Inleiding

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g034086

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheids­symbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten, het California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

De machine voldoet aan de vereisten van SAE J2258.

Important: Voor informatie aangaande Europese voorschriften raadpleegt u het gelijkvormigheidsattest dat bij de machine werd geleverd.

Veilige bediening

Important: Deze machine is in de eerste plaats bedoeld als off-roadmachine en is niet geschikt voor intensief gebruik op de openbare weg.Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.

Deze machine is ontwikkeld en getest om veiligheid bij het gebruik te bieden, met dien verstande dat het voertuig correct moet worden gebruikt en onderhouden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van de bestuurder, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

Deze voertuig besturen is anders dan het besturen van een passagiersvoertuig of een vrachtwagen. Gun uzelf dus tijd om vertrouwd te raken met de machine.

Niet alle werktuigen die kunnen worden gekoppeld aan de machine, worden in deze handleiding beschreven. Raadpleeg de specifieke gebruikershandleiding die bij elk werktuig is geleverd, voor aanvullende veiligheidsinstructies.

Om het risico op letsel of dood te verminderen, dient u de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen:

Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding

Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding en alle stickers op de machine.

Vóór het gebruik

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt afzetten.

  • Gebruik de machine nooit als u vermoeid of ziek bent of onder invloed van drugs of alcohol verkeert.

  • Draag altijd stevige schoenen die uitglijden voorkomen. Draag geen loszittende kledij, bind lang haar vast in een staart en draag geen sieraden.

  • Het verdient aanbeveling om een veiligheidsbril, veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke voorschriften.

  • Laat nooit kinderen de machine bedienen. Laat volwassenen het voertuig nooit bedienen zonder hen eerst een grondige instructie te geven. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen.

  • Zorg ervoor dat u weet waar de omstanders zich bevinden.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, zet de koplampen dan aan.

  • Voordat u de machine gebruikt, dient u altijd alle onderdelen van de machine of eventuele werktuigen te controleren. Als er iets niet in orde is, mag u de machine niet meer gebruiken. Zorg ervoor dat het probleem verholpen is alvorens de machine of het werktuig opnieuw te gaan gebruiken.

  • Bedien de machine uitsluitend buitenshuis of in een goed geventileerde ruimte.

Veilig omgaan met brandstof

  • Om letsel en schade te voorkomen, dient u bijzonder voorzichtig te zijn bij de omgang met benzine. Brandstof is bijzonder brandbaar en de damp ervan is explosief.

  • Rook nooit in de buurt van de machine.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik, dat niet van metaal is vervaardigd.

  • Als gevolg van statische ontlading kunnen brandstofdampen in een ongeaard brandstofvat tot ontbranding komen. Vul vaten nooit in een machine of vrachtwagen of op een oplegger met plastic afdekking. Voordat u het brandstofvat vult, moet u dit uit de laadbak van de machine halen en op enige afstand van de machine op de grond plaatsen.

  • Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen voortdurend in contact is met het brandstofvat. Haal eventuele machines eerst uit de laadbak van het voertuig voordat u brandstof bijvult. Vergrendel het vulpistool niet in de open stand.

  • Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij terwijl de motor loopt.

  • Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.

  • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.

  • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.

  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een vulpistool.

  • Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt gemorst op uw kleding.

  • Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de brandstoftankdop terug en draai deze goed aan.

Bediening

  • De bestuurder en de passagier moeten op de stoel blijven zitten als de machine in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine.

  • Rij langzamer en maak geen scherpe bochten als u een passagier meevoert. Denk eraan dat uw passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen of een bocht gaat maken, en wellicht daarop niet is voorbereid. Vervoer nooit passagiers in de bak of op de werktuigen.

  • Overbelast de machine nooit. Op het naamplaatje (dat zich onder de stoel bevindt) staat de toelaatbare belading voor de machine. U mag de werktuigen nooit te zwaar beladen of het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine overschrijden.

  • Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen te voorkomen dat de machine kantelt of dat de bestuurder de controle over de machine verliest:

    • Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf abrupte veranderingen vertonen.

    • Let op kuilen of andere verborgen gevaren.

    • Gebruik de machine niet op hellingen die steiler zijn dan 18° of 32,5%. Ga voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt. In normale omstandigheden moet u een helling in een rechte lijn op- en afrijden. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling. Draai indien mogelijk nooit op een helling.

    • Wees extra voorzichtig als u de machine gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere snelheden of als het zwaar belast is. Stoppen kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is.

    • Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.

    • Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres en andere riskante handelingen tijdens het rijden die ertoe kunnen leiden dat u de controle over de machine verliest.

    • Als u de lading stort, mag u niemand achter de machine laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt.

    • Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter de machine bevindt. Rij langzaam achteruit.

    • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere machines. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.

    • Begeeft u zich met de machine nooit in een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die kunnen exploderen. De elektrische en uitlaatsystemen van de machine kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen.

    • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat er voldoende ruimte boven uw hoofd is, zodat de machine zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.

    • Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.

  • Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Zet de machine af.

    • Laat de laadbak neer.

    • Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar.

  • Raak de motor, de transmissie, de geluiddemper of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • Als de machine abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en de machine op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.

Aandachtspunten voor gebruik met de passagiersset

  • Als uw machine uitgerust is met de passagiersset, moet u rekening houden met het gewicht van de passagiers met het oog op het maximale toelaatbare totaalgewicht van de machine.

  • Als de laadbak een lading bevat, denk er dan aan dat u de maximale belasting van de machine niet mag overschrijden door te veel passagiers te vervoeren.

  • Passagiers mogen alleen op de daarvoor bedoelde stoelen zitten. Laat passagiers niet plaatsnemen in de laadbak

  • De bestuurder en de passagiers moeten op de stoel blijven zitten als de machine in beweging is.

  • Een langere machine heeft een grotere draaicirkel; zorg dat er genoeg ruimte is om te draaien.

Remmen

  • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen u en uw passagier letsel oplopen. Bovendien kunnen de machine en de lading worden beschadigd.

  • Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen de machine tot stilstand te brengen en/of te draaien. Met een zware lading en zware werktuigen wordt het moeilijker de machine tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost de machine tot stilstand te brengen.

  • Verminder de snelheid van de machine als de laadbak is verwijderd en er geen werktuig is bevestigd aan de machine. De remkarakteristieken veranderen en als het voertuig snel tot stilstand wordt gebracht, kunnen de achterwielen worden geblokkeerd, waardoor de machine moeilijk bestuurbaar wordt.

  • Het gazon en het wegdek zijn veel gladder als ze nat zijn. De stoptijd van de machine op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen ze pas goed functioneren als ze weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden op vlak terrein, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.

Gebruik op hellingen

Waarschuwing

Als u de machine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat ze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.

  • Gebruik de machine niet op extreem steile hellingen.

  • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert.

  • Als de motor afslaat of het voertuig vaart verliest op een helling, moet u langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden. Probeer nooit de machine te draaien.

  • Rij de machine langzaam op een helling en wees voorzichtig.

  • Draai niet op een helling.

  • Verminder de lading en de snelheid van de machine.

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert.

Neem de volgende voorschriften in acht wanneer u met de machine op een helling rijdt:

  • Verminder de snelheid van de machine voordat u een helling op- of afrijdt.

  • Als de motor afslaat of als de machine vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.

  • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Maak de lading vast aan de laadbak van de machine om te voorkomen dat de lading gaat schuiven. Wees extra voorzichtig als u ladingen transporteert die gemakkelijk schuiven (vloeistof, stenen, zand, enz.).

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat de machine omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.

Gebruik op oneffen terrein

Neem gas terug en verminder de lading als u moet rijden op ruw of oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere abrupte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

Waarschuwing

Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen veroorzaken.

  • Verminder uw snelheid als u op oneffen terrein en vlak langs stoepranden rijdt.

  • Pak het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw duimen omhoog en zorg ervoor dat ze buiten de spaken van het stuurwiel blijven.

Laden en storten

  • Overschrijd het aanbevolen maximale gewicht van de machine niet als u een lading transporteert in de laadbak, als u een aanhangwagen sleept, of beide; zie Specificaties.

  • Wees voorzichtig als u de machine gebruikt op een helling of op ruw terrein, in het bijzonder als er een lading in de laadbak ligt, als u een aanhangwagen sleept, of beide.

