Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro dealer. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Het model- en serienummer bevinden zich op een plaatje op het achterframe. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Het netsnoer van dit product bevat lood, een stof waarvan bekend is dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kan veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute), IEC 60335-1:2012 en IEC 60335-2-77:2010 en voldoet aan deze normen indien u de montage-instructies voltooit.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Doelplaat | 1 |
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout (⅜" x ¾") | 2 |
Note: Om de gewichtstang op uw machine te monteren, dient u de montage-instructies in de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid te raadplegen.
Plaats de machine op de trommels op een horizontaal oppervlak.
Laat de kickstandaard zakken en druk de borgpen in om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 6). Laat de machine rusten op de geborgde kickstandaard.
Note: Zet de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND telkens als u de maai-eenheid gaat verwijderen. Als de kickstandaard in deze stand staat, kan de machine niet achteroverkantelen op de handgreep.
Duw de maai-eenheid onder de tractie-eenheid en vervolgens naar links om de transmissiekoppeling te laten aangrijpen (Figuur 7).
Beweeg het frame van de machine naar voren totdat het contact maakt met de draaiarmen van de maai-eenheid Figuur 8.
Bevestig het frame van de machine aan de draaiarmen van de maai-eenheid met de 2 bouten (⅜" x ¾") (Figuur 8).
Zet de kickstandaard in de OPSLAGSTAND door de borgpen los te maken en de kickstandaard naar boven te laten kantelen.
Stel de maaihoogte van de maai-eenheid in; zie de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Handgreepbevestiging | 2 |
R-pen | 2 |
Ondersteun de handgreep en verwijder de kabelbinders waarmee de handgreepklemmen aan de zijplaten zijn bevestigd (Figuur 9).
Draai de handgreep in de gewenste gebruiksstand en breng een handgreepbevestiging over de handgreepklem en in de overeenkomende gaten van de zijplaat (Figuur 9).
Borg de positie van de klem met een borgpen (Figuur 9).
Herhaal deze procedure aan de andere kant van de handgreep.
Stel de handgreep af op de gewenste hoogte; raadpleeg Hoogte van handgreep instellen.
Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.
Zorg ervoor dat de machine op een platte, vlakke ondergrond staat met de tractietrommel op de grond.
Draai de contramoeren van de sensor los en stel de sensor zo af dat 1 schroefdraad uit de onderste contramoer steekt (Figuur 10).
Draai de contramoeren vast om de sensor te borgen.
Plaats een blok van 3,8 cm onder de voorste rol van de maaieenheid (Figuur 10).
Verwijder de bevestigingen waarmee de sensorbeugel aan het frame is bevestigd (Figuur 10).
Start de machine; zie De machine starten.
Zet de EZ-draaischakelaar op de stand AAN.
Draai de sensorbeugel naar de doelplaat tot het lampje bovenaan de sensor gaat branden (Figuur 10). Als het lampje al brandde, draai het dan weg van de doelplaat tot het uitgaat en draai het vervolgens terug tot het lampje opnieuw gaat branden.
Draai de bevestigingen van de beugel vast.
Neem het blok onder de rol weg en zet de machine op de kickstandaard.
Zorg ervoor dat de doelplaat het grasscherm niet raakt.
Note: Als de plaat het schild toch raakt, moet u de bevestigingen van de beugel losdraaien en de schakelaar naar boven draaien tot de plaat het scherm niet meer raakt.
Zet de machine uit.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Transportwielen – Transportwielset (modelnr. 04123 [optioneel]) | 2 |
Druk met uw voet het midden van de lus van de kickstandaard naar beneden en trek de onderste steun van de duwboom omhoog tot de kickstandaard naar voren, over het midden is gedraaid (Figuur 11).
Draai de sluitklem van het wiel weg van het midden van het wiel en schuif het wiel op de zeskantige as (Figuur 12).
Draai het wiel naar voren en achteren totdat het op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.
Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
Pomp de banden op tot 0,83 tot 1,03 bar
Laat de machine voorzichtig van de kickstandaard zakken door de machine langzaam vooruit te duwen of de onderste handgreepsteun op te tillen. Zo laat u de kickstandaard terug naar de stand STALLING bewegen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Sticker productiejaar | 1 |
Als u deze machine gebruikt in een land waar de CE-normen van toepassing zijn, moet u de sticker met het productiejaar aanbrengen in de buurt van het plaatje met het serienummer; zie Figuur 13.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Grasmand | 1 |
Neem de grasmand vast bij de handgreep.
Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van de maai-eenheid en over de voorste rol (Figuur 14).
Monteer de grasmandhaken over de framebeugel (Figuur 14).
Important: In het geval dat u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade (Figuur 15). Zet de contactpunten recht voor dat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken.Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de maai-eenheid raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de maai-eenheid.
U kunt de lader aan een muur hangen met de gaten voor muurbevestiging achteraan de eenheid. Gebruik schroeven met een schachtdiameter van 6 mm en een kopdiameter van 11 mm.
Important: Zoek in uw werkgebied de beste locatie voor een veilig en doeltreffend gebruik van de lader.
Er is slechts een inrijperiode van 8 uur maaien vereist.
Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet u de werking en de prestaties van de machine scherp in het oog houden zodat kleine gebreken die later grote problemen kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en verholpen. Controleer de machine tijdens de inrijperiode veelvuldig op losse bevestigingen of andere gebreken.
Met de EZ-draaischakelaar (Figuur 17) kunt u de EZ-draaifunctie in- en uitschakelen. De EZ-Turn doet de machine automatisch vertragen wanneer u de maai-eenheid tijdens het maaien van de grond tilt. Op die manier kunt u trager rijden in de bocht aan het einde van elke werkgang. U kunt de schakelaar om het even wanneer gebruiken, ook tijdens het maaien.
De functie doet de machine alleen trager rijden als de messenkooi ingeschakeld en van de grond getild is. De functie heeft geen invloed op de rijsnelheid als de messenkooi uitgeschakeld is. Als deze functie ingeschakeld is tijdens het maaien en u zet de messenkooi uit, dan zal de machine versnellen. Als u al met een lage snelheid aan het maaien bent, doet EZ-Turn de machine niet vertragen in een bocht.
De bedrijfsrem (Figuur 18) bevindt zich vooraan links van de handgreep. Trek de hendel naar achteren om de bedrijfsrem in te schakelen.
U dient de rem vrij te zetten voordat u de tractieaandrijving inschakelt. Als u de machine gebruikt terwijl de rem ingeschakeld is, zal de machine wel rijden, maar met hoge weerstand en een groter verbruik.
Gebruik de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 18) met de bedrijfsrem. Draai de vergrendeling van de parkeerrem naar de remhandgreep om de bedrijfsrem op zijn plaats te houden. Trek aan de remhandgreep om vrij te zetten.
Note: U kunt de hendel van de tractiebediening niet bewegen als de vergrendeling ingeschakeld is.
U moet de dodemanshendel (Figuur 17) inschakelen voordat u de tractiehendel inschakelt. Als u de dodemanshendel vrijzet tijdens het werk, keert de tractiehendel terug naar neutraal. De machine blijft lopen.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine en het accupack, zoals de huidige accuspanning, snelheid, diagnostische informatie, enz. (Figuur 17).
