Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Deze machine is een werkvoertuig dat bedoeld is voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het bijwerken van bunkers op goed onderhouden golfbanen en sportvelden. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.
Omdat er in sommige regio's nationale of plaatselijke voorschriften gelden die vereisen dat er een vonkenvanger op de motor van deze machine wordt gebruikt, is er een optionele vonkenvanger verkrijgbaar. Neem contact op met een erkende Toro servicedealer als u een vonkenvanger nodig hebt.
De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met richtlijn 2006/42/EG en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute). Als u werktuigen op de machine monteert, moet u – zoals vermeld – echter bijkomend gewicht aanbrengen op de machine om aan de normen te voldoen.
Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.
Blijf met een rijdende machine steeds uit de buurt van omstanders.
Laat geen kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Laat de machine tot stilstand komen en schakel de motor uit voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert of brandstof bijtankt.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Note: Verwijder de transportbeugels en bevestigingen en gooi deze weg.
Als u de machine verplaatst zonder de verzendingsplaat of een werktuig gemonteerd, kan de machine kantelen en materiële schade of fysiek letsel veroorzaken.
Rij alleen met de machine als de verzendingsplaat of een goedgekeurd werktuig gemonteerd is.
Voordat u een werktuig kunt monteren op de machine, moet u de verzendingsplaat verwijderen.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de moeren, bouten en ringen waarmee de verzendingsplaat aan de achterkant van de machine is bevestigd (Figuur 3).
Gooi het bevestigingsmateriaal en de verzendingsplaat weg.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Werktuig en bijbehorende onderdelen (afzonderlijk verkrijgbaar) | – |
Als u de machine verplaatst zonder werktuig, kan ze kantelen en materiële schade of fysiek letsel veroorzaken.
Rij alleen met de machine als er een goedgekeurd werktuig gemonteerd is.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Raadpleeg de Montage-instructies van het werktuig voor bijkomende informatie.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Voorgewichten (vereiste aantal voor uw werktuig) | – |
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met richtlijn 2006/42/EG en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute).
Als u werktuigen op de machine monteert, moet u – zoals vermeld – echter bijkomend gewicht aanbrengen op de machine om aan de normen te voldoen.
Gebruik de onderstaande tabel om te bepalen hoeveel gewichten moeten worden toegevoegd. De machine wordt geleverd met 4 gewichten. Elk werktuig wordt met de vereiste bijkomende gewichten geleverd, indien er gewichten nodig zijn.
Werktuig | Aantal vereiste gewichten |
---|---|
Hark met flexibele tanden | 4 |
Hark met flexibele tanden en egalisatieborstel | 6 |
Sleephark | 6 |
Sleephark met egalisatiesleepmat | 8 |
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout (5/16" x ¾") | 1 |
Moer (5/16") | 2 |
Snij de kabelbinder waarmee de accukabels aan het frame zijn bevestigd los, en gooi de kabelbinder weg (Figuur 4).
Verwijder de rode plastic kap van de pluspool van de accu (Figuur 5).
Schuif de rode kap weg van het uiteinde van de positieve accukabel en gebruik een bout (5/16" x ¾") en een moer (5/16") om de pluskabel aan de pluspool van de accu te koppelen.
Schuif de rode kap over de pool en het bevestigingsmateriaal.
Verwijder de zwarte plastic kap van de minpool van de accu.
Gebruik een bout (5/16" x ¾") en een moer (5/16") om de minkabel aan te koppelen op de minpool van de accu.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Rolbeugel | 1 |
Bout | 4 |
Flensborgmoer | 4 |
Veerring | 4 |
Beugel | 2 |
Verwijder de rolbeugel uit de transportverpakking.
Plaats de rolbeugel op de machine; zie Figuur 6.
Monteer de beugels op het frame van de machine.
Important: Zorg dat de gaskabel en de chokekabel niet in de weg zitten: anders kunnen ze geplet worden door de rolbeugel of een beugel.
Plaats de gaten in de beugels, de rolbeugel en het frame op één lijn.
Breng een bout met een veerring aan door de gaten.
Important: Plaats de veerringen zo dat de ronde zijde naar de kop van de bout gericht is; zie Figuur 7.
Breng een flensborgmoer aan op elke bout, en draai deze aan tot 102 N·m.
Gebruik de bedieningshendels (Figuur 8) om de machine naar voren, naar achteren en naar links en rechts te rijden.
De contactschakelaar (Figuur 9) waarmee u de motor start en uitzet, heeft drie standen: UIT, LOPEN en START. Draai het sleuteltje naar rechts op START om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje gaat automatisch naar de stand DRAAIEN. Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje naar links op UIT.
Om een koude motor te starten, sluit u de choke van de carburator door de chokehendel (Figuur 9) omhoog te trekken naar de gesloten stand. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, opent u de choke door de bediening naar beneden te drukken in de GEOPENDE stand.
Note: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt.
Met de gashendel (Figuur 9) regelt u het motortoerental. U verhoogt het motortoerental door de gashendel vooruit te zetten naar de stand SNEL. U verlaagt het motortoerental door de gashendel naar achteren in de stand LANGZAAM te zetten.
Note: Het is niet mogelijk om met de gashendel de motor uit te schakelen.
Om het werktuig omhoog te brengen, drukt u op de bovenkant van de werktuigschakelaar (Figuur 10); om het werktuig te laten zakken, drukt u op de onderkant van de werktuigschakelaar.
Note: De machine heeft een dubbelwerkende hefcilinder. Voor bepaalde werkomstandigheden kunt u tegendruk uitoefenen op het werktuig.
Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 8), moet u de hendel van de parkeerrem naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren duwen.
De urenteller (Figuur 9) toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De urenteller begint te lopen wanneer de contactschakelaar in de AAN-stand staat, en dit zolang de accu volledig opgeladen is (13,8 V of meer) of wanneer u op de stoel zit en zo de stoelschakelaar activeert.
Een optionele draadloze urenteller is verkrijgbaar bij uw erkende Toro verdeler. Raadpleeg Een draadloze urenteller monteren voor de montage ervan.
Ga op de stoel zitten en beweeg de hendel voor de stoel (Figuur 11) naar links. U kunt de stoel nu naar de gewenste positie schuiven. Laat de hendel los om de stoel in zijn stand te vergrendelen.
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Alleen machine | Met flexibele tandhark | Met sleephark | Met sleephark en egalisatiesleepmat | |
---|---|---|---|---|
Gewicht | 399 kg* | 417 kg** | 439 kg** | 445 kg** |
Breedte | 147 cm | 213 cm | 182 cm | 198 cm |
Lengte | 186 cm | 226 cm | 215 cm | 297 cm |
Hoogte | 185 cm | |||
Wielbasis | 147 cm |
* met 4 gewichten, een lege brandstoftank en zonder bestuurder
** met het werktuig en de gewichten, met lege brandstoftank en zonder bestuurder
Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Originele onderdelen van Toro zijn de beste waarborg van uw investering en van het optimale prestatievermogen van uw maaimachine. Om de betrouwbaarheid te verzekeren levert Toro reserveonderdelen die volledig voldoen aan de technische specificaties van onze machines. Eis daarom originele Toro onderdelen voor een zorgeloos gebruik.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
Controleer of de dodemansknoppen, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werken.
Controleer voordat u begint te werken altijd de machine om zeker te zijn dat de onderdelen en al het bevestigingsmateriaal in goede staat zijn. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en bevestigingen.
Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.
Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.
Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.
Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.
Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Nieuwe aandrijvingssystemen ondervinden meer wrijving, wat de motor extra belast.
Besteed de eerste 8 werkuren aan het inrijden van de machine.
Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet u de werking en de prestaties van de machine scherp in het oog houden. Zo kunt u kleine gebreken opmerken en verhelpen voordat ze later ernstige problemen veroorzaken. Controleer de machine tijdens de inrijperiode veelvuldig op olielekken, losse bevestigingen of andere gebreken.
De machine voldoet op het moment van productie aan de norm ANSI B71.4-2012. Als de volgende werktuigen op de machine worden gemonteerd, moet echter extra gewicht worden geplaatst om te voldoen aan de normen. Gebruik de onderstaande tabel om te bepalen hoeveel gewichten moeten worden toegevoegd. De machine wordt geleverd met 4 gewichten. Elk werktuig wordt met de vereiste bijkomende gewichten geleverd, indien er gewichten nodig zijn.
Werktuig | Aantal vereiste gewichten |
---|---|
Hark met flexibele tanden | 4 |
Hark met flexibele tanden en egalisatieborstel | 6 |
Sleephark | 6 |
Sleephark met egalisatiesleepmat | 8 |
Verwijder de 2 bouten en 2 moeren waarmee de oude gewichten aan de voorkant van de machine zijn bevestigd (Figuur 12).
Note: Als de machine uitgerust is met de lichtenset, moet u de moer en de bout verwijderen waarmee het voorlicht bevestigd is aan de machine. Bewaar alle onderdelen; raadpleeg de Montage-instructies van de lichtenset.
Verwijder of monteer gewichten zoals vereist.
Zet de gewichten vast met de 2 bouten en 2 moeren.
Voor de meeste werktuigen gebruikt u de bestaande bouten.
De egalisatiesleepmat wordt geleverd met 2 langere bouten omdat voor het werktuig bijkomende gewichten nodig zijn.
Note: Als de machine uitgerust is met de lichtenset, dient u het voorlicht te monteren door de bout door de gewichten te steken en te bevestigen met de moer; raadpleeg de Montage-instructies voor de lichtenset.
Inhoud brandstoftank: 17 liter
Aanbevolen brandstof:
Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2).
Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.
Geen benzine gebruiken die methanol bevat.
In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.
Meng nooit olie door benzine.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 13).
Verwijder de dop van de brandstoftank.
Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). Niet te vol vullen.
Plaats de dop terug.
Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste brandstof opnemen.
Voer dagelijks de volgende procedures uit voordat u met de machine aan de slag gaat:
• Het motoroliepeil controleren
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige veilgheidsschoenen, een lange broek en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen loshangende juwelen.
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.
Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.
Gebruik de machine uitsluitend bij goede zichtbaarheid zodat u uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren kunt blijven.
Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.
Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.
Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand afbrokkelt.
Stop de machine en controleer het werktuig als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of als de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar uitlaatgassen zich kunnen verzamelen.
U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Laat de werktuigen neer.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
De machine niet gebruiken als sleepvoertuig.
Maak indien nodig het werkterrein eerst nat om stofvorming tot een minimum te beperken.
Gebruik alleen door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en reserveonderdelen.
De rolbeugel niet van de machine verwijderen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel is bevestigd en dat u deze snel kunt losmaken in een noodgeval.
Controleer grondig of er boven de machine obstakels zijn en zorg ervoor dat u deze niet raakt.
Houd de rolbeugel in goede staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
Een beschadigde rolbeugel dient vervangen te worden. Herstel of wijzig deze niet.
De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoorziening.
Doe altijd de veiligheidsgordel om.