  • Denk eraan dat de machine minder stabiel en moeilijker bestuurbaar is als de lading slecht verdeeld is over de laadbak.

  • Te grote ladingen transporteren in de laadbak heeft invloed op de stabiliteit van de machine.

  • Het stuurgedrag, de remprestaties en de stabiliteit van de machine worden nadelig beïnvloed als u een lading transporteert die niet aan de machine kan worden gebonden, zoals vloeistof in een grote tank.

    Waarschuwing

    De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken.

    • Houd uw handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.

    • Let erop dat u geen materiaal op omstanders stort.

  • Stort de lading nooit uit de bak als de machine zijwaarts op een helling staat. Als gevolg van de verandering in de gewichtsverdeling kan de machine omslaan.

  • Als u een zware lading in de bak vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.

  • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.

  • De laadruimte is uitsluitend bestemd voor een lading, niet voor het vervoer van passagiers.

Onderhoud

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart.

  • Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder na te gaan of de steunstang zo ver mogelijk in de borgsleuf zit.

  • Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.

  • Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij houden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil.

  • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.

  • Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3750 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.

  • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan deze machine kan gevolgen hebben voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van de machine, en kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal99-7345
decal115-2047
decal115-7739
decal120-9570
decal131-8410
decal131-8463
decal131-8552
decal131-8414
decal133-7148
decal131-8413
decal131-8598
decal131-8492

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het stuurwiel monteren

Uitsluitend TC-modellen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Stuurwiel1
Deksel1
Ring (½")1
  1. Verwijder (indien aanwezig) de kap van de naaf van het stuurwiel (Figuur 3).

  2. Verwijder de borgmoer (½") van de stuuras (Figuur 3).

  3. Schuif het stuurwiel en de ring (½") op de stuuras (Figuur 3).

  4. Bevestig het stuurwiel aan de as met behulp van de borgmoer (½") en draai deze vast met 27-34 N·m.

  5. Bevestig de kap op het stuurwiel (Figuur 3).

    g033840

Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren

  1. Controleer het peil van de motorolie voor- en nadat de motor de eerste keer wordt gestart, zie Het motoroliepeil controleren.

  2. Controleer het peil van de remvloeistof voordat de motor de eerste keer wordt gestart; zie Remvloeistofpeil controleren.

  3. Controleer het vloeistofpeil van de transaxle voordat de motor voor het eerst wordt gestart; zie Het peil van de transaxlevloeistof controleren.

  4. Controleer de bandendruk; zie Bandenspanning controleren.

Handleiding lezen en video bekijken

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Gebruikershandleiding1
Gebruikershandleiding van de motor1
Onderdelencatalogus1
Veiligheidsinstructiemateriaal1
Registratiekaart1
Inspectieformulier1
Kwaliteitscertificaat1
Sleuteltje2
  • Lees de Gebruikershandleiding en de gebruikershandleiding van de motor.

  • Bekijk het veiligheidsinstructiemateriaal.

  • Vul de registratiekaart in.

  • Vul het Inspectieformulier in.

  • Bekijk het Kwaliteitscertificaat

Algemeen overzicht van de machine

g033925
g034517
g033921

Gaspedaal

Gebruik het gaspedaal (Figuur 6) om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de motor af.

Note: De maximumsnelheid vooruit is 26 km per uur.

Rempedaal

Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 6).

Voorzichtig

Gebruik van een machine met versleten of onjuist afgestelde remmen kan tot persoonlijk letsel leiden.

Als het rempedaal bij het intrappen dichter dan 25 mm bij de vloer van het voertuig komt, stel de remmen dan bij of repareer ze.

Contactschakelaar

De contactschakelaar bevindt zich links van de parkeerremhendel op het bedieningspaneel (Figuur 6).

De contactschakelaar heeft 3 standen: UIT, AAN en START.

U kunt de machine op 2 manieren starten:

  • Pedaalstart – draai de contactschakelaar naar de stand AAN, druk het gaspedaal in en neem uw voet van het gaspedaal.

    Note: De motor wordt uitgeschakeld als u uw voet van het gaspedaal neemt.

  • Sleutelstart – draai de contactschakelaar naar de stand START; de motor blijft ingeschakeld totdat u het sleuteltje in de UIT-stand zet.

Note: In de START-stand kunt u de parkeerrem inschakelen en werken zolang de accu niet leeg is.

Note: Als u het contactsleuteltje naar de stand START draait, zal de motor draaien tot deze aanslaat. Als de motor meer dan 10 seconden draait maar niet aanslaat, ga dan terug naar de UIT-stand en ga na wat het probleem is (bv. u moet de choke gebruiken, het luchtfilter is verstopt, de brandstoftank is leeg, de bougie werkt niet, enz.) alvorens de machine opnieuw te starten.

Parkeerremhendel

De parkeerremhendel bevindt zich op het bedieningspaneel (Figuur 6).

Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Als u de machine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen.

Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de parkeerremhendel naar u toe trekken (Figuur 7).

g033923

Om de parkeerrem uit te schakelen, moet u de knop bovenaan de parkeerremhendel indrukken, de parkeerremhendel naar u toe trekken om de belasting weg te nemen, en de parkeerremhendel naar voren duwen (Figuur 8).

g033924

Chokehendel

De chokehendel bevindt zich op het bedieningspaneel. Als u een koude motor wilt starten, trek dan de chokeknop uit (Figuur 6). Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra de motor warmgedraaid is, drukt u de chokeknop in naar de stand UIT.

Schakelhendel en schakelindicator

De schakelhendel kan in 3 standen gezet worden op de schakelindicator: VOORUIT, ACHTERUIT en NEUTRAAL (Figuur 9).

Note: U kunt de motor in elke van de drie standen starten en laten lopen.

U kunt de schakelhendel vanuit NEUTRAAL naar links zetten in de VOORUIT-stand, of naar rechts in de ACHTERUIT-stand (Figuur 9).

Important: De machine moet altijd eerst tot stilstand worden gebracht voordat u schakelt.

g033922

Claxonknop

Uitsluitend modellen TC

De claxonknop bevindt zich op het bedieningspaneel (Figuur 6). Druk op de knop om te claxonneren.

Lichtschakelaar

De lichtschakelaar bevindt zich aan de linkerkant van de stuurkolom (Figuur 10). Gebruik de lichtschakelaar om de koplampen aan te zetten. Druk de lichtschakelaar naar boven om de koplampen in te schakelen, en naar beneden om de koplampen uit te schakelen.

g033954

Urenteller

De urenteller bevindt zich rechts van de lichtschakelaar (Figuur 10). Gebruik de urenteller om het totale aantal bedrijfsuren van de motor na te gaan. De urenteller gaat lopen als de contactschakelaar in de stand AAN of START wordt gezet of als de motor loopt.

Note: Wanneer de machine loopt, zal de urenteller voortdurend knipperen, wat betekent dat de machine in gebruik is.

Usb-aansluitpunt

Het usb-aansluitpunt bevindt zich links van de parkeerremhendel (Figuur 6). Het aansluitpunt dient om mobiele toestellen van stroom te voorzien.

Important: Wanneer u het usb-aansluitpunt niet gebruikt, breng dan de rubberen plug aan om te voorkomen dat het aansluitpunt beschadigd raakt.

Brandstofmeter

De brandstofmeter (Figuur 11) vindt u op de brandstoftank naast de vuldop, aan de linkerkant van de machine. De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit.

g033956

Handgrepen voor passagier

De handgrepen voor de passagiers bevinden zich aan de buitenkanten van de stoelen (Figuur 12).

g033955

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Basisgewicht397 kg
Nominale inhoud (op vlak terrein)Totaalgewicht 544 kg, inclusief bestuurder (91 kg) en passagier (91 kg), lading, accessoires en werktuigen
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op vlak terrein)941 kg in totaal, inclusief alle bovengenoemde gewichten
Maximaal laadvermogen (op vlak terrein)363 kg in totaal, inclusief achteraan gemonteerde accessoires
Maximale laadcapaciteit accessoire achteraan laadbak45 kg in totaal
TrekvermogenKoppelgewicht 91 kg, maximaal gewicht van aanhangwagen 454 kg
Totale breedte119 cm
Totale lengte302 cm
Totale hoogte127,5 cm
Afstand tot de grond21,6 cm aan de voorzijde, zonder lading of bestuurder, 14 cm aan de achterzijde, zonder lading of bestuurder
Wielbasis220 cm
Wielloopvlak (middellijn tot middellijn)119 cm aan de voorzijde, 119 cm aan de achterzijde
Lengte laadbak102 cm binnenzijde, 114,3 cm buitenzijde
Breedte laadbak98 cm binnenzijde, 107,3 cm aan de buitenzijde van de voorgevormde spatschermen
Hoogte laadbak28 cm binnenzijde
MotortoerentalLaag stationair 1250 tot 1350 tpm, hoog stationair 3650 tot 3750 tpm

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Gevaar

Als u maait op nat gras of een steile helling, bestaat de kans dat de wielen slippen en u de controle over de machine verliest.

Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken.

Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest en dat de machine omkantelt, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:

  • Maai niet in de buurt van steile hellingen of water.

  • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen.

  • Verander niet plotseling de rijrichting of de snelheid van de machine.

De laadbak gebruiken

De laadbak omhoog brengen in de stortstand

Waarschuwing

Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die eronder aan het werk zijn.

  • Gebruik altijd de steun om de bak omhoog te houden voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken.

  • Verwijder de lading uit de bak voordat u deze omhoogbrengt.

Waarschuwing

Als de laadbak tijdens het rijden omhoogstaat, bestaat de kans dat de machine gemakkelijker omslaat of gaat rollen. De laadbak kan beschadigd raken als deze tijdens het gebruik van de machine omhoogstaat.

  • Gebruik de machine uitsluitend als de laadbak is neergelaten.

  • Laat de laadbak neer als u hem geleegd hebt.

Voorzichtig

Als de achterkant van de laadbak belast is wanneer u de sluitingen losmaakt, kan de bak onverwacht openklappen en u of andere omstanders verwonden.

  • Belast indien mogelijk het midden van de laadbak.

  • Houd de laadbak naar beneden en controleer of niemand over de bak leunt of achter de bak staat als u de sluitingen losmaakt.

  • Verwijder de lading uit de bak voordat u de bak omhoogbrengt voor onderhoud aan de machine.

  1. Trek de hendel aan de linkerkant in de laadbak naar u toe en breng de laadbak omhoog (Figuur 13).

    g034019
  2. Zet de steunstang in de borgsleuf van de stortstand om de laadbak vast te zetten in de stortstand (Figuur 14).

    g034021

De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand

  1. Trek de hendel aan de linkerkant in de laadbak naar u toe en breng de laadbak omhoog (Figuur 13).

  2. Trek de steunstang in de borgsleuf van de onderhoudsstand om de laadbak vast te zetten voor onderhoud (Figuur 14).

Laadbak neerlaten

Waarschuwing

De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken.

Houd uw handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.

  1. Til de laadbak licht omhoog door de grendelhandgreep omhoog te brengen (Figuur 13).

  2. Neem de steunstang uit de palopening (Figuur 14).

  3. Laat de bak neer tot hij stevig vergrendeld is.

De achterlaadklep openen

  1. Zorg dat de laadbak omlaag en vergrendeld is.

  2. Breng de achterlaadklep met beide handen omhoog; gebruik de nok bovenaan de achterlaadklep (Figuur 15).

  3. Laat de achterlaadklep zakken tot deze gelijk komt met de onderkant van de laadbak (Figuur 15).

    g034022

De achterlaadklep sluiten

Als u los materiaal zoals zand, kiezels of houtsnippers uit de laadbak van de machine hebt gestort, kan een deel van het gestorte materiaal tussen de hengsels van de achterlaadklep beland zijn. Voer de volgende stappen uit voordat u de achterlaadklep sluit.

  1. Verwijder handmatig zo veel mogelijk materiaal van tussen de hengsels.

  2. Draai de achterlaadklep ongeveer in de 45°-stand (Figuur 16).

    g034023
  3. Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer met korte, schokkende bewegingen (Figuur 16).

    Note: Dit helpt om materiaal tussen de hengsels vandaan te krijgen.

  4. Laat de achterlaadklep zakken en controleer of er materiaal is achtergebleven tussen de hengsels.

  5. Herhaal stappen 1 tot 4 tot al het materiaal van tussen de hengsels is.

  6. Draai de achterlaadklep naar boven en til ze in de groeven in de laadbak.

De accessoirebevestiging achteraan de laadbak gebruiken

Gebruik de accessoirebevestiging achteraan de laadbak om accessoires achteraan de machine te bevestigen.

Draagvermogen: 45 kg

  1. Zet de T-hendel los door deze rechtsom te draaien (Figuur 17).

    g034525
  2. Breng uw accessoire tot helemaal aan het einde aan in de ontvanger (Figuur 17).

  3. Zet de T-hendel vast door deze linksom te draaien (Figuur 18).

    g034526

Controles uitvoeren vóór het gebruik

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controles uitvoeren vóór het gebruik.Voer elke dag de volgende controles uit voordat u de machine gaat gebruiken:
    • Controleer het remvloeistofpeil en voeg indien nodig de voorgeschreven remvloeistof toe; zie Remvloeistofpeil controleren.

    • Controleer het motoroliepeil en voeg indien nodig de voorgeschreven olie toe; zie Het motoroliepeil controleren.

    • Controleer de bandendruk; zie Bandenspanning controleren.

    • Controleer of het rempedaal werkt.

    • Controleer of de verlichting werkt.

    • Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreactie te controleren.

    • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken.

      Note: Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen en andere slijtage en beschadigingen.

    Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de machine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag wat uw bijkomende verantwoordelijkheden als bestuurder zijn.

    Bandenspanning controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de bandenspanning.
  • Aanbevolen bandenspanning: 1,65 tot 2,07 bar

    Important: De maximale bandenspanning op de wang van de band niet overschrijden.

    Note: De vereiste bandenspanning is afhankelijk van het gewicht dat u van plan bent te transporteren.

    1. Controleer de bandenspanning.

      Note: De luchtdruk in de voor- en achterbanden moet liggen tussen 1,65 en 2,07 bar.

      • Gebruik een lagere bandenspanning voor lichtere ladingen, voor minder bodemcompactie, voor een soepeler rijgedrag en voor minder bandensporen op de grond.

      • Gebruik een hogere bandenspanning om zwaardere ladingen met hogere snelheid te transporteren.

    2. Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden aan te passen door lucht in de banden te pompen of deze af te laten.

    Brandstof bijvullen

    • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).

    • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

    • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

    • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

    • Meng nooit olie door benzine.

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Vul de brandstoftank nooit als de machine in een gesloten aanhanger staat.

    • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.

    • Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.

    • Brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen bewaren. Koop nooit meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.

    • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt.

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden opgewekt waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.

    • Brandstofvaten niet in een machine of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken.

    • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

    • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een vrachtwagen of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

    • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.

    Brandstoftank vullen

    De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 18,9 liter.

    1. Schakel de motor uit en stel de parkeerrem in werking.

    2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 19).

      g033956
    3. Verwijder de dop van de brandstoftank.

    4. Vul de tank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).

      Note: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. De tank niet te vol vullen.

    5. Draai de tankdop stevig vast.

    6. Neem gemorste brandstof op.

    Motor starten

    1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op AAN of START.

      U kunt de machine op 2 manieren starten:

      • Pedaalstart – draai de contactschakelaar naar de stand AAN, druk het gaspedaal in en neem uw voet van het gaspedaal.

        Note: De motor wordt uitgeschakeld als u uw voet van het gaspedaal neemt.

      • Sleutelstart – draai de contactschakelaar naar de stand START; de motor blijft ingeschakeld totdat u het sleuteltje in de UIT-stand zet.

      Note: In de START-stand kunt u de parkeerrem inschakelen en werken zolang de accu niet leeg is.

      Note: Als u het contactsleuteltje naar de stand START draait, zal de motor draaien tot deze aanslaat. Als de motor meer dan 10 seconden draait maar niet aanslaat, ga dan terug naar de UIT-stand en ga na wat het probleem is (bv. u moet de choke gebruiken, het luchtfilter is verstopt, de brandstoftank is leeg, de bougie werkt niet, enz.) alvorens de machine opnieuw te starten.

