Inleiding

Deze machine is bedoeld voor particulier en bedrijfsmatig gebruik. De machine is ontworpen voor het verwijderen van sneeuw, stof en aarde van geplaveide oppervlakken zoals opritten en trottoirs en andere berijdbare oppervlakken rond huizen en bedrijfsgebouwen, en het verwijderen van vilt van gras.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g325100

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Als de machine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië tenzij de machine is voorzien van een goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, over de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, en over onderhoud en garantie. Bestel vervangonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de ANSI/OPEI B71.3 en ANSI B71.4 specificaties.

Dit product kan handen of voeten verwonden en voorwerpen uitwerpen. Als u de veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dit leiden tot ernstig letsel. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Algemene veiligheid

  • Het is belangrijk dat u deze gebruikershandleiding eerst leest en begrijpt vóór u de motor start.

  • Zorg dat iedereen die dit product gebruikt de waarschuwingen begrijpt en weet hoe de machine te gebruiken en snel de motor uit te schakelen.

  • Zet de borstelaandrijfhendel en tractiehendel vrij, schakel de motor uit, en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, voordat u de bestuurderspositie verlaat, om welke reden dan ook.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken.

  • Houd omstanders, in het bijzonder kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied.

  • Laat kinderen nooit de machine bedienen.

Hellingsindicator

g011841

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal112-9028
decal115-2903
decal116-8140
decal133-8062
decal135-2867
decal144-0316

Algemeen overzicht van de machine

g325102

Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Chokeknop

De chokeknop is de bovenste hendel aan de linkerachterkant van de motor, boven de brandstofklep (Figuur 5).

De choke maakt het makkelijker een koude motor te starten. Zet de hendel naar links, in de AAN-stand, voor een koude start. Zet de choke niet in de AAN-stand als de motor warm is.

g326826

Brandstofklep

Met de brandstofklep kunt u de brandstoftoevoer onderbreken als de machine enkele dagen niet wordt gebruikt, in een gebouw wordt geparkeerd, of van/naar het werkterrein wordt getransporteerd (Figuur 5).

Zet de hendel naar links om de brandstoftoevoer te onderbreken. Zet de hendel naar rechts om de brandstoftoevoer in te schakelen.

Gashendel

De gashendel bevindt zich aan de rechterachterkant van de motor, onder de brandstoftank (Figuur 5).

De gashendel wordt gebruikt om de snelheid van de motor in te stellen. Beweeg de gashendel motor naar links om de motorsnelheid te verhogen, en naar rechts om deze te verlagen.

Motor aan/uit-schakelaar

Aan de rechterkant van de motor Figuur 5

Draai de schakelaar naar rechts, in de AAN-stand alvorens de motor in te schakelen. Draai de schakelaar naar links, in de UIT-stand om de motor te stoppen.

Wielkoppelingshendels

De wielkoppelingshendels bevinden zich onder de handgrepen links en rechts.

Met de wielkoppelingshendels kunt u de aandrijving van één of beide wielen tijdelijk uitschakelen, terwijl de tractiehendel ingedrukt is. Dit maakt het draaien en manoeuvreren van de machine eenvoudiger (Figuur 6).

Note: Het tegelijk indrukken van beide wielkoppelingshendels ontkoppelt de aandrijving van beide wielen (vrij-stand). Zo kunt u de machine achteruit trekken zonder te stoppen om deze in de achteruit-stand te schakelen. Dit maakt het ook makkelijker om de machine bij uitgeschakelde motor te manoeuvreren en transporteren.

g325105

Borstelaandrijfhendel

De borstelaandrijfhendel bevindt zich boven de rechter handgreep (Figuur 6).

Om de borstel in te schakelen drukt u de hendel naar de handgreep. Om de borstel uit te schakelen laat u de hendel los.

Tractiehendel

De tractiehendel bevindt zich boven de rechter handgreep (Figuur 6).

De tractiehendel regelt de beweging vooruit en achteruit van de machine. Om de aandrijving in te schakelen drukt u de hendel naar de handgreep.

Note: Als u de tractiehendel tegen de handgreep drukt worden beide wielen aangedreven.

Snelheidskeuzehendel

De snelheidskeuzehendel bevindt zich op het hoofdbedieningspaneel (Figuur 6).

De snelheidskeuzehendel heeft 6 standen vooruit en 2 achteruit. Om de snelheid te veranderen laat u de tractiehendel los en zet u de snelheidskeuzehendel op de gewenste stand. Bij elke snelheid springt de hendel in een uitkeping.

Borstelhoekhendel

De borstelhoekhendel bevindt zich boven de rechter handgreep (Figuur 6).

De borstelhoekhendel regelt de hoek. De borstel kan op drie hoeken worden ingesteld: recht naar voren, of onder een hoek van 19° naar links of naar rechts.

Breedte118 cm
Lengte185,5 cm
Hoogte105,5 cm
Gewicht151 kg
Motortoerental (onbelast) Volle snelheid: 3.600 ± 100 rpm
Inhoud brandstoftank4,1 l

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Voor gebruik

Veiligheid vóór gebruik

Algemene veiligheid

  • Draag geschikte kleding, waaronder oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen die uitglijden voorkomen en gehoorbescherming; en bij stoffige omstandigheden ook een stofmasker. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen.

  • Inspecteer eerst grondig het terrein waar u de machine gaat gebruiken en verwijder alle deurmatten, sleeën, planken, draden en andere vreemde voorwerpen.

  • Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers onleesbaar zijn, ontbreken of beschadigd zijn, moet u deze herstellen of vervangen voordat u de machine gaat gebruiken. Draai ook losse bevestigingsmiddelen vast.

Veilig omgaan met brandstof

Brandstof is uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het brandstofvat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object.

  • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.

  • Plaats de dop van de brandstoftank stevig terug en neem gemorste brandstof op.

  • Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur of vonken.

  • Bewaar brandstof in een goedgekeurd brandstofvat en buiten bereik van kinderen.

  • Wanneer er brandstof in de tank zit, mag u de machine alleen kantelen op de manier die is aangegeven in de instructies.

  • Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich onmiddellijk om te kleden.

Brandstoftank vullen

BandLoodvrije benzine
Minimaal octaangetal87 (VS) of 91 (researchoctaangetal; buiten de VS)
EthanolNiet meer dan 10% van het volume
MethanolGeen
MTBE (methyl-tertiair-butylether)Niet meer dan 15% van het volume
OlieNiet toevoegen aan de brandstof

Gebruik uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud) van een gerespecteerde bron.