Stel uw eigen procedures en voorschriften op voor werken op hellingen. Als onderdeel van deze procedures moet u zeker het terrein onderzoeken om na te gaan op welke hellingen u de machine veilig kunt gebruiken. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Hellingen zijn de belangrijkste oorzaak dat de bestuurder de macht over de machine verliest en deze omkantelt. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijke letsel. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Vertraag de machine wanneer u zich op een helling bevindt.
Als u zich ongemakkelijk voelt wanneer u de machine op een helling gebruikt, maai die helling dan niet.
Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
Kies een lage rijsnelheid zodat u op een helling niet hoeft te stoppen of schakelen.
De machine kan omrollen voordat de wielen grip verliezen.
Gebruik de machine niet op een nat gazon. De wielen kunnen grip verliezen, ook als de remmen naar behoren werken.
Zorg dat u de machine niet moet starten, stoppen of keren op een helling.
Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.
Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers of water. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone (2 keer de breedte van de machine).
Zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND (Figuur 14).
Schakel de parkeerrem in; zie De handrem inschakelen.
Trek de chokehendel naar boven in de stand AAN (als u een koude motor start) en zet de gashendel op LANGZAAM.
Important: Als u de machine bij temperaturen beneden 0¬°C gebruikt, moet u de motor eerst warm laten worden. Zo voorkomt u beschadiging van het hydraulische systeem.
Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar rechts om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Laat de motor regelmatig lopen met behulp van de choke.
Important: Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u het contactsleuteltje niet langer dan 10 seconden in de stand START houden. Als u de motor 10 seconden onafgebroken hebt proberen te starten, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
Om de motor af te zetten, moet u de gashendel op LANGZAAM zetten en het sleuteltje op UIT draaien. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Note: In noodgevallen draait u het sleuteltje gewoon naar de stand UIT.
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan.
Parkeer nooit op een helling tenzij de wielen zijn vastgezet of geblokkeerd.
Trek de handgreep naar boven om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 15).
Duw de hendel omlaag om de parkeerrem uit te schakelen (Figuur 16).
Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer:
De parkeerrem in werking is gesteld;
De bedieningshendels staan in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
Het veiligheidssysteem stopt de motor ook als u de bedieningshendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND haalt terwijl u niet op de bestuurdersstoel zit of terwijl de parkeerrem is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen die u op de hoogte stellen als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, verschijnt er een driehoekje op de betreffende plaats (Figuur 17).
Note: De aftakasvergrendeling wordt niet gebruikt op deze machine.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Toro verdeler.
Ga op de stoel zitten, zet de bedieningshendels in de NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking.
De motor starten.
Sta op van de stoel en beweeg elke bedieningshendel langzaam naar voren en naar achteren.
Ongeacht de richting waarin u een bedieningshendel bewogen hebt, moet de motor na 1 tot 3 seconden afslaan. Verhelp het probleem als dat niet het geval is. Herhaal stappen 2 tot en met 3 voor de andere bedieningshendel.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking. Haal een van de twee bedieningshendels uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Herhaal deze stap voor de andere bedieningshendel.
Het gebruik van de machine vereist oplettendheid en om te voorkomen dat u omkantelt of de controle over het stuur verliest.
Wees voorzichtig als u bunkers in- en uitrijdt.
Ga zeer voorzichtig te werk in de buurt van greppels, sloten of andere gevaarlijke punten.
Ga voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt.
Verminder uw snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling.
Vermijd plotseling stoppen en starten.
Zet de machine niet van de achteruit-stand in de vooruit-stand voordat de machine volledig tot stilstand is gekomen.
De machine kan zeer snel ronddraaien. Als u de bedieninghendels verkeerd gebruikt, kunt u de controle over de machine verliezen en fysiek letsel of materiële schade aan eigendommen of aan de machine veroorzaken.
Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.
Note: De motor slaat af als u de bedieningshendels beweegt met de parkeerrem op.
Schakel de parkeerrem uit; zie Parkeerrem vrijzetten.
Zet de bedieningshendels in de middelste, onvergrendelde stand.
Om vooruit te rijden, duwt u de bedieningshendels langzaam naar voren (Figuur 19).
Om de machine te stoppen, beweegt u de bedieningshendels naar de NEUTRAALSTAND.
Zorg ervoor dat het werktuig in de gewenste stand staat.
Zet de bedieningshendels in de middelste, onvergrendelde stand.
Om achteruit te rijden, kijkt u achterom en trekt u de bedieningshendels langzaam naar achteren (Figuur 20).
Neem dit hoofdstuk over harken helemaal door voordat u een bunker gaat harken. Er zijn een groot aantal omstandigheden die de benodigde afstelling bepalen. De structuur en de diepte van het zand, het vochtgehalte, onkruid en de mate van compactie zijn allemaal factoren die per golfbaan kunnen verschillen, of zelfs per bunker op dezelfde golfbaan. Stel de hark af om optimale resultaten voor een specifieke bunker te behalen.
Oefen u in het gebruik van de hark in een grote, vlakke bunker op de golfbaan. Oefen u in het starten en stoppen, draaien, omhoog brengen en neerlaten van de hark, het in- en uitrijden van de bunker, enz. Doe dit bij een matig motortoerental en een lage rijsnelheid. Deze training helpt de bestuurder vertrouwd te raken met de bediening van de machine.
Het aanbevolen harkpatroon voor een bunker wordt getoond in Figuur 21. Deze werkwijze voorkomt onnodige overlapping, beperkt de compactie tot een minimum en zorgt voor een verzorgd en aantrekkelijk patroon op het zand. Dit is de meest efficiënte methode om te harken. Het is echter van belang het harkpatroon regelmatig aan te passen om de kans op een wasbordeffect te verkleinen.
