Inleiding

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g034086

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheids­symbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Het netsnoer van dit product bevat lood, een stof waarvan bekend is dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kan veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Veiligheid

Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Deze machine voldoet aan de vereisten van SAE J2258.

Algemene veiligheid

Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Blijf met een rijdende machine steeds op een veilige afstand van omstanders.

  • Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Schakel de machine en de motor uit voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, bijtankt of de machine vrijmaakt.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

U vindt bijkomende veiligheidsinformatie op de betreffende plaatsen in deze handleiding.

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

  • Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Repareer of vervang veiligheidsvoorzieningen en vervang onleesbare of ontbrekende stickers. Gebruik de machine uitsluitend als deze aanwezig zijn en naar behoren werken.

Veiligheid tijdens het werk

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Passagiers mogen alleen op de daarvoor bedoelde stoelen zitten. Vervoer geen passagiers in de laadbak. Hou omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Bind lang haar vast in een staart en draag geen sieraden.

  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.

  • Bedien de machine uitsluitend buitenshuis of in een goed geventileerde ruimte.

  • U mag het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine niet overschrijden.

  • Ga extra voorzichtig te werk als u de machine gebruikt met een zware lading in de laadbak. Hoe zwaarder de lading, des te moeilijker het is om de machine te keren of tot stilstand te brengen.

  • Te grote ladingen transporteren in de laadbak vermindert de stabiliteit van de machine.

  • Materiaal transporteren dat niet kan worden vastgemaakt aan de machine, zoals een grote tank met vloeistof erin, heeft een nadelig effect op de stabiliteit en het stuur- en remgedrag van de machine.

  • Voordat u de motor start: zorg dat de transmissie in de neutraalstand staat, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.

  • U en uw passagiers moeten blijven zitten wanneer de machine rijdt. Houd uw handen aan het stuurwiel; uw passagiers moeten de daartoe voorziene handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine.

  • Bedien de machine uitsluitend wanneer de zichtbaarheid goed is. Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

  • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten, loopbruggen, enz.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u de machine achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Rij de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand afbrokkelt.

  • Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.

  • Als het voertuig abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Repareer alle schade aan de machine alvorens door te gaan met het werk.

  • Kies een lichtere lading en verminder uw snelheid als u moet rijden op ruw of oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere abrupte veranderingen in het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest.

  • De stoptijd van de machine op een nat oppervlak kan langer zijn dan op een droog oppervlak. Om natte remmen uit te drogen, moet u langzaam rijden op vlak terrein, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal.

  • Onverwachte veranderingen in het terrein kunnen het stuurwiel plots doen bewegen, wat letsel aan handen en armen kan veroorzaken. Verminder uw snelheid en pak het stuurwiel losjes aan de rand vast. Houd uw duimen uit de weg van de spaken van het stuurwiel.

  • Verminder uw snelheid wanneer u de machine gebruikt zonder de laadbak. Als de machine snel rijdt en abrupt stopt, kunnen de achterwielen worden geblokkeerd, waardoor de machine moeilijk bestuurbaar wordt.

  • Raak de motor, de transmissie, de geluiddemper of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u de motor hebt afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • U mag een machine met draaiende motor niet onbeheerd achterlaten.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Laat de laadbak neer.

    • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

  • Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.

  • Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.

Veilig gebruik met meerdere passagiers

  • U moet rekening houden met het extra gewicht van de passagiers met het oog op het maximale toelaatbare totaalgewicht van de machine.

  • Als de laadbak een lading bevat, verzeker dan dat u de maximale belasting van de machine niet overschrijdt door teveel passagiers te vervoeren.

  • Passagiers mogen alleen op de daarvoor bedoelde stoelen zitten. Laat passagiers niet plaatsnemen in de laadbak.

  • U en uw passagiers moeten blijven zitten wanneer de machine in beweging is.

  • Een langere machine heeft een grotere draaicirkel; zorg dat er genoeg ruimte is om de machine te draaien.

Veiligheid op hellingen

Note: Een rolbeugel met twee stangen is als accessoire beschikbaar voor deze machine. Gebruik een rolbeugel als u gaat werken in de buurt van steile randen of water, of op oneffen terrein of een helling waar de machine zou kunnen omkantelen. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro distributeur.

Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel.

  • Inspecteer het terrein en ga na op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken; stel een procedure en regels op voor het werken op deze hellingen. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.

  • Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.

  • Gebruik de machine niet op een nat terrein. De wielen kunnen grip verliezen, ook als de remmen naar behoren werken. De machine kan omrollen voordat de wielen grip verliezen.

  • Zorg dat u de machine niet moet starten, stoppen of keren op een helling.

  • Rij hellingen in een rechte lijn op en af.

  • Als u vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden.

  • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u absoluut moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen.

  • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig op een helling. Verklein de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Maak de lading vast aan de laadbak van de machine om te voorkomen dat de lading gaat schuiven. Wees extra voorzichtig als u ladingen transporteert die gemakkelijk schuiven (vloeistoffen, stenen, zand, enz.).

  • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u de machine tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen; anders kan de machine omslaan of gaan rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan.

Veilig laden en storten

  • Overschrijd het maximale toelaatbare gewicht van de machine niet als u een lading transporteert in de laadbak en/of als u een aanhangwagen sleept; zie Specificaties.

  • Verdeel de lading gelijkmatig in de laadbak om de stabiliteit en uw controle over de machine te verbeteren.

  • Let erop dat er niemand achter de machine staat voordat u de lading stort.

  • Stort de lading niet uit de bak als de machine zijwaarts op een helling staat. Als gevolg van de verandering in de gewichtsverdeling kan de machine omslaan.

Veiligheid na het werk

  • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.

  • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine stalt of transporteert.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.

  • Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

  • Maak de machine stevig vast.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal99-7345
decal115-2047
decal115-7739
decal120-9570
decal131-8411
decal131-8412
decal131-8414
decal131-8495
decal131-8506
decal131-8527
decal131-8551
decal131-8598

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het stuurwiel monteren (uitsluitend internationale modellen)

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Stuurwiel1
Stuurwieldop1
Ring (½")1
Stofkap1
  1. Verwijder (indien aanwezig) de kap van de naaf van het stuurwiel (Figuur 3).

  2. Verwijder de borgmoer (½") van de stuuras (Figuur 3).

  3. Schuif het stuurwiel, de stofkap en de ring (½") op de stuuras (Figuur 3).

    Note: Zet de voorwielen recht en draai het stuurwiel zo dat de kleine spaak van het stuurwiel verticaal staat.

  4. Zet het stuurwiel vast op de as met behulp van de borgmoer (½") en draai deze vast met 18-30 N·m.

  5. Bevestig de kap op het stuurwiel (Figuur 3).

    g198932

Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren

  1. Controleer het peil van het accuzuur voordat u de machine gebruikt; zie Het waterpeil van de accu's controleren.

  2. Controleer of de accu's opgeladen zijn; zie Accu's opladen.

  3. Controleer het peil van de remvloeistof voordat u de motor start; zie Remvloeistofpeil controleren.

  4. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

De remmen gebruiksklaar maken

Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken.

  1. Laat het voertuig op volle snelheid rijden en rem dan om de machine snel te laten stoppen zonder de wielen te blokkeren.

  2. Herhaal deze procedure 10 keer en wacht steeds 1 minuut voordat u opnieuw remt om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.

    Important: Deze procedure is het meest effectief als de machine is beladen met 227 kg.

De handleiding lezen en de documentatie in verband met de uitrusting van de machine bekijken

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Gebruikershandleiding1
Gebruikershandleiding van de motor1
Registratiekaart1
Inspectieformulier1
Kwaliteitscertificaat1
Sleuteltje2
  • Lees de Gebruikershandleiding en de gebruikershandleiding van de motor.

  • Vul de registratiekaart in.

  • Vul het Inspectieformulier in.

  • Bekijk het Kwaliteitscertificaat

Algemeen overzicht van de machine

g034154
g034544

Schakelbord

g034161

Gaspedaal

Gebruik het gaspedaal (Figuur 6) om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de machine. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de machine af.

De maximumsnelheid vooruit in de prestatiemodus is 26 km per uur; zie Figuur 9.

De maximumsnelheid vooruit in de zuinige modus is 19 km per uur; zie Figuur 9.

Rempedaal

Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 6).

Voorzichtig

Gebruik van een machine met versleten of onjuist afgestelde remmen kan tot persoonlijk letsel leiden.

Als de vrije slag van het rempedaal tot de vloer van de machine minder dan 25 mm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd.

Parkeerremhendel

De parkeerremhendel bevindt zich op het bedieningspaneel (Figuur 7).

Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Als u de machine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen.

Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de parkeerremhendel naar u toe trekken (Figuur 7).

g033923

Om de parkeerrem uit te schakelen, moet u de knop bovenaan de parkeerremhendel indrukken, de parkeerremhendel naar u toe trekken om de belasting weg te nemen, en de parkeerremhendel naar voren duwen (Figuur 8).

g033924

Richtingschakelaar

De richtingschakelaar bevindt zich links van de parkeerremhendel. De parkeerremhendel heeft 3 standen: VOORUIT, ACHTERUIT en NEUTRAAL (Figuur 6).