Ga voor meer informatie naar Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken.
De contactschakelaar (Figuur 17) heeft 2 standen: UIT en LOPEN. Terwijl de rem en de tractieaandrijving uitgeschakeld zijn, draait u de contactschakelaar naar LOPEN. Wacht tot het InfoCenter-scherm oplicht. Draai de contactschakelaar naar de stand UIT en haal het sleuteltje uit de machine.
De schakelhendel voor de tractie en de messenkooi (Figuur 20) bevindt zich rechts voor op het instrumentenpaneel.
De hendel heeft 2 standen om de machine te transporteren: NEUTRAAL en VOORUIT. Duw de hendel naar voren naar de stand tractie – VOORWAARTS (transport) of de stand tractie – VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving – INGESCHAKELD om de tractieaandrijving in te schakelen (Figuur 20).
Note: Om de hendel te bewegen moet u eerst de dodemanshendel inschakelen.
De hendel heeft 2 standen om de messenkooi te bedienen: INGESCHAKELD en UITGESCHAKELD. Beweeg de bovenkant van de hendel naar links en vervolgens naar voren in de stand tractie – VOORWAARTS en messenkooi-aandrijving – INGESCHAKELD om de messenkooi in te schakelen en te beginnen met maaien. Duw de hendel naar rechts in de stand tractie – VOORWAARTS (transport) om de messenkooi uit te schakelen en vooruit te blijven rijden, of trek de hendel naar achteren in de stand tractie – NEUTRAAL en messenkooi-aandrijving – UITGESCHAKELD om zowel de messenkooi als de tractieaandrijving uit te schakelen (Figuur 20).
Note: Als u de dodemanshendel vrijstelt, keert de hendel terug naar de neutraalstand. De machine zal stoppen.
De machine beschikt over een automatische motorrem die voorkomt dat de machine gaat rollen wanneer ze uitgeschakeld is. De motorrem staat aan als de aandrijving in de NEUTRAALSTAND geschakeld is of als u de snelheidsregelaar in de NULSTAND zet, tenzij in de volgende omstandigheden:
Als de machine uitgeschakeld is, gebruik dan de vergrendeling van de parkeerrem om te zorgen dat de bedrijfsrem ingeschakeld blijft.
Als u de machine start met de contactschakelaar, is de motorrem eerst uitgeschakeld. Zodra de machine begint te rijden, werkt de motorrem normaal.
Als u de snelheidsregelaar naar de nulstand brengt terwijl de messenkooi ingeschakeld is (bv. tijdens het maaien) wordt de rem niet ingeschakeld. Deze functie laat u toe om de snelheidsregeling tijdens het maaien naar de NULSTAND te schakelen en de machine naar achteren te trekken om van richting te veranderen.
De kickstandaard (Figuur 22) is bevestigd aan de achterkant van de machine. Gebruik de kickstandaard wanneer u de transportwielen of de maai-eenheid monteert of verwijdert.
Om de kickstandaard te gebruiken bij de montage van de transportwielen moet u de kickstandaard op de grond laten zakken en op de lus trappen. Trek de centrale onderste handgreep van de machine op hetzelfde moment naar boven en naar achteren (Figuur 21).
De machine is zwaar en kan rugklachten veroorzaken als deze niet op de juiste manier wordt opgetild.
Zet uw gewicht op de lus van de kickstandaard en gebruik alleen de centrale onderste handgreep om de machine hoger te zetten. Als u de machine op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.
Om te voorkomen dat de machine achteroverkantelt bij het verwijderen van de messenkooi moet u de kickstandaard laten zakken en de borgpen indrukken om de kickstandaard in de ONDERHOUDSSTAND te borgen (Figuur 23).
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Totale breedte | 90,1 cm | |
Totale hoogte | 104,8 cm | |
Totale lengte (met mand) | 152,4 cm | |
Nettogewicht (inclusief maai-eenheid met 11 messen en grasmand) | 132,9 kg | |
Maaibreedte | 53,3 cm | |
Maaihoogte | 1,5 tot 7,5 mm met Micro-Cut snijplaat | |
Maaifrequentie | Instelbaar (raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid) |
Spanning | 48 V |
Stroom | DC () |
Ampère-uren | 25,6 Ah |
IP-waarde | IP65 |
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de machine nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de opleiding van alle bestuurders en monteurs.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine snel kunt stoppen en uitschakelen.
Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en beveiligingsmiddelen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.
Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die de machine zou kunnen uitwerpen.
Voer de procedures voor het dagelijks onderhoud uit, zie Controlelijst Dagelijks Onderhoud.
Raadpleeg onderstaande tabel om de machine aan te passen aan de gazonomstandigheden.
Ondermesbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers) | |||
Onderdeelnummer | Beschrijving | Agressiviteit | Opmerkingen |
106-2468-01 | Niet-agressief | Minder | Rood, standaard |
99-3794-03 | Agressief | Meer | Zwart |
Ondermesbalken: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers) | |||
110-2282-01 | Niet-agressief | Minder | Rood, standaard |
110-2281-03 | Agressief | Meer | Zwart |
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 2120 maaiers) | |||
Onderdeelnummer | Beschrijving | Maaihoogtebereik | Opmerkingen |
115-1880 | Microcut EdgeMax | 1,6 tot 3,2 mm | Standaard |
93-4262 | Microcut | 1,6 tot 3,2 mm | |
108-4303 | Verlengde Microcut | 1,6 tot 3,2 mm | Minder agressief |
115-1881 | Tournament EdgeMax | 3,2 tot 6,4 mm | |
93-4263 | Tournament | 3,2 tot 6,4 mm | |
108-4302 | Extended Tournament | 3,2 tot 6,4 mm | Minder agressief |
93-4264 | Lage maaihoogte | 6,4 mm en hoger | |
Ondermessen: standaard en optioneel (Flex/eFlex 1820 maaiers) | |||
117-1530 | Microcut EdgeMax | 1,6 tot 3,2 mm | Standaard |
98-7261 | Microcut | 1,6 tot 3,2 mm | |
110-2300 | Verlengde Microcut | 1,6 tot 3,2 mm | Minder agressief |
98-7260 | Tournament | 3,2 tot 6,4 mm | |
117-1532 | Tournament EdgeMax | 3,2 tot 6,4 mm | |
110-2301 | Lage maaihoogte | 6,4 mm en hoger |
Rollen (Flex/eFlex 2120 maaiers) | |||
Onderdeelnummer | Beschrijving | Diameter/Materiaal | Opmerkingen |
04255 | Wiehle, met smalle tussenruimte | 6,4 cm/aluminium | Smalle sleuven |
04256 | Wiehle, met brede tussenruimte | 6,4 cm/aluminium | Meer indringing, brede sleuven |
04257 | Volledige rol | 6,4 cm/staal | Minste indringing |
04258 | Wiehle met smalle tussenruimte – lang | 6,4 cm/aluminium | Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer |
04267 | Paspalum | 6,4 cm/aluminium | Minder indringing met zachte, smalle sleuven |
115-7356 | Achterrol | 5,1 cm/aluminium | Standaard achter |
120-9595 | Achterrol | 5,1 cm/staal | Staal Achter |
Rollen (Flex/eFlex 1820 maaiers) | |||
120-9607 | Wiehle, met smalle tussenruimte | 6,4 cm/aluminium | Smalle sleuven |
120-9609 | Wiehle, met brede tussenruimte | 6,4 cm/aluminium | Meer indringing, brede sleuven |
120-9611 | Volledige rol | 6,4 cm/staal | Minste indringing |
121-4681 | Wiehle met smalle tussenruimte – lang | 6,4 cm/aluminium | Meer ondersteuning aan de randen; 4,3 cm langer |
120-9605 | Achterrol | 5,1 cm/aluminium | Standaard achter |
Note: De machine wordt geleverd met de handgreep in de laagste stand. De machine wordt doorgaans gebruikt met de handgreep tot de maximale hoogte uitgeschoven.