Rij de bunker in met een rechte lijn in de lengterichting, op de plaats waar de helling het minst steil is. Rij door het midden van de bunker totdat u bijna het einde ervan hebt bereikt, maak een zo scherp mogelijke bocht in een van beide richtingen en rij in een rechte lijn terug naast de eerste baan. Werk in een spiraal naar buiten zoals wordt getoond in Figuur 21 en verlaat de bunker in een rechte hoek op een vlak stuk.
Sla steile, korte taluds en kleine holle stukken over en werk die naderhand bij met een handhark.
Tips voor het gebruik van de hark
Als het zand diep genoeg is, kunt u op vlak terrein tot de rand van de bunker harken.
Als het zand op de grasmat dwarrelt, moet u voldoende afstand tot de rand bewaren om te voorkomen dat de ondergrond wordt verstoord.
Hark niet te dicht in de buurt van kort, steile taluds. Het zand zal alleen maar neervallen op de bodem van de bunker.
Soms zult u steile taluds, kleine holle stukken, enz. wat moeten bijwerken met een handhark.
Als u de bunker inrijdt, mag u de hark pas neerlaten als deze zich boven het zand bevindt. Hiermee voorkomt u dat maaisel of andere rommel wordt meegesleept in de bunker. Laat de hark neer terwijl de machine in beweging is.
Als u de bunker uitrijdt, moet u beginnen met de hark omhoog te brengen zodra het voorwiel de bunker verlaat. Als de machine dan de bunker uitrijdt, wordt de hark omhoog gebracht zonder dat deze zand naar het gras meesleept.
De bestuurder zal door ervaring en oefening snel leren om de bunker met een correcte timing in en uit te rijden.
Verwijder gras en vuil van de demper en het motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine stalt of transporteert.
Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.
Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig.
Vervang versleten of beschadigde stickers.
De motor en hydrostatische transmissies kunnen zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken.
Laat de motor en hydrostatische transmissies volledig afkoelen voordat u de omloopklephendels aanraakt.
Important: Sleep de machine niet over lange afstanden of met hoge snelheid. Dit kan de machine beschadigen. U kunt de machine traag van het te groomen terrein naar de aanhangwagen ter plaatse slepen.
De omloopklephendels bevinden zich bovenaan de hydrostatische transmissies.
Important: Zorg ervoor dat de omloopklephendels volledig naar voren staan tijdens het gebruik van de machine, omdat er anders ernstige schade aan het hydraulische systeem kan optreden.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Draai aan de onderkant van de machine de omloopklephendels (Figuur 22 en Figuur 23) zo dat ze naar binnen wijzen in de richting van het midden van de machine (Figuur 24), en zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem gebruiken.
Note: Op die manier loopt de hydraulische vloeistof niet langs de pompen en kunnen de wielen vrij draaien.
Als u klaar bent met het duwen of slepen van de machine draait u de omloopklephendels weer naar de voorzijde van de machine zodat deze kan rijden (Figuur 24).
Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
Rijd niet met de machine op de openbare weg.
Als u een aanhanger gebruikt, bevestig deze dan aan het sleepvoertuig en sluit de veiligheidskettingen aan.
Sluit indien van toepassing de remmen van de aanhanger aan.
Laad de machine op de aanhanger of de vrachtwagen.
Zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Gebruik de bindogen op de machine (Figuur 25) om de machine goed vast te maken aan het transportvoertuig met banden, kettingen, kabels of touwen.
Wees extra voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhangwagen of een vrachtwagen of uitlaadt. Gebruik voor deze procedure een oprijplaat die breder is dan de machine.
Important: Gebruik geen smalle, afzonderlijke oprijplaten voor elke zijde van de machine.
De aanhanger of vrachtwagen en de oprijplaat dienen zo parallel mogelijk met de grond te zijn wanneer u de machine laadt om te vermijden dat het werktuig vastraakt wanneer de machine van de grond op de oprijplaat rijdt.
Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de oprijplaat hoger op de helling; op die manier is de hellingshoek van de oprijplaat zo klein mogelijk.
Een machine op een transportvoertuig laden verhoogt het kantelgevaar en kan ernstige letsels of de dood tot gevolg hebben.
Ga zeer voorzichtig te werk als u de machine gebruikt op een oprijplaat.
Zorg dat de rolbeugel stevig gemonteerd is en gebruik de veiligheidsgordel wanneer u de machine laadt of uitlaadt. Zorg ervoor dat de rolbeugel het dak van een dichte aanhanger niet raakt.
Gebruik één oprijplaat die de volle breedte van de machine beslaat. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine.
U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een oprijplaat op- of afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen.
Als u de machine op een transportvoertuig laadt, moet er steeds een werktuig gemonteerd zijn. Zet dit werktuig in de bovenste stand.
Een optionele draadloze urenteller is verkrijgbaar bij uw erkende Toro verdeler.
Raadpleeg de installatiegids van het Draadloze urentellersysteem.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder het schakelbord (Figuur 27).
Zoek de jumperkabel voor de draadloze urenteller.
Note: De jumperkabel is gemarkeerd.
Maak de draadloze urenteller vast.
Bind de draadloze urenteller aan de aanwezige kabelboom om te voorkomen dat het bedieningspaneel te veel speling heeft.
Monteer het schakelbord.
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zet de gashendel op laag stationair.
Werktuig neerlaten.