Note: De machine kan ingeschakeld zijn in om het even welke van deze 3 standen, maar rijdt enkel in de standen VOORUIT en ACHTERUIT.

Important: De machine moet altijd eerst tot stilstand worden gebracht voordat u van richting verandert.

Claxonknop

Uitsluitend internationale modellen

De claxonknop bevindt zich op het bedieningspaneel (Figuur 6). Druk op de knop om te claxonneren.

Lichtschakelaar

Gebruik de lichtschakelaar (Figuur 6) om de koplampen aan te zetten. Duw de schakelaar naar boven om de koplampen in te schakelen. Duw de schakelaar naar beneden om de koplampen uit te schakelen.

Accu-ontladingsindicator

De accu-ontladingsindicator bevindt zich aan de linkerkant van de stuurkolom (Figuur 6). De accu-ontladingsindicator geeft de resterende lading in de accu's aan. Als de accu's volledig zijn opgeladen ziet u 10 indicatiestreepjes, van 0 tot 1. Naarmate de accu leeg raakt, verdwijnen de indicatiestreepjes, te beginnen aan de rechterzijde van de meter. Zie Werking en gebruik van het accusysteem voor meer informatie over de accumeter.

Urenteller

De urenteller bevindt zich rechts van de lichtschakelaar (Figuur 6). Gebruik de urenteller om het totale aantal bedrijfsuren na te gaan. De urenteller gaat lopen als de contactschakelaar in de stand AAN wordt gezet of als de machine loopt.

Note: Wanneer de machine loopt, zal de urenteller voortdurend knipperen, wat betekent dat de machine in gebruik is.

Usb-aansluitpunt

Het usb-aansluitpunt bevindt zich links van de parkeerremhendel (Figuur 6). Het aansluitpunt dient om mobiele toestellen van stroom te voorzien.

Important: Wanneer u het USB-aansluitpunt niet gebruikt, breng dan de rubberen plug aan om te voorkomen dat het aansluitpunt beschadigd raakt.

Contactschakelaar

Gebruik de contactschakelaar (Figuur 6) om de machine in- en uit te schakelen.

De contactschakelaar heeft 2 standen: AAN en UIT. Draai het sleuteltje naar rechts, naar de stand AAN, om de machine te gebruiken. Om de machine uit te schakelen draait u het sleuteltje linksom naar de stand UIT. Verwijder altijd het sleuteltje als u de machine verlaat.

Schakelaar van snelheidsbegrenzer

De schakelaar van de snelheidsbegrenzer bevindt zich onder de stoel en heeft 2 standen: PERFORMANCE (prestatiemodus) en ECONOMY (zuinige modus). Draai het sleuteltje naar rechts in de ZUINIGE MODUS om de maximale rijsnelheid van de machine te beperken tot 19 km/u. Draai het sleuteltje naar links in de PRESTATIEMODUS om de maximale rijsnelheid van de machine opnieuw in te stellen op 26 km/u; zie Figuur 9.

g034167

Statusindicatorlicht

Het statusindicatorlicht bevindt zich rechts van de parkeerremhendel op het bedieningspaneel (Figuur 6).

Als de machine is aangezet, zal het groene statusindicatorlicht blijven branden of knipperen.

Als het licht blijft branden, is de machine klaar voor normaal gebruik. Als het licht knippert, is er een probleem dat opgelost dient te worden voordat u de machine normaal kunt gebruiken.

Als het statusindicatorlicht 2 keer knippert, is de parkeerrem ingeschakeld terwijl de richtingschakelaar in VOORUIT of ACHTERUIT staat. Zet de parkeerrem vrij om het statusindicatorlicht uit te schakelen.

Raadpleeg als het statusindicatorlicht meer dan 2 keer knippert.

Handgrepen voor passagier

De handgrepen voor de passagiers bevinden zich aan de buitenkanten van de stoelen (Figuur 10).

g033955

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Basisgewicht633 kg (droog)
Nominale inhoud (op vlak terrein)Totaalgewicht 544 kg, inclusief bestuurder (91 kg) en passagier (91 kg), lading, accessoires en werktuigen
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig – op vlak terrein1177 kg in totaal, inclusief alle bovengenoemde gewichten
Maximaal laadvermogen (op vlak terrein)363 kg in totaal, inclusief achteraan gemonteerde accessoires
Maximale capaciteit accessoirebevestiging achteraan laadbak45 kg in totaal
TrekvermogenKoppelgewicht: 91 kg
Maximaal aanhangergewicht: 454 kg
Totale breedte119 cm
Totale lengte302 cm
Totale hoogte127,5 cm
Afstand tot de grond21,6 cm aan de voorkant, zonder lading of bestuurder
14 cm aan de achterkant, zonder lading of bestuurder
Wielbasis220 cm
Wielloopvlak (middellijn tot middellijn)Voor: 119 cm
Achter: 119 cm
Lengte laadbakBinnen: 102 cm
Buiten: 114,3 cm
Breedte laadbakBinnen: 98 cm
Buitenkant van de bumpers: 107,3 cm
Hoogte laadbak28 cm binnenzijde

*Genoemde specificaties indien voertuig is uitgerust met Trojan T-125 accu's.

**Het monteren van niet-standaard accu's kan de beschikbare capaciteit van de laadbak verminderen.

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u een volle laadbak omhoog brengt en niet ondersteunt met de geschikte steunstang, kan de laadbak onverwacht zakken. Werken onder een opgetilde laadbak die niet ondersteund is, kan u of anderen letsel toebrengen.

  • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor afzetten en het sleuteltje verwijderen.

  • Verwijder eventueel geladen materiaal uit de laadbak of andere werktuigen en breng de laadbakbeveiliging aan bij een volledig uitgetrokken cilinderstang voordat u gaat werken onder een opgeheven laadbak.

Veiligheid staat voorop

Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.

Gevaar

Als u maait op nat gras of een helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de controle over de machine verliest.

Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken.

Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest en dat de machine omkantelt, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen:

  • Maai niet in de buurt van steile hellingen of water.

  • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen.

  • Verander niet plotseling de rijrichting of de snelheid van de machine.

De laadbak gebruiken

De laadbak omhoog brengen in de stortstand

Waarschuwing

Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die eronder aan het werk zijn.

  • Gebruik altijd de steun om de bak omhoog te houden voordat u onder een opgehaalde laadbak gaat werken.

  • Verwijder de lading uit de laadbak voordat u deze omhoogbrengt.

Waarschuwing

Als de laadbak tijdens het rijden omhoogstaat, kan de machine gemakkelijker omslaan of gaan rollen. U kunt de laadbak beschadigen als deze tijdens het gebruik van de machine omhoogstaat.

  • Gebruik de machine met de laadbak neergelaten.

  • Laat de laadbak neer als u hem geleegd hebt.

Voorzichtig

Als de achterkant van de laadbak belast is wanneer u de sluitingen losmaakt, kan de laadbak onverwacht openklappen en u of andere omstanders verwonden.

  • Belast indien mogelijk het midden van de laadbak.

  • Houd de laadbak naar beneden en controleer of niemand over de laadbak leunt of erachter staat als u de sluitingen losmaakt.

  • Verwijder de lading uit de laadbak voordat u deze omhoogbrengt voor onderhoud aan de machine.

  1. Trek de hendel aan de linkerkant in de laadbak naar u toe en breng de laadbak omhoog (Figuur 11).

    g034019
  2. Zet de steunstang in de borgsleuf van de stortstand om de laadbak vast te zetten in de stortstand (Figuur 12).

    g034021

De laadbak omhoogbrengen in de onderhoudsstand

  1. Trek de hendel aan de linkerkant in de laadbak naar u toe en breng de laadbak omhoog (Figuur 11).

  2. Trek de steunstang in de borgsleuf van de onderhoudsstand om de laadbak vast te zetten voor onderhoud (Figuur 12).

De laadbak laten zakken

Waarschuwing

De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken.

Houd uw handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.

  1. Til de laadbak licht omhoog door de grendelhandgreep omhoog te brengen (Figuur 11).

  2. Neem de steunstang uit de palopening (Figuur 12).

  3. Laat de bak neer tot hij stevig vergrendeld is.

De achterlaadklep openen

  1. Zorg dat de laadbak omlaag en vergrendeld is.

  2. Breng de achterlaadklep met beide handen omhoog; gebruik de nok bovenaan de achterlaadklep (Figuur 13).

  3. Laat de achterlaadklep zakken tot deze gelijk komt met de onderkant van de laadbak (Figuur 13).

    g034022

De achterlaadklep sluiten

Als u los materiaal zoals zand, kiezels of houtsnippers uit de laadbak van de machine hebt gestort, kan een deel van het gestorte materiaal tussen de hengsels van de achterlaadklep beland zijn. Voer de volgende stappen uit voordat u de achterlaadklep sluit.