Zet de 3 slotbouten en moeren los waarmee de zijkanten van de handgreep in de handgreepklemmen zijn bevestigd (Figuur 24).
Trek de handgreep langzaam en gelijkmatig aan elke kant omhoog tot de gewenste gebruiksstand is bereikt.
Draai de slotbouten en de moeren vast om de afstelling te borgen.
Verwijder het bedieningspaneel.
Maak de 2 bevestigingen los waarmee de gashendel bevestigd is (Figuur 26).
Zet de gashendel in de gewenste stand.
Maak de bevestigingen van de gashendel vast.
Plaats het bedieningspaneel terug dat u eerder hebt verwijderd.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de kickstandaard naar voren, over het dode punt te kantelen.
De machine starten.
Probeer terwijl de dodemanshendel vrij staat de tractiehendel in te schakelen (Figuur 27). De tractiehendel mag niet inschakelen. Als de tractiehendel toch wordt ingeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar.
Zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de tractiehendel ingeschakeld (Figuur 27). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar.
Schakel de tractie- en messenkooiaandrijving in en zet de dodemanshendel vrij wanneer deze ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat (Figuur 27). De tractiehendel moet uitgeschakeld worden. Als de tractiehendel niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Verhelp het probleem voordat u de machine gebruikt; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar of De bediening van de messenkooi afstellen.
Schakel de tractie- en messenkooiaandrijving in wanneer deze ingedrukt is en de schakelhendel naar links staat. Beweeg de schakelhendel naar rechts om de messenkooi uit te schakelen (Figuur 16). De messenkooiaandrijving moet uitgeschakeld worden. Als de messenkooiaandrijving niet wordt uitgeschakeld, is onderhoud van het interlocksysteem vereist. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar.
Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.
Controleer of de kickstandaard naar beneden staat.
Druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in (Figuur 27)
Start de machine met de contactschakelaar. Het InfoCenter lcd-scherm licht op en er verschijnt een waarschuwing dat de tractiehendel ingeschakeld is. Als deze waarschuwing niet verschijnt, moet de interlockschakelaar worden nagekeken. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie Onderhoud van de tractie-interlockschakelaar.
Zet de machine uit en beweeg de tractiehendel terug naar de NEUTRAALSTAND.
Controleer of de kickstandaard naar beneden staat.
Druk op de dodemanshendel en schakel de tractiehendel in terwijl de machine aan staat en de bedrijfsrem (niet de grendel van de parkeerrem) met matige kracht ingeschakeld is (Figuur 16). De rem moet het de motor moeilijk maken, maar er mogen geen foutboodschappen verschijnen op het InfoCenter lcd-scherm. Mogelijk wordt een waarschuwing voor hoog stroomverbruik weergegeven (kleine accu met een bliksemschicht). Als u een andere waarschuwing krijgt, los het probleem dan op voordat u de machine gebruikt.
Schakel de vergrendeling van de parkeerrem in, druk de dodemanshendel in en schakel de tractiehendel in terwijl de machine ingeschakeld is (Figuur 16 en Figuur 17). De motor mag niet draaien en er moet een foutboodschap verschijnen op het InfoCenter-paneel. Als dat niet gebeurt, heeft de veiligheidsschakelaar onderhoud nodig. Zorg ervoor dat het probleem is verholpen voordat u de machine gaat gebruiken; zie De interlockschakelaar van de rem onderhouden.
Zet de machine uit en beweeg de tractiehendel terug naar de NEUTRAALSTAND.
Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.
Gebruik de transportwielen om de machine over korte afstanden te transporteren.
Monteer de transportwielen; raadpleeg De transportwielen monteren.
Verzeker dat de tractiehendel en messenkooihendel op NEUTRAAL staan.
Zorg dat de snelheidsregeling in de NULSTAND staat.
Start de machine; zie De machine starten.
Kantel de voorzijde van de machine omhoog, beweeg de tractiebediening stapsgewijs naar de stand VOORUIT en gebruik de snelheidsregeling om de snelheid van de machine langzaam te verhogen.
Stel de snelheidsregelaar zodanig af dat de maaimachine met de gewenste snelheid kan worden gebruikt, en rij de machine naar de plaats van bestemming.
Gebruik een aanhanger om de machine over aanzienlijke afstanden te transporteren. Wees voorzichtig wanneer u de machine op en van de aanhanger rijdt.
Rijd de machine voorzichtig op de aanhanger.
Schakel de machine uit, stel de bedrijfsrem in werking en zet deze vast met de vergrendeling van de parkeerrem.
Bevestig de machine stevig op de aanhanger.
Note: U kunt de Toro Trans Pro aanhanger gebruiken om de machine te transporteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw aanhanger voor instructies over het laden van de aanhanger.
Important: Zorg dat de machine uitgeschakeld is als u deze transporteert op een aanhangwagen; de machine kan immers beschadigd worden als deze ingeschakeld is tijdens het transport.
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Voordat u de machine start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden. Als er collega’s aanwezig moeten zijn, moet u voorzichtig zijn en controleren of de grasmand op de machine gemonteerd is.
Bedien de machine uitsluitend als de zichtbaarheid goed is zodat u putten en verborgen gevaren kunt vermijden.
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Wees voorzichtig bij het maaien van nat gras. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheid.
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Ga voorzichtig te werk als u de machine omkeert of naar u toe trekt.
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Stop de maai-eenheid altijd wanneer u niet daadwerkelijk maait.
Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit en zet de machine uit voordat u de maaihoogte afstelt.
U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Schakel de machine uit voordat u de mand leegmaakt.
In de volgende gevallen moet u de machine en de aandrijving van de maai-eenheid uitschakelen:
Vóór het opladen
Voordat u verstoppingen verwijdert
Vóór verwijdering van de grasvanger
Voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht
Als u een voorwerp hebt geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer start en gebruikt
Voordat u de bestuurderspositie verlaat
Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.
Het werken op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:
Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling.
Maai met de helling mee, maai nooit een helling op en af. Maai niet op al te steile of natte hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.
Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik handgereedschap om op deze plaatsen te werken.
Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.
Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijving tractie verliest, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen. De machine kan gaan schuiven zelfs wanneer u de aandrijving uitschakelt.
Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
Als u de controle over de machine verliest, moet u wegstappen van de richting waarin de machine rijdt.
Hou de machine altijd in versnelling bij het naar beneden rijden op een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).
Zorg ervoor dat de aansluiting met T-handgreep van de hoofdkabelboom aangesloten is op de hoofdstroomaansluiting (Figuur 33).
Verzeker dat de tractiehendel en messenkooihendel op NEUTRAAL staan; zie Figuur 20.
Steek het sleuteltje in de contactschakelaar, draai de schakelaar naar LOPEN en zorg ervoor dat het InfoCenter lcd-scherm oplicht.
Zet de tractiehendel en messenkooihendel op NEUTRAAL.
Draai het sleuteltje naar de stand UIT en verwijder het.
Als de machine uitvalt terwijl de motorrem ingeschakeld is, kunt u de trommel losmaken van de transmissie en zo de machine bewegen.
Zoek aan de rechterachterhoek van de machine de hendel om de tractie in en uit te schakelen. Deze bevindt zich naast de trommel van de aandrijfbehuizing (Figuur 28).
Draai de hendel achteruit om de transmissie van de trommel te koppelen.
Important: Duw de hendel vanaf de voorkant om te voorkomen dat uw hand een klap krijgt van de veerbelaste hendel.
Beweeg de machine zoals gewenst.
Important: Probeer indien mogelijk te vermijden dat u de machine moet slepen. Als het absoluut noodzakelijk is om de machine te slepen, sleep deze dan nooit sneller dan 4,8 km/u en maak de transmissie altijd los van de trommel. Als u dit niet doet, zult u waarschijnlijk schade toebrengen aan de machine, in het bijzonder de elektrische onderdelen.
Als u klaar bent, draait u de hendel voorwaarts om de transmissie aan de trommel te koppelen.
Note: De bedrijfsrem werkt nog altijd als de transmissie losgekoppeld is van de trommel.
Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de huidige spanning van de accu, de snelheid en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine en het accupack. Figuur 29 is een weergave van het InfoCenter en het hoofdinformatiescherm.
Stroomlamp/storingsindicator – gaat branden als u de machine inschakelt. Het lampje gaat ook knipperen als er zich een storing in de machine voordoet.
Indicator accustatus – als de accu volledig opgeladen is, zijn alle vakjes van de indicator zwart. Naarmate de accu afloopt, worden de vakjes van rechts naar links een voor een wit. Als er nog maar één vakje zwart is, is het accupack bijna leeg; de machine werkt met gereduceerd vermogen, waarbij de snelheid met 25% wordt verlaagd. U moet de accu onmiddellijk opladen.
Indicator storingslogboek – dit icoontje betekent dat er een storing gemeld wordt.
Instelling snelheidsregelaar – hoe hoger de snelheidsinstelling, hoe meer vakjes van links naar rechts zwart gekleurd worden. Als alle balkjes wit zijn, is de machine ingesteld op de nulstand.
Knop menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan. De knop dient ook om het huidige menu te verlaten.
Knop naar beneden – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.
Knop naar rechts – gebruik deze knop als een pijl aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn.
Note: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een pictogram dat de huidige functie weergeeft.
Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het InfoCenter menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's:
Hoofdmenu | |
Onderdeelmenu | Beschrijving |
Storingen | Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding of een erkende Toro distributeur voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat. |
Onderhoud | Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsuren, accuverbruik en accustatus. |
Diagnostisch systeem | Het menu Diagnostisch systeem geeft een overzicht van de verschillende huidige statussen van de machine. U kunt dit menu gebruiken om sommige problemen op te lossen. In het menu ziet u namelijk welke onderdelen in- en uitgeschakeld zijn. |
Machine | In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine. |
Instellingen | In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm aan uw voorkeuren aanpassen. |
Onderhoudsmenu | |
Onderdeelmenu | Beschrijving |
Uren | Het totale aantal bedrijfsuren van de machine. |
Maaitijd | Het totale aantal bedrijfsuren van de messenkooi. |
Stroomverbruik | Het vermogen dat de accu op dit moment levert, uitgedrukt in Watt. |
Accuspanning | De huidige spanning van de accu, als percentage van de volledige capaciteit. |
Accustroom | De stroom die de accu op dit moment levert, uitgedrukt in ampère. |
Accuvoltage | Het accupotentieel in volt. |
Energie | De totale hoeveelheid energie die de accu al geleverd heeft, in wattuur. |
Menu diagnostiek | |
Onderdeelmenu | Beschrijving |
Sleutel aan | Geeft aan of het contactsleuteltje zich in de stand aan of uit bevindt. |
Grendel parkeerrem | Geeft aan of de vergrendeling van de parkeerrem ingeschakeld is. |
EZ-Turn | Geeft aan of het circuit van de EZ-draaifunctie open of gesloten is. |
Tractie | Geeft aan of de tractiehendel in- of uitgeschakeld is. |
Messenkooi | Geeft aan of de messenkooi ingeschakeld is. |
Gashendel | Geeft de snelheidsinstelling aan in Volt (wordt gebruikt om het doeltoerental te berekenen). |
Doeltoerental | Het gewenste motortoerental zoals aangegeven door de instelling van de snelheidsregelaar. |
Motortoerental | Het huidige motortoerental. |
12 V-toevoer | Sensortoevoerspanning nr. 1 van de regelaar. |
5 V-toevoer | Sensortoevoerspanning nr. 2 van de regelaar. |
Can-bus | De status van de communicatiebus van de machine. |
Menu machine | |
Onderdeelmenu | Beschrijving |
Type | Het modelnummer van de machine. |
Serienummer | Het serienummer van de machine. |
Software revisie | Het revisienummer van de machinesoftware. |
Instellingen | |
Onderdeelmenu | Beschrijving |
Taal | Gebruik deze instelling om de taal van het InfoCenter in te stellen. |
Eenheden | Gebruik deze instelling om de eenheden van het InfoCenter te kiezen. De opties zijn Engels en metrisch. |
Schermverlichting lcd | De helderheid van het lcd-scherm instellen. |
Contrast lcd | Het contrast tussen donkere en verlichte velden op het lcd-scherm instellen. |
Note: Als u de taal of het contrast per ongeluk verandert in een instelling die de tekst op het scherm onleesbaar of onbegrijpbaar maakt, neem dan contact op met een erkende Toro distributeur voor hulp bij het resetten van het scherm.
Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Als de maai-eenheid veel ronddraait zonder maaisel kan dit leiden tot beschadiging van de maai-eenheid.
Zorg ervoor dat de machine nauwkeurig is afgesteld en gelijkmatig op beide kanten van de messenkooi is geplaatst. Voor de beste prestaties en levensduur van de accu moet het ondermes licht contact maken met de messenkooi. Als de machine verkeerd is afgesteld, komt dit versterkt naar voren in het uiterlijk van het gazon.
Als uw machine uitgerust is met transportwielen, moet u ze als volgt verwijderen:
Trap de kickstandaard omlaag met uw voet en trek de handgreep omhoog om de maaimachine te laten steunen op de kickstandaard.
Verwijder de transportwielen.
Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.