Vul de brandstoftank zoals wordt getoond in Figuur 7; vul de brandstoftank niet hoger dan de onderkant van de vulbuis van de brandstoftank.

g216203

Important: Om de beste resultaten te bekomen, moet u niet meer brandstof aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult gebruiken. Anders moet u stabilizer/conditioner toevoegen aan de verse brandstof volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilizer/conditioner.

Controleren van het veegpad

Een borstel veegt met het uiteinde van de borstelharen. Als u te hard naar beneden drukt werkt de borstel niet meer met de uiteinden maar met de zijkant van de borstelharen. Hierdoor duwen de borstelharen minder goed, valt de veegprestatie terug en vermindert de levensduur van de borstel.

  1. Rij de machine naar een vlak en stoffig terrein en stop de machine.

  2. Met draaiende motor zet u de gashendel in het midden, tussen LANGZAAM en SNEL.

  3. Druk de borstelaandrijfhendel in en laat de borstel 30 seconden draaien.

  4. Laat de borstelaandrijfhendel los, stop de motor, en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

  5. Controleer het oppervlak dat door de borstel geveegd is. Dit oppervlak moet overeenkomen met de volledige lengte van de borstel, en maximaal 51 tot 102 mm breed zijn.

    g017922
  6. Als het geveegde gebied te groot, te klein of onregelmatig is, stel dan de borstelhoogte in, zie Borstelhoogte instellen.

Borstelhoogte instellen

  1. Rij naar een vlak en stoffig terrein en stop de machine.

  2. Verzeker dat borstelaandrijfhendel niet is ingedrukt, stop de motor, en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

  3. Instellen van de borstelhoogte: neem de pen uit de instelhuls en de zwenkwielbuis (Figuur 9) en bewaar deze.

    g030413
  4. Zet de zwenkwielbuis hoger of lager om het geveegde gebied te veranderen, zoals in Controleren van het veegpad .

    Note: Kies een combinatie van gaten die samenvallen en monteer de pen; stel de andere kant op dezelfde hoogte in.

  5. Voor de fijninstelling kun u de instelhuls 1 gat hoger of lager verstellen op de zwenkwielbuis om de borstelhoogte in stappen van 3 mm in te stellen (Figuur 9). Herhaal stap 3 tot en met 5 voor het andere zwenkwiel.

    • Om de borstel met stappen van 3 mm hoger in te stellen tilt u de instelhuls iets omhoog en plaatst u de pen in het volgende pengat, onder het huidige pengat.

    • Om de borstel met stappen van 3 mm lager in te stellen tilt u de instelhuls iets omlaag en plaatst u de pen in het volgende pengat, boven het huidige pengat.

  6. Nadat de borstelhoogte ingesteld is zet u de pen van elk zwenkwiel vast en controleert u het geveegde gebied, zie Controleren van het veegpad .

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens gebruik

Algemene veiligheid

  • Loop achter de handgrepen en blijf uit de buurt van de uitwerpopening als u de machine gebruikt. Houd uw gezicht, handen, voeten en alle andere lichaamsdelen of kledingsstukken uit de buurt van bewegende of draaiende onderdelen.

  • Richt het uitgeworpen materiaal nooit op mensen of plaatsen waar dit kan leiden tot schade.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Let op dat u niet uitglijdt of valt, in het bijzonder als u de machine in de achteruitstand gebruikt.

  • Zorg dat u stabiel staat en houd de hendels stevig vast. Loop stapvoets; nooit rennen.

  • Verwijder geen sneeuw, aarde of rommel langs de breedte van een helling. Ga zeer zorgvuldig te werk als u van richting verandert op een helling. Probeer geen steile hellingen te bewerken.

  • Gebruik de machine niet in de buurt van glazen schermen, auto's, kelderramen, verdiepte bouwelementen, enz. zonder eerst de uitwerphoek van de borstel in te stellen.

  • Gebruik de machine niet in een slecht verlichte omgeving of bij slechte zichtbaarheid.

  • Kijk achterom en wees voorzichtig als u de machine achteruitrijdt.

  • Wees uiterst voorzichtig bij het werken met de machine op of het kruisen van grindpaden, voetpaden of wegen. Kijk uit voor verborgen gevaren of verkeer.

  • Probeer nooit aanpassingen te maken terwijl de motor draait, tenzij dit wordt aangegeven in de instructies.

  • Als u een vreemd voorwerp hebt geraakt, zet u de motor uit en controleert u de machine op beschadiging. Repareer beschadigde onderdelen voordat u de machine start.

  • Als de machine abnormaal begint te trillen, moet u de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de oorzaak daarvan is.

  • Laat de motor niet binnenin een gebouw draaien, met uitzondering van het starten en in of uit het gebouw rijden; uitlaatgassen zijn gevaarlijk.

  • Overbelast de machine niet door te proberen sneeuw, aarde or grasvilt te snel te verwijderen.

  • Schakel de motor altijd uit als u de bestuurderspositie verlaat, voordat u het borstelhuis schoonmaakt, en bij reparaties, instellingen of controles.

  • Voordat u de borstel schoonmaakt: parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en verwijder de bougiekabel(s). Er kunnen scherpe voorwerpen vastzitten tussen de borstelharen. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u voorwerpen uit de borstel verwijdert; doe dit niet met blote handen.

  • Gebruik de machine nooit met een hoge rijsnelheid op gladde ondergrond.

  • Gebruik alleen hulpstukken en accessoires goedgekeurd door de fabrikant van de machine.

De motor gebruiken

Instelling van de luchtfilterbehuizing op warm of koud weer

Important: Als de motor onder normale omstandigheden wordt gebruikt met de luchtfilterbehuizing in de stand voor koud weer kan dit leiden tot motorschade.

De luchtfilterbehuizing heeft 2 posities: koud weer en normaal weer:

Instellen van de luchtfilterbehuizing:

  • Bij het werken in koud weer (lage luchttemperatuur en vochtigheid) - plaats de luchtfilterbehuizing zo dat de sneeuwvlok naar voren wijst (Figuur 10).

    Note: Gebruik deze stand als de carburator lijkt te bevriezen. Aanwijzingen hiervoor zijn onregelmatig lopen bij stationair of op lage snelheid draaien, en zwarte of witte uitlaatrook.