  1. Verwijder handmatig zo veel mogelijk materiaal van tussen de hengsels.

  2. Draai de achterlaadklep ongeveer in de 45°-stand (Figuur 14).

    g034023
  3. Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer met korte, schokkende bewegingen (Figuur 14).

    Note: Dit helpt om materiaal tussen de hengsels vandaan te krijgen.

  4. Laat de achterlaadklep zakken en controleer of er materiaal is achtergebleven tussen de hengsels.

  5. Herhaal stappen 1 tot 4 tot al het materiaal van tussen de hengsels is.

  6. Draai de achterlaadklep naar boven en til ze in de groeven in de laadbak.

De accessoirebevestiging achteraan de laadbak gebruiken

Gebruik de accessoirebevestiging achteraan de laadbak om accessoires achteraan de machine te bevestigen.

Draagvermogen: 45 kg

  1. Zet de T-hendel los door deze rechtsom te draaien (Figuur 15).

    g034545
  2. Breng uw accessoire aan in de houder en zorg dat de gaten overeenkomen (Figuur 15).

  3. Bevestig het gemonteerde accessoire aan de bevestigingsbuis met de gaffelpen en de haarspeldveer.

  4. Zet de T-hendel vast door deze linksom te draaien (Figuur 16).

    g034546

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in Controlelijst voor dagelijks onderhoud.

Bandenspanning controleren

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de bandenspanning.
  • Aanbevolen bandenspanning voor- en achteraan: 1,65 tot 2,07 bar

    Important: De maximale bandenspanning op de wang van de band niet overschrijden.

    Note: De vereiste bandenspanning is afhankelijk van het gewicht dat u van plan bent te transporteren.

    1. Controleer de bandenspanning.

      • Gebruik een lagere bandenspanning voor lichtere ladingen, voor minder bodemcompactie, voor een soepeler rijgedrag en voor minder bandensporen op de grond.

      • Gebruik een hogere bandenspanning om zwaardere ladingen met hogere snelheid te transporteren.

    2. Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden aan te passen door lucht in de banden te pompen of deze af te laten.

    g001055

    Werking en gebruik van het accusysteem

    Werking van een semitractieaccu

    De machine bevat 8 loodzwavelzuur semitractieaccu's die zorgen voor de voeding van de motor en de accessoires. Een semitractieaccu verschilt van een accu die wordt gebruikt in een auto. Een autoaccu moet een stroomstoot geven om de motor te starten en zorgen voor de elektrische energie voor de verlichting en de accessoires als de motor is afgezet of stationair loopt. De wisselstroomdynamo laadt vervolgens de accu voortdurend op als de auto rijdt. Als gevolg hiervan zal de laadtoestand van een autoaccu zelden lager zijn dan 90% van het maximale niveau.

    Een semitractieaccu is bedoeld als de belangrijkste stroombron en moet constant vermogen leveren. Een semitractieaccu ontlaadt gewoonlijk tot 20-30% van de maximale laadtoestand. Een dergelijke ontlading wordt beschouwd als een diepe ontlading.

    Important: Herhaaldelijk diep ontladen verkort de levensduur van de accu.

    Een loodzwavelzuuraccu produceert stroom dankzij een chemische reactie tussen loden platen en zwavelzuur. Als de accu wordt opgeladen, wordt de chemische reactie omgekeerd, waardoor de accu opnieuw stroom produceert.

    Een accu is onderhevig aan slijtage en heeft een beperkte levensduur (Figuur 18). Een nieuwe accu heeft een inrijperiode nodig om een efficiënte stroomproductie op gang te brengen. Deze inrijperiode moet gewoonlijk 100 tot 150 ontlaad-/laadcycli omvatten.

    g004049

    Na de inrijperiode heeft de accu gedurende vele cycli een hoog vermogen. Het aantal cycli waarin een accu goede prestaties zal leveren, is afhankelijk van de volgende zaken:

    • Onderhoud van de accu – verkeerd onderhoud bekort de levensduur van een accu aanzienlijk.

    • Diepte van de ontlading tussen laadcycli – hoe dieper een accu op regelmatige basis wordt ontladen tussen de laadcycli, des te korter is de levensduur van de accu.

    • Laadfrequentie – laad de accu's wanneer mogelijk volledig op.

      Important: Het geheel ontladen van de accu's beschadigt deze en verkort hun levensduur.

    • Laag waterpeil – als de loden platen bloot komen te liggen, kunnen de accu's permanent beschadigd worden. Doe het volgende om het accuzuur op het juiste peil te houden:

      Als de accu's volledig opgeladen zijn, vult u de accu's bij met gedistilleerd of gedeïoniseerd water; zie Het waterpeil van de accu's controleren en De accu's bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water.

      Important: Laad de accu's volledig op voordat u ze bijvult met water. Tijdens het opladen zet het accuzuur uit; als u een accu bijvult voordat deze volledig opgeladen is, kan het accuzuur overstromen en uit de ontluchting lekken.

    Aan het einde van de levensduur van een accu zal de accu langzaam zijn elektrisch laadvermogen verliezen.

    Gebruik van het accusysteem

    Als de accu's geheel geladen zijn dan licht het tiende (geheel rechtse) element van de accu-ontladingsindicator op (Figuur 19).

    g192308

    Als u de machine gebruikt, zullen de streepjes verdwijnen naarmate de stroom die de accu's leveren, wordt verbruikt.

    Het strekt tot aanbeveling de accu op te laden wanneer het tweede streepje van links bereikt is op de accu-ontladingsindicator.Figuur 20

    g192309

    Als u de machine blijft gebruiken met slechts 2 resterende streepjes, gaan de streepjes beurtelings knipperen.

    Important: Als het tweede streepje van links op de accu-ontladingsindicator bereikt is, kan de machine overschakelen op een 'verlaagde snelheid'-modus; in deze modus worden de accu's beschermd, maar langdurig gebruik in deze modus kan schade toebrengen aan de accu's en/of de machine. Om dit te voorkomen, dient u te vermijden dat u de accu's ontlaadt tot het tweede streepje van links. Laad de accu's onmiddellijk op.Als de accu's geheel ontladen raken schakelt de machine uit. Zorg ervoor dat de accu's nooit volledig ontladen raken.

    Important: Voor een maximale levensduur van de accu's moet u de accu's altijd opladen voordat de indicator het tweede streepje van links op het scherm bereikt. Als u de accu's regelmatig tot minder dan het tweede streepje van links ontlaadt, hebben de accu's een kortere levensduur.

    De machine stoppen

    Important: Als u de machine op een helling laat stoppen, moet u de bedrijfsremmen intrappen en de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine van zijn plaats rolt. Als u het gaspedaal gebruikt om de machine op de helling tot stilstand te brengen, kan de motor oververhit raken of kunnen de accu's ontladen worden.

    1. Haal uw voet van het gaspedaal.

    2. Druk het rempedaal langzaam in om met de bedrijfsremmen de machine volledig tot stilstand te brengen.

      Note: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van de machine.

    Een nieuwe machine inrijden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht.
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht om ervoor te zorgen dat deze goede prestaties levert en een lange levensduur heeft.

    • Controleer regelmatig de remvloeistof en het waterpeil van de accu's.

    • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode van een nieuwe machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden).

    • Zie het hoofdstuk voor bijzondere controles op rustige momenten.

    • Controleer de stand van de voorwielophanging en stel af indien nodig.

    De laadbak laden

    Neem de volgende richtlijnen in acht bij het laden van de laadbak en het gebruik van de machine:

    • Hou rekening met het laadvermogen van de machine en beperk het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert volgens de specificaties in Specificaties en op het label met het toelaatbare totaalgewicht van de machine.

      Note: Het laadvermogen geldt alleen voor gebruik van de machine op een gelijke ondergrond.

    • Verminder het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert als u de machine gebruikt op hellingen en ruw terrein.

    • Verminder het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert als het materiaal hoog opgestapeld is (en een hoog zwaartepunt heeft), zoals een stapel bakstenen, planken voor tuinelementen of zakken met kunstmest. Verdeel de lading zo laag mogelijk zodat de lading uw zicht achter de machine tijdens gebruik niet belemmert.

    • Hou ladingen gecentreerd door de laadbak als volgt te laden:

      • Verdeel het gewicht gelijkmatig over de breedte van de laadbak.

        Important: Het risico om te kantelen is groter als de laadbak aan 1 kant zwaarder is geladen.

      • Verdeel het gewicht gelijkmatig over de lengte van de laadbak.

        Important: Als u de lading achter de achteras legt, hebben de voorbanden minder tractie, wat ertoe kan leiden dat de machine onbestuurbaar wordt of omkantelt.

    • Wees extra voorzichtig als u erg omvangrijke ladingen transporteert in de laadbak, in het bijzonder als u het gewicht van de lading niet centraal in de laadbak kunt plaatsen.

    • Maak indien mogelijk de lading vast aan de laadbak zodat de lading niet gaat schuiven.

    • Als u vloeistof in een grote tank transporteert (zoals een spuittank), wees dan voorzichtig als u de machine een helling op- of afrijdt, als u uw snelheid plots verandert, als u stopt, of als u over ruw terrein rijdt.