Maai een gazon in een rechte lijn en ga daarbij heen en weer over het gazon. Maai niet in een cirkel en draai de machine nooit op het gazon omdat dit hierdoor kan worden beschadigd.
Als u de machine wilt draaien, moet u deze van het gazon af rijden, de messenkooi opheffen (handgreep omlaag duwen) en draaien op de tractietrommel. Schakel de functie EZ-Turn in om ervoor te zorgen dat de tractie-eenheid vertraagt als de maai-eenheid wordt opgetild. Dit maakt het draaien gemakkelijker, in het bijzonder voor minder ervaren gebruikers.
Maai bij een normale loopsnelheid. Snelheid levert erg weinig tijdwinst op en leidt tot slechtere maairesultaten.
Om ervoor te zorgen dat u het gazon in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de grasvanger gebruiken (Figuur 30).
Als u maait bij geringe lichtsterkte kunt u de led-lampenset gebruiken; neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur.
Important: Gebruik geen andere lichtsystemen met deze machine: deze kunnen het accupack en het elektrische systeem beschadigen.
Start de machine, zet de gashendel op lage snelheid, duw de handgreep omlaag om de maai-eenheid omhoog te brengen, druk de dodemanshendel in, zet de tractiehendel en de aandrijfhendel van de messenkooi in de stand VOORUIT (transport) en ga met de maaimachine naar de rand van de green (Figuur 31).
Zet de hendel in de stand NEUTRAAL (Figuur 31).
Zet de hendel naar de stand tractie – NEUTRAAL en de aandrijving messenkooi – UIT (Figuur 31).
Zet de hendel naar de stand tractie – VOORUIT en de aandrijving messenkooi – AAN (Figuur 31), geef meer gas totdat de machine de gewenste snelheid heeft bereikt. Duw vervolgens de machine de green op, laat de maai-eenheid neer en begin met maaien.
Rij van het gazon, verlaag de snelheidsinstelling tot de NULSTAND, zet de tractiehendel en de messenkooihendel in NEUTRAAL en schakel de machine uit.
Maak de grasmand leeg en monteer de grasmand op de maaier.
Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen.
Laat de machine afkoelen voordat u deze in een afgesloten ruimte stalt.
Sla de machine niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.
Onjuist gebruik of onderhoud van de acculader kan letsel tot gevolg hebben. Om dit risico te verminderen, dient u zich aan al de veiligheidsinstructies te houden.
Gebruik uitsluitend de bijgeleverde lader om de accu op te laden.
Controleer de gangbare netspanning in uw land alvorens de lader te gebruiken.
Als u de lader buiten de VS aansluit op het stroomnet dient u mogelijk een adapterstekker van het juiste type te gebruiken.
Laat de lader niet nat worden; bescherm hem tegen regen en sneeuw.
Het gebruik van een accessoire dat niet aanbevolen of verkocht wordt door Toro kan leiden tot brandgevaar, elektrische schok of letsel.
Om het gevaar op ontploffing van de accu te verminderen, moet u deze instructies in acht nemen, alsook de instructies van apparatuur die u in de buurt van de lader gaat gebruiken.
Accu's kunnen explosieve gassen uitstoten als ze danig overladen worden.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen de acculader nooit gebruiken of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de opleiding van alle bestuurders en monteurs.
U moet alle instructies op de lader en in de handleiding lezen en begrijpen vóór u de lader in gebruik neemt, en deze instructies uitvoeren. Zorg ervoor dat u weet hoe u de lader dient te gebruiken.
Hou omstanders en kinderen uit de buurt tijdens het laden.
Draag tijdens het laden geschikte kleding, waaronder oogbescherming, een lange broek en stevige schoenen met een gripvaste zool.
Schakel de machine uit en wacht 5 seconden tot de machine volledig zonder stroom is gevallen alvorens te laden. Als u dit niet doet, kan een vlamboog ontstaan.
Zorg voor een goede ventilatie tijdens het opladen.
Lees alle voorzorgsmaatregelen voor het laden en volg deze op.
De lader is alleen bedoeld voor gebruik met circuits met een nominale wisselstroomspanning van 120 of 240 V, en beschikt over een aardingsstekker voor 120 V wisselstroom. Als u de lader wilt gebruiken met 240 V-circuits dient u uw erkende Toro distributeur te vragen om het juiste stroomsnoer.
Geen bevroren accu opladen.
Wees voorzichtig met het snoer. Draag de lader nooit bij het snoer en ruk nooit aan het stroomsnoer om de lader uit het stopcontact te trekken. Houd het snoer uit de buurt van hitte, olie en scherpe randen.
Koppel de lader rechtstreeks aan op een geaard stopcontact. Gebruik de lader niet met een ongeaard stopcontact, zelfs niet als u een adapter gebruikt.
Maak geen aanpassingen aan het meegeleverde stroomsnoer of de stekker.
Maak geen aanpassingen aan het meegeleverde stroomsnoer of de stekker.
Vermijd dat er metalen gereedschap in de buurt van of op de accu valt; dit kan vonken of kortsluiting van een elektrisch onderdeel veroorzaken en tot een explosie leiden.
Neem metalen voorwerpen zoals ringen, armbanden, kettingen en horloges af voordat u met een lithium-ion-accu gaat werken. Een lithium-ion-accu kan voldoende stroom produceren om ernstige brandwonden te veroorzaken.
Gebruik de lader nooit in een slecht verlichte omgeving of als u de hem door een andere omstandigheid niet goed kunt zien.
Gebruik een geschikt verlengsnoer.
Als het stroomsnoer beschadigd raakt bij het aansluiten, haal het snoer dan uit het stopcontact en neem contact op met een erkende Toro distributeur voor een vervangsnoer.
Haal de lader uit het stopcontact als u hem niet gebruikt, voordat u hem verplaatst, of voordat u onderhoud uitvoert.
Bewaar de lader binnen op een droge, veilige plaats buiten het bereik van onbevoegde personen.
De lader niet demonteren. Laat een erkende Toro distributeur de lader nakijken als onderhoud of herstelling vereist is.
Koppel het stroomsnoer af van het stopcontact voordat u onderhoud uitvoert of de lader gaat schoonmaken; zo verkleint u het risico op elektrische schokken.
Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Gebruik de lader niet als het snoer of de stekker beschadigd is. Vervang een beschadigde kabel of stekker onmiddellijk.
Als de lader een stevige klap gekregen heeft, gevallen is of op een andere manier beschadigd, gebruik hem dan niet; breng hem naar een erkende Toro distributeur.
Na het maaien: transporteer de machine van de werkplek, zie De machine transporteren met transportwielen of De machine transporten met een aanhanger.
Het accupack staat onder een hoge spanning, wat gevaar op brandwonden of elektrocutie inhoudt.
Probeer het accupack niet te openen.
Steek nooit iets anders in de aansluiting van het accupack dan de draadboomaansluiting die bij het product geleverd werd.
Wees uiterst voorzichtig bij het behandelen van een accupack met een gebarsten behuizing.
Gebruik alleen de lader die ontworpen is voor het accupack.