      Note: Als de machine is uitgerust met een optioneel achteruitrijalarm en de schakelhendel in de stand ACHTERUIT wordt gezet wanneer de contactschakelaar in de stand AAN of START staat, klinkt er een zoemer om de bestuurder te waarschuwen dat de machine in achteruitstand staat.

    2. Zet de schakelhendel van de machine in de gewenste rijrichting.

    3. Zet de parkeerrem vrij.

    4. Trap langzaam het gaspedaal in.

      Note: Als de motor koud is, moet u het gaspedaal intrappen en ongeveer half ingetrapt houden en de chokeknop uittrekken en op AAN zetten. Zet de chokeknop terug in de stand UIT zodra de motor warm is.

    De machine stoppen

    Important: Als u de machine op een helling laat stoppen, moet u de bedrijfsremmen intrappen en de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine van zijn plaats rolt. Als u het gaspedaal gebruikt om de machine op de helling tot stilstand te brengen, kan de machine schade oplopen.

    1. Haal uw voet van het gaspedaal.

    2. Druk het rempedaal langzaam in om met de bedrijfsremmen de machine volledig tot stilstand te brengen.

      Note: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van de machine.

    De machine parkeren

    1. Stop de machine met de bedrijfsremmen door het rempedaal ingedrukt te houden.

    2. Stel de parkeerrem in werking door de parkeerremhendel naar u toe te trekken.

    3. Draai het contactsleuteltje linksom naar de stand UIT.

    4. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar.

    Een nieuwe machine inrijden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht.
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht om ervoor te zorgen dat deze goede prestaties levert en een lange levensduur heeft.

    • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie. Let op signalen van oververhitting van de machine of onderdelen ervan.

    • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden laten warmlopen voordat u de machine gebruikt.

    • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode van een nieuwe machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden).

    • Varieer de snelheid van de machine tijdens het gebruik. Vermijd snel starten en stoppen.

    • De motor heeft geen inrijolie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen.

    • Zie hoofdstuk voor bijzondere controles bij een klein aantal draai-uren.

    • Controleer de stand van de voorwielophanging en stel deze af indien nodig; zie Toespoor van voorwielen afstellen.

    De laadbak laden

    Neem de volgende richtlijnen in acht bij het laden van de laadbak en het gebruik van de machine:

    • Hou rekening met het laadvermogen van de machine en beperk het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert volgens de specificaties in Specificaties en op het label met het toelaatbare totaalgewicht van de machine.

      Note: Het laadvermogen geldt alleen voor gebruik van de machine op een gelijke ondergrond.

    • Verminder het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert als u de machine gebruikt op hellingen en ruw terrein.

    • Verminder het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert als het materiaal hoog opgestapeld is (en een hoog zwaartepunt heeft), zoals een stapel bakstenen, planken voor tuinelementen of zakken met kunstmest. Verdeel de lading zo laag mogelijk en zorg ervoor dat de lading uw vermogen om achter de machine te kijken tijdens gebruik niet belemmert.

    • Hou ladingen gecentreerd door de laadbak als volgt te laden:

      • Verdeel het gewicht gelijkmatig over de breedte van de laadbak.

        Important: Het risico om te kantelen is groter als de laadbak aan 1 kant zwaarder is geladen.

      • Verdeel het gewicht gelijkmatig over de lengte van de laadbak.

        Important: Als u de lading achter de achteras legt, hebben de voorbanden minder tractie, wat ertoe kan leiden dat de machine onbestuurbaar wordt of omkantelt.

    • Wees extra voorzichtig als u erg omvangrijke ladingen transporteert in de laadbak, in het bijzonder als u het gewicht van de omvangrijke lading niet centraal in de laadbak kunt plaatsen.

    • Maak indien mogelijk de lading vast aan de laadbak zodat de lading niet gaat schuiven.

    • Als u vloeistof in een grote tank transporteert (zoals een spuittank), wees dan voorzichtig als u de machine een helling op- of afrijdt, als u uw snelheid plots verandert, als u stopt, of als u over ruw terrein rijdt.

    De inhoud van de laadbak is 0,28 m3.. De hoeveelheid (het volume) materiaal die u in de bak kunt laden zonder dat het draagvermogen van de machine wordt overschreden, kan sterk variëren, afhankelijk van de dichtheid van het materiaal.

    Raadpleeg de volgende tabel voor het maximale ruimtegewicht van verschillende materialen.

    MateriaalDichtheidMaximaal laadvermogen laadbak(op een vlakke ondergrond)
    Grind, droog1522 kg/m3Vol
    Grind, nat1922 kg/m3¾ vol
    Zand, droog 1442 kg/m3Vol
    Zand, nat1922 kg/m3¾ vol
    Hout721 kg/m3Vol
    Schors<721 kg/m3Vol
    Aarde, samengedrukt1602 kg/m3¾ vol (ongeveer)

    De machine transporteren

    Gebruik een aanhanger met oprijplaten over de gehele breedte om de machine over lange afstanden te transporteren. Zorg ervoor dat de machine stevig is bevestigd op de aanhanger. Zie Figuur 20 en Figuur 21 voor de plaats van de bevestigingspunten van de machine.

    Voorzichtig

    Losse stoelen kunnen van de machine en de aanhangwagen vallen tijdens het transport van de machine, en de stoelen kunnen op een andere machine terechtkomen de weg versperren.

    Verwijder de stoelen of zet de stoelen stevig vast in de koppeling van het stoelscherm.

    g034029
    g034273

    De machine slepen

    In noodgevallen kan de machine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen gewoonte te maken.

    Waarschuwing

    Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de controle over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur.

    De machine moet worden gesleept door 2 personen. Als de machine over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger; zie De machine transporteren.

    1. Verwijder de drijfriem van de machine; zie Onderhoud van de drijfriem.

    2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het machineframe (Figuur 20).

    3. Zet de transmissie van de machine in de NEUTRAALSTAND en zet de parkeerrem vrij.

    Een aanhangwagen trekken

    De machine kan een aanhangwagen trekken.

    Als u een lading vervoert of een aanhangwagen trekt, mag u de machine of de aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading van de machine of de aanhanger kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden. Zorg er altijd voor dat 60% van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10% van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van de machine.

    De maximale lading mag niet zwaarder zijn dan 454 kg, inclusief het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de aanhangwagen. Als het maximale toelaatbare gewicht van de aanhangwagen bijvoorbeeld 181,5 kg is, mag het gewicht van de lading maximaal 544 kg zijn, inclusief de gebruiker(s).

    Voor een goede remwerking en tractie moet de laadbak altijd zijn geladen als u een aanhangwagen trekt. U mag het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de trailer en het voertuig niet overschrijden.

    Parkeer de machine nooit op een helling als er een aanhangwagen is aangekoppeld. Als u toch op een helling moet parkeren, dient u de parkeerrem in werking te stellen en blokjes achter de wielen van de aanhangwagen te plaatsen.

    Onderhoud

    Note: Download het elektrisch schema gratis op www.Toro.com. U kunt uw machine zoeken via de link 'Handleidingen'.

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Controleer de conditie van de aandrijfriem.
  • Controleer de spanning van de riem van de dynamo van de starter.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren.
  • Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controles uitvoeren vóór het gebruik.Voer elke dag de volgende controles uit voordat u de machine gaat gebruiken:
  • Controleer de bandenspanning.
  • Werking van schakelinrichting controleren.
  • Remvloeistofpeil controleren.Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor de eerste keer wordt gebruikt.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. Verwijder het filter niet.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Lagers en lagerbussen smeren.Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt.
  • Vervang het luchtfilter.Vervang het element van het luchtfilter eerder als het vuil of beschadigd is.
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurtDoe dit vaker in zeer stoffige of vuile omstandigheden.
  • De motorolie verversen.(Ververs de olie tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie .)
  • Bougie controleren. Vervang de bougie indien nodig.
  • Controleer de staat van de banden en velgen.
  • Draai de wielmoeren aan.
  • De stuurinrichting en ophanging op losse of beschadigde onderdelen controleren.
  • Het toespoor van de voorwielen controleren.
  • Het peil van de transaxlevloeistof controleren.
  • Werking van de neutraalstand van de schakelinrichting controleren.
  • Reiniging van de motorkoelingsgebieden.Reinig het koelsysteem tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere werkomstandigheden.
  • De remmen controleren
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren.
  • De conditie en de spanning van de aandrijfriem controleren.
  • Controleer de spanning van de riem van de dynamo van de starter.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen.
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Reinig de primaire aandrijfkoppeling.
  • Om de 800 bedrijfsuren
  • Transaxle-olie verversen.
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Remvloeistof verversen.
  • Jaarlijks
  • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die vermeld staan in de Gebruikershandleiding van de motor.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    maandagdinsdagwoensdagdonderdagvrijdagzaterdagzondag
    Werking van rem en parkeerrem controleren.       
    Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Controleer het motoroliepeil.       
    Het transaxlevloeistofpeil controleren.       
    Luchtfilter controleren.       
    Koelribben van de motor controleren.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Bandenspanning controleren.       
    Controleren op lekkages.       
    Werking van instrumenten controleren.       
    Werking van gaspedaal controleren.       
    Vet in alle smeernippels spuiten.       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    Waarschuwing

    Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die zich eronder bevinden.