    De inhoud van de laadbak is 0,28 m3. De hoeveelheid (het volume) materiaal die u in de bak kunt laden zonder dat het draagvermogen van de machine wordt overschreden, kan sterk variëren afhankelijk van de dichtheid van het materiaal.

    Raadpleeg de volgende tabel voor de maximale belading met verschillende materialen.

    MateriaalDichtheidMaximaal laadvermogen laadbak(op een vlakke ondergrond)
    Grind, droog1522 kg/m3Vol
    Grind, nat1922 kg/m3¾ vol
    Zand, droog 1442 kg/m3Vol
    Zand, nat1922 kg/m3¾ vol
    Hout721 kg/m3Vol
    Schors<721 kg/m3Vol
    Aarde, samengedrukt1602 kg/m3¾ vol (bij benadering)

    De machine transporteren

    Gebruik een aanhanger met oprijplaten over de gehele breedte om de machine over lange afstanden te transporteren. Bevestig de machine aan de aanhangwagen. Zie Figuur 21 en Figuur 22 voor de plaats van de bevestigingspunten van de machine.

    Note: Laad de machine op de aanhangwagen met de voorzijde van de machine naar voren gericht. Als dat niet mogelijk is, bevestig dan de motorkap met een riem aan het frame of verwijder de motorkap zodat deze er niet af kan waaien tijden het transport.

    Voorzichtig

    Losse stoelen kunnen van de machine en de aanhangwagen vallen tijdens het transport van de machine, en de stoelen kunnen op een andere machine terechtkomen de weg versperren.

    Verwijder de stoelen of zet de stoelen stevig vast in de koppeling van het stoelscherm.

    g034029
    g034273

    De machine slepen

    In noodgevallen kunt u de machine over een korte afstand slepen; maak hier evenwel geen gewoonte van.

    Waarschuwing

    Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de controle over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken.

    Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur.

    De machine moet worden gesleept door 2 personen. Als u de machine over een grote afstand moet verplaatsen, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger; zie Een aanhangwagen trekken.

    1. Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje.

      Important: Als u de machine sleept met het contactsleuteltje in de stand AAN, kan dat schade toebrengen aan het elektrische systeem.

    2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het machineframe (Figuur 21).

    3. Zet de parkeerrem vrij.

    Een aanhangwagen trekken

    De machine kan een aanhangwagen trekken. Er zijn 2 types trekhaken verkrijgbaar voor de machine, afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor u de machine gebruikt. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro dealer.

    Als u een lading vervoert of een aanhangwagen trekt, mag u de machine of de aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading van de machine of de aanhanger kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden.

    Zorg er altijd voor dat 60% van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10% van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van de machine.

    De maximale lading mag niet zwaarder zijn dan 454 kg, inclusief het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de aanhangwagen. Als het maximale toelaatbare gewicht van de aanhangwagen bijvoorbeeld 181,5 kg is, mag het gewicht van de lading maximaal 544 kg zijn, inclusief de gebruiker(s).

    Ten behoeve van een goede remwerking en tractie moet de laadbak altijd zijn geladen als u een aanhangwagen gebruikt. U mag het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de trailer en het voertuig niet overschrijden.

    Parkeer de machine nooit op een helling als er een aanhangwagen is aangekoppeld. Als u toch op een helling moet parkeren, dient u de parkeerrem in werking te stellen en blokjes achter de wielen van de aanhangwagen te plaatsen.

    Onderhoud

    Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

    Note: Download het elektrisch schema gratis op www.Toro.com. U kunt uw machine zoeken via de link 'Handleidingen'.

    Waarschuwing

    Als u de machine niet goed onderhoudt, kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.

    U moet de machine goed onderhouden en in goede staat houden volgens deze instructies.

    Aanbevolen onderhoudsschema

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 100 bedrijfsuren
  • Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine in acht.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer de bandenspanning.
  • Accu's opladen.
  • Het waterpeil van de accu's controleren.
  • Remvloeistofpeil controleren.Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor de eerste keer wordt gebruikt.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • Accu's reinigen.
  • Controleer het waterpeil van de accu's en voeg gedistilleerd of gedeïoniseerd water toe aan de accu's (indien nodig).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Lagers en lagerbussen smeren.Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt.
  • Controleer de staat van de banden en velgen.
  • Draai de wielmoeren aan.
  • De stuurinrichting en ophanging op losse of beschadigde onderdelen controleren.
  • De vlucht en het toespoor van de voorwielen controleren.
  • Het peil van de transaxlevloeistof controleren.
  • Controleer de transaxle op lekken.
  • De remmen controleren
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • De service- en parkeerremblokken vervangen.
  • Om de 800 bedrijfsuren
  • Transaxle-olie verversen.
  • Om de 1000 bedrijfsuren
  • Remvloeistof verversen.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde itemVoor week van:
    maandagdinsdagwoensdagdonderdagvrijdagzaterdagzondag
    Werking van rem en parkeerrem controleren.       
    Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren.       
    Het waterpeil van de accu's controleren.       
    Remvloeistofpeil controleren.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Bandenspanning controleren.       
    Controleren op lekkages.       
    Werking van instrumenten controleren.       
    Werking van gaspedaal controleren.       
    Vet in alle smeernippels spuiten.       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden

    Important: Als de machine wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moet u de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak uitvoeren:

    • Gebruik in woestijngebied

    • Gebruik bij lage temperaturen: beneden 0 °C

    • Trekken van een aanhangwagen

    • Veelvuldig gebruik in stoffige omstandigheden

    • Bouwwerkzaamheden

    • Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en schoonmaken. Dit voorkomt dat schurend materiaal overmatige slijtage veroorzaakt.

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Waarschuwing

    Zet de laadbak omhoog voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die zich eronder bevinden.

    • Breng altijd de steun aan onder de laadbak voordat u eronder gaat werken.

    • Verwijder de lading uit de laadbak voordat u onder een opgehaalde laadbak gaat werken.

    Veiligheid bij onderhoud

    • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

    • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de machine op een horizontaal oppervlak parkeren, de parkeerrem in werking stellen, de motor uitschakelen en het sleuteltje verwijderen om te voorkomen dat de machine per ongeluk wordt gestart.

    • Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.

    • Werk nooit onder een opgetilde laadbak zonder dat de juiste laadbakbeveiliging is geplaatst.

    • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.

    • Voer alle druk in het systeem af voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of er werkzaamheden aan verricht. Dit doet u door de motor uit te zetten, de stortklep van ophalen naar neerlaten te draaien en/of de laadbak en werktuigen neer te laten. Zet de hendel voor de hydraulische afstandsbediening in de zweefstand. Als de bak in de opgehaalde stand moet blijven, dient u deze vast te zetten met de laadbakbeveiliging.

    • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

    • Om het voertuig in goede staat te houden, moet u ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid.

    • Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrijhouden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil.

    • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

    • Als u de motor moet laten lopen om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Hou omstanders uit de buurt van de machine.

    • Controleer regelmatig de werking van de parkeerrem. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven.

    • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang versleten of beschadigde stickers.

    • Voer geen handelingen uit die van invloed zijn op de bedoelde werking van een veiligheidsvoorziening of die de bescherming waarin de veiligheidsvoorziening voorziet verminderen. Controleer de goede werking ervan regelmatig.

    • Indien grote reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.

    • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan deze machine kan gevolgen hebben voor de werking, prestaties of levensduur van de machine, en kan letsel of de dood veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro® Company komt te vervallen.

    De machine klaar maken voor onderhoud

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    g038447

    De machine omhoog brengen

    Gevaar

    Een opgekrikte machine kan wankel staan. De machine kan van de krik afglijden, waardoor iemand die zich eronder bevindt letsel kan oplopen.

    • Start de motor niet als de machine is opgekrikt.

    • Haal altijd het sleuteltje uit het contact voordat u van de machine stapt.

    • Blokkeer de wielen wanneer de machine wordt ondersteund door hefwerktuigen.

    • Gebruik assteunen om de machine te ondersteunen wanneer deze gehesen is.

    Important: Als u de machine voor routineonderhoud en/of diagnose laat draaien, zorg dan dat de achterwielen van de machine 25 mm vrij van de grond zijn door de achteras op assteunen te zetten.

    • Het hefpunt vooraan de machine bevindt zich aan de voorzijde van het frame, achter de sleeplip (Figuur 24).

      g034043
    • Het hefpunt aan de achterzijde van de machine bevindt zich onder de asbuizen (Figuur 25).

    g034407

    De motorkap openen

    De motorkap optillen

    1. Til de handgreep van de rubberen grendels aan weerszijden van de motorkap op (Figuur 26).

      g008402
    2. Til de motorkap op.

    De motorkap sluiten

    1. Laat de motorkap langzaam zakken.

    2. Bevestig de motorkap door de rubberen grendels uit te lijnen met de grendelbevestigingen aan weerszijden van de motorkap (Figuur 26).