Volgens het Amerikaanse Department of Transportation en internationale transportorganisaties moeten lithiumionaccu's worden getransporteerd in een speciale verpakking en alleen door transporteurs die daarvoor een certificaat hebben. In de VS is het u toegestaan om een accu te transporteren die gemonteerd is op een met een accu aangedreven machine, en dat onder bepaalde wettelijke vereisten. Neem contact op met het Department of Transportation in de VS of de bevoegde overheidsinstelling in uw land voor gedetailleerde voorschriften in verband met het transport van uw eFlex of eFlex accu.
Raadpleeg de Montage-instructies die bij de Accuverzendingsset worden geleverd voor gedetailleerde informatie over het verzenden van het accupack. Deze instructies kunt u vinden op www.Toro.com.
De lithium-ion-accu heeft voldoende spanning om de arbeid waarvoor hij bedoeld is gedurende zijn levensduur uit te voeren. Na verloop van tijd wordt de totale arbeid die een accu kan verrichten in één laadbeurt geleidelijk kleiner. De volgende tabel geeft een overzicht van de geschatte arbeid die de machine ongeveer zou moeten kunnen uitvoeren in de eerste 4 jaar van gebruik:
Jaar | Gemaaid oppervlak per laadbeurt |
1 | 3809 m2 |
2 | 3623 m2 |
3 | 3252 m2 |
4 | 3066 m2 |
Note: Deze oppervlakte kan variëren naargelang de afstand die u moet afleggen om te beginnen werken, de contactinstelling van het ondermes en andere factoren die in dit hoofdstuk aan bod komen.
Om uw accu een maximale levensduur te geven en deze zo lang mogelijk te gebruiken, dient u de volgende maatregelen te treffen:
Open het accupack niet. Er bevinden zich geen door de gebruiker te onderhouden onderdelen in het accupack. Als u het accupack opent, vervalt de garantie. Het accupack is beveiligd door inrichtingen die moeten voorkomen dat de gebruiker er ingrepen aan uitvoert.
Stal/parkeer de machine in een schone, droge garage of stalruimte, en vermijd direct zonlicht en hittebronnen. Niet stallen op een plaats waar het kouder wordt dan -30 °C of warmer dan 60 °C. Temperaturen buiten deze limieten brengen schade toe aan uw accu. Hoge temperaturen tijdens de stallingsperiode verkorten de levensduur van de accu, vooral als deze onder grote spanning staat.
Als u de machine gedurende langer dan 10 dagen wilt stallen, moet u de machine op een koele plaats zetten en moet de accu ten minste 50% opgeladen zijn. Vermijd direct zonlicht.
Als u in warme omstandigheden of in direct zonlicht maait, kan de accu oververhit raken. In dat geval verschijnt een waarschuwing voor oververhitting op het InfoCenter lcd-scherm. De machine werkt dan niet meer met de messenkooi ingeschakeld, en de machine vertraagt.
Rijd de machine onmiddellijk naar een koele plaats buiten rechtstreeks zonlicht, schakel de machine uit en laat de accu volledig afkoelen voordat u terug aan het werk gaat.
Houd het deksel van het accupack schoon. De witte kleur kaatst zonlicht terug en vertraagt de opwarming van het accupack. Een vuil deksel laat de temperatuur in het accupack elke dag verhogen en verkleint de capaciteit van de accu.
Stel het onderste mes zodanig af dat er slechts zeer licht contact is met de messenkooi. Zo heeft de messenkooi minder stroom nodig en kan de machine meer arbeid verrichten voordat u de accu moet herladen.
Raadpleeg Figuur 32 voor een overzicht van de displays en snoeren van de acculader.
Om het gevaar op een elektrische schok te verkleinen, is deze lader uitgerust met een geaarde stekker met 3 contacten (type B). Als de stekker niet past in het stopcontact, zijn er andere geaarde stekkers beschikbaar; neem contact op met een erkende Toro distributeur.
Pas de lader of het stroomsnoer op geen enkele manier aan.
Contact met water terwijl de machine in bedrijf is kan elektrische schokken veroorzaken en letsel of de dood tot gevolg hebben.
Raak de stekker of de acculader niet aan als u natte handen hebt of in water staat.
Important: Controleer het stroomsnoer regelmatig op gaten of scheuren in de isolatie. Een beschadigd snoer mag niet worden gebruikt. Leid het snoer niet door stilstaand water of nat gras.
Sluit de stekker van het stroomsnoer aan op het overeenkomende voedingsstopcontact van de lader.
Als het snoer van de lader beschadigd is, kan dat elektrische schokken of vuur veroorzaken.
Controleer het stroomsnoer grondig voordat u de lader gaat gebruiken. Als het snoer beschadigd is, mag u de lader niet gebruiken tot het snoer vervangen is.
Sluit het uiteinde van het stroomsnoer met de muurstekker aan op een geaard stopcontact.
Parkeer de machine op het daartoe bestemde laadpunt.
Stel de parkeerrem in werking (Figuur 18).
Draai de stroomvoorziening naar de eFlex uit; raadpleeg De machine uitschakelen.
Koppel de aansluiting met T-greep van de hoofdkabelboom los van de hoofdstroomaansluiting van de accubasis (Figuur 33).
Maak zowel het accupack als de contacten van de lader droog en schoon.
Important: Gebruik geen sterke oplosmiddelen die de sterkte van het plastic van het contact aantasten. Gebruik geen diëlektrisch smeervet op de contacten.
Lijn de positieve connectoren (aangeduid met een '+') van de connector van de lader en de stroomaansluiting uit en klik ze vast.
Aanbevolen oplaadbereik | 0 tot 45 °C |
Oplaadbereik bij lage temperatuur (lagere stroom) | -10 tot 0 °C |
Oplaadbereik bij hoge temperatuur (lagere stroom) | 45 tot 60 °C |
Note: Het lcd-display geeft boodschappen weer tijdens het opladen. De meeste zijn routineuze boodschappen.
Als er een fout is, zal het foutindicatielampje amber of lichtrood knipperen. Een foutboodschap zal verschijnen op het lcd-display (Figuur 32), 1 cijfer tegelijk, met in het begin de letter E of F (bijvoorbeeld: E-0-1-1).
Raadpleeg om een fout te corrigeren. Als geen van de oplossingen het probleem verhelpen, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.
Als het laden voltooid is, brandt het indicatielampje van de accuspanning ononderbroken groen (Figuur 32).
Verwijder de aansluiting met T-greep van de eFlex van de hoofdstroomaansluiting van de accu die bevestigd is aan de accubak.
Important: Trek niet aan de snoeren
Bewaar de T-greep van de lader en het snoer zodanig dat ze niet beschadigd kunnen worden.
Zorg ervoor dat de contacten van de T-greep en het accupack schoon zijn.
Sluit de T-greep aan op het contact van het accupack (Figuur 33)
Schakel het vermogen van de machine in (zie de Gebruikershandleiding) en controleer of de acculading die weergegeven wordt op het InfoCenter overeenkomt met diegene die wordt vermeld op de lader.
Note: Download het elektrische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.
Zorg ervoor dat de machine goed wordt onderhouden en goed functioneert zoals aangegeven in deze instructies.
Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de machine per ongeluk start, waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder het sleuteltje uit het contact en koppel de accu los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.
Zorg dat de tractie in neutraal staat.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de machine draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Als de machine ingeschakeld moet zijn terwijl u onderhoud uitvoert, hou uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen dan uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en andere bewegende delen. Houd omstanders op een afstand.
Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijving, de motor en de accu om brand te voorkomen.
Houd alle onderdelen in goede staat. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Zorg dat al het bevestigingsmateriaal goed vastzit zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.
Controleer de onderdelen van de grasvanger regelmatig en vervang ze wanneer dit nodig is.
Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Indien grote reparaties nodig zijn of ondersteuning vereist is moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Na elk gebruik |
|
Om de 1000 bedrijfsuren |
|
Vóór de stalling |
|
Jaarlijks |
|
Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerde item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Werking van veiligheidssysteem controleren. | |||||||
Werking van de parkeerrem controleren. | |||||||
Controleren of de draaiverbindingen onbelemmerd werken. | |||||||
Reinig de accubehuizing en de koelribben van de motor. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren. | |||||||
Maaihoogte-instelling controleren. | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. |
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: | ||
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
Voordat u onderhoud uitvoert aan de machine moet u de machine afkoppelen van het accupack door de aansluiting met T-handgreep uit de hoofdstroomaansluiting te trekken (Figuur 34).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Type vet: Universeel smeervet.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Verwijder de 2 bouten waarmee de motor is bevestigd aan de versnellingskast (Figuur 35).
Trek de motor uit de versnellingskast.
Gebruik een spuitpistool om 1 of 2 slagen vet in de vrouwelijke koppeling van de versnellingskast te spuiten (Figuur 35).
Plaats de motor en zet deze vast met de 2 bouten die u eerder hebt verwijderd. Draai de bouten vast met een torsie van 29 tot 34 N·m.
Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht.
Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
De etiketten zijn de enige onderdelen in het accupack die onderhoud van de gebruiker vereisen. Als u het hoofdcompartiment van het accupack of de hoofdcontroller tracht te openen, vervalt uw garantie. Neem contact op met een erkende Toro distributeur als u problemen ondervindt met uw accupack.
Het accupack staat onder een hoge spanning, wat gevaar op brandwonden of elektrocutie inhoudt.
Probeer het accupack niet te openen.
Steek nooit iets anders in de aansluiting van het accupack dan de draadboomaansluiting die bij het product geleverd werd.
Wees uiterst voorzichtig bij het behandelen van een accupack met een gebarsten behuizing.
Gebruik alleen de lader die ontworpen is voor het accupack.
Vraag een erkende Toro distributeur om hulp als uw accupack onderhoud nodig heeft. Als u het accupack moet verzenden, schaf dan de Accuverzendingsset aan. Deze set bevat de kleefband, etiketten en instructies die u nodig hebt om het accupack te verzenden.
Important: Als u het accupack niet op de juiste manier verpakt voor verzending en van etiketten voorziet, kan dat aanleiding geven voor grote boetes. Raadpleeg de instructies in de Accuverzendingsset. U vindt deze gratis op www.Toro.com.
De lithiumionaccu moet worden afgevoerd of gerecycled in overeenstemming met de plaatselijke en nationale regelgeving.
Important: Elektrische herstellingen mogen alleen worden uitgevoerd door een erkende Toro distributeur.
De gebruiker kan weinig onderhoudstaken zelf uitvoeren, tenzij de lader beschermen tegen beschadiging en de weerselementen.
Maak de snoeren telkens na gebruik schoon met een vochtige doek.
Rol de snoeren op als u ze niet gebruikt.
Controleer de snoeren regelmatig op schade en vervang indien nodig met erkende Toro onderdelen.
Maak de behuizing telkens na gebruik schoon met een vochtige doek.
Als u de machine niet kunt inschakelen, zelfs na een laadbeurt, controleer dan de zekeringen op de volgende manier:
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Draai de 8 schroeven los waarmee het deksel van het accupack is bevestigd en verwijder het deksel.
Controleer de zekeringen in de zekeringhouder (Figuur 36).
Als een van de zekeringen gesprongen is, moet u deze vervangen door een zekering met het juiste voltage en ampèrage (Figuur 36).
Important: Alle zekeringen van de machine zijn geschikt voor 80 V. Gebruik geen autozekeringen van 12 V.
Ga als volgt te werk als de interlockschakelaar van de tractie moet worden afgesteld of vervangen.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Verwijder het bedieningspaneel.
Stel de tractiehendel in werking.
Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los (Figuur 37).
Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de tractiehendel en de interlockschakelaar (Figuur 37).
Zet de bevestigingen van de interlockschakelaar vast. Controleer de tussenruimte opnieuw. De tractiehendel mag niet in contact komen met de schakelaar.
Schakel de tractiehendel in en controleer de tussenruimte. Het normale bereik tijdens gebruik is 0,76 tot 3,05 mm. Schakel de tractiehendel in en controleer of er stroom op de schakelaar staat. Vervang de schakelaar indien nodig.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Verwijder het bedieningspaneel.
Duw de tractiehendel naar links en schakel de maaier in.
Maak de bevestigingen van de maaisensor los (Figuur 37).
Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de vlag van de maaisensor en de maaisensor (Figuur 37).
Draai de bevestigingen van de sensor vast. Controleer nogmaals de afstand. De vlag mag geen contact maken met de sensor.
Schakel de tractiehendel in maaimodus en controleer of er stroom op de schakelaar staat. Vervang de sensor indien nodig.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Verwijder het bedieningspaneel.
Schakel de hendel van de bedrijfsrem en de vergrendeling van de parkeerrem in.
Zet het bevestigingsmateriaal van de interlockschakelaars los en verwijder het (Figuur 38).
Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de interlockschakelaar (Figuur 38).
Monteer de bevestigingen van de interlockschakelaar en draai ze vast. Controleer nogmaals de afstand. De vergrendeling mag geen contact maken met de schakelaar.
Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de schakelaar indien nodig.
Als de service-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet de kabel als volgt worden afgesteld:
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Zet de service-/parkeerremhendel op UIT.
Verwijder het bedieningspaneel.
Om de kabelspanning te verhogen zet u de bovenste kabelborgmoer los en draait u de onderste kabelborgmoer vast (Figuur 38) tot een kracht van 156 N moet worden uitgeoefend op de remhendel om de grendel van de parkeerrem vrij te zetten.
Important: Stel de rem niet zodanig af dat de remband aanloopt.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 1000 bedrijfsuren |
|
Zorg ervoor dat de drijfriem van de messenkooi de juiste spanning heeft zodat de machine naar behoren kan werken en onnodige slijtage wordt voorkomen.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Zet de flensbout los waarmee de drijfriemkap bevestigd is en verwijder de drijfriemkap zodat de riem zichtbaar wordt (Figuur 40).
Stel de riemspanning af door de volgende stappen uit te voeren:
Draai de montagemoer van de lagerbehuizing los (Figuur 41).
Gebruik een ⅝" sleutel om de lagerbehuizing te draaien zodat deze vrij kan bewegen.