Zorg dat de tractie in neutraal staat.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Om de 800 bedrijfsuren |
|
Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerde item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Werking van veiligheidssysteem controleren. | |||||||
Werking van de parkeerrem controleren. | |||||||
Werking van de bedieningshendels controleren. | |||||||
Brandstofpeil controleren. | |||||||
Motoroliepeil controleren. | |||||||
Luchtfilter controleren. | |||||||
De koelribben van de motor controleren. | |||||||
Controleren of motor ongewone geluiden maakt. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. | |||||||
Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren. | |||||||
Controleren op lekkages. | |||||||
De bandenspanning controleren. | |||||||
Werking van instrumenten controleren. | |||||||
Vet in alle smeernippels spuiten.1 | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. | |||||||
1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval. |
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden | ||
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
Het kan gebeuren dat een mechanische of hydraulische krik een machine niet ondersteunt. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op assteunen.
Zie Figuur 28 voor de krikpunten.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis
Smeer de smeernippels op de voorwielnaaf, de riemspanner en het liftsysteem van het werktuig. Ga als volgt te werk:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Veeg de smeernippel schoon zodat er geen vreemd materiaal kan binnendringen in de lager of de lagerbus.
Zet een smeerpistool op de nippel en pomp smeervet in de smeernippel.
Overtollig vet wegvegen.
U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Vraag uw erkende Toro verdeler om Toro Premium motorolie.
Carterinhoud: 1,8 liter met vervanging van het filter
Gebruik olie voor viertaktmotoren die minstens voldoet aan de volgende voorwaarden:
API-onderhoudsclassificatie: SJ, SL, SM of hoger
Viscositeit: SAE 30; raadpleeg de volgende tabel voor andere viscositeitsgraden (Figuur 32):
Important: Het gebruik van multigrade-oliën, zoals 10W-30, verhoogt het olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de peilstok (Figuur 33) en veeg deze af met een schone doek (Figuur 34).
Steek de peilstok in de vulbuis maar schroef de stok niet in de vulopening.
Haal de peilstok uit de buis en controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het oliepeil de bovenste markering op de peilstok bereikt.
Important: Zorg ervoor dat het oliepeil zich tussen de bovenste en onderste markering op de peilstok bevindt. De motor gebruiken met een te hoog of te laag oliepeil kan motorschade veroorzaken.
Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Important: De peilstok moet volledig in de vulbuis zitten zodat het carter goed is afgesloten. Als het carter niet goed is afgesloten, kan de motor schade oplopen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Vraag uw erkende Toro verdeler om Toro Premium motorolie.
Carterinhoud: 1,66 liter met vervanging van het filter
Gebruik olie voor viertaktmotoren die minstens voldoet aan de volgende voorwaarden:
API-onderhoudsclassificatie: SJ, SL, SM of hoger
Viscositeit: SAE 30; raadpleeg de volgende tabel voor andere viscositeitsgraden (Figuur 35):
Important: Het gebruik van multigrade-oliën, zoals 10W-30, verhoogt het olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.
Laat de motor een paar minuten lopen zodat de olie opwarmt.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de aftapplug (Figuur 37) en laat de olie in een geschikte opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug.
Note: Steek een stuk papier of licht karton in de aftapopening om de olie weg te leiden van de montageplaat van de motor (Figuur 36).
Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 38).
Giet schone olie in de vulbuis.
Start de motor en laat deze zowat 3 minuten lopen. Controleer op olielekken.
Zet de motor af.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Plaats de peilstok.
Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Laat de motor een paar minuten lopen zodat de olie opwarmt.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Tap de olie uit de motor af; zie Motorolie verversen.
Plaats een opvangbak onder het oliefilter en draai het filter linksom om het te verwijderen (Figuur 39).
Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van het nieuwe filter.
Monteer het nieuwe filter door het met de hand vast te draaien totdat de pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens ¾ slag.
Important: Draai het filter niet te vast.
Controleer het oliepeil; zie Het motoroliepeil controleren.
Giet indien nodig olie in de vulbuis.
Start de motor en laat deze zowat 3 minuten lopen. Controleer op olielekken.
Zet de motor af.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Note: Het filter bevat een kleine hoeveelheid olie: het oliepeil kan dus zakken bij montage van een nieuw filter.
Plaats de peilstok.
Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Note: Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Maak de sluitingen los waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan het luchtfilterhuis (Figuur 40).
Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis.
Verwijder het oude filter en monteer het nieuwe.
Note: Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.
Note: Reinig nooit een gebruikt element omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.
Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel.
Plaats het deksel zo dat de vuiluitlaat naar beneden wijst.
Maak de sluitingen vast.
Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Type: NGK BPR4ES (of gelijkwaardig)
Tussenruimte:0,76 mm
Note: De bougies hebben doorgaans een lange levensduur. U moet ze echter controleren als de motor slecht functioneert.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Maak de omgeving van elk van de bougies schoon zodat er geen vreemd materiaal in de cilinders kan terechtkomen als u de bougie verwijdert.
Maak de kabels los van de bougies en verwijder de bougies uit de cilinderkoppen.
Controleer de staat van de massa-elektrode, de centrale elektrode en de isolator op beschadigingen.
Important: Vervang bougies die gebarsten of vuil zijn of een ander mankement vertonen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen die tot beschadiging van de motor leidt.
