer de rollen in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

  1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen.

  4. Verwijder de bevestigingen van de rollen op uw maaier en zet de rollen hoger of lager, zoals gewenst (Figuur 7).

    g004487
  5. Monteer de bevestigingen zoals wordt getoond.

Maaidek horizontaal stellen

Note: Specifieke werktuigen voor het gelijk instellen van deze maaieenheid zijn verkrijgbaar bij uw erkende Toro-distributeur.

Gelijk instellen in de lengte

De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Toro beveelt een messchuinstand van zowat 8 tot 11 mm aan. Dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 8 tot 11 mm hoger is dan de voorkant.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Zet het maaidek op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje.

  3. Draai het middelste mes zodat dit recht naar voren wijst.

  4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  5. Draai deze rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes aan de achterkant van het maaidek.

  6. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.

  7. Draai aan de contramoeren van de U-bouten (Figuur 8) waarmee de achterste kettingen (Figuur 9) vastzitten aan het maaidek om de achterkant van het maaidek hoger te zetten, en de schuinstand 8 tot 11 mm is.

    g025293
    g025273

Gelijk instellen in de breedte

Als maaibanen ongelijk worden gemaaid, moet u dit als volgt corrigeren:

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Zet het maaidek op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje.

  3. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer details.

  4. Controleer op kromme messen.

  5. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken.

  6. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  8. Draai aan de contramoeren waarmee de kettingen van het maaidek zijn bevestigd aan het maaidek, totdat het maaidek horizontaal staat (Figuur 9).

Tips voor bediening en gebruik

De zwenkwielarm inklappen

Om toegang te krijgen tot of vanaf de bestuurdersruimte als de zijmaaidekken omhoog geklapt zijn, zet u de grendel van de zwenkwielarm (Figuur 10) los en draait u de zwenkwielarm weg van de tractie-eenheid.

g025274

Important: Vergeet niet om de zwenkwielarm terug naar de machine te draaien wanneer u gaat maaien.

De transportvergrendelingen gebruiken

Voordat u de machine transporteert, moet u de zijmaaidekken opheffen en de transportvergrendelingen van de zijmaaidekken vastzetten (Figuur 11).

g025275

De gashendel op Snel zetten en de rijsnelheid aanpassen

Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine en het maaidek te behouden, moet u de gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Een goede leidraad is: verlaag de rijsnelheid als de belasting van de maaimessen verhoogt; verhoog de rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt.

Maairichting afwisselen

Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.

Maaisnelheid kiezen

Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.

De juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden kiezen

Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoogzetten.

Lang gras maaien

Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.

De maaier schoonhouden

Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.

Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem, maaidekken en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om het risico op brand te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

Maak de omgeving van de aandrijfriem schoon met perslucht of een bladblazer. Vergeet niet om verwijderde beschermplaten of kappen terug te zetten na het reinigen.

Het mes onderhouden

Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Zie Onderhoud van de maaimessen.

Onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek vervangen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen
  • Smeer de zwenkwiellagers.
  • De maaimessen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Om de 150 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek vervangen.
  • Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Waarschuwing

    Als u de machine opkrikt en op slechts op de krik laat steunen terwijl u onder het maaidek werkt, bestaat de kans dat de krik omvalt zodat het maaidek naar beneden valt waarbij u of omstanders worden verpletterd.

    Plaats de machine altijd op minstens 2 assteunen als u de machine hebt opgekrikt.

    Voorzichtig

    Boven op het maaidek bevinden zich twee verbindingen die zijn bevestigd aan het frame. Deze verbindingen zitten vast aan torsieveren die onder spanning staan (Figuur 12). Als u de verbindingen losmaakt, komt de opgeslagen energie in de torsieveer vrij, waardoor de verbindingen in beweging kunnen komen en daarbij handen of vingers kunnen verwonden.

    Wees voorzichtig als u het maaidek verwijdert van het frame, en zet de verbindingen vast voordat u deze losmaakt van het frame.

    g025301

    Smering

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen
  • Smeer de zwenkwiellagers.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.
  • De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren.