    Bij sommige routine-onderhoudswerkzaamheden moet u de laadbak omhoog zetten.

    • Gebruik altijd de steun om de bak omhoog te houden voordat u onder een opgehaalde laadbak gaat werken.

    • Verwijder de lading uit de laadbak voordat u onder een opgehaalde laadbak gaat werken.

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Haal het sleuteltje uit de contactschakelaar en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden

    Als de machine wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd.

    • Gebruik in woestijngebied

    • Gebruik bij lage temperaturen: beneden 0 °C

    • Trekken van een aanhangwagen

    • Rijtijd gewoonlijk minder dan 5 minuten

    • Veelvuldig gebruik in stoffige omstandigheden

    • Bouwwerkzaamheden

    • Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en schoonmaken. Dit voorkomt dat schurend materiaal overmatige slijtage veroorzaakt.

    • Als het voertuig veelvuldig in zware omstandigheden wordt gebruikt, moet u elke dag de smeerpunten smeren en het luchtfilter controleren om overmatige slijtage te voorkomen.

    Voorbereiding van onderhoud van de machine

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    3. Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen.

    De machine omhoog brengen

    Gevaar

    Een opgekrikte machine kan wankel staan. Het voertuig kan afglijden van de krik, waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen.

    • Start de motor niet als de machine is opgekrikt.

    • Haal altijd het sleuteltje uit het contact voordat u van de machine stapt.

    • Blokkeer de wielen wanneer de machine wordt ondersteund door hefwerktuigen.

    • Gebruik assteunen om de machine te ondersteunen wanneer deze gehesen is.

    Important: Als u de motor laat lopen om routineonderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van het voertuig zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik.

    • Het hefpunt vooraan de machine bevindt zich aan de voorzijde van het frame, achter de sleeplip (Figuur 22).

      g034043
    • Het hefpunt aan de achterzijde van de machine bevindt zich onder de asbuizen (Figuur 23).

      g034044

    De motorkap openen

    De motorkap omhoogtillen

    1. Til de handgreep van de rubberen grendels aan weerszijden van de motorkap op (Figuur 24).

      g034045
    2. Til de motorkap op.

    De motorkap sluiten

    1. Laat de motorkap voorzichtig op het chassis zakken.

    2. Bevestig de motorkap door de rubberen grendels uit te lijnen met de grendelbevestigingen aan weerszijden van de motorkap (Figuur 24).

    De stoel verwijderen

    Duw de stoel naar voren en til hem op tot de bevestigingsbeugels loskomen van het paneel van de stoelbasis (Figuur 25).

    g034117

    De stoel monteren

    Laat de stoel zakken en zorg dat de bevestigingsbeugels vergrendeld worden in het paneel van de stoelbasis (Figuur 26).

    g034118

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Lagers en lagerbussen smeren.Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt.
  • Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis

    1. Veeg de smeernippel schoon met een doek zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Gebruik een smeerpistool. Haal de trekker 1 of 2 keer over om smeervet in de smeernippels van de machine te pompen.

    3. Veeg overtollig smeervet van de machine.

    De smeernippels bevinden zich aan de binnenkant van de bedieningsarmen, bij de kogelverbinding van de trekstang en aan de buitenkant van de bedieningsarmen (Figuur 27 en Figuur 28).

    g034057
    g034058

    De lagers in de voorwielen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 300 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222

    De naaf en rotor verwijderen

    1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen.

    2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 29).

      g033046
    3. Verwijder de flenskopbouten (â…œ" x ¾") waarmee de beugel voor de rem is bevestigd aan de as en verwijder de rem van de as (Figuur 30).

      Note: Ondersteun de rem voordat u verder gaat met de volgende stap.

      g033047
    4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 31).

      g192346
    5. Verwijder de borgpen en de moerzekering van de as en de asmoer (Figuur 31).

    6. Verwijder de asmoer van de as, en verwijder de naaf en de rotor van de as (Figuur 31 en Figuur 32).

      g192347
    7. Maak de as schoon met een doek.

    8. Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.

    De lagers in de wielen smeren

    1. Verwijder het buitenste lager en de loopring van het lager van de naaf (Figuur 33).

      g033050
    2. Verwijder de afdichting en het binnenste lager van de naaf (Figuur 33).

    3. Maak de afdichting schoon en controleer op slijtage en beschadiging.

      Note: Gebruik geen reinigingsmiddel om de afdichting schoon te maken. Vervang de afdichting als deze versleten of beschadigd is.

    4. Maak de lagers en de loopringen schoon en controleer deze onderdelen op slijtage en beschadiging.

      Note: Vervang versleten of beschadigde onderdelen. Controleer of de lagers en loopringen schoon en droog zijn.

    5. Verwijder alle vuil en vet uit de holte van de naaf (Figuur 33).

    6. Smeer de lagers met het aanbevolen smeermiddel.

    7. Vul de holte van de naaf voor 50 tot 80% met het aanbevolen smeermiddel (Figuur 33).

    8. Monteer het binnenste lager op de loopring aan de binnenkant van de naaf en monteer de afdichting (Figuur 33).

    9. Herhaal stap 1 tot en met 8 voor de lagers van de andere naaf.

    De naaf en rotor monteren

    1. Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 34).

      g192344
    2. Monteer de naaf en de rotor op de as met de rotor aan de binnenkant (Figuur 34).

    3. Monteer het buitenste lager op de as en plaats het lager in de buitenste loopring (Figuur 34).

    4. Monteer het borgplaatje op de as (Figuur 34).

    5. Draai de asmoer op de as en zet de moer vast met een torsie van 15 N·m terwijl u de naaf draait om het lager te plaatsen (Figuur 34).

    6. Draai de asmoer los tot de naaf vrij kan draaien.

    7. Draai de asmoer vast met een torsie van 1,70 tot 2,26 N·m.

    8. Monteer de borgschroef over de moer en controleer de uitlijning van de sleuf in de schroef en de opening in de as voor de borgpen (Figuur 35).

      Note: Als de sleuf in de borgschroef en de opening in de as niet uitgelijnd zijn, moet u de asmoer vastzetten met een torsie van maximaal 2,26 N·m om de sleuf en de opening uit te lijnen.

      g192345
    9. Monteer de borgpen en plooi beide uiteinden rond de borgschroef (Figuur 35).

    10. Plaats de stofkap op de naaf (Figuur 35).

    11. Herhaal stap 1 tot en met 10 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.

    De remmen en wielen monteren

    1. Reinig de 2 flenskopbouten (â…œ" x ¾") en breng een laag schroefdraadborgmiddel met gemiddelde sterkte aan op de draden van de bouten.

    2. Lijn de remblokken aan beide zijden van de rotor (Figuur 30) en de openingen in de beugel van de remklauw uit met de openingen in de rembevestiging van het asframe (Figuur 34).

    3. Bevestig de beugel van de remklauw aan het asframe (Figuur 30) met de 2 flenskopbouten (â…œ" x ¾").

      Draai de 2 flenskopbouten vast met een torsie van 47 tot 54 N·m.

    4. Lijn de openingen in het wiel uit met de bouten van de naaf en monteer het wiel op de naaf met het ventiel naar buiten gericht (Figuur 29).

      Note: Zorg dat het montagevlak van het wiel gelijk komt met de naaf.

    5. Bevestig het wiel aan de naaf met de wielmoeren (Figuur 29).

      Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N·m.