Stel voor elke bougie de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode af op 0,76 mm; zie Figuur 42. Plaats de bougies met de juiste elektrodenafstand en monteer deze met een pakkingafdichting. Draai de bougies vast met een torsie van 22 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Deze procedure moet worden uitgevoerd met het juiste gereedschap. Neem contact op met uw erkende Kawasaki motordealer voor onderhoud, tenzij u beschikt over de juiste apparatuur en voldoende mechanische kennis.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Deze procedure moet worden uitgevoerd met het juiste gereedschap. Neem contact op met uw erkende Kawasaki motordealer voor onderhoud, tenzij u beschikt over de juiste apparatuur en voldoende mechanische kennis.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 200 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de bevestigingen waarmee de stoel aan de machine is bevestigd.
Neem het filter van de koolstofhouder (Figuur 44).
Monteer het nieuwe filter op de koolstofhouder.
Monteer de steunplaat van de stoel en de stoel.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 800 bedrijfsuren |
|
De brandstofleiding is uitgerust met een leidingfilter. Vervang het als volgt:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Zet de slangklem aan de carburatorzijde van het filter los en neem de brandstofleiding van het filter (Figuur 45 en Figuur 46).
Plaats een opvangbak onder het filter, maak de andere slangklem los en verwijder het filter.
Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen.
Druk de brandstofslangen op het nieuwe brandstoffilter en zet de slangen vast met de slangklemmen.
Note: Monteer het nieuwe filter. Let erop dat de pijl op de filterbehuizing van de brandstoftank af wijst (in de richting van de carburator).
Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.
Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt.
Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Verwijder roest van de accupolen en controleer of de verbindingen goed zijn vastgemaakt voordat u de machine start met een startkabel.
Important: Roest en slechte verbindingen kunnen op een willekeurig moment tijdens de startkabelprocedure ongewenste voltagepieken veroorzaken en zo de motor beschadigen.Probeer niet om de machine te starten met startkabels als de accupolen los of verroest zijn.
Startkabels gebruiken op een zwakke accu die gebroken of bevroren is, of die een laag accuzuurpeil of een open/kortgesloten accucel heeft, kan tot ontploffing en ernstig persoonlijk letsel leiden.
Gebruik geen startkabels op een zwakke accu die zulke eigenschappen vertoont.
Gebruik als startaccu een goede, volledig opgeladen zuur-loodaccu met een spanning van minstens 12,6 V. Gebruik korte startkabels van de juiste grootte om het spanningsverlies tussen de systemen te beperken. Zorg ervoor dat de kabels voorzien zijn van een kleurcode of markering voor de juiste polariteit.
Note: Ga na of de vuldoppen stevig vastzitten en horizontaal zijn. Indien vochtige doeken voorhanden zijn, legt u deze over de vuldoppen van de accu's. Zorg ervoor dat de machines elkaar niet raken, dat de beide elektrische systemen uitgeschakeld zijn en dat ze hetzelfde nominale voltage hebben. Deze instructies gelden alleen voor negatief geaarde systemen.
Koppel de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de ontladen accu die verbonden is met de starter of de solenoïde; zie Figuur 47.
Koppel het andere uiteinde van de pluskabel aan op de pluspool van de startaccu.
Sluit de zwarte minkabel (-) aan op de andere pool (min) van de startaccu.
Maak de laatste verbinding aan het motorblok (niet aan de minpool van de accu) van de machine met de ontladen accu, weg van de accu, en ga op veilige afstand staan (Figuur 48).
Start de motor en koppel de kabels in de omgekeerde volgorde af.
Note: Koppel eerst de kabel aan het motorblok (zwarte kabel) af.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
De zekeringhouder (Figuur 49) bevindt zich bij het bedieningspaneel.
Om een zekering te vervangen, trekt u deze gewoon uit de zekeringhouder en brengt u een nieuwe zekering aan.
Important: Gebruik altijd een zekering van hetzelfde type en ampère als de zekering die u vervangt. Anders kan het elektrische systeem beschadigd worden. Kijk naar de sticker aan de achterkant van de stoel om de functie en ampère van de zekeringen na te gaan.
Bij het opladen van de accu ontstaan gassen die kunnen ontploffen en u of omstanders ernstig kunnen verwonden.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Important: Houd de accu altijd volledig geladen. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A.
Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 50).
Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie Accu monteren.
Important: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben.
Als de accu snel leegloopt, moet u deze vervangen; zie Accu verwijderen en Accu monteren.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de vleugelmoeren en ringen waarmee de accuhouder bevestigd is (Figuur 51).
Maak de minkabel (zwart) los van de accupool.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Schuif het rode stofkapje van de pluspool (+) van de accu en verwijder de (rode) pluskabel.
Verwijder de accu.
Plaats de accu in de bak.
Koppel de (rode) pluskabel aan op de pluspool (+) van de accu, en draai de moer vast op de bout.
Important: De rode kabel zit mogelijk in een flexibele buis. De pluskabel is die met het rode stofkapje.
Koppel de negatieve aardingskabel (zwart) aan op de minpool (-) van de accu en draai de moer vast op de bout.
Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (+) van de accu.
Bevestig de houder en zet deze vast met de vleugelmoeren en ringen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Houd de bovenkant van de accu goed schoon. Indien de machine wordt gestald in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koelere omgeving wordt gestald.
Houd de bovenkant van de accu schoon door deze te reinigen met een borstel die in ammoniak of een oplossing van natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldop als u de accu reinigt.
De accukabels moeten stevig op de accupolen zitten zodat ze goed contact maken.
Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de kabels losmaken, de min (-) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels vast, de plus (+) kabel eerst, en smeer de accupolen in met vaseline.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Controleer de bandenspanning voordat u de machine in gebruik neemt (Figuur 53).