  • Bij het werken in normaal weer - plaats de luchtfilterbehuizing zo dat de zon naar voren wijst (Figuur 10).

    Note: Gebruik deze stand als er geen aanwijzingen zijn dat de carburator bevriest.

    g326835

Gebruik van de brandstofklep

Draai de brandstofkraan (onder de choke) naar rechts om de brandstof toe te voeren (Figuur 11).

g325099

Motor starten

  1. Draai de motor aan/uit-schakelaar (aan de rechterkant van de motor) naar rechts in de AAN-stand (Figuur 12).

    g325098
  2. Zet de chokehendel, achter-links op de motor, naar links in de AAN-stand. Als de motor warm is, laat de choke dan in de UIT-stand (Figuur 11).

  3. Plaats de gashendel in het midden, tussen LANGZAAM en SNEL, rechtsachter op de motor (Figuur 12).

  4. Trek langzaam aan het startkoord tot u een weerstand voelt, en stop dan (Figuur 12).

  5. Laat het startkoord teruglopen, trek de handgreep dan snel en in een rechte lijn naar buiten.

    Note: Laat het startkoord langzaam teruglopen.

  6. Laat de motor enkele minuten warmdraaien en zet de choke dan in de UIT-stand (Figuur 11).

Motor afzetten

  1. Laat de borstelaandrijfhendel en de tractiehendel los.

  2. Zet de gashendel in het midden, tussen LANGZAAM en SNEL (Figuur 12).

  3. Laat de motor minstens 15 seconden draaien, zet de aan/uit-schakelaar dan in de UIT-stand om de motor te stoppen (Figuur 12).

  4. Wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

  5. Met de brandstofklep kunt u de brandstoftoevoer onderbreken als de machine enkele dagen niet wordt gebruikt, in een gebouw wordt geparkeerd, of van/naar het werkterrein wordt getransporteerd (Figuur 11).

Met de machine rijden

Voorzichtig

Als de tractie-aandrijving niet goed is ingesteld kan de machine in een onbedoelde richting bewegen en tot letsel en/of schade leiden.

Controleer de tractie-aandrijving zorgvuldig en stel deze indien nodig bij.

Important: Als de machine beweegt terwijl de tractiehendel losgelaten is controleer de tractiekabel dan en stel deze in, zie Controleren van de instelling van de borstelaandrijving en Tractiekabel afstellen of neem contact op met een erkende Toro-servicedealer.

Vooruitrijden

  1. Zet de snelheidskeuzehendel in de gewenste stand om vooruit te gaan en controleer dat deze in de uitkeping valt (Figuur 13).

    g001012

    Note: Als de rijsnelheid te hoog is zullen de rommel of sneeuw zich opbouwen voor de borstel. Hierdoor duwt de machine het materiaal voort in plaats van het weg te vegen. Dit kan leiden tot schade aan de borstelharen en het aandrijfsysteem.

  2. Druk de tractiehendel langzaam naar de linker handgreep (Figuur 14).

    Note: Hou de tractiehendel tegen de handgreep om beide wielen aan te drijven.

    g326524
  3. Om de tractie-aandrijving uit te schakelen laat u de tractiehendel los.

  4. Gebruik van de wielkoppelingshendels:

    Note:

    • Om recht naar voren te rijden bedient u de tractiehendel, maar niet de wielkoppelingshendels (Figuur 15).

      g326528
    • Om een bocht naar links te maken bedient u de tractiehendel en de linker wielkoppelingshendel (Figuur 16).

      g326521

      Note: Na het maken van de bocht laat u de wielkoppelingshendel los. Beide wielen worden dan aangedreven.

    • Om een bocht naar rechts te maken bedient u de tractiehendel en de rechter wielkoppelingshendel (Figuur 17).

      g326522

      Note: Na het maken van de bocht laat u de wielkoppelingshendel los. Beide wielen worden dan aangedreven.

    • Bedien de rechter of linker wielkoppelingshendel kort, en laat deze dan weer los, om stuurcorrecties te maken, en om de machine in een rechte lijn te laten rijden, vooral in diepe sneeuw.

  5. Om de tractie-aandrijving uit te schakelen laat u de tractiehendel los.

Met de machine achteruitrijden

  1. Zet de snelheidskeuzehendel in de gewenste stand om achteruit te gaan en controleer dat deze in de uitkeping valt.

  2. Om naar achteren te gaan schakelt u de tractie-aandrijving in en drukt u de linker tractiehendel in de richting van de handgreep.

    Note: Met het kort indrukken en dan loslaten van de linker of rechter wielkoppelingshendel kunt u stuurcorrecties maken om de machine in een rechte lijn te laten bewegen.

    Note: Om naar rechts te draaien drukt u de rechter wielkoppelingshendel naar de handgreep. Zo wordt de aandrijving van het rechterwiel uitgeschakeld terwijl het linkerwiel blijft rijden, en de machine draait naar rechts.

    Note: En als u de linker wielkoppelingshendel indrukt zal de machine naar links draaien.

Note: Het tegelijk indrukken van beide wielkoppelingshendels ontkoppelt de aandrijving van beide wielen. Zo kunt u de machine achteruit trekken zonder te stoppen om deze in de achteruitstand te schakelen. Dit maakt het ook makkelijker om de machine bij uitgeschakelde motor te manoeuvreren en transporteren.

Omkeren van de machine met uitgeschakelde motor

Bedien beide wielkoppelingshendels tegelijk en keer de machine om (Figuur 18).

g326520

Gebruik van de veegmachine

Gevaar

Als de machine in werking is zal het aanraken van draaiende of bewegende delen leiden tot ernstig letsel aan de handen en voeten.

  • Voor het instellen, reinigen, inspecteren, oplossen van storingen of repareren van de machine moet u de motor uitschakelen en wachten totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. Maak de bougiekabel los en houd deze uit de buurt van de bougie zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden.

  • Blijf tijdens het gebruik van de machine achter de handgrepen en uit de buurt van de borstel.

  • Houd uw gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen en kleding uit de buur van bewegende of draaiende onderdelen.

Waarschuwing

Aanraking door de draaiende borstel kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel van de gebruiker of mensen in de buurt.

  • Zie Schoonmaken van een verstopte borstel voor het verwijderen van obstakels uit de borstel.

  • Gebruik de machine niet als de borstelaandrijfhendel niet goed werkt. Neem contact op met een erkende servicedealer.

