Inleiding

Dit strooiwerktuig is bedoeld voor het strooien van graszaad. Het mag niet gebruikt worden voor meststof of andere chemische toepassingen.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g253435

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en op het veiligheidssymbool te letten, dat Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid' kan betekenen. Niet-naleving van de instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veilige bediening

Instructie

  • Lees de Gebruikershandleiding van de machine en van dit werktuig en ander trainingsmateriaal.

    Note: Als de bestuurder(s) of de monteur(s) de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal begrijpen.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers.

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.

    Note: Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, en kan dit voorkomen.

Voorbereiding

  • Maak geen aanpassingen aan het werktuig.

  • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals een veiligheidsbril, stevige schoenen en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen.

    Voorzichtig

    De machine waarop het strooiwerktuig gemonteerd wordt, stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.

    Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.

  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder alle voorwerpen voordat u de machine gaat gebruiken.

Bediening

Waarschuwing

Handen, voeten, haar, kleding of accessoires kunnen worden gegrepen door roterende onderdelen. Contact met de roterende onderdelen kan traumatische amputatie of ernstige rijtwonden veroorzaken.

  • Werk niet met de machine als beschermingen, deksels of veiligheidsvoorzieningen afwezig zijn of niet goed werken.

  • Houd handen, voeten, haar, juwelen of kleding uit de buurt van roterende onderdelen.

  • Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij goed licht en blijf uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren.

  • Hou rekening met de weersomstandigheden en stem de strooipatronen en het volume hierop af.

  • Gebruik de machine nooit als (veiligheids)schermen, afdekplaten of deksels zijn beschadigd. Zorg er steeds voor dat alle veiligheidsschermen, afdekplaten, schakelaars en andere voorzieningen op hun plaats zitten en in goede staat verkeren.

  • Stop de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig), zet de motor af en neem het sleuteltje uit het contact voordat u de bestuurderspositie om welke reden ook verlaat.

  • Onderbreek het strooien als u een scherpe bocht neemt; anders kunnen het strooipatroon en de afgifte ongelijk worden.

  • Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt om te voorkomen dat de machine omkantelt of omslaat.

  • Denk erom dat ladingen kunnen verschuiven. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan de machine omslaan.

  • Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat er genoeg ruimte is om tot stilstand te komen. Wees extra voorzichtig op hellingen.

  • Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.

Onderhoud en opslag

  • Sluit de klep van de strooier, stel de parkeerrem in werking, zet de motor uit en verwijder het sleuteltje uit het contact of koppel de bougiekabel af. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.

  • Leeg de hopper voordat u deze opslaat en voordat u de machine kantelt voor onderhoud.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor en/of rotor lopen.

  • Zorg ervoor dat alle schermen, afdekplaten en veiligheidsvoorzieningen op hun plaats zitten en veilig gebruik toelaten.

  • Controleer regelmatig of alle bouten goed vastzitten.

  • Controleer regelmatig op versleten of beschadigde onderdelen die een gevaar kunnen vormen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal133-8061
decal135-0990
decal135-0739
decal126-4994

Montage

De machine klaarmaken voor de montage

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking.

  3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  4. Maak de minkabel (zwart) los van de minpool (–) van de accu.

Het bedieningspaneel voor de vloeistofstroming monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (⅜" x 1¼") – enkel machines van 76 cm1
Borgmoer (¼") – enkel machines van 76 cm1
Bout (¼" x ⅝") – enkel machines van 76 cm1
Bout (5/16" x ¾") – enkel machines van 61 cm3
Borgmoer (5/16") – enkel machines van 61 cm3
  1. Houd het bedieningspaneel voor de vloeistofstroming tegen de rechterkant van de machine om de locatie van de bevestigingsgaten te bepalen. Verwijder het bevestigingsmateriaal van de plaats waar de beugel op de machine zal worden geplaatst; bewaar het bevestigingsmateriaal.

    g238611
  2. Plaats het bedieningspaneel voor de vloeistofstroming op de machine en bevestig het met het materiaal getoond in Figuur 3.