    6. Herhaal stap 1 tot en met 5 voor de rem en het wiel aan de andere kant van de machine.

    Onderhoud motor

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Vervang het luchtfilter.Vervang het element van het luchtfilter eerder als het vuil of beschadigd is.
  • Note: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.

    Onderhoud van het luchtfilterdeksel

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. Verwijder het filter niet.
  • Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing.

    Reinig het luchtfilterdeksel zoals wordt getoond in Figuur 36.

    g034313

    Onderhoud van de luchtfilters

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurtDoe dit vaker in zeer stoffige of vuile omstandigheden.
    1. Schuif het filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing (Figuur 37).

      Note: Zorg ervoor dat u niet met het filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing stoot.

      Important: Probeer het voorfilter niet te reinigen.

      g009742
    2. Verwijder het veiligheidsfilter (als het voertuig daarmee is uitgerust).

      Note: Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit wilt vervangen.

      Important: Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd, en moet u beide filters vervangen.

    3. Inspecteer een nieuw filter op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken.

      Note: Gaten in het filter zien eruit als lichte vlekken. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. Als het filter beschadigd is, mag u het niet gebruiken.

    4. Als u het veiligheidsfilter vervangt, schuif dan voorzichtig het nieuwe filter in de filterbehuizing (Figuur 37).

      Important: U mag de motor nooit laten lopen zonder dat beide luchtfilters zijn gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen.

    5. Schuif het voorfilter voorzichtig over het veiligheidsfilter en zorg ervoor dat het filter volledig vastzit door de buitenring van het filter tijdens de montage aan te drukken.

      Important: Druk niet op het zachte midden van het filter.

    6. Monteer het luchtfilterdeksel met de kant met het opschrift 'UP' naar boven gericht en maak de sluitingen vast (Figuur 37).

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 5 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.(Ververs de olie tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie .)
  • Note: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.

    Note: Geef de oude motorolie af bij een erkend recyclingcentrum.

    Het motoroliepeil controleren

    Note: De machine wordt geleverd met olie in het carter; u dient echter het oliepeil te controleren voor- en nadat u de motor start.

    Carterinhoud: 1,0 liter

    Type olie: Reinigingsolie API-klasse SJ of hoger

    Viscositeit: Zie onderstaande tabel:

    g034082

    Note: De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het oliepeil te laag is, vult u olie bij totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. Niet te vol vullen.

    Controleer het oliepeil zoals wordt getoond in Figuur 39.

    g034274

    Motorolie verversen

    1. Start de machine en laat de motor een paar minuten lopen.

    2. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de contactschakelaar op UIT en verwijder het sleuteltje.

    3. Breng de laadbak omhoog en ondersteun deze met de steunstang; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    4. Ververs de motorolie zoals wordt getoond in Figuur 40.

      g034275

    Onderhoud van de bougie

    De bougie controleren en vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Bougie controleren. Vervang de bougie indien nodig.
  • Type: Champion RC12LC4

    Elektrodenafstand: 0,76 mm

    Important: Een gebarsten, aangetaste, vuile of gebrekkig werkende bougie moet worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen met een staalborstel omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.

    Note: Een bougie heeft meestal een lange levensduur. U moet de bougie echter uitnemen en controleren als de motor slecht functioneert.

    1. Maak de omgeving van de bougie schoon zodat er geen vuil in de cilinder kan terechtkomen als u de bougie verwijdert.

    2. Trek de kabel van het aansluitpunt van de bougie.

    3. Haal de plug uit de cilinderkop.

    4. Controleer de staat van de massa-elektrode, de centrale elektrode en de isolator van de centrale elektrode op beschadigingen (Figuur 41).

      Note: Geen beschadigde of versleten bougie gebruiken. Vervang de bougie door een nieuwe bougie van het aanbevolen type.

      g001470
    5. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode 0,76 mm bedraagt (Figuur 41).

    6. Plaats de bougie in de cilinderkop en draai de bougie vast tot 27 N·m.

    7. Bevestig de kabel van de bougie.

    8. Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de andere bougie.

    Onderhoud brandstofsysteem

    Brandstofleidingen en -verbindingen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen.
  • Inspecteer de brandstofleidingen, aansluitingen en klemmen op tekenen van lekkage, slijtage, beschadiging of losse connecties.

    Note: Repareer beschadigde of lekkende onderdelen van het brandstofsysteem voordat u de machine gebruikt.

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
    1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    2. Haal de bak op en zet deze vast met de steun; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    3. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen.

    4. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter en vervang het brandstoffilter zoals wordt getoond in Figuur 42.

      g029685
    5. Sluit de accu aan en laat de laadbak zakken; zie De accu aansluiten en Laadbak neerlaten.

    Onderhoud uitvoeren aan de van de koolstofhouder

    Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren.
  • Inspecteer de opening onderaan het luchtfilter voor de koolstofhouder en zorg ervoor dat deze vrij is van vuil en verstopping (Figuur 43).

    Reinig het luchtfilter van de koolstofhouder met schone perslucht.

    g034099

    Onderhoud elektrisch systeem

    Onderhoud van de accu

    Accuspanning: 12 V, 300 A, koude start bij -18 °C.

    Waarschuwing

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

    Gevaar

    Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.

    • Voorkom dat u accuzuur inslikt, en vermijd elk contact met huid, ogen of kleding. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.

    • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.

    • Houd de accu altijd schoon en volledig geladen.

    • Houd de accu altijd schoon en volledig geladen.

    • Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout.

    • Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.

    De accu afkoppelen

    Waarschuwing

    Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.

    • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.

    • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.

    • Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.

    Waarschuwing

    Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

    • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

    Ontkoppel de accu zoals wordt getoond in Figuur 44.

    g034311

    Accu verwijderen

    1. Koppel de accukabels af; zie De accu afkoppelen.

    2. Verwijder de accu zoals wordt getoond in Figuur 45.

      g034326

    Accu monteren

    1. Plaats de accu zoals wordt getoond in Figuur 46.

      g034327
    2. Sluit de accukabels aan; zie De accu aansluiten.

    De accu aansluiten

    Sluit de accu aan zoals wordt getoond in Figuur 47.

    g034315

    Accu opladen

    Waarschuwing

    Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.

    Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.

    Important: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.

    1. Verwijder de accu van de machine; raadpleeg Accu verwijderen.

    2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A (12 V).

      Note: De accu niet te ver opladen.

    3. Monteer de accu in het chassis; zie Accu monteren.

    Opslag van de accu

    Als u de machine langer dan 30 dagen stalt, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.

    Zekeringen vervangen

    Er zijn 4 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 48).

    Note: Als u de optionele hefset monteert, zal u een andere zekeringhouder krijgen die naast de bestaande zekeringhouder dient te worden gemonteerd.

    Claxon30 A
    Hoofdvoeding15 A
    Koplampen10 A
    Usb-aansluitpunt/opties10 A
    Optionele hefset (vrij – extra zekeringhouder bij de set geleverd)15 A
    g034618

    Onderhoud van de koplampen

    De gloeilampen vervangen

    Voorzichtig

    Als u een lamp monteert met een wattage die te hoog is voor het systeem, kunt u de 12 V-voeding beschadigen, of de zekering zal doorbranden.

    Gebruik steeds de aanbevolen Toro ledlamp om dit te voorkomen.

    Voorzichtig

    De lampen worden tijdens het gebruik zeer heet. Een hete lamp kan zware brandwonden en ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

    Geef de lampen altijd voldoende tijd om af te koelen voordat u deze vervangt. Wees voorzichtig als u de lamp hanteert.

    Specificatie: Raadpleeg uw Onderdelencatalogus.

    1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen.

    2. Open de motorkap; zie De motorkap openen.

    3. Maak de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de lampaansluiting aan de achterkant van de behuizing van de koplamp (Figuur 49).

      g035852
    4. Draai de lamp een kwartslag linksom en duw ze naar achteren, uit de behuizing van de koplamp (Figuur 49).

    5. Monteer de nieuwe lamp en de nieuwe behuizing voor de koplamp; lijn de lipjes van de lamp uit met de sleuven in de behuizing van de koplamp (Figuur 49).

    6. Bevestig de lamp door deze een kwartslag rechtsom te draaien (Figuur 49).

    7. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom aan op de aansluiting van de nieuwe lamp (Figuur 49).