Waarschuwing

De draaiende borstel kan stenen en andere voorwerpen wegwerpen. Dit kan leiden tot ernstig letsel van de gebruiker of mensen in de buurt.

  • Zorg dat er zich geen objecten in het werkgebied bevinden die door de veegmachine kunnen worden weggeworpen.

  • Hoe kinderen en huisdieren weg uit het werkgebied.

Voorzichtig

Als de borstel in werking is kan deze de machine achteruit duwen. Als de borstelhoogte te laag is ingesteld kan de machine krachtig achteruit bewegen en tot letsel en/of schade leiden.

Controleer de borstelhoogte zorgvuldig en stel deze juist in of neem contact op met een erkende servicedealer.

  1. Zet de gashendel in de SNEL-stand.

  2. Zet snelheidskeuzehendel hendel op de gewenste stand en druk de linker tractie-aandrijvingshendel langzaam in.

    Important: Zorg dat de tractie-aandrijving is ingeschakeld voordat u de veegmachine gebruikt; anders kan de borstel de machine achteruit duwen.

  3. Om de borstel in te schakelen drukt u de rechter borstelhendel langzaam naar de handgreep (Figuur 19).

    g326523
    • Als de motor onder belasting langzamer gaat draaien of de wielen slippen, schakel de machine dan over naar een lagere versnelling.

    • Als de voorzijde van de machine naar boven gaat, schakel de machine dan over naar een lagere versnelling. Als de voorzijde naar boven blijft gaan, til de handgrepen dan op.

  4. Om de borstel uit te schakelen laat u de rechter hendel los.

Instellen van de hoek van de borstel.

  1. Schakel de borstel uit en stop de motor.

  2. Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  3. Druk de hendel in met de duim van uw rechterhand (Figuur 20).

    g326519
  4. Druk de linker wielkoppelingshendel naar de handgreep (Figuur 20) en duw het borstelhuis naar de gewenste stand.

    • 19° naar links

    • Recht naar voren

    • 19° naar rechts

  5. Als de borstel is ingesteld laat u de borstelhoekhendel los.

    Important: Verzeker dat de borstel ingrijpt in één van de 3 standen.

  6. Laat de linker wielkoppelingshendel los.

Alternatieve plaats van de zwenkwielen

Voor het werken in sneeuw verplaatst u de zwenkwielen van de voorkant van de borstelarm naar de achterkant van de borstelkap (Figuur 21).

g326877
  1. Ondersteun de borstel.

  2. Verwijder de 2 borgmoeren, 2 onderlegringen, en 2 slotbouten (Figuur 21) waarmee de zwenkwielbeugel op de borstelarm is gemonteerd.

  3. Aan de achterkant van de borstelkap: lijn de gaten in de zwenkwielbeugel uit met de gaten aan de binnenkant van de borstelarm (Figuur 21).

  4. Monteer de zwenkwielbeugel op de borstelarm met de 2 borgmoeren, 2 onderlegringen en de 2 slotbouten (Figuur 21).

Schoonmaken van een verstopte borstel

Waarschuwing

De roterende borstel kan ernstig letsel veroorzaken.

Schakel de motor uit en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de borstel schoonmaakt.

  • Als de borstel vol raakt, blijf dan op de bedieningsplek en laat de tractiehendel los. Met ingeschakelde borstel: druk op de handgrepen om de voorzijde van de machine enkele centimeters van het wegdek te tillen. Trek de handgrepen dan snel naar boven zodat de voorzijde van de machine het wegdek met enige kracht raakt. Herhaal dit indien nodig.

  • Als het niet lukt de borstel op deze manier schoon te maken:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en maak de bougiekabel los.

    • Er kunnen scherpe voorwerpen vastzitten tussen de borstelharen. Draag handschoenen en wees voorzichtig bij het verwijderen van voorwerpen uit de borstel, doe dit niet met blote handen.

Na gebruik

Veiligheid na het werk

Algemene veiligheid

  • Stal een machine die nog brandstof in de tank heeft nooit in een ruimte met ontstekingsbronnen zoals boilers, verwarmingstoestellen of wasdroogmachines. Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte opslaat.

  • Wanneer u de machine voor langer dan 30 dagen stalt, raadpleeg dan het hoofdstuk over het stallen van de machine voor belangrijke informatie.

  • Bij sneeuw: laat de machine na het verwijderen van sneeuw enkele minuten draaien om te voorkomen dat de borstel en behuizing vastvriezen.

  • Zorg bij het schoonmaken, repareren en inspecteren van de machine dat de roterende borstel en alle andere bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. Maak de bougiekabel los en houd deze uit de buurt van de bougie om onbedoeld starten te voorkomen.

  • Schakel de aandrijving van de borstel uit als u de machine transporteert of stalt.

Bevriezing na gebruik voorkomen

  • Bij sneeuw en koud weer kunnen bedieningselementen en bewegende delen bevriezen. Gebruik niet teveel kracht als u probeert bevroren bedieningselementen te bedienen. Als een bedieningselement of onderdeel niet goed werkt, start de motor dan en laat deze enige minuten draaien.

  • Laat na afloop van het werk de motor enkele minuten draaien om bevriezing van bewegende delen te voorkomen. Schakel de borstel in om sneeuw die mogelijk in de behuizing aanwezig is te verwijderen. Stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en maak de bougiekabel los. Verwijder alle ijs, sneeuw en andere rommel van de machine.

  • Sluit de kabel aan op de bougie. Met de motorschakelaar in de UIT-stand: trek een paar keer aan het trekkoord om bevriezing van dit onderdeel te voorkomen.

De machine transporteren

Waarschuwing

Het gebruik van een hellingbaan die te zwak is of niet goed ondersteund is bij het laden van de machine op het transportvoertuig kan gevaarlijk zijn. De hellingbaan kan dan instorten en leiden tot het vallen van de machine en letsel.

  • Gebruik een deugdelijke hellingbaan die aan de vrachtwagen of aanhanger is bevestigd.

  • Zorg dat uw voeten en benen zich tijdens het laden/lossen niet onder de machine bevinden.

Voorbereiding van het transport

Voltooi de volgende handelingen voordat u de machine transporteert:

  • Sluit de brandstofklep.

  • Gebruik een stevige aanhanger om de machine te transporteren. Zet de machine de machine in een versnelling (vooruit of achteruit) en blokkeer de wielen dan.