    Note: De strooier wordt geleverd met extra bevestigingsmateriaal dat u kunt gebruiken als het bevestigingsmateriaal dat u bewaard hebt niet lang genoeg is om het bedieningspaneel te bevestigen.

De hopper monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Hopper1
Haarspeldveer1
Koppelpen1
  1. Steek de trekhaakbuis van de hopper in de aansluitbuis van de machine.

    g213510
  2. Bevestig de hopper aan de beluchter; gebruik hierbij de koppelpen en de haarspeldveer.

De kabelbevestiging monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Kabelbevestiging voor machines van 61 cm1
Kabelbevestiging voor machines van 76 cm1
Slotbout (5/16" x 1") – enkel machines van 61 cm1
Slotbout (¼" x 1") – enkel machines van 61 cm1
Borgmoer (¼") – enkel machines van 61 cm1
Borgmoer (¼") – enkel machines van 76 cm2
Bout (¼" x ⅝") – enkel machines van 76 cm2

Kies de geschikte kabelbevestiging aan de hand van de openingen aan de rechterkant van de machine. Gebruik het bevestigingsmateriaal in Figuur 5 om de beugel te monteren.

g213563

De bedieningskabel monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bedieningskabel1
Borgmoer (¼")2
Ring2
  1. Zorg dat de kogelverbinding van de kabel stevig vastzit aan de kabel en verbind de kogelverbinding met de bedieningsarm. Bevestig met een ring en borgmoer (¼") zoals getoond in Figuur 6.

    g221603
  2. Zet de knop los en schuif de bedieningskabel in de inkeping van de montagebeugel. Zet de knop vast.

  3. Leid het andere uiteinde van de bedieningskabel naar de drijfarm van de klep

    g213569
  4. Breng het kabeluiteinde aan door de opening in de drijfarm van de klep; bevestig het kabeluiteinde met een ring en borgmoer (¼") zoals afgebeeld in Figuur 7.

  5. Zet de moeren aan weerszijden van de bedieningskabel los, en schuif hem in de inkeping van de hopperbeugel. Draai de moeren aan weerszijden van de beugel vast.

  6. Beweeg de doseringshendel heen en weer, en verzeker u ervan dat de drijfarm van de klep volledig sluit en opengaat. Sluit de klep niet, zet dan de knop en/of de moeren los en stel de kabel af zodanig dat de klep volledig sluit; draai alle onderdelen vast. Als u klaar bent met afstellen, moet de contramoer stevig tegen de kogelverbinding van de kabel zitten (Figuur 6).

De kabelboom monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Kabelboom1
Kabelbinder10

Important: Schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar voordat u de kabelboom gaat monteren.

  1. Koppel de accu los; raadpleeg de Gebruikershandleiding die bij uw hoort.

  2. Sluit de urenteller en de AAN/UIT-connectors van de kabelboom van de strooier aan op de schakelaars van het bedieningspaneel voor de dosering (Figuur 8).

    g213636
  3. Leid de kabelboom langs de rechterzijde van de machine; volg hierbij de bedieningskabel. Plaats de kabelboom bovenop de bedieningskabel en schuif hem in de inkeping van de hopperbeugel. Ga verder met het voeren van de kabelboom tussen de rechter hopperbeugel en de hopperbuis. Sluit de kabelboom van de strooier aan op de motor van de strooier; zie Figuur 8. Breng de 3 bindklemmen van de kabelboom aan in de openingen van het hoofdframe van de hopper. Op deze manier bevestigt u de kabelboom.

  4. Verwijder de dop van de accessoiredraad van de hoofdkabelboom, en sluit deze aan op de accessoirekabelboom van de strooier; zie Figuur 9.