    Smeer de volgende punten:

    • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (4) (Figuur 13)

      g011557
    • Maaidekkoppelingen (5) (Figuur 14)

      g025655
    • Draaipunten van arm van spanpoelie (4) (Figuur 15)

      g025838
    • Scharnieren van zijmaaidek (10) (Figuur 16)

      g025654
    • Scharnier van draaiende zwenkwielarm (1) (Figuur 17)

      g025656
    • Aftakas (2) (Figuur 18)

      g025658
    • Lagers van spilas (5) (Figuur 19)

      g025837

    Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren

    De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE 80W-90 tandwielolie. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met smeerolie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat het maaidek voor de eerste keer wordt gebruikt en daarna om de 150 bedrijfsuren. Ververs de smeerolie in de tandwielkast om de 400 bedrijfsuren.

    Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 150 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren.
    1. Plaats het maaidek op een horizontaal oppervlak.

    2. Laat het maaidek zakken tot een maaihoogte van 2,5 cm.

    3. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    4. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    5. Til de voetsteun omhoog zodat de bovenkant van het maaidek zichtbaar is.

    6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 20) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat.

      g014267
    7. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.

      Note: Giet de tandwielkast niet te vol, anders kan ze beschadigd raken.

    Smeerolie van tandwielkast van maaidek vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek vervangen.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast van maaidek vervangen.
    1. Plaats het maaidek op een horizontaal oppervlak.

    2. Laat het maaidek zakken tot een maaihoogte van 2,5 cm.

    3. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    4. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    5. Til de voetsteun omhoog zodat de bovenkant van het maaidek zichtbaar is.

    6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 20).

    7. Plaats een opvangbak onder de aftapplug onder de voorkant van de tandwielkast en verwijder de plug. Laat de olie in de bak lopen.

    8. Plaats de aftapplug terug.

    9. Vul de tandwielkast met voldoende olie, ongeveer 414 ml, totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.

      Note: Giet de tandwielkast niet te vol, anders kan ze beschadigd raken.

    Onderhoud van de drijfriemen

    Raadpleeg Figuur 21 om de drijfriemen juist te geleiden.

    decal121-5498

    Onderhoud van de lagers in de zwenkwielarmen

    In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen.

    1. Hef het maaidek op zodat de wielen vrijkomen van de grond. Zet het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt.

    2. Verwijder het klemkapje, (de) afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas.

    3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsstuk(ken) onder op de as zitten.

    4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 22).

      g004737
    5. Tik de andere lagerbus uit de buis.

    6. Verwijder vuil van de binnenkant van de buizen.

    7. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen.

    8. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat.

    9. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging.

    10. Steek de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis.

    11. Schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as.

    12. Installeer het klemkapje op de zwenkwielas om alle onderdelen op hun plaats te houden.

    Onderhoud van zwenkwielen en lagers

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
    1. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 23).

      g004738
    2. Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm.

    3. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 23).

    4. Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf.

    5. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen.

    6. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf.

      Note: Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken.

    7. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten.

    8. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van de bout en de borgmoer.

    Onderhoud van de maaimessen

    Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.

    Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.

    Gevaar

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Vervang een versleten of beschadigd mes.

    Controleer de messen om de 8 bedrijfsuren.

    Vóór controle en onderhoud van de maaimessen

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    De maaimessen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De maaimessen controleren.
    1. Controleer de snijranden (Figuur 24). Als de snijranden niet scherp zijn of inkepingen vertonen, moet u de messen verwijderen en deze slijpen. Zie De maaimessen slijpen.

    2. Controleer de messen, in het bijzonder de vleugel (Figuur 24). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Figuur 24), moet u het mes direct vervangen.

      Gevaar

      Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.

      • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

      • Probeer nooit een krom mes te richten of een gebroken of gescheurd mes te lassen.

      • Vervang een versleten of beschadigd mes.

      g004653

    Controle op kromme messen

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 25).

      g025277
    4. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, stand A, van de messen (Figuur 25). Noteer deze afstand.