  • Zet de machine goed vast op de aanhanger, met sjorbanden, kettingen, kabels of touwen.

  • Verzeker dat de aanhanger de wettelijke verplichte verlichting en markeringen heeft.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Controleer de instelling van de tractiekabel. Stel deze indien nodig bij.
  • Controleer de instelling van de borstelaandrijving. Stel deze indien nodig bij.
  • Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Breekpen van de borstelas controleren.
  • Bevestigingsmiddelen controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Controleer de bandenspanning.
  • Controleer de staat van de riemen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Smeer de borstelhoekpen.
  • Motorolie verversen(vaker onder extreme omstandigheden).
  • Bougie controleren.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Monteer het schuimelement.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Jaarlijks
  • Smeer de zeshoekige as.
  • Controleer de instelling van de tractiekabel. Stel deze indien nodig bij.
  • Controleer de instelling van de borstelaandrijving. Stel deze indien nodig bij.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • Aan het eind van het gebruiksseizoen: tap het brandstofsysteem af en laat de motor lopen tot alle brandstof op is.
  • Controleer de bandenspanning.
  • Important: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Neem contact op met een geautoriseerde motoronderhoudsdealer voor instellingen, reparaties en garantie-onderhoud aan de motor, indien deze niet in deze handleiding zijn beschreven.

    De machine veilig onderhouden

    Lees de volgende veiligheidsmaatregelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan de machine:

    • Voor het onderhouden, instellen of reinigen van de machine moet u de motor uitschakelen en wachten totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. Als er grote reparaties nodig zijn neem dan contact op met een erkende servicedealer.

    • Draag altijd oogbescherming terwijl u de machine afstelt of repareert, om uw ogen te beschermen tegen vreemde objecten die de machine kan uitwerpen.

    • Controleer regelmatig of alle bevestigingsmiddelen vast zitten en het veilig is om de machine te gebruiken.

    • Verander de instellingen van de motor niet.

    • Gebruik ter vervanging uitsluitend originele onderdelen en accessoires van Toro.

    Voorbereidingen voor onderhoudswerkzaamheden

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Schakel de motor uit en laat deze afkoelen.

    3. Maak de bougiekabel los en houd deze uit de buurt van de bougie om onbedoeld starten te voorkomen (Figuur 22).

      g023810

    Smering

    Smeren van de borstelhoekpen en zeshoekige as.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Smeer de borstelhoekpen.
  • Jaarlijks
  • Smeer de zeshoekige as.
    1. Smeer de borstelhoekpen met lithiumvet nr. 2 (Figuur 23).

      g325097
    2. Verwijder de kappen van de aandrijfriem en de motor.

    3. Zet de snelheidskeuzehendel in de R2-stand.

    4. Smeer de zeshoekige as licht met motorolie, gebruik hierbij een schone, lange en dunne kwast (Figuur 24).

      Important: Voorkom dat er olie op het rubberwiel of de aluminium aandrijfplaat komt omdat de aandrijving anders zal slippen (Figuur 24).

      Note: Duw de machine naar voren en naar achteren m de zeshoekige as te laten draaien.

      g325104
    5. Zet de snelheidskeuzehendel in stand 6.

    6. Smeer het andere uiteinde van de zeshoekige as.

    7. Beweeg de snelheidskeuzehendel enkele malen naar voren en naar achteren.

    8. Monteer de kappen van de aandrijfriem en de motor.

    Motoronderhoud

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Monteer het schuimelement.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
  • Important: Laat de motor nooit draaien zonder het luchtfilter, dit kan leiden tot ernstige motorschade.

    1. Maak de klemmen van het luchtfilterdeksel los.

    2. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig schoon ().

      Note: Zorg dat er geen vuil of rommel in de basis valt.

      g023795
    3. Verwijder het schuimelement, maak het schoon met een mild reinigingsmiddel en water, en dep het droog (Figuur 25).

    4. Verwijder het papieren luchtfilter (); vervang het indien het bijzonder vuil is.

      Important: Papierelement nooit schoonmaken.

    5. Veeg het vuil met een vochtige doek van de basis en het deksel.

      Note: Pas op dat er geen vuil of rommel valt in de luchtinlaat van de carburator.

    6. Plaats het schuimelement op het papieren luchtfilterelement (Figuur 25).

      Note: Gebruik indien nodig een nieuw papieren filter.

    7. Monteer het luchtfilter op de basis (Figuur 25).

    8. Lijn de pijl op het deksel op met de pijl op de basis (Figuur 26).

      g023809
    9. Zet de filterkap op de basis vast met de klemmen.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Motorolie: Toro 4-Cycle Premium Engine Oil

    Gebruik (synthetische) olie van hoge kwaliteit met een detergens van API (American Petroleum Institute) klasse SJ of hoger. Kies de viscositeit op basis van de heersende luchttemperatuur, zie onderstaande tabel.

    g023796

    Controleer het oliepeil als de motor koud is.

    1. Maak de omgeving van de peilstok schoon.

    2. Haal de peilstok eruit en lees het oliepeil af (Figuur 28).

      g023794
    3. Verwijder de peilstok en veeg de olie eraf met een schone doek.

    4. Plaats de peilstok in de vulopening, laat deze op de rand van de opening rusten, draai deze naar links totdat de dop het laagste put van de schroefdraad bereikt.

      Note: Schroef de dop niet op de buis.

    5. Verwijder peilstok en controleer het oliepeil.

      Note: Laat de motor niet draaien als het oliepeil lager is dan het onderste merkteken of hoger dan het hoogste merkteken.

      Note: Het oliepeil moet zich rond de bovenkant van het gemerkte deel van de peilstok bevinden (Figuur 28).

      • Indien het oliepeil te laag is:

        1. Giet geschikte olie in de vulopening (Figuur 28).

          Note: Giet niet te veel olie in de motor.

        2. Herhaal stap 3 tot 5.

      • Indien het oliepeil te hoog is:

        1. Neem de dop van de aftapper.

        2. Tap olie af tot het oliepeil zich rond de bovenkant van het gemerkte deel van de peilstok bevindt; zie stap 1 van Motorolie verversen.

        3. Plaats de kap op de aftapper; zie stap 2 van Motorolie verversen.

    6. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de peilstok handvast.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen(vaker onder extreme omstandigheden).
  • Olievolume: 0,60 l

    Note: Tap de motorolie af als de motor warm is.