    Enkel modellen van 61 cm: Verwijder de adapterstekker van de hoofdaccessoirekabelboom.

    g213882
  5. Verwijder de moer en de schroef van de pluspool van de accu maar gooi deze niet weg. Bevestig de pluskabel van de accessoirekabelboom (op een na laatste ringconnector – Figuur 9) en de pluskabel van de hoofdkabelboom aan de voorzijde van de pluspool van de accu, en bevestig met de moer en schroef. Doe hetzelfde aan de minpool van de accu.

  6. Bevestig de kabelboom met de randklem aan het rechterpaneel van de beluchter.

  7. Voor machines van 61 cm: gebruik 1 kabelbinder om de kabel en de kabelboom aan de veer of veerhouder te bevestigen.

    g253434
  8. Met de overige kabelbinders bevestigt u de kabelboom aan het frame en/of de bedieningskabel.

Het deksel monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Deksel1
Ring4
Borgmoer (¼")4
Bout (¼" x ¾")4
  1. Maak het deksel op 2 plaatsen vast aan de hopper. Breng hierbij een bout (¼" x ¾") en ring aan door de oogjes in de lip van het deksel; zie Figuur 11.

    g221638
  2. Bevestig met een borgmoer (¼")

  3. Sluit de andere 2 openingen in de hopper af met overblijvend bevestigingsmateriaal.

Algemeen overzicht van de machine

g228584
Breedte 69 cm
Lengte81 cm
Hoogte71 cm
Gewicht32 kg
Maximale hoppercapaciteit36 kg
Strooibreedte1,2 tot 6,7 m

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: Dit strooiwerktuig is bedoeld voor het strooien van graszaad. Het mag niet gebruikt worden voor meststof of andere chemische toepassingen.

Bediening

Toerentalbediening van rotor

De toerentalbediening van de rotor bevindt zich bovenaan het accessoirebedieningspaneel van de strooier (Figuur 13).

Druk de rechterkant van de schakelaar 1 keer in om de strooier in te schakelen; blijf op de rechterkant tikken om het toerental van de rotor op te drijven.

Tik op de linkerzijde van de schakelaar om de snelheid te verlagen; hou de linkerkant van de schakelaar ingedrukt om deze uit te schakelen.

Note: U kunt de toerentalbediening van de rotor in om het even welk toerentalbereik uitschakelen. Het is niet nodig het toerental te verlagen tot het werktuig uitgeschakeld wordt. Wanneer u de schakelaar activeert, wordt het laatst ingestelde toerental weergegeven.

g207672

Weergave van toerental van rotor

Deze bevindt zich onder de toerentalbediening van de rotor.

Op dit display ziet u de toerentalstand op een schaal van 1 tot 10 (1 is het laagste toerental en 10 het hoogste). Als de schakelaar uit staat, verschijnt hier een cirkel.

Doseringshendel

Deze bevindt zich aan de rechterkant van de hoofdbedieningseenheid.

Zet de hendel naar boven om de doorstroming te starten en til de hendel verder om de afgifte te verhogen. Trek de hendel naar beneden om de afgifte te verlagen of te stoppen.

Vergrendelingsknop verspreidingslimiet

Deze bevindt zich op het rechterpaneel van het accessoirebedieningspaneel van de strooier.

Met deze knop kunt u de maximale afgifte van graszaadjes beperken om deze constanter te maken.

Bedieningshendel van zijdelingse geleider

Deze bevindt zich aan de linkerkant van de hopper (Figuur 14).

g207876

Met de bedieningshendel van de zijdelingse geleider kunt u graszaadjes tijdelijk tegenhouden of anders richten op stoepen, parkeerterreinen, terrassen en andere plaatsen waar geen zaad uit de linkerkant van de strooier mag komen.

Het graszaad tijdelijk anders richten doet u door de hendel op te tillen en naar buiten te trekken. Hierbij komt de inkeping in de versmalling onderin de beugel te zitten en gaat de zijdelingse geleider omlaag (Figuur 15).

g208735

De geleider omhoog brengen doet u door de hendel in het brede deel van de opening te brengen en helemaal naar binnen te drukken.

g207826

Voordat u aan het werk gaat

Maak u vertrouwd met de veiligheidsvoorschriften en zorg dat u de werking, locatie en functie van de bedieningselementen kent.