Verwijder vuil uit het riemcompartiment en uit de buurt van de drukveer (Figuur 41).
Zorg ervoor dat de drukveer de juiste druk uitoefent op de riem.
Draai de montagemoer van de lagerbehuizing vast.
Plaats de aandrijfriemkap terug.
Verwijder de rubberen plug (Figuur 42) uit het gat aan de voorkant van de transmissie als toegang tot de koppeling nodig is.
Important: Gebruik de machine niet zonder de rubberen plug.
De transmissieriem wordt aangespannen door een veerbelaste spanpoelie. Als u de riemspanning wilt in-/uitschakelen, hebt u een ⅜" sleutel nodig om de as voor in-/uitschakeling (Figuur 42) naar de gewenste stand te draaien. Door de as een kwartslag (90°) rechtsom te draaien, maakt u de spanpoelie los van de riem (Figuur 43).
Note: U dient de riemspanning uit te schakelen alvorens het transmissiedeksel te verwijderen.
Note: De transmissieriem heeft de juiste spanning als de markeringen van het transmissiedeksel en de koppelas overeenkomen.
Als de messenkooi niet naar behoren werkt, is afstelling vereist.
Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
Zorg ervoor dat de messenkooibediening is uitgeschakeld.
Stel bij het schot van de transmissie de kabel voor de messenkooibediening af (Figuur 44) om een veerlengte van 70,6 tot 72,4 mm te verkrijgen.
Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening los tot er speling op de kabel is (Figuur 45).
Zet bij het schot van de bedieningshendel de kabel voor de messenkooibediening voldoende vast om de speling uit de kabel te halen zonder de veer uit te rekken.
Controleer de bediening als volgt:
Zorg ervoor dat de tanden van de messenkooikoppeling loskomen wanneer u de koppeling loslaat en dat de tanden van de koppeling bij inschakeling niet helemaal tot onderaan komen.
Note: Verwijder de rubberen plug (Figuur 42) uit de opening aan de voorkant van de transmissie om toegang te krijgen tot de messenkooikoppeling.
De stoptijd van de messenkooi moet minder dan 7 seconden bedragen als de afstelling tussen de messenkooi en het ondermes teruggedraaid is.
Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of neem contact op met uw erkende Toro dealer als u meer hulp nodig heeft.
Wees voorzichtig als u de messenkooi van de maai-eenheid controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooi.
Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
Wanneer u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de maaimessen, moet u zich ervan bewust zijn dat u de maaimessen nog kunt bewegen nadat u de stroomtoevoer hebt onderbroken.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na elk gebruik |
|
Was de machine telkens na gebruik met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van de schakelhendelplaat, het InfoCenter, de elektrische hoofdkast en de stroomaansluiting van de machine. Reinig de motor zodat deze naar behoren kan afkoelen tijdens het werk. Hou ook het accupack zo schoon mogelijk om ervoor te zorgen dat het wit blijft. Op die manier wordt zonlicht weerkaatst en raakt de accu niet oververhit door zonlicht.
Important: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
Important: Stal en parkeer de machine altijd op plaatsen waar geen direct zonlicht valt; verhitting door de zon verkort de levensduur van het accupack.
Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
De onderkant van de machine reinigen; raadpleeg De machine schoonmaken.
Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en vers, schoon water wassen. Reinig de machine niet met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van de schakelhendelplaat, het InfoCenter, de elektrische hoofdkast en de stroomaansluiting van de machine.
Controleer alle bevestigingen en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.
Werk alle krassen en afgebladderde metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur.
Gaat u de machine voor langere tijd stallen, volg dan de voorschriften voor het bewaren van de accu op; zie Voorschriften voor het bewaren van de accu.
Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Note: U hoeft de accu niet van de machine te nemen als u deze gaat stallen.
Controleer in de volgende tabel de voorgeschreven temperatuur voor opslag:
Omstandigheden van opslag | Temperatuurvoorschriften |
Normale omstandigheden | -20 tot 45 °C |
Extreme hitte – maximaal 1 maand | 45 tot 60 °C |
Extreme koude – maximaal 3 maanden | -30 tot -20 °C |
Important: Temperaturen buiten deze limieten brengen schade toe aan uw accu.De temperatuur waarin de accu wordt bewaard heeft invloed op de levensduur ervan. Langdurige opslag bij extreme temperaturen verkort de levensduur van de accu. Stal de machine op een koele plaats waar het niet vriest.
Voordat u de machine stalt, moet u de accu laden of ontladen tot 40% à 60% van de maximale spanning (50,7 tot 52,1 V).
Note: Een 50% geladen accu verzekert een maximale levensduur. Laadt u de accu voor 100% op voordat u deze gaat stallen, dan verkort de levensduur.Verwacht u de machine voor langere tijd te stallen, laad de accu dan voor ongeveer 60%.
Na elke stallingsperiode van 6 maanden moet u het laadniveau van de accu controleren en zorgen dat dit 40 tot 60% bedraagt. Is het laadniveau onder de 40% gezakt, laad de accu dan op tot 40 à 60%.
U kunt een multimeter gebruiken om het laadniveau van een uitgeschakelde machine te controleren. In de volgende tabel ziet u welke spanning overeenkomt met welk laadniveau.
Spanning | Laadniveau |
52,1 V | 60% |
51,4 V | 50% |
50,7 V | 40% |
Bent u klaar met het opladen van de accu, haal de oplader dan uit het stopcontact. Tijdens de opslagperiode moet u de voeding afkoppelen. Anders gaat de accu sneller leeglopen.
Laat u de oplader op de machine zitten, dan wordt deze uitgeschakeld zodra de accu volledig opgeladen is. Om de oplader opnieuw in te schakelen, moet u deze afkoppelen en opnieuw aansluiten.
Voer de procedure uit voor De lader afkoppelen.
Koppel het stroomsnoer af van de lader en rol het nauwkeurig op.
Controleer het stroomsnoer nauwkeurig op tekenen van slijtage of beschadiging. Vervang het snoer als het versleten of beschadigd is.
Controleer de lader nauwkeurig op versleten, losse of beschadigde onderdelen. Neem contact op met een erkende Toro distributeur voor hulp bij het herstellen of vervangen van onderdelen.
Bewaar de lader en het stroomsnoer op een schone, droge plaats waar ze geen klappen of schade kunnen oplopen en niet worden blootgesteld aan bijtende dampen.
Schakel de lader uit en koppel deze af van de machine.
Koppel de aansluiting met de T-handgreep aan op de hoofdstroomaansluiting.
Zet de machine aan en wacht 20 seconden.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
Code E-0-0-1, of E-0-4-7 |
|
|
Code E-0-0-4 |
|
|
Code E-0-0-7 |
|
|
Code E-0-1-2 |
|
|
Code E-0-2-3 |
|
|
Code E-0-2-4 |
|
|
Code E-0-2-5 |
|
|
Code E-0-3-7 |
|
|
Code E-0-2-9, E-0-3-0, E-0-3-2, E-0-4-6, of E-0-6-0 |
|
|
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
F-0-0-1, F-0-0-2, F-0-0-3, F-0-0-4, F-0-0-5, F-0-0-6, of F-0-0-7 |
|
|