    1. Plaats een opvangvat onder de aftapper en verwijder de aftapdop (Figuur 29).

      g325111
    2. Laat de olie weglopen, plaats de dop dan op de aftapper.

    3. Reinig de omgeving van de vulopening en verwijder de peilstok.

    4. Voeg de juiste hoeveelheid van de gekozen olie toe en plaats de peilstok; zie Het motoroliepeil controleren.

      Note: Giet niet te veel olie in de motor.

    5. Neem eventueel gemorste olie op.

    6. Start de motor en controleer of er lekken zijn.

    7. Schakel de motor uit en controleer het oliepeil; zie Het motoroliepeil controleren.

    Bougie controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren.
  • Bougie type: Champion® RC12YC, Kohler® 12 132 02-S, of Kohler 25 132 14-S (ontstoord)

    Elektrodenafstand: 0,76 mm

    1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Figuur 22).

    2. Reinig de omgeving van de bougie.

    3. Verwijder de bougie uit de cilinderkop door deze naar links te draaien.

    4. Controleer de bougie op slijtage of schade (Figuur 30).

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. Maak de elektrodes niet schoon omdat vuil dat in de cilinder komt kan leiden tot motorschade.

      g326888
    5. Controleer de elektrodeafstand met een voelermaat (Figuur 30).

      Note: Indien nodig: stel de afstand in op 0,76 mm door de massa elektrode voorzichtig te buigen.

    6. Monteer de bougie door deze in de cilinderkop te schroeven en tot 20 N·m aan te trekken.

    7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Onderhoud van het brandstofsysteem

    Brandstof aftappen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Jaarlijks of vóór stalling
  • Aan het eind van het gebruiksseizoen: tap het brandstofsysteem af en laat de motor lopen tot alle brandstof op is.
    1. De aftapdop bevindt zich op de zijkant van de carburatorbehuizing (Figuur 31).

      g325109
    2. Plaats de opvangmiddelen voor de brandstof onder de aftapdop.

    3. Schroef de aftapdop uit de carburator en laat de brandstof uit brandstoftank en de carburator lopen.

      Note: Verwijder de schroef van de carburatorbehuizing niet.

      g325110
    4. Plaats de aftapdop weer in de zij-aansluiting van de carburatorbehuizing.

    5. Start de motor en laat deze lopen tot alle brandstof op is.

    Onderhoud van het aandrijfsysteem

    Bandenspanning controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de bandenspanning.
  • Jaarlijks of vóór stalling
  • Controleer de bandenspanning.
    1. Stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en laat de motorschakelaar in de UIT-stand staan.

    2. Meet de bandenspanning van de aangedreven banden.

      Important: De bandenspanning moet 1,17 tot 1,38 bar zijn.

    3. Pomp de aangedreven banden verder op of laat ze iets leeglopen tot de gemeten druk 1,17 tot 1,38 bar bedraagt.

    Controleren van de instelling van de tractiekabel

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Controleer de instelling van de tractiekabel. Stel deze indien nodig bij.
  • Jaarlijks
  • Controleer de instelling van de tractiekabel. Stel deze indien nodig bij.
  • Important: Als de machine niet rijdt in een vooruit- of achteruitstand, of rijdt met losgelaten tractiehendel, stel de tractiekabel dan bij, zie Tractiekabel afstellen .

    1. Laat de tractiehendel los.

    2. Controleer de tussenruimte tussen de onderkant van de kabelbeugel en de bovenplaat van de machine (Figuur 33).

      Note: De kabelbeugel van de tractiekabel moet de bovenplaat raken.

      g326108
    3. Als de kabelbeugel van de tractiekabel de bovenplaat niet raakt stel de tractiekabel dan in, zie Tractiekabel afstellen .

    Tractiekabel afstellen

    1. Draai de contramoer los (Figuur 34).

      g325108
    2. Verdraai de instelling van de veerdruk tot de kabel strak staat (Figuur 34) en de onderkant van de beugel de bovenplaat van de machine raakt (Figuur 35).

      g326108
    3. Draai de contramoer vast (Figuur 34).

    Onderhoud van de borstel

    Breekpen van de borstelas controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Breekpen van de borstelas controleren.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en maak de bougiekabel los.

    3. Controleer de breekpennen van de borstelas, aan elke kant van de tandwielkast.

      g019073
    4. Als de breekpen beschadigd is, verwijder en vervang de pen dan en zet deze vast met een moer.

    Versleten of beschadigde borstelsegmenten vervangen

    Onderhoudsinterval: Naar behoefte

    1. Til de borstel op door de positie van de wielen in te stellen.

    2. Aan beide zijden van de machine: verwijder de slotbouten, onderlegringen en borgmoeren waarmee de borstel op de zijlagers is bevestigd.

      g023811
    3. Trek de aandrijving met de hand naar achteren om de borsteleenheid uit de machine te verwijderen.

    4. Ondersteun de spie-as aan beide zijden van de tandwielkast.

    5. Zet de borstel verticaal neer zodat de eindplaat naar boven wijst (Figuur 38).

      g326889
    6. Neem de bevestigingsmiddelen van de eindplaat (Figuur 38).

    7. Verwijder de beschadigde borstelsegmenten.

    8. Plaats de nieuwe segmenten zodat de metalen uitlijnvingers verspringen, zoals in Figuur 38.

      Important: Als de borstelsegmenten onjuist gemonteerd worden kan dit leiden tot schade aan de borstel.

    9. Monteer de borstel op de machine.

      Important: Controleer voor gebruik dat de stelschroeven van de lagers goed vast zitten.

    Controleren van de instelling van de borstelaandrijving

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Controleer de instelling van de borstelaandrijving. Stel deze indien nodig bij.
  • Jaarlijks
  • Controleer de instelling van de borstelaandrijving. Stel deze indien nodig bij.
    1. Verwijder de riemkap, zie Verwijder de riemkap.

    2. Met de borstelaandrijfhendel uitgeschakeld: verzeker dat de tussenruimte tussen de borstelkoppelingsarm en het frame van de machine 1,5 mm bedraagt, zoals in Figuur 39.

      Important: Als de tussenruimte tussen de borstelkoppelingsarm en het frame te groot of te klein is stel de borstelaandrijfkabel dan in, zie Instellen van de borstelaandrijfkabel.

      g326890
    3. Als de tussenruimte tussen de borstelkoppelingsarm en het frame 1,5 mm bedraagt plaats de riemkap dan weer, zie Monteren van de riemkap.