Zorg dat de hopper en alle onderdelen ervan in goede toestand verkeren en behoorlijk vastgemaakt en vergrendeld zijn.

Bedieningsinstructies

Voorzichtig

De machine kan zeer snel ronddraaien als 1 hendel te ver voor de andere staat. U kunt de controle over de machine verliezen en uzelf of omstanders zo verwonden, of de machine of eigendommen beschadigen.

  • Wees voorzichtig als u een bocht maakt.

  • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.

Note: De lengte van de remweg kan variëren afhankelijk van de lading van de strooier.

Bediening van het strooiwerktuig

en uzelf of omstanders zo verwonden, of de machine of eigendommen beschadigen.

Het strooiwerktuig dient om graszaad te verspreiden.

Voordat u de strooier gebruikt

Zorg dat de strooier vóór gebruik gekalibreerd werd zodat het graszaad in de juiste dosis afgegeven wordt; zie De gebruiksdosis berekenen.

De hopper vullen

Important: Controleer of de juiste gebruiksdosis is ingesteld vóór het vullen van de hopper.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de rijhendel in de NEUTRAALSTAND, schakel de motor uit, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zorg dat de klep van de strooier gesloten is.

  3. Neem het deksel van de hopper, vul deze met het zaad dat u gaat strooien, en plaats het deksel terug.

    Note: Gooi de hopper niet te vol: de maximumcapaciteit van de hopper is 36 kg.

De gebruiksdosis berekenen

  1. Bepaal hoeveel kg van het product u per 93 m2 gaat gebruiken.

  2. Bepaal het kalibratieterrein:

    1. Bepaal hoeveel van het product u gaat strooien per 93 m2. Gebruik de aanbevolen dosis uit de Afgiftetabel of de aanbevelingen van de fabrikant van het strooiproduct ter referentie.

    2. Bereken één werkgang door 93 m2 te delen door de werkelijke strooibreedte.

      Bv. is de werkelijke breedte 1,8 m, dan is het werkterrein 51 m lang.

      Terreinlengte

       93 m2=51 m
       1,8 m
    3. Het kalibratieterrein meet 1,8 m bij 51 m.

    4. Meet het terrein en breng duidelijke markeringen aan op de grenzen. Laat voldoende afstand vóór de startmarkering. Zo verzekert u dat de strooier op volle snelheid is wanneer u over de eerste markering van het terrein rijdt.

  3. Stel de klep correct in (gebruik het onderdeel Afgiftetabel als uitgangspunt).

  4. Vul de hopper met graszaad (bv. er werd 11,3 kg toegevoegd).

  5. Rij de strooier over het kalibratieterrein terwijl u het zaad verspreidt.

  6. Stort het resterende zaad uit de hopper in een schone emmer.

  7. Weeg de emmer met het zaad en noteer het gewicht. Stort de inhoud in de hopper en weeg de lege emmer. Trek deze 2 getallen van elkaar af om de hoeveelheid overgebleven zaad in de hopper te verkrijgen (bv. er is nog 9 kg over).

  8. Trek de hoeveelheid die in de hopper is achtergebleven (stap 7) af van de hoeveelheid zaad die u in het begin aan de hopper hebt toegevoegd (stap 4); de uitkomst is de hoeveelheid die u op het terrein hebt gestrooid.

    Gestrooide hoeveelheid

     11,3 kg – 9 kg=2,3 kg

    In dit voorbeeld werd 2,3 kg gestrooid op 93 m2.

  9. Stel indien nodig de doseringshendel af om de aanbevolen hoeveelheid te verkrijgen en herhaal de procedure. Hebt u de juiste dosering bereikt, herhaal deze procedure dan nog een keer om de resultaten te verifiëren.

Afgiftetabel

De onderstaande tabel dient enkel ter referentie.