Druk: 0,48 bar
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Draai de wielmoeren (Figuur 53) vast met een torsie van 61 tot 75 N·m.
Rij naar een vlak, open gebied en zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND.
Zet de gashendel halverwege tussen de standen SNEL en LANGZAAM.
Zet beide bedieningshendels helemaal vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf.
Controleer de sporing van de machine.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Voer, afhankelijk van de richting waarin de machine spoort, een van de volgende handelingen uit:
Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai dan de bouten los en zet de linker aanslagplaat naar achteren tot de machine recht rijdt (Figuur 54).
Als de machine een afwijking naar links heeft, draai dan de bouten los en zet de rechter aanslagplaat naar achteren tot de machine recht rijdt (Figuur 54).
Draai de bouten vast om de aanslagplaat te borgen (Figuur 54).
Important: Zorg ervoor dat de bedieningshendels tegen de aanslagplaat stoppen, en niet tegen de interne aanslag van de transmissie.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Zet de achterkant van de machine op assteunen; zie De machine omhoog brengen.
Het kan gebeuren dat een mechanische of hydraulische krik een machine niet ondersteunt. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op assteunen.
Zet een ratelsleutel in het vierkante gat in de spanarm om tegendruk te bieden aan de spanveer (Figuur 55) en verwijder de riem van de spanpoelie.
Maak de spanveer los van de spanarm en het frame (Figuur 55).
Verwijder de moer waarmee de spaninrichting is bevestigd aan het frame (Figuur 56).
Verwijder de bout waarmee de oude spanpoelie bevestigd is aan de spanarm en monteer een nieuwe poelie (Figuur 57).
Neem de riem van de transmissiepoelies en de motorpoelie.
Leg de nieuwe riem rond de motorpoelie en de 2 transmissiepoelies.
Monteer de veer aan de spanarm en het frame (Figuur 55).
Zet een ratelsleutel in het vierkante gat in de spanarm om de spanveer tijdelijk uit te rekken en leg de riem over de spanpoelie.
Er zijn 2 hoogte-instellingen voor de bedieningshendels: hoog en laag.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Zet de bouten en flensmoeren los waarmee de handgrepen bevestigd zijn aan de hendels (Figuur 58).
Stel de lengtestand van de handgrepen in door ze samen te brengen in de NEUTRALE STAND en te schuiven tot ze naast elkaar staan (Figuur 59).
Zet de bouten en flensmoeren vast om de handgrepen aan de hendels te bevestigen.
Draai aan de dubbele moeren om de verbinding van de bedieningshendels fijn af te stellen zodat de machine niet beweegt in de neutraalstand. Alleen afstellingen uitvoeren voor de neutraalstand.
Om de verbinding van de bedieningshendels af te stellen, moet de motor lopen en moeten de aandrijfwielen kunnen draaien. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Houd uw handen, voeten, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Til de 3 wielen van de machine van de grond en zet de machine op assteunen die net hoog genoeg zijn om de aandrijfwielen vrij te laten draaien; zie De machine omhoog brengen.
Het kan gebeuren dat een mechanische of hydraulische krik een machine niet ondersteunt. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op assteunen.
Druk op de stoel of zet er een gewicht op om de interlockschakelaar naar beneden te drukken.
Start de motor en zet de gashendel op Snel.
Haal de druk (of het gewicht) van de stoel.
Zet de parkeerrem vrij.
Draai aan de ene kant van de machine traag aan de dubbele moeren van de verbinding (Figuur 60) tot het wiel aan die zijde gaat draaien. Draai de dubbele moeren vervolgens in de andere richting tot het wiel in de andere richting gaat draaien.
Note: De bedieningshendels moeten in de NEUTRAALSTAND staan wanneer u de nodige afstellingen uitvoert.
Draai de dubbele moeren terug in de andere richting tot ze zich in het midden tussen de 2 posities bevinden.
Herhaal stappen 7 en 8 voor de andere zijde.
Zet de motor af.
Haal de assteunen weg en laat de machine voorzichtig neer op de grond.
Start de motor opnieuw en zorg ervoor dat de machine niet kruipt in de neutraalstand met de parkeerrem vrij.
U kunt de bovenste bevestigingsbout van de demper afstellen om de weerstand van de bedieningshendels aan te passen.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Om bij de bevestigingsbouten van de demper te komen, verwijdert u de bouten waarmee de aanslagplaten bevestigd zijn aan het frame (Figuur 61).
Verwijder de borgmoer, zet de bevestigingsbout van de demper in de gewenste positie, en plaats de borgmoer. Zie Figuur 62 voor de diverse bevestigingsopties.
Note: Draai de borgmoer aan tot 22,6 N·m. Eenmaal vastgemaakt moet de bout uit de borgmoer steken.
Stel de sporing af; zie De sporing afstellen.
Mogelijk wilt u minder of meer zijdelingse weerstand als u de bedieningshendels in en uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND zet. U kunt de weerstand als volgt aanpassen:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Draai de contramoer los (Figuur 63).
Draai de flensmoer naar wens vaster of losser.
Draai de flensmoer vast voor meer weerstand.
Draai de flensmoer los voor minder weerstand.
Draai de contramoer vast.
Herhaal deze stappen voor de andere bedieningshendel.
Een goed werkende gasklep is afhankelijk van een correcte afstelling van de gashendel. Voordat u de carburator afstelt, moet u controleren of de gashendel goed werkt.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Draai de kabelklemschroef los waarmee de behuizing van de gaskabel is bevestigd aan de motor (Figuur 64).
Zet de gashendel naar voren op Snel.