    Instellen van de borstelaandrijfkabel

    1. Draai de contramoer los (Figuur 40).

      g325107
    2. Verdraai de instelling van de veerdruk tot er een tussenruimte van 1,5 mm is tussen het frame en de borstelkoppelingsarm (Figuur 40 en Figuur 41).

      g326890
    3. Draai de contramoer vast (Figuur 40).

    4. Monteer de riemkap, zie Monteren van de riemkap.

    Important: Als de borstelkabel goed is ingesteld maar het probleem voortduurt neem dan contact op met een erkende servicedealer.

    Onderhoud van de riem

    Verwijder de riemkap

    1. Maak de 2 flenskopschroeven los waarmee de riemkap op de machine bevestigd is (Figuur 42).

      g325103
    2. Verwijder de riemkap van de machine.

    Monteren van de riemkap

    1. Lijn de sleuven in de riemkap uit met de 2 flenskopschroeven (Figuur 43).

      g325103
    2. Monteer de riemkap op de machine (Figuur 43).

    3. Draai de flenskopschroeven aan.

    De staat van de riemen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Controleer de staat van de riemen.
    1. Verwijder de riemkap, zie Verwijder de riemkap.

    2. Controleer de twee riemen op slijtage en beschadiging.

      Note: Vervang beschadigde of versleten riem(en), zie Vervangen van de tractiedrijfriem van de borstel en Vervangen van de tractiedrijfriem.

    3. Monteer de riemkap, zie Monteren van de riemkap.

    Vervangen van de tractiedrijfriem van de borstel

    Demonteren van de tractiedrijfriem van de borstel

    1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond, schakel de motor uit, en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    2. Verwijder de riemkap, zie Verwijder de riemkap.

    3. Verwijder de 2 flensinbusbouten waarmee de riemgeleider bevestigd is en verwijder de geleider van de motor (Figuur 44).

      Important: Zorg dat u de riemgeleider hierbij niet verbuigt.

      g326318
    4. Verwijder de inbusbout (⅜" x 2") en onderlegring waarmee de aandrijfpoelie van de borstel is gemonteerd op de krukas van de motor, en verwijder de poelie (Figuur 44).

      Note: Indien nodig: hou het afstandsstuk van de poelie, tussen de aandrijfpoelie en de motor, vast zodat de krukas niet verdraaid.U hoeft het afstandsstuk niet van de krukas te nemen.

    5. Neem de aandrijfriem (96 cm) van de poelie en verwijder de riem van de machine.

    Monteren van de aandrijfriem van de borstel

    Vereiste hulpmiddelen: schroefdraadborgmiddel, gemiddelde sterkte

    1. Plaats de onderlegring over de inbusbout (⅜" x 2"), en breng schroefdraadborgmiddel van gemiddelde sterkte aan op de schroefdraad van de inbusbout.

    2. Plaats de riem (96 cm) in de groef van de poelie op de aandrijfas (Figuur 45).

      g326353
    3. Plaats de riem in de groef van de poelie (Figuur 45).

    4. Plaats de poelie op het afstandsstuk (Figuur 45).

      Important: Lijn de spieën van het afstandsstuk uit met de sleuven in de poelie.

    5. Zet de poelie en het afstandsstuk vast op de aandrijfas (Figuur 45) met de inbusbout (⅜" x 2").

    6. Draai de inbusbout aan met 42 tot 52 N·m.

    7. Monteer de riemgeleider op de motor met de 2 flensinbusmoeren (Figuur 45).

    8. Draai de inbusbouten aan met 23 tot 29 N∙m.

    9. Monteer de riemkap, zie Monteren van de riemkap.

    Vervangen van de tractiedrijfriem

    Demonteren van de tractiedrijfriem

    1. Leeg het brandstofsysteem, zie Brandstof aftappen .

    2. Verwijder de riemkap, zie Verwijder de riemkap.

    3. Verwijder de borstel-aandrijfriem; zie Demonteren van de tractiedrijfriem van de borstel.

    4. Neem het afstandsstuk van de poelie, de voorste halve poelie en de tractie-aandrijfriem (87,6 cm) van de krukas van de motor (Figuur 46).

      g326388
    5. Aan de achterkant van machine: maak de twee flensinbusbouten (¼" x ⅝") los waarmee de achterkap op de machine is gemonteerd (Figuur 47).

      g326387
    6. Verwijder de 6 flensinbusbouten (¼" x ⅝") waarmee de onderkap op de machine bevestigd is, en verwijder de kap (Figuur 47).

    7. Duw de tractie-aandrijfriem tussen de frictie-aandrijfplaat en de tractiepoelie en neem de riem van de machine (Figuur 48).

    g326386

    De tractie-aandrijfriem monteren

    1. Duw de tractie-aandrijfriem tussen de frictie-aandrijfplaat en de tractiepoelie en plaats de riem op de machine (Figuur 49).

      g326389
    2. Aan de bovenkant van de machine: plaats de tractie-aandrijfriem in de groef van de tractiepoelie, en schuif de tractie-aandrijfriem over de krukas van de motor (Figuur 50).

      g326388
    3. Monteer de borstel-aandrijfriem; zie Monteren van de aandrijfriem van de borstel.

    4. Aan de onderkant van de machine: lijn de gaten in de onderkap uit met de gaten in de flenzen van de linker en rechter zijplaten (Figuur 51).

      Note: Verzeker dat de achterkap over de onderkap valt.

      g326387
    5. Monteer de onderkap op de machine (Figuur 51) met de 6 flenskop inbusbouten (¼" x ⅝").

    6. Draai de 2 bovenste flensinbusbouten (¼" x ⅝") aan, waarmee de achterkap op de machine gemonteerd is (Figuur 51).

    Onderhoud van het chassis

    Bevestigingsmiddelen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Bevestigingsmiddelen controleren.
    1. Controleer de machine op ontbrekende of losse bevestigingsmiddelen of andere mogelijke problemen.

    2. Draai alle losse bevestigingsmiddelen vast aan vóór gebruik van de machine.

    3. Vervang alle ontbrekende bevestigingsmiddelen vóór gebruik van de machine.

    Stalling

    De machine veilig stallen

    • Zet de motor af, en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

    • Brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar, explosief en gevaarlijk als ze worden ingeademd. Als u het product stalt in een ruimte met een open vuur, kunnen de brandstofdampen worden ontstoken en een explosie veroorzaken.