    8. Sluit de accu aan en sluit de motorkap; zie De accu aansluiten.

    Koplamp vervangen

    1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen.

    2. Open de motorkap; zie De motorkap openen.

    3. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de aansluiting van de lamp (Figuur 50).

      g035853
    4. Verwijder de snelklemmen waarmee de koplamp aan de koplampbeugel is bevestigd (Figuur 50).

      Note: Bewaar alle onderdelen voor de montage van de nieuwe koplamp.

    5. Verwijder de koplamp door deze naar voren door de opening in de voorbumper te trekken (Figuur 50).

    6. Monteer de nieuwe koplamp via de opening in de bumper (Figuur 50).

      Note: Zorg ervoor dat de afstelpennen op één lijn zijn met de openingen in de montagebeugel achter de bumper.

    7. Zet de koplamp vast met de snelklemmen die u hebt verwijderd in stap 4.

    8. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom aan op de aansluiting van de lamp (Figuur 50).

    9. Verstel de koplampen om de lichtbundel in de gewenste stand te zetten; zie Koplampen afstellen.

    Koplampen afstellen

    Ga als volgt te werk om de stand van de koplampen af te stellen als een koplamp is vervangen of verwijderd.

    1. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de koplampen.

    2. Draai achteraan de koplamp de stelschroeven (Figuur 50) om de koplamp te draaien en de straal te richten.

    3. Sluit de accu aan en sluit de motorkap; zie De accu aansluiten.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Onderhoud van de banden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de staat van de banden en velgen.
  • Draai de wielmoeren aan.
    1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging.

      Note: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.

    2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N·m.

    De onderdelen van de stuurinrichting en ophanging controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De stuurinrichting en ophanging op losse of beschadigde onderdelen controleren.
  • Zet het stuurwiel in de gecentreerde stand (Figuur 51), en draai het stuurwiel naar links of rechts. Als u het stuurwiel meer dan 13 mm naar links of rechts draait en de banden draaien niet, controleer dan de volgende onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging om er zeker van te zijn dat ze niet los zitten of beschadigd zijn:

    • Stuuras tot verbinding van stuurhuis

      Important: Controleer de toestand van de afdichting van de rondselas en ga na of u deze op een veilige manier kunt gebruiken (Figuur 52).

    • Trekstangen van het stuurhuis

    g313578
    g313576

    Toespoor van voorwielen afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Het toespoor van de voorwielen controleren.
  • Important: Om deze procedure uit te voeren, moet u het Toro gereedschap nr. 6010 aanschaffen bij uw Toro dealer.

    Het toespoor moet 0 ± 3 mm zijn.

    • Controleer de bandenspanning en zorg ervoor dat de banden vooraan tot 1,65-2,07 bar gepompt zijn.

    • Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de bestuurders die met de machine zullen werken, of laat een bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het gewicht of de bestuurder dienen gedurende de hele procedure op de stoel te blijven.

    • Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok. Hierdoor kan de ophanging de bedrijfsstand aannemen.

    • Meet het toespoor met de wielen recht vooruit.

    Stel de rijhoogte af op de gewenste stand; voer de volgende procedure uit:

    1. Met Toro gereedschap nr. 6010 draait u de kraag van de schokbreker om de lengte van de veer te veranderen (Figuur 53).

      g034328
    2. Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok.

    3. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Figuur 54).

      g009235
    4. Als deze afstand buiten het bereik van 0 ± 3 mm valt, moet u de contramoeren aan het uiteinde van de spoorstangen losdraaien (Figuur 55).

      g034329
    5. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.

    6. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast als de afstelling correct is.

    7. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig kan uitslaan.

    Het peil van de transaxlevloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Het peil van de transaxlevloeistof controleren.
  • Type olie: SAE 80W-90 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger)

    1. Rij de machine naar een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, stop de motor en neem het sleuteltje uit het contact.

    2. Verwijder de vulplug op de transaxle (Figuur 56).

      Note: Het vloeistofpeil moet tot aan de onderkant van de vulplug komen.

      g035761
    3. Als het vloeistofpeil te laag is, verwijder dan de vulplug en vul bij met de aanbevolen vloeistof tot deze uit de opening stroomt (Figuur 56).

    4. Plaats de vulplug terug en draai deze vast met een torsie van 20 tot 27 N·m.

    Transaxle-olie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 800 bedrijfsuren
  • Transaxle-olie verversen.
  • Type olie: SAE 80W-90 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger)

    Olie-inhoud: 1,6 liter

    1. Plaats een opvangbak onder de aftapplug (Figuur 56).

    2. Verwijder de vulplug en de pakking (Figuur 56).

      Note: Bewaar de vulplug en de pakking om deze te monteren in stap 6.

    3. Verwijder de aftapplug en de pakking, en laat alle vloeistof weglopen (Figuur 56).

      Note: Bewaar de aftapplug en de pakking om deze te monteren in stap 4.

    4. Monteer de aftapplug en de pakking, en draai deze vast met een torsie van 20 tot 27 N·m.

    5. Vul de transaxle met de aanbevolen vloeistof tot deze uit de vulopening stroomt.

    6. Monteer de vulplug en de pakking, en draai deze vast met een torsie van 20 tot 27 N·m.

    De neutraalstand van de schakelhendel controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Werking van schakelinrichting controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Werking van de neutraalstand van de schakelinrichting controleren.
  • Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de motor test, moet u de transaxle in de NEUTRAALSTAND zetten. De machine heeft een NEUTRAALSTAND op de schakelhendel, waarmee u de transaxle in de neutraalstand kunt zetten. Om ervoor te zorgen dat de schakelhendel de transaxle naar behoren in de neutraalstand zet, moet u de volgende stappen uitvoeren:

    1. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND.

    2. Draai de secundaire koppeling (Figuur 62) om na te gaan of ze vrij ronddraait in de NEUTRAALSTAND.

    3. Zet de schakelhendel in de stand VOORUIT.

    4. Draai de secundaire koppeling (Figuur 62) om na te gaan of ze vrij ronddraait in de stand VOORUIT.

    5. Zet de schakelhendel in de stand ACHTERUIT.

    6. Draai de secundaire koppeling (Figuur 62) om na te gaan of ze vrij ronddraait in de stand ACHTERUIT.

    7. Als de secundaire koppeling niet vrij ronddraait, ga dan naar De neutraalstand van de schakelhendel afstellen.

    De neutraalstand van de schakelhendel afstellen

    1. Trek de schakelkabel uit de sleuf in de sleutelbalk (Figuur 57).

      g034455
    2. Draai de contramoeren op de schakelkabel los en stel ze af zoals vereist (Figuur 57).

    3. Test de stand van de schakelhendel door deze naar de 3 standen te draaien; controleer of de schakelhendel (Figuur 57) naar behoren schakelt wanneer u de hendel beweegt; zie Schakelhendel en schakelindicator.

    4. Wanneer u tevreden bent over de afstelling, brengt u de schakelkabel aan in de sleuf in de sleutelbalk (Figuur 57).

    5. Controleer of alle standen naar behoren werken door de stappen in De neutraalstand van de schakelhendel controleren te herhalen.

    Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • Reinig de primaire aandrijfkoppeling.
  • Voorzichtig

    Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt krijgen.

    Draag bij het uitvoeren van deze procedure oogbescherming en adembescherming.

    1. Zet de laadbak omhoog en vergrendel deze; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    2. Verwijder de 3 bouten waarmee de kap van de koppeling is bevestigd, en haal de kap weg (Figuur 58).

      Note: Bewaar de kap en de bouten voor de montage.

      g011947
    3. Reinig de binnenkant van de kap en het binnenwerk van de koppeling grondig met perslucht.

    4. Plaats de kap van de koppeling en bevestig deze met de 3 bouten (Figuur 58) die u verwijderd hebt in 2.

    5. Laat de laadbak neer.

    Onderhoud koelsysteem

    De motorkoelingsgebieden reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Reiniging van de motorkoelingsgebieden.Reinig het koelsysteem tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere werkomstandigheden.
  • Important: Als u de motor gebruikt met een verstopt scherm, vuile of verstopte koelribben, of verwijderde uitlaatringen, leidt dit tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.

    Important: Reinig de motor nooit met een hogedrukreiniger omdat er dan water in het brandstofsysteem kan terechtkomen.