Zaadafgifte bij maximale rijsnelheid(dekkingsgebied 93 m2
Typekg/93 m2KlepopeningStrooibreedte
Straatgras of hoog struisgras0,9 kg0,251,2 m
Veldbeemgras en andere soorten beemdgrassen (Park, Merion, Delta)0,2 kg0,251,2 m
Gepeld Bermudagras of handjesgras0,9 kg0,751,8 m
Mengsels met groffe zaden2,7 kg0,751,8 m
Raaigrassen of beemdlangbloem2,7 kg0,75 tot helemaal open1,8 m
Dichondra0,3 kg0,252,4 m
Pensacola Bahia-gras (Paspalum notatum)2,7 kg0,502,1 m

Verspreiding

Tips voor verspreiding:

  • Met het oog op een gelijkmatige afgifte van het graszaad moet u ervoor zorgen dat de werkgangen elkaar overlappen. Aan de voorkant van de hopper wordt meer zaad uitgeworpen dan aan de zijkanten. Pas het spreidingspatroon zo aan dat u de gewenste resultaten verkrijgt.

  • Pas op voor veranderingen in het spreidingspatroon; ongelijkmatige verspreiding kan streepvorming veroorzaken.

    g207791
  1. Schakel de motor in en zet de gashendel halverwege tussen de standen LANGZAAM en SNEL.

  2. Schakel de toerentalbediening van de rotor in.

  3. Stel de rotor in op het gewenste toerental.

  4. Zet de gashendel op SNEL en rij vooruit.

  5. Open de klep van de hopper en begin te strooien.

    g207728
  6. Kijk het strooipatroon na. Als aanpassing geboden is, zie Afstelling van het strooipatroon.

  7. Bent u klaar met strooien, sluit dan de hopperklep.

Afstelling van het strooipatroon

Als het strooipatroon asymmetrisch is of als er te licht of net te zwaar naar 1 kant wordt gestrooid (Figuur 19), stel de klep dan af als volgt:

g025543

Note: Gebruik de schuine platen niet om het uitgeworpen product in twee stromen te verdelen. Gebruik enkel de voorste of achterste stand, zoals op de afbeelding.

  1. Ontgrendel de regelknop van het strooipatroon door deze 90 graden linksom te draaien.

    g207877

    De nodige afstelling in geval van een zaaipatroon dat te veel

    • naar links strooit: trek de bedieningshendel iets naar achteren.

    • naar rechts strooit: duw de bedieningshendel iets naar voren.

  2. Vergrendel de regeling van het strooipatroon door de bedieningsknop 90 graden naar rechts te draaien.

Tips voor bediening en gebruik

Te dik zaaien

Important: Strooi niet meer zaad dan de fabrikant ervan aanbeveelt. Te dik zaaien kan ervoor zorgen dat het gras te welig wordt en schimmels ontwikkelt.

Note: De machine geeft vooruit en achteruit dezelfde dosis zaad af.

Note: Is er overmatig veel vilt op het gazon, dan moet u mogelijk het vilt verwijderen voordat u gaat zaaien.

Het strooiwerktuig verwijderen

  1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en stel de parkeerrem in werking.

  2. Koppel de accessoirekabelboom van de strooier af (Figuur 9).

  3. Maak de kogelverbinding van de kabel los van de bedieningshendel (Figuur 6). Draai de knop op de kabelbevestiging los.

  4. Verwijder de koppelpen van de aansluitbuis en bewaar de pen (Figuur 4).

  5. Verwijder de hopper, de bedieningskabel en de accessoirekabelboom.

    Note: Alle andere onderdelen van het strooiwerktuig mag u op de machine laten zitten. Zorg dat de onderdelen veilig geborgd zijn, uit de buurt van bewegende onderdelen.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Waarschuwing

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Haal het sleuteltje uit het contact, schakel de parkeerrem in en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine of het werktuig. Druk ook de kabel(s) opzij, zodat deze niet per ongeluk contact kan/kunnen maken met de bougie(s).