    • Parkeer de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw met ontstekingsbronnen zoals verwarmingsketels, heetwatertoestellen, wasdrogers, enz. Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een behuizing opslaat.

    • Schakel de aandrijving van de borstel uit als u de machine transporteert of stalt.

    Voorbereidingen voor stalling

    Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken

    1. Bij de laatste keer dat er in het seizoen brandstof wordt toegevoegd: voeg brandstofstabilisator toe aan verse brandstof.

    2. Giet de behandelde brandstof in de machine en laat de motor 10 minuten draaien.

    3. Tap de brandstof af uit het brandstofsysteem; zie Brandstof aftappen .

      Note: Bewaar gestabiliseerde brandstof niet langer dan 90 dagen.

    4. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan brandstof.

    5. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.

    6. Laat de motor lopen totdat deze afslaat.

    7. Laat de motor afkoelen.

    De motor gebruiksklaar maken

    1. Maak de bougiekabel los.

    2. Verwijder de bougie, giet 30 ml motorolie door de bougie-opening, trek meerdere malen langzaam aan het startkoord.

    3. Monteer de bougie zonder deze vast te draaien.

    Voorbereiden van het chassis

    1. Plaats het frame op een ondersteuning zodat de borstelharen niet in aanraking komen met de vloer.

      Important: Als de borstelharen lange tijd tegen de grond drukken zullen ze vervormen en zal de borstel niet goed uitgelijnd zijn.

    2. Reinig de borstel grondig en verzeker dat deze geen basische chemicaliën en/of residuen bevat.

    3. Maak de machine grondig schoon.

    4. Herstel afgeschilferde verf met verf van een servicedealer. Schuur deze delen voordat u ze verft en gebruik een corrosiebeschermend middel om roesten van de metalen delen te voorkomen.

    5. Zet alle losse schroeven, bouten en borgmoeren goed vast. Repareer of vervang beschadigde onderdelen.

    6. Dek de machine of en berg deze op een schone, droge plek en buiten bereik van kinderen op. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.

      Important: Bescherm de borstel tegen zonlicht, het weer en temperatuurveranderingen, om brosheid te voorkomen.

    De machine uit de stalling halen

    1. Verwijder de bougie en trek aan de handgreep van het startkoord om de motor snel te laten draaien, en de overtollige olie uit de cilinder te pompen.

    2. Monteer de bougie en draai deze dan aan tot 20,4 N·m.

    3. Sluit de kabel aan op de bougie.

    4. Voer het jaarlijkse onderhoud uit volgens het aanbevolen onderhoudsschema; zie .

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    De motor start niet, start moeilijk of slaat af.
    1. De brandstoftank is leeg.
    2. De brandstofsluitklep is gesloten.
    3. De gashendel en choke staan niet in de goede stand.
    4. Er zit vuil in de brandstofklep.
    5. brandstof.
    6. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    7. Het luchtfilter is vuil.
    8. De bougie is defect.
    9. De bougiekabel is niet aangesloten.
    1. Vul de brandstoftank.
    2. Open de brandstofklep.
    3. Verzeker dat de gashendel in het midden staat, tussen Snel en Langzaam, en dat de choke aanstaat bij een koude motor, en uitstaat bij een warme motor.
    4. Reinig het zeefje en houder van de brandstofklep.
    5. Reinig het beluchtingsgaatje in de brandstofdop.
    6. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    7. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen.
    8. Reinig de bougie of stel deze in of vervang deze.
    9. Controleer de aansluiting van de bougiekabel.
    De motor verliest vermogen.
    1. De motor is te zwaar belast.
    2. Het luchtfilter is vuil.
    3. Het oliepeil in het carter is verkeerd.
    4. Er zit vuil in het brandstoffilter in de tank.
    5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
    1. Verminder de rijsnelheid of stel de borstel anders in.
    2. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen.
    3. Controleer het oliepeil in het carter.
    4. Controleer het brandstoffilter.
    5. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    De borstel reinigt het wegoppervlak niet.
    1. De borstelhoogte is onjuist ingesteld.
    2. De bandenspanning van de aangedreven banden is onjuist.
    3. U veegt teveel rommel tegelijkertijd op.
    1. Stel de borstelhoogte in.
    2. Breng de aangedreven banden op de juiste spanning.
    3. Verlaag de snelheid en reinig kleinere oppervlakken.
    De borstel draait niet.
    1. De borstel is verstopt.
    2. De borstelaandrijfhendel is niet ingeschakeld.
    3. De aandrijfriem van de borstel slip.
    4. De riem is gebroken.
    5. De breekpen is gebroken.
    1. Maak de borstel schoon.
    2. Schakel de borstelaandrijfhendel in.
    3. Stel de riem in of vervang deze.
    4. Vervang de riem.
    5. Vervang de breekpen.
    De machine trekt naar links of naar rechts.
    1. De bandenspanning van de aandrijfbanden is onjuist.
    1. Breng de aangedreven banden op de juiste spanning.
    De machine rijdt niet.
    1. De tractieriem is versleten, los of stuk.
    2. De drijfriem is van een poelie gelopen.
    1. Breng een nieuwe riem aan.
    2. Stel de riem in of vervang deze.
    De machine trilt abnormaal.
    1. De borsteleenheid zit los of is beschadigd.
    2. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
    3. De motorpoelie of spanpoelie zit los.
    4. De motorpoelie is beschadigd.
    5. De riem is beschadigd.
    1. Zet de bevestigingsmiddelen vast, vervang de borsteleenheid, of neem contact op met een erkende servicedealer.
    2. Draai de bevestigingsbouten vast.
    3. Desbetreffende poelie vastzetten.
    4. Neem contact op met een erkende servicedealer.
    5. Breng een nieuwe riem aan.
    De borstel stopt niet als de aandrijfhendel wordt losgelaten.
    1. De aandrijfriem van de borstel is niet goed ingesteld.
    1. Controleer de instelling van de borstelaandrijving.
    De borstel slijt te snel.
    1. De borstelhoogte is onjuist.
    1. Stel de borstelhoogte in.
    De snelheidskeuzehendel zit vast of is moeilijk te verstellen.
    1. De zeshoekige as moet gesmeerd worden.
    1. Smeer de zeshoekige as.