    De zitbank naar boven en beneden verstellen

    Om de zitbank naar boven te verstellen, moet u deze naar voren duwen tot ze op het stuurwiel rust (Figuur 27).

    Om de zitbank naar beneden te verstellen, moet u deze naar achteren in de oorspronkelijke positie duwen (Figuur 27).

    g190066

    De zitbank verwijderen

    1. Kantel de zitbank naar voren (Figuur 27).

    2. Schuif de zitbank opzij uit de pennen en til de zitbank op (Figuur 28).

      g190187

    De zitbank monteren

    Schuif de zitbank opzij op de pennen en laat de zitbank zakken (Figuur 29).

    g190186

    Smering

    De machine smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Lagers en lagerbussen smeren.Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt.
  • Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis

    1. Veeg de smeernippel schoon met een doek zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Gebruik een smeerpistool. Haal de trekker 1 of 2 keer over om smeervet in de smeernippels van de machine te pompen.

    3. Veeg overtollig smeervet van de machine.

    De smeernippels bevinden zich aan de binnenkant van de bedieningsarmen, bij de kogelverbinding van de trekstang en aan de buitenkant van de bedieningsarmen (Figuur 30 en Figuur 31).

    g034057
    g034058

    De lagers in de voorwielen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 300 bedrijfsuren
  • De lagers in de voorwielen smeren.
  • Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222

    De naaf en rotor verwijderen

    1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen.

    2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 32).

      g033046
    3. Verwijder de flenskopbouten (⅜" x ¾") waarmee de beugel voor de rem is bevestigd aan de as en verwijder de rem van de as (Figuur 33).

      Note: Ondersteun de rem voordat u verder gaat met de volgende stap.

      g033047
    4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 34).

      g192346
    5. Verwijder de borgpen en de moerzekering van de as en de asmoer (Figuur 34).

    6. Verwijder de asmoer van de as, en verwijder de naaf en de rotor van de as (Figuur 34 en Figuur 35).

      g192347
    7. Maak de as schoon met een doek.

    8. Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.

    De lagers in de wielen smeren

    1. Verwijder het buitenste lager en de loopring van het lager van de naaf (Figuur 36).

      g033050
    2. Verwijder de afdichting en het binnenste lager van de naaf (Figuur 36).

    3. Maak de afdichting schoon en controleer op slijtage en beschadiging.

      Note: Gebruik geen reinigingsmiddel om de afdichting schoon te maken. Vervang de afdichting als deze versleten of beschadigd is.

    4. Maak de lagers en de loopringen schoon en controleer deze onderdelen op slijtage en beschadiging.

      Note: Vervang versleten of beschadigde onderdelen. Controleer of de lagers en loopringen schoon en droog zijn.

    5. Verwijder alle vuil en vet uit de holte van de naaf (Figuur 36).

    6. Smeer de lagers met het aanbevolen smeermiddel.

    7. Vul de holte van de naaf voor 50 tot 80% met het aanbevolen smeermiddel (Figuur 36).

    8. Monteer het binnenste lager op de loopring aan de binnenkant van de naaf en monteer de afdichting (Figuur 36).

    9. Herhaal stap 1 tot en met 8 voor de lagers van de andere naaf.

    De naaf en rotor monteren

    1. Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 37).

      g192344
    2. Monteer de naaf en de rotor op de as met de rotor aan de binnenkant (Figuur 37).

    3. Monteer het buitenste lager op de as en plaats het lager in de buitenste loopring (Figuur 37).

    4. Monteer het borgplaatje op de as (Figuur 37).

    5. Draai de asmoer op de as en zet de moer vast met een torsie van 15 N·m terwijl u de naaf draait om het lager te plaatsen (Figuur 37).

    6. Draai de asmoer los tot de naaf vrij kan draaien.

    7. Draai de asmoer vast met een torsie van 1,70 tot 2,26 N·m.

    8. Monteer de borgschroef over de moer en controleer de uitlijning van de sleuf in de schroef en de opening in de as voor de borgpen (Figuur 38).

      Note: Als de sleuf in de borgschroef en de opening in de as niet uitgelijnd zijn, moet u de asmoer vastzetten met een torsie van maximaal 2,26 N·m om de sleuf en de opening uit te lijnen.

      g192345
    9. Monteer de borgpen en plooi beide uiteinden rond de borgschroef (Figuur 38).

    10. Plaats de stofkap op de naaf (Figuur 38).

    11. Herhaal stap 1 tot en met 10 voor de naaf en de rotor aan de andere kant van de machine.

    De remmen en wielen monteren

    1. Reinig de 2 flenskopbouten (⅜" x ¾") en breng een laag schroefdraadborgmiddel met gemiddelde sterkte aan op de draden van de bouten.

    2. Lijn de remblokken aan beide zijden van de rotor (Figuur 33) en de openingen in de beugel van de remklauw uit met de openingen in de rembevestiging van het asframe (Figuur 37).

    3. Bevestig de beugel van de remklauw aan het asframe (Figuur 33) met de 2 flenskopbouten (⅜" x ¾").

      Draai de 2 flenskopbouten vast met een torsie van 47 tot 54 N·m.

    4. Lijn de openingen in het wiel uit met de bouten van de naaf en monteer het wiel op de naaf met het ventiel naar buiten gericht (Figuur 32).

      Note: Zorg dat het montagevlak van het wiel gelijk komt met de naaf.

    5. Bevestig het wiel aan de naaf met de wielmoeren (Figuur 32).

      Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N·m.

    6. Herhaal stap 1 tot en met 5 voor de rem en het wiel aan de andere kant van de machine.

    Onderhoud elektrisch systeem

    Veiligheid van het elektrisch systeem

    Waarschuwing

    Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

    • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.

    • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

    Veiligheid van de accu

    • Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de accu's en de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden.

    • Verwijder sieraden en horloges voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de accu's gaat verrichten.

    • Laad de accu’s niet op terwijl u onderhoud uitvoert aan de machine.

    • Maak de accukabels altijd los voordat u onderhoudswerkzaamheden aan elektrische onderdelen verricht; zie De accu's afkoppelen.

      Note: Als u alle accukabels loskoppelt, schakelt u de voeding van het elektrische systeem uit.

    • Accuzuur bevat zwavelzuur dat waterstof produceert, een gas dat explosief is in bepaalde omstandigheden. Zwavelzuur kan de huid verbranden en kleding beschadigen; wanneer het wordt uitgestoten in gasvorm kan het uw longen beschadigen.

      • Onderhoud, stallen en laden van de machine dient u altijd in een goed geventileerde ruimte te doen.

      • Houd vonken en open vuur uit de buurt van de accu's.

      • Rook nooit in de buurt van de accu's.

      • Gebruik geen open vuur om het peil van het accuzuur te controleren of een lekkage van het accuzuur te zoeken.

      • Draag een goede veiligheidsbril, handschoenen en gezichtsbescherming.

      • Leun nooit over de accu's.

      • Voorkom dat u accudampen inademt.

      • Vul de accu's alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.

      • Als u accuzuur op uw huid of in uw ogen krijgt, moet u deze gedurende 20 minuten met schoon water spoelen. Trek kleding uit waar accuzuur op is terechtgekomen. Waarschuw onmiddellijk een arts.

      • Zorg ervoor dat kinderen en huisdieren uit de buurt van de accu's en accuzuur blijven.

    • Accuzuur is giftig.

      • Slik geen accuzuur in.

      • Als een persoon accuzuur heeft ingeslikt, moet u indien mogelijk deze persoon onmiddellijk grote hoeveelheden water laten drinken om het accuzuur te verdunnen.

      • Laat de persoon niet braken.

      • Neem contact op met een antigifcentrum en vraag onmiddellijk medische hulp.

    • Als u de accu's niet vult, moet u de vuldoppen stevig op de accu's laten zitten. U mag de machine niet gebruiken als er vuldoppen ontbreken of beschadigd zijn.

    • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu's de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

    • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

    • Controleer nooit de laadstroom van een accu door een metalen voorwerp op de accupolen te plaatsen. Hierdoor ontstaan vonken die een explosie kunnen veroorzaken.

    • Zorg ervoor dat de accuhouders altijd op hun plaats zitten om de accu's te beschermen en vast te zetten.

    • Lees de laadinstructies en zorg ervoor dat u ze begrijpt voordat u de accu's oplaadt; zie Accu's opladen. Neem ook de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de accu's oplaadt:

      • Zet de contactschakelaar van de machine op UIT voordat u de oplader aansluit op een voedingsbron.

      • Gebruik uitsluitend de oplader die is geleverd bij de machine om de accu's op te laden.

      • U mag een beschadigde of bevroren accu nooit opladen.

      • Haal om vonken te voorkomen altijd de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het snoer losmaakt van het oplaadcontact op de machine.

      • Indien een accu tijdens het opladen heet wordt, grote hoeveelheden gas uitstoot of accuzuur verliest, moet u onmiddellijk de stekker van het netsnoer van de oplader uit het stopcontact trekken. Laat de machine repareren door een erkende Toro distributeur voordat u ze weer in gebruik neemt.