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit.
  • Opgehoopt vuil van de machine verwijderen.
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleren of het bevestigingsmateriaal goed vastzit.
    1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Controleer de machine visueel op los bevestigingsmateriaal en andere mogelijke problemen. Zet losgekomen bevestigingsmateriaal vast of zorg dat het probleem is verholpen voordat u de machine gebruikt.

    De bedieningskabel voor het strooipatroon afstellen

    1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Sluit de strooiklep.

    3. Druk de bedieningshendel voor het strooipatroon naar beneden en vergrendel hem bij het bedieningspaneel.

    4. Draai de contramoer aan het uiteinde van de kabel los.

      g027205
    5. Trek aan de koppelstang tot er 3,2 mm speling is tussen de tand van de schuine plaat en de rotoras.

    6. Draai de contramoer vast.

    De klepsluiting afstellen

    1. Als de drijfarm van de klep niet volledig sluit, moet u de bedieningskabel afstellen met de knop op de kabelbevestiging of met de moeren aan weerszijden van de hopperbeugel.

    2. Ga verder met afstellen tot de klep volledig sluit, en draai dan alle onderdelen vast.

    Reiniging

    Vuil van de machine verwijderen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Opgehoopt vuil van de machine verwijderen.
    1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Verwijder (opgehoopt) vuil van de machine en besteed extra aandacht aan de rotor.

    Problemen, oorzaak en remedie

    In de volgende tabel vindt u enkele veel voorkomende problemen met hun oorzaak. Neem contact op met een erkende servicedealer als het probleem zich blijft voordoen.

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    Er verschijnt een boodschap ‘STALLED (02)’
    1. De besturingseenheid heeft gedetecteerd dat de motor van de rotor overmatig veel stroom verbruikt.
    1. Controleer de rotor en de hopper op verstoppingen die de motor van de rotor te zwaar belasten. Controleer de elektrische aansluitingen naar de motor van de rotor op kortsluiting. Druk op de schakelaar ‘ON’ om het opnieuw te proberen.
    Er verschijnt een boodschap ‘WIRE FAULT (04)’
    1. De besturingseenheid kan de terugkoppelingsspanning van de motor niet detecteren.
    1. Controleer of pin 18 van de connector van de besturingseenheid helemaal ingebracht is en goed vastzit.
    Er verschijnt een boodschap ‘WIRE FAULT (05)’
    1. Een van de twee uitgangen levert geen stroom aan de motor van de rotor.
    1. Controleer of pin 6 en 8 van de connector van de besturingseenheid helemaal ingebracht zijn en goed vastzitten.
    Er verschijnt een boodschap ‘WIRE FAULT (06)’
    1. De besturingseenheid kan geen verbinding met de motor van de rotor vinden.
    1. Schakel de rotor uit en controleer de elektrische aansluitingen naar de motor van de rotor.
    De besturingseenheid kan niet ingeschakeld worden.
    1. Doorgebrande zekering.
    2. De elektrische aansluitingen zijn niet goed.
    3. De besturingseenheid werkt niet goed.
    1. De doorgebrande zekering vervangen.
    2. Controleer de elektrische aansluitingen aan de accessoirevoeding en de ringconnectors van de accu, en zorg dat de stroom op geen van deze punten onderbroken wordt.
    3. Vervang de besturingseenheid.
    De besturingseenheid valt uit.
    1. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd, zitten los, of zijn defect.
    1. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. Reinig de aansluitpolen grondig met een speciaal reinigingsmiddel, breng speciaal smeermiddel aan en sluit de connectoren weer aan.
    Een van de schakelaars reageert niet.
    1. Mogelijk zit de connector van de schakelaar los.
    2. Mogelijk zitten sommige pinnen niet in de juiste aansluitingen.
    1. Zorg dat de connector van de schakelaar aangesloten is op de tuimelschakelaar.
    2. Controleer of alle pinnen juist aangebracht zijn.

    Schema's

    Elektrisch schema

    g212875