    Reinig de ingang, de koelribben en de buitenkant van de motor.

    Note: Reinig de onderdelen van de motorkoeling vaker in zeer stoffige, vuile omstandigheden.

    Onderhouden remmen

    De parkeerrem controleren

    1. Stel de parkeerrem in werking door de parkeerremhendel naar u toe te trekken tot u weerstand voelt.

    2. Als u nog geen weerstand voelt wanneer u de parkeerrem naar u toe trekt tot 11,4-16,5 cm van het P-symbool op het dashboard, dient u de parkeerrem af te stellen; zie Parkeerrem afstellen.

    Parkeerrem afstellen

    1. Zorg dat de parkeerrem uitgeschakeld is.

    2. Zet de achterkant van de machine op assteunen; raadpleeg De machine omhoog brengen.

    3. Gebruik 2 sleutels en houd met de ene de afstelstang van de klauw vast terwijl u met de andere sleutel de contramoer een kwartslag losdraait (Figuur 59).

      g034434
    4. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai de afstelstang in om deze te bevestigen (Figuur 59).

      Note: Blijf deze stap uitvoeren tot u weerstand voelt op het wiel.

    5. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai een kwartslag los (Figuur 59).

    6. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai de contramoer aan (Figuur 59).

    7. Voer stap 1 tot en met 6 uit voor de andere kant.

    8. Controleer of de parkeerrem is afgesteld op de juiste spanning; zie De parkeerrem controleren).

      Note: Als u de parkeerrem niet op de vereiste spanning kunt brengen, zijn de remblokken misschien versleten en zijn ze aan vervanging toe. Vraag uw erkende Toro servicedealer om hulp.

    Remvloeistofpeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Remvloeistofpeil controleren.Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor de eerste keer wordt gebruikt.
  • Remvloeistoftype: DOT 3

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

    2. Open de motorkap om toegang te krijgen tot de hoofdremcilinder en het reservoir (Figuur 60).

      g034314
    3. Kijk naar de omtreklijn van het vloeistofpeil aan de zijkant van het reservoir (Figuur 61).

      Note: Het peil moet hoger staan dan de Minimum-streep.

      g002136
    4. Doe het volgende als het vloeistofpeil te laag is:

      1. Reinig de omgeving van de reservoirdop en verwijder de dop (Figuur 60).

      2. Giet DOT 3 remvloeistof in het reservoir tot het vloeistofpeil boven de Minimum-lijn staat (Figuur 61).

        Note: Giet niet te veel remvloeistof in het reservoir.

      3. Plaats de dop weer op het reservoir (Figuur 60).

    5. Sluit de motorkap van de machine.

    De remmen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De remmen controleren
  • De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de machine. Zoals alle veiligheidsvoorzieningen moeten de remmen regelmatig grondig worden gecontroleerd om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt.

    • De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren. Als de dikte van de remvoering (remblok) minder dan 1,6 mm is, moeten de remschoenen worden vervangen.

    • De ankerplaat en andere onderdelen controleren op tekenen van overmatige slijtage of vervorming. Als een onderdeel is vervormd, moet dit door een geschikt onderdeel worden vervangen.

    • Controleer het remvloeistofpeil; zie Remvloeistofpeil controleren.

    Remvloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Remvloeistof verversen.
  • Neem contact op met een erkende servicedealer.

    Onderhoud riemen

    Onderhoud van de drijfriem

    Drijfriem controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Controleer de conditie van de aandrijfriem.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de aandrijfriem controleren.
    1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de contactschakelaar op UIT en verwijder het sleuteltje.

    2. Breng de laadbak omhoog en ondersteun deze met de steunstang; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    3. Zet de transmissie in de NEUTRAALSTAND.

    4. Laat de riem (Figuur 62) ronddraaien en controleer deze op tekenen van overmatige slijtage of beschadigingen.

      Note: Vervang de riem als deze overmatig versleten of beschadigd is; zie Aandrijfriem vervangen.

      g034106
    5. Laat de laadbak neer.

    Aandrijfriem vervangen

    1. Zet de laadbak omhoog; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    2. Zet de transmissie in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, draai de contactschakelaar naar de stand UIT en verwijder het sleuteltje.

    3. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 62).

    4. Verwijder de riem van de primaire koppeling (Figuur 62).

      Note: Gooi de oude riem weg.

    5. Lijn de nieuwe riem uit op de primaire koppeling (Figuur 62).

    6. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 62).

    7. Laat de laadbak neer.

    Riem van de dynamo van de starter afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de riem van de dynamo van de starter.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Controleer de spanning van de riem van de dynamo van de starter.
    1. Zet de laadbak omhoog; zie De laadbak omhoog brengen in de onderhoudsstand.

    2. Draai de ankerbout van de dynamo van de starter los (Figuur 62).

    3. Plaats een breekijzer tussen de motorsteun en de starter.

    4. Duw het breekijzer naar beneden om de starter omlaag in de sleuf te draaien tot de riem niet meer dan 6 mm doorbuigt als u een kracht van 44 N·m uitoefent (Figuur 62).

    5. Draai de ankerbout van de starter handmatig vast en verwijder het breekijzer (Figuur 62).

    6. Draai de ankerbout vast tot 88 à 115 N·m.

    7. Laat de laadbak neer.

    Onderhoud van het chassis

    Vergrendelingen van de laadbak instellen

    Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak op en neer tijdens het rijden. U kunt de vergrendelstangen zodanig afstellen dat de vergrendelingen de laadbak stevig tegen het chassis houden.

    1. Controleer of de laadbak vergrendeld wordt.

      Note: Als de laadbak niet vergrendeld wordt, staat het stootvlak van de laadbakgrendel waarschijnlijk te laag. Als de laadbak vergrendeld wordt maar op en neer gaat tijdens het rijden, staat het stootvlak van de laadbakgrendel waarschijnlijk te hoog.

    2. Haal de laadbak op; De laadbak omhoog brengen in de stortstand.

    3. Zet de 2 bouten op het stootvlak van de laadbakgrendel los en zet het stootvlak zoals vereist naar boven of naar beneden (Figuur 63).

      g034451
    4. Draai de 2 bouten van het stootvlak van de laadbakgrendel vast (Figuur 63).

    5. Controleer of de afstelling correct is door de laadbak enkele keren te vergrendelen.

    Reiniging

    De machine schoonmaken

    Was de machine indien nodig. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt een doek gebruiken om de machine schoon te maken, maar de kap gaat dan wel iets minder glanzen.

    Important: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. Hogedrukreinigers kunnen het elektrische systeem beschadigen, belangrijke stickers losweken en noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de motor en de accu.

    Stalling

    1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de contactschakelaar op UIT en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken. De machine reinigen met een hogedrukreiniger kan het elektrische systeem beschadigen of noodzakelijk vet op wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.

    3. Controleer de remmen; zie De remmen controleren.

    4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    5. Smeer de machine; zie De machine smeren.

    6. Ververs de motorolie; zie Motorolie verversen.

    7. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    8. Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt worden voorbereid op stalling:

      1. Voeg een brandstofstabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank.

        Important: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, mag u niet langer dan 90 dagen bewaren.

        Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de brandstofstabilizer op (8 ml per liter).

        Important: Gebruik geen brandstofstabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).

        Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt gebruikt.

      2. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      3. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen.

        Note: U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

      4. Start de motor opnieuw en laat deze lopen tot hij afslaat.

      5. Choke de motor.

      6. Start de motor opnieuw totdat deze niet meer start.

    9. Verwijder de bougie en controleer de toestand ervan; zie Onderhoud van de bougie.

    10. Nadat de bougies uit de cilinder zijn verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in de bougie-opening.

    11. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden.

    12. Monteer de bougie(s) en draai ze vast met de aanbevolen torsie; zie De bougie controleren en vervangen.

      Note: De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken.

    13. Verwijder de accu van het chassis en laad de accu volledig op; raadpleeg Accu verwijderen.

      Note: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling.

      Important: De accu moet volledig opgeladen zijn om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0 °C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden gestald bij temperaturen beneden 4 °C zonder tussentijds te worden opgeladen.

    14. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    15. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.

      Note: Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer.

    16. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte.

    17. Verwijder het contactsleuteltje uit de contactschakelaar en bewaar het op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.

    18. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.