    Onderhoud van de accu's

    Til de zitbank op en breng de laadbak omhoog voordat u onderhoud uitvoert aan de accu's; zie De zitbank naar boven en beneden verstellen en De laadbak omhoog brengen in de stortstand.

    Waarschuwing

    Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.

    • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.

    • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.

    • Gebruik geïsoleerd gereedschap voor het onderhoud van de accu's.

    • Zorg ervoor dat de accuhouders altijd op hun plaats zitten om de accu's te beschermen en vast te zetten.

    Gevaar

    Raak geen elektrische componenten of contacten van de motor aan.

    Als u zulke componenten of contacten aanraakt, kunt u ernstig of zelfs dodelijk gewond raken.

    Accu's reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Accu's reinigen.
    1. Zorg ervoor dat alle vuldoppen vastzitten.

    2. Veeg de accu's schoon met een tissue.

    3. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Reinig ook de accuklemmen en kabelklemmen met een speciaal schoonmaakmiddel.

      Note: De accu- en de kabelklemmen moeten een heldere metaalglans hebben.

    4. Spuit een dun laagje Toro beschermspray op de accupolen.

    Accu's opladen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Accu's opladen.
  • De lader van deze machine bevindt zich binnenin de machine, achter de bestuurdersstoel. Met het oog op een maximale levensduur moet u de accu's opladen als u de machine niet gebruikt. Afhankelijk van hoe diep de accu's zijn ontladen en van de omgevingstemperatuur van de accu's, kan het tot 16 uur duren voordat de accu's volledig zijn opgeladen.

    Note: Normaal bedraagt de laadtijd zowat 8 tot 10 uur.

    Important: Loodzwavelzuuraccu's bouwen geen laadgeheugen op en hoeven niet volledig te worden ontladen voordat ze kunnen worden opgeladen. Als de accu's volledig worden ontladen, kunnen ze schade oplopen. Laad de accu's op telkens als de machine niet in gebruik is.

    Waarschuwing

    Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.

    Rook nooit in de buurt van de accu's en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu's komen.

    1. Parkeer de machine in een goed geventileerde ruimte in de buurt van een geschikt stopcontact.

    2. Controleer het zuurpeil van de accu's.

      Note: Als de accu's volledig opgeladen zijn, vult u de accu's bij met gedistilleerd of gedeïoniseerd water; zie De accu's bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water.

      Important: Laad de accu's volledig op voordat u ze bijvult met water. Tijdens het opladen zet het accuzuur uit; als u een accu bijvult voordat deze volledig opgeladen is, kan het accuzuur overstromen en uit de ontluchting lekken.

    3. Sluit een laadsnoer van minstens 1,6 mm dik (16 gauge) en met een lengte van 2,5 m of minder aan op het oplaadcontact van de machine (Figuur 39).

      Note: Controleer of de instelling van het voltage op de oplader overeenstemt met het voltage op het gebruikte stopcontact.

      Note: In warme omgevingen dient u de stoel te verwijderen om de laadtijd te optimaliseren; zie De zitbank verwijderen. Als de acculader te warm is, gaat het opladen mogelijk niet goed. Bij een koude temperatuur kan het langer duren tot de accu's opgeladen zijn.

      g034217
    4. Steek het netsnoer van de oplader in het stopcontact.

      Note: Als de accu's worden opgeladen, knippert het groene lampje op de oplader. Als de accu's volledig zijn opgeladen, stopt het groene lampje met knipperen en blijft het constant branden.

    5. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.

    6. Maak de oplader los van de machine.

    Raadpleeg de volgende tabel en Figuur 39 om de betekenis te achterhalen van de diverse kleuren van het laadstatuslicht.

    Tabel laadstatuslicht

    Kleur laadstatuslichtOnonderbroken/knipperendBetekenis
    GroenOnonderbrokenOpladen voltooid
    GroenKnippertKnippert kort – minder dan 80% ladingKnippert lang – meer dan 80% lading
    OranjeKnippert'Gereduceerd vermogen'-modus – lage AC-spanning of hoge interne temperatuur lader; onmiddellijk opladen
    RoodKnippertLaderfout – schakel de voeding van de lader opnieuw inAls de fout zich blijft voordoen, raadpleeg dan de knippercodes in de handleiding van de lader

    Het waterpeil van de accu's controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Het waterpeil van de accu's controleren.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de machine uit, verwijder het sleuteltje en breng de laadbak omhoog; De laadbak omhoog brengen in de stortstand.

    2. Til de zitbank op om bij de accu's te komen; zie De zitbank naar boven en beneden verstellen.

    3. Controleer of de oogjes op de accu's zwart of wit zijn (Figuur 40).

      Note: Zwarte oogjes betekenen dat de accu's vol water zijn. Witte oogjes betekenen dat u water moet toevoegen aan de accu's.

      g034218
    4. Als de oogjes wit zijn, moet u de accu bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water; zie De accu's bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water.

    De accu's bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Controleer het waterpeil van de accu's en voeg gedistilleerd of gedeïoniseerd water toe aan de accu's (indien nodig).
  • Important: Laad de accu's volledig op voordat u ze bijvult met water. Tijdens het opladen zet het accuzuur uit; als u een accu bijvult voordat deze volledig opgeladen is, kan het accuzuur overstromen en uit de ontluchting lekken.

    Important: Gebruik uitsluitend schoon, gedistilleerd of gedeïoniseerd water om de accu's te vullen. Gebruik van kraanwater kan de accu's beschadigen en hun levensduur verkorten.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de machine uit, verwijder het sleuteltje en breng de laadbak omhoog; De laadbak omhoog brengen in de stortstand.

    2. Laad de accu's helemaal vol; zie Accu's opladen.

    3. Til de zitbank op om bij de accu's te komen; zie De zitbank naar boven en beneden verstellen.

    4. Sluit uw Toro waterhandpomp aan op de watervulopening (Figuur 41).

      g034255
    5. Pomp water in de accu's tot alle oogjes bovenop de accu's zwart zijn, wat betekent dat ze vol zijn.

      Important: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van de machine. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken. Bovendien kan de accu te vol gieten de levensduur ervan bekorten.

    De accu's vervangen

    Als de actieradius van de machine kleiner wordt of de lengte van de ontlaad-/laadcyclus van de accu sterk afneemt, beginnen de accu's waarschijnlijk te verslijten en hun vermogen om een lading vast te houden te verliezen. Breng de machine naar een erkende servicedealer en laat de accu's testen om vast te stellen of ze moeten worden vervangen. De servicedealer kan de accu's voor u vervangen. Als u de accu's zelf wilt vervangen, gaat u als volgt te werk:

    De accu's afkoppelen

    1. Breng de laadbak omhoog, draai het sleuteltje van de contactschakelaar naar de stand UIT en verwijder het sleuteltje.

    2. Maak de zwarte hoofdkabel (-) los die de accugroep verbindt met het aardingspunt van de machine (Figuur 42).

      Note: De hoofdkabels van de accu zijn langer dan de accuverbindingskabels.

      g034412
    3. Maak de rode hoofdkabel (+) los die de accugroep verbindt met de hoofdschakelaar van de machine (Figuur 42).

    De accu's vervangen

    1. Verwijder alle accuverbindingskabels van de accu's.

    2. Verwijder de accuhouders die zich tussen de accu's bevinden.

    3. Verwijder alle accu's en voer ze af volgens de plaatselijke voorschriften.

    4. Plaats nieuwe accu's in de machine op de plaatsen waar u de accu's in stap 3 hebt verwijderd.

      Note: Let op de polariteit van de accu als u een nieuwe accu plaatst (Figuur 42).

    5. Monteer de accuhouders en draai de moeren aan tot de houder de accu's stevig op hun plaats houdt.

    6. Sluit de accu's op elkaar aan zoals in Figuur 42; gebruik hiervoor de accuverbindingskabels die u verwijderd hebt in stap 1.

    De accu's aansluiten

    1. Zorg dat de accupolen schoon zijn en vrij van roestvorming.

    2. Sluit de rode hoofdkabel (+) tussen de accugroep en de machine aan (Figuur 42).

    3. Sluit de zwarte hoofdkabel (-) tussen de accugroep en de machine aan (Figuur 42).

    4. Draai de bevestigingsmoeren van de accukabels aan tot de houder de accu stevig op zijn plaats houdt.

    5. Spuit Toro beschermspray op de accupolen.

    6. Zorg ervoor dat de rubberen stopkapjes op alle accukabels goed zijn bevestigd op de accupolen.

    7. Steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai het naar de stand AAN.

    8. Breng de laadbak naar beneden, draai het sleuteltje van de contactschakelaar naar de stand UIT en verwijder het sleuteltje.

    Opslag van de accu's

    Laad de accu's volledig op voordat u de machine stalt. Steek de oplader in een stopcontact tijdens de opslag van de machine en de accu's. De oplader moet aangesloten blijven op het stopcontact en het oplaadcontact tijdens de stalling zodat de accu’s opgeladen blijven en niet bevriezen; anders dient u de accu’s minstens een keer per maand op te laden.