    5. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren.

    6. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in stap 3 hierboven. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 3 en stap 4 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren.

      Waarschuwing

      Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen.

      • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes.

      • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes.

    Maaimessen verwijderen

    Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen.

    Waarschuwing

    Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken.

    Draag handschoenen of wikkel een doek om de scherpe kanten van het mes.

    1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen.

    2. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 28).

    De maaimessen slijpen

    Waarschuwing

    Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken.

    Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt.

    1. Slijp de snijranden aan beide uiteinden van het mes (Figuur 26).

      Note: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert.

      g000276
    2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 27).

      Note: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 28). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.

      g000277
      g004480

    Maaimessen monteren

    Note: De 2 messen van de zijmaaidekken verschillen van de 3 middelste messen.

    1. Monteer het mes op de as (Figuur 28).

      Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.

    2. Monteer de antiscalpeerplaat en de mesbout (Figuur 28).

    3. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 150 N·m.

    De begrenzerkettingen van het maaidek afstellen

    Gebruik 2 opvulstukken voor het maaidek met Toro onderdeelnr. 138-8243 of 2 voelermaten – 0,15 mm.

    Het maaidek voorbereiden

    1. Start de motor, laat het linker en rechter maaidek neer, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Veeg bij de buitenste maaidekken de lip van het binnenste kanaal schoon (Figuur 29).

      g321242g321236
    3. Maak aan de voorkant van het maaidek de buitenste gekartelde flensmoeren waarmee de 4 U-bouten zijn bevestigd volledig los (Figuur 30).

      g321237
    4. Maak aan de achterkant van het maaidek de binnenste gekartelde flensmoeren waarmee de 4 U-bouten zijn bevestigd volledig los (Figuur 31.

      g321238

    Het opvulstuk aan het maaidek monteren

    1. Monteer de opvulstukken voor het maaidek aan de voorkant van het maaidek zoals getoond in Figuur 32.

      Note: Steek de lange lip van het opvulstuk gedeeltelijk onder de drijfriemkap.

      g321246g321244
    2. Monteer de opvulstukken voor het maaidek aan de voorkant van het maaidek zoals getoond in Figuur 33.

      g321239

      Note: Als u voelermaten gebruikt, gebruik dan een stukje tape om een voelermaat (0,15 mm) te bevestigen aan de lip van het binnenste kanaal (Figuur 34).

      g321243
    3. Start de motor, breng het linker en rechter maaidek volledig omhoog, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    De kettingen aanspannen

    1. Draai aan de voorkant van het maaidek de buitenste gekartelde flensmoeren vast tot de kettingen aangespannen zijn (Figuur 35).

      Note: Zorg ervoor dat het opvulstuk voor het maaidek (of de voelermaat) de scharnierverbinding raakt.

      Important: Zorg ervoor dat de bovenste en onderste gekartelde flensmoerparen gelijkmatig zijn afgesteld.

      g321234
    2. Draai de binnenste gekartelde flensmoeren vast (Figuur 35) met een torsie van 103 tot 127 N·m.

    3. Draai aan de achterkant van het maaidek de binnenste gekartelde flensmoeren vast tot de kettingen aangespannen zijn (Figuur 36).

      Note: Zorg ervoor dat het opvulstuk voor het maaidek (of de voelermaat) de scharnierverbinding raakt.

      Important: Zorg ervoor dat de bovenste en onderste gekartelde flensmoerparen gelijkmatig zijn afgesteld.

      g321235
    4. Draai de buitenste gekartelde flensmoeren vast (Figuur 36) met een torsie van 103 tot 127 N·m.

    5. Start de motor, laat het afgestelde maaidek neer, breng het andere maaidek omhoog, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    6. Verwijder de opvulstukken of voelermaten (Figuur 37).

      g321240
    7. Herhaak stap Het opvulstuk aan het maaidek monteren en De kettingen aanspannen voor het andere maaidek.