    Important: Als u de machine niet kunt aansluiten wanneer ze gestald is, laad de accu's dan minstens één keer per maand op. De accu's lopen na verloop van tijd automatisch leeg, waardoor zelfs nieuwe accu's onbruikbaar kunnen worden.

    Zekeringen vervangen

    Het elektrisch systeem beschikt over 1 zekering; de andere sleuven zijn vrij voor opties. Ze bevinden zich onder de stoel achter een accu aan de rechterkant van de machine (Figuur 43).

    Optionele hefset – open 15 A
    Hoofdvoeding10 A
    Claxon – optioneel (alleen standaard op internationale modellen)30 A
    g036964

    Onderhoud van de koplampen

    De gloeilampen vervangen

    Voorzichtig

    Als u een lamp monteert met een wattage die te hoog is voor het systeem, kunt u de 12 V-voeding beschadigen, of de zekering zal doorbranden.

    Gebruik steeds de aanbevolen Toro ledlamp om dit te voorkomen.

    Voorzichtig

    De lampen worden tijdens het gebruik zeer heet. Een hete lamp kan zware brandwonden en ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

    Geef de lampen altijd voldoende tijd om af te koelen voordat u deze vervangt. Wees voorzichtig als u de lamp hanteert.

    Specificatie: Raadpleeg uw Onderdelencatalogus.

    1. Koppel de accu's af; zie De accu's afkoppelen.

    2. Open de motorkap; zie De motorkap optillen.

    3. Maak de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de lampaansluiting aan de achterkant van de behuizing van de koplamp (Figuur 44).

      g035852
    4. Draai de lamp een kwartslag linksom en duw ze naar achteren, uit de behuizing van de koplamp (Figuur 44).

    5. Monteer de nieuwe lamp en de nieuwe behuizing voor de koplamp; lijn de lipjes van de lamp uit met de sleuven in de behuizing van de koplamp (Figuur 44).

    6. Bevestig de lamp door deze een kwartslag rechtsom te draaien (Figuur 44).

    7. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom aan op de aansluiting van de nieuwe lamp (Figuur 44).

    8. Sluit de accu's aan en sluit de motorkap; zie De accu's aansluiten.

    Koplamp vervangen

    1. Koppel de accu's af; zie De accu's afkoppelen.

    2. Open de motorkap; zie De motorkap optillen.

    3. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de aansluiting van de lamp (Figuur 45).

      g035853
    4. Verwijder de snelklemmen waarmee de koplamp aan de koplampbeugel is bevestigd (Figuur 45).

      Note: Bewaar alle onderdelen voor de montage van de nieuwe koplamp.

    5. Verwijder de koplamp door deze naar voren door de opening in de voorbumper te trekken (Figuur 45).

    6. Monteer de nieuwe koplamp via de opening in de bumper (Figuur 45).

      Note: Zorg ervoor dat de afstelpennen op één lijn zijn met de openingen in de montagebeugel achter de bumper.

    7. Zet de koplamp vast met de snelklemmen die u hebt verwijderd in stap 4.

    8. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom aan op de aansluiting van de lamp (Figuur 45).

    9. Verstel de koplampen om de lichtbundel in de gewenste stand te zetten; zie Koplampen afstellen.

    Koplampen afstellen

    Ga als volgt te werk om de stand van de koplampen af te stellen als een koplamp is vervangen of verwijderd.

    1. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de koplampen.

    2. Draai achteraan de koplamp de stelschroeven (Figuur 45) om de koplamp te draaien en de straal te richten.

    3. Sluit de accu aan en sluit de motorkap; zie De accu's aansluiten.

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Onderhoud van de banden

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de staat van de banden en velgen.
  • Draai de wielmoeren aan.
    1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging.

      Note: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.

    2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 108 tot 122 N·m.

    De onderdelen van de stuurinrichting en ophanging controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De stuurinrichting en ophanging op losse of beschadigde onderdelen controleren.
  • Zet het stuurwiel in de gecentreerde stand (Figuur 46), en draai het stuurwiel naar links of rechts. Als u het stuurwiel meer dan 13 mm naar links of rechts draait en de banden draaien niet, controleer dan de volgende onderdelen van de stuurinrichting en de ophanging om er zeker van te zijn dat ze niet los zitten of beschadigd zijn:

    • Stuuras tot verbinding van stuurhuis

      Important: Controleer de toestand van de afdichting van de rondselas en ga na of u deze op een veilige manier kunt gebruiken (Figuur 47).

    • Trekstangen van het stuurhuis

    g313577
    g313576

    De uitlijning van de voorwielen afstellen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De vlucht en het toespoor van de voorwielen controleren.
  • Voordat u de vlucht of het toespoor afstelt

    1. Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de banden vooraan tot 0,83 bar gepompt zijn.

    2. Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de bestuurders die met de machine zullen werken, of laat een bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het gewicht of de bestuurder dienen gedurende de hele instellingsprocedure op de stoel te blijven.

    3. Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok. Hierdoor kan de ophanging de bedrijfsstand aannemen.

    De vlucht afstellen

    Benodigdheden (door de eigenaar verschaft): schroefsleutel, Toro onderdeelnr. 132-5069; verkrijgbaar bij een erkende Toro distributeur.

    Important: Stel de vlucht uitsluitend af indien u een werktuig aan de voorkant gebruikt of indien de slijtage aan de banden ongelijkmatig is.

    1. Controleer de vlucht aan elk wiel; deze moet zo dicht mogelijk in de buurt komen bij neutraal (nul).

      Note: De banden moeten uitgelijnd zijn en het loopvlak moet gelijkmatig op de grond rusten om ongelijkmatige slijtage te voorkomen.

    2. Als de vlucht van het wiel onjuist afgesteld is, draai dan met de schroefsleutel aan de kraag van de schokdemper tot het wiel uitgelijnd is (Figuur 48).

      g033218

    Het toespoor van de voorwielen afstellen

    Important: Voordat u het toespoor gaat afstellen, moet u ervoor zorgen dat de vlucht zo dicht mogelijk tegen neutraal aanligt; zie De vlucht afstellen.

    1. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Figuur 49).

      g009235
    2. Als deze afstand buiten het bereik van 0 tot 6 mm valt, moet u de contramoeren aan het uiteinde van de spoorstangen losdraaien (Figuur 50).

      g033219
    3. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.

    4. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast als de afstelling correct is.

    5. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig kan uitslaan.

    Het peil van de transaxlevloeistof controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Het peil van de transaxlevloeistof controleren.
    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Stel de parkeerrem in werking.

    3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    4. Verwijder de vulplug op de transaxle (Figuur 51).

      Note: Het vloeistofpeil moet tot aan de onderkant van de vulplug komen.

      g217835
    5. Als het vloeistofpeil te laag is, verwijder dan de vulplug en vul bij met de aanbevolen vloeistof tot deze uit de opening stroomt (Figuur 51).

    6. Plaats de vulplug terug en draai deze vast met 20 tot 27 N·m.

    Transaxle-olie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de transaxle op lekken.
  • Om de 800 bedrijfsuren
  • Transaxle-olie verversen.
  • Type vloeistof: SAE 10W-30 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger)

    Vloeistofinhoud: 0,66 liter

    1. Plaats een opvangbak onder het deksel van de transaxle (Figuur 52).

      g217834
    2. Verwijder de bouten uit het deksel van de transaxle en laat alle vloeistof weglopen (Figuur 52).

      Note: Bewaar het deksel van de transaxle en de bouten.

    3. Monteer het deksel van de transaxle met de eerder verwijderde bouten, draai de bouten aan met 22 tot 32 N∙m.

    4. Verwijder de vulplug op de transaxle en vul de transaxle met de aanbevolen vloeistof tot deze uit het gat loopt (Figuur 51).

    5. Plaats de vulplug terug en draai deze vast met 20 tot 27 N·m.

    Onderhouden remmen

    De parkeerrem controleren

    1. Stel de parkeerrem in werking door de parkeerremhendel naar u toe te trekken tot u weerstand voelt.

    2. Als u nog geen weerstand voelt wanneer u de parkeerrem naar u toe trekt tot 11,4-16,5 cm van het P-symbool op het dashboard, dient u de parkeerrem af te stellen; zie Parkeerrem afstellen.

    Parkeerrem afstellen

    1. Zorg dat de parkeerrem uitgeschakeld is.

    2. Zet de achterkant van de machine op assteunen; raadpleeg De machine omhoog brengen.

    3. Gebruik 2 sleutels en houd met de ene de afstelstang van de klauw vast terwijl u met de andere sleutel de contramoer een kwartslag losdraait (Figuur 53).

      g034434
    4. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai de afstelstang in om deze te bevestigen (Figuur 53).

      Note: Blijf deze stap uitvoeren tot u weerstand voelt op het wiel.

    5. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai een kwartslag los (Figuur 53).

    6. Hou de afstelstang en de contramoer vast en draai de contramoer aan (Figuur 53).

    7. Voer stap 1 tot en met 6 uit voor de andere kant.

    8. Controleer of de parkeerrem is afgesteld op de juiste spanning; zie De parkeerrem controleren).

      Note: Als u de parkeerrem niet op de vereiste spanning kunt brengen, zijn de remblokken misschien versleten en zijn ze aan vervanging toe. Vraag uw erkende Toro servicedealer om hulp.

    Remvloeistofpeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Remvloeistofpeil controleren.Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor de eerste keer wordt gebruikt.
  • Remvloeistoftype: DOT 3

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Open de motorkap om toegang te krijgen tot de hoofdremcilinder en het reservoir (Figuur 54).

      g034314
    3. Kijk naar de omtreklijn van het vloeistofpeil aan de zijkant van het reservoir (Figuur 55).

      Note: Het peil moet hoger staan dan de Minimum-streep.

      g002136
    4. Doe het volgende als het vloeistofpeil te laag is:

      1. Reinig de omgeving van de reservoirdop en verwijder de dop (Figuur 54).

      2. Giet DOT 3 remvloeistof in het reservoir tot het vloeistofpeil boven de Minimum-lijn staat (Figuur 55).

        Note: Giet niet te veel remvloeistof in het reservoir.

      3. Plaats de dop weer op het reservoir (Figuur 54).

    5. Sluit de motorkap van de machine.

    De remmen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De remmen controleren
  • De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de machine. Zoals alle veiligheidsvoorzieningen moeten de remmen regelmatig grondig worden gecontroleerd om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt.

    • De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren. Als de dikte van de remvoering (remblok) minder dan 1,6 mm is, moeten de remschoenen worden vervangen.

    • De ankerplaat en andere onderdelen controleren op tekenen van overmatige slijtage of vervorming. Als een onderdeel is vervormd, moet dit door een geschikt onderdeel worden vervangen.

    • Controleer het remvloeistofpeil; zie Remvloeistofpeil controleren.

    De service- en parkeerremblokken vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 400 bedrijfsuren
  • De service- en parkeerremblokken vervangen.
  • Vraag uw erkende Toro servicedealer om de service- en parkeerremblokken te controleren en mogelijk te vervangen.

    Remvloeistof verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 1000 bedrijfsuren
  • Remvloeistof verversen.
  • Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.

    Onderhoud van het chassis

    De vergrendelingen van de laadbak afstellen

    Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak op en neer tijdens het rijden. U kunt de vergrendelstangen zodanig afstellen dat de vergrendelingen de laadbak stevig tegen het chassis houden.

    1. Controleer of de laadbak vergrendeld wordt.

      Note: Als de laadbak niet vergrendeld wordt, staat het stootvlak van de laadbakgrendel waarschijnlijk te laag. Als de laadbak vergrendeld wordt maar op en neer gaat tijdens het rijden, staat het stootvlak van de laadbakgrendel waarschijnlijk te hoog.

    2. Breng de laadbak omhoog; De laadbak omhoog brengen in de stortstand.

    3. Zet de 2 bouten op het stootvlak van de laadbakgrendel los en zet het stootvlak zoals vereist naar boven of naar beneden (Figuur 56).

      g034451
    4. Draai de 2 bouten van het stootvlak van de laadbakgrendel vast (Figuur 56).

    5. Controleer of de afstelling correct is door de laadbak enkele keren te vergrendelen.

    Reiniging

    De machine schoonmaken

    Was de machine indien nodig. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt een doek gebruiken om de machine schoon te maken, maar de kap zal dan wel iets minder gaan glanzen.

    Important: Gebruik geen hogedrukreiniger om het voertuig te wassen. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd, belangrijke stickers losraken of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de motorregelaar, de lader, de achterkant van het dashboard en de accu's.

    Stalling

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder vuil en vet van het gehele voertuig, inclusief de buitenkant van de motor en het ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Doe dit niet met een hogedrukreiniger. Daardoor kan het elektrische systeem worden beschadigd of noodzakelijk vet op wrijvingspunten worden weggespoeld. Gebruik niet te veel water in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.

    3. Controleer de remmen; zie De remmen controleren.

    4. Smeer de machine; zie De machine smeren.

    5. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    6. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.

    7. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.

      Note: Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer.

    8. Stal het voertuig in een schone, droge garage of opslagruimte.

    9. Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.

    10. Dek het voertuig af om het te beschermen en schoon te houden.

    Opslag van de accu

    1. Laad de accu's volledig op voordat u de machine stalt; zie Accu's opladen. Steek de oplader in een stopcontact tijdens de opslag van de machine en de accu's. De oplader moet aangesloten blijven op het stopcontact en het oplaadcontact tijdens de stalling zodat de accu’s opgeladen blijven en niet bevriezen; anders dient u de accu’s minstens een keer per maand op te laden.

    2. Sluit tijdens de stalling de lader aan om ervoor te zorgen dat de accu's hun levensduur behouden.

      Important: Als u de machine niet kunt aansluiten wanneer ze gestald is, laad de accu's dan minstens één keer per maand op. De accu's lopen na verloop van tijd automatisch leeg, waardoor zelfs nieuwe accu's onbruikbaar kunnen worden.

    3. Als de accu's volledig opgeladen zijn, vult u de accu's bij met gedistilleerd of gedeïoniseerd water voordat u de machine stalt; zie De accu's bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water.

    Problemen, oorzaak en remedie

    ProblemPossible CauseCorrective Action
    Het statuslampje van de machine brandt ononderbroken.
    1. Het systeem werkt naar behoren.
    1. Geen
    Het statuslampje van de machine heeft 1 keer geknipperd.
    1. Er is een configuratiefout in de regelaar.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine heeft 2 keer geknipperd.
    1. De parkeerrem is ingeschakeld terwijl de machine in Vooruit of Achteruit staat.
    2. Er heeft zich een fout voorgedaan in de schakelaar van de aandrijving.
    1. Zet de parkeerrem vrij.
    2. Zet de machine af en controleer of de schakelaars werken.
    Het statuslampje van de machine heeft 3 keer geknipperd.
    1. De motorspanning heeft het toegestane maximum van de regelaar overschreden.
    2. Er is een fout met betrekking tot een interne stroomcomponent.
    1. Draai de contactschakelaar naar Uit, wacht een paar seconden en draai de contactschakelaar op Aan. Controleer alle accu's en aansluitingen van de stroomregelaar. Indien het probleem niet verdwijnt, moet u contact opnemen met uw erkende servicedealer.
    2. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine heeft 4 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een fout voorgedaan in de hoofdschakelaar.
    1. Test of de contactdraden, spoel en contacten normaal werken.
    Het statuslampje van de machine heeft 5 keer geknipperd.
    1. Het maximale toerental werd overschreden.
    1. Draai de contactschakelaar naar Uit, wacht een paar seconden en draai de contactschakelaar op Aan, en controleer of de machine normaal werkt.
    Het statuslampje van de machine heeft 6 keer geknipperd.
    1. Het gaspedaal werd ingedrukt terwijl de machine werd gestart.
    2. Er is een draad niet goed aangesloten.
    1. Laat het pedaal los, draai de contactschakelaar naar Uit, wacht een paar seconden en draai de contactschakelaar op Aan, en controleer of de machine normaal werkt.
    2. Test de bedrading tussen de regelaar en de hoofdschakelaar, de schakelaars en het statusindicatorlicht.
    Het statuslampje van de machine heeft 7 keer geknipperd.
    1. De accu's zijn bijna leeg.
    2. De accu's zijn volledig leeg.
    3. De interne condensator heeft een voorspanning van minder dan 5 V.
    1. Stop met werken, rij langzaam naar het dichtstbijzijnde oplaadpunt en laad de accu's volledig op.
    2. Sleep de machine naar uw oplaadpunt en laad de accu's volledig op.
    3. Laad de accu's volledig op, draai de contactschakelaar naar Uit, wacht een paar seconden en draai de contactschakelaar op Aan, en controleer of de machine normaal werkt.
    Het statuslampje van de machine heeft 8 keer geknipperd.
    1. De regelaar of de motor is oververhit of te koud.
    1. Ga na of de motor of regelaar erg warm of erg koud is en laat de machine terug op een veilige temperatuur komen alvorens normaal verder te werken.
    Het statuslampje van de machine heeft 10 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een configuratiefout voorgedaan in de regelaar.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine heeft 11 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een fout voorgedaan in de motor-encoder.
    2. Het maximale toerental werd overschreden.
    1. De bedrading van de motor-encoder (snelheidssensor) controleren.
    2. Draai de contactschakelaar naar Uit, wacht een paar seconden en draai de contactschakelaar op Aan, en controleer of de machine normaal werkt.
    Het statuslampje van de machine heeft 12 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een configuratiefout voorgedaan in de regelaar.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine heeft 13 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een interne softwarefout voorgedaan.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine heeft 14 keer geknipperd.
    1. Er heeft zich een communicatiefout voorgedaan.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.
    Het statuslampje van de machine brandt niet.
    1. Er is geen stroom bij het besturingssysteem of het besturingssysteem is uitgevallen.
    1. Neem contact op met uw erkende Toro servicedealer.