Trek de kabelbehuizing van de gaskabel naar boven (Figuur 64) tot er bijna geen speling meer zit op de gaskabel, en zet de kabelklemschroef vast.
Draai de kabelklemschroef aan en controleer het toerental van de motor:
Hoog stationair: 2750 tot 2950 tpm
Laag stationair: 1450 tot 1650 tpm
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Draai de kabelklemschroef los waarmee de behuizing van de chokekabel is bevestigd aan de motor (Figuur 64).
Duw de choke omlaag naar de OPEN stand; zie Chokehendel.
Zorg ervoor dat de chokeklep van de carburator volledig open is.
Trek de kabelbehuizing van de chokekabel naar boven (Figuur 64) tot er bijna geen speling meer zit op de chokekabel, en zet de kabelklemschroef vast.
Zorg ervoor dat de chokeklep naar de volledig gesloten stand gaat als u de choke naar buiten trekt, en naar de volledig open stand als u de choke naar beneden drukt.
De motor moet lopen als de motortoerentalregelaar wordt afgesteld. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Zorg dat de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND staan en stel de parkeerrem in werking alvorens deze procedure uit te voeren.
Houd uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
U stelt het laag stationaire toerental als volgt in:
Start de motor en laat deze ongeveer 5 minuten op halfgas lopen om warm te worden.
Zet de gashendel op LANGZAAM.
Duw het veeruiteinde van de regelarm naar beneden (Figuur 65).
Stel de aanslagschroef van de carburator (Figuur 66) zo in dat het stationaire toerental 1350 tot 1550 tpm bedraagt.
Note: Controleer het toerental met een toerenteller.
Laat de regelarm naar de oorspronkelijke positie terugkeren.
Zet de contramoer van de stelschroef voor het laag stationaire toerental los.
Stel de stelschroef voor het laag stationaire toerental zo in dat het stationaire toerental 1450 tot 1650 tpm bedraagt.
Draai de contramoer vast.
U stelt het hoog stationaire toerental als volgt in:
Important: Stel het hoog stationaire toerental niet af als het luchtfilter ontbreekt.
Start de motor en laat deze goed opwarmen.
Zet de contramoer van de stelschroef voor het hoog stationaire toerental enkele slagen los.
Zet de gashendel zo dat het stationaire toerental 2750 tot 2950 tpm bedraagt.
Draai de stelschroef voor het hoog stationaire toerental precies zo vast dat ze het lipje van de toerenregelaar raakt.
Draai de contramoer vast.
Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier.
Hef alle druk in het hydraulische systeem op veilige wijze op, voordat u werkzaamheden gaat verrichten aan het hydraulische systeem.
Telkens wanneer u een hydraulisch onderdeel repareert of vervangt, moet u de hydraulische vloeistoffilters vervangen en controleren of het hydraulische systeem naar behoren functioneert.
Important: Zorg ervoor dat de hydraulische reservoirs en het filter van de verdeler altijd zijn gevuld met vloeistof als u het hydraulische systeem controleert.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Til de 3 wielen van de machine van de grond en zet de machine op assteunen die net hoog genoeg zijn om de aandrijfwielen vrij te laten draaien; zie De machine omhoog brengen.
Het kan gebeuren dat een mechanische of hydraulische krik een machine niet ondersteunt. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op assteunen.
Start de motor en stel de gasbediening zo in dat de motor laag stationair loopt.
Zet de bedieningshendels volledig naar voren en controleer of de aandrijfwielen soepel draaien.
Zet de bedieningshendels volledig naar achteren en controleer of de aandrijfwielen soepel draaien.
Druk op de schakelaar van het werktuig totdat de stang van de hefcilinder diverse keren naar binnen en naar buiten schuift.
Als de cilinderstang na 10 tot 15 seconden niet beweegt of de pomp abnormale geluiden maakt, moet u de motor onmiddellijk afzetten en vaststellen wat de oorzaak of het probleem is.
Controleer of een van de volgende problemen zich heeft voorgedaan en voer de nodige reparaties uit of neem contact op met uw erkende Toro verdeler:
De riem is eraf gelopen of is erg versleten.
Het vloeistofpeil is ontoereikend.
Er is een hydraulisch filter los.
De drukpomp is versleten.
Het drukontlastfilter is versleten.
Er is een probleem met de schakelaar of de bedrading.
De magneetklep zit vast.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Important: Voor een nauwkeurige meting controleert u het peil van de hydraulische vloeistof alleen als de motor en het hydraulische systeem koud staan.
De reservoirs van de machine worden in de fabriek gevuld met hoogwaardige hydraulische vloeistof. U controleert de hydraulische vloeistof het beste als de vloeistof koud is. De machine dient in de transportstand te staan. Als het vloeistofpeil onder de bovenkant van het horizontale gedeelte van het peilglas staat op de achterkant van de hydraulische reservoirs (Figuur 68), moet u vloeistof toevoegen tot het correcte peil bereikt wordt. De reservoirs niet te vol vullen. Als het vloeistofpeil tot de bovenkant van het horizontale gedeelte van het peilglas staat, is het niet nodig om vloeistof toe te voegen. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:
Type vloeistof: Toro Premium transmissieolie/hydraulische vloeistof voor tractoren of Mobilfluid® 424
Inhoud:
Linkerzijde – 1,9 liter
Rechterzijde – 2,0 liter
Alternatieve vloeistoffen: Als de aanbevolen olie niet verkrijgbaar is, mag u andere universele hydraulische tractorolie (UTHF) gebruiken. Deze mag echter alleen gewone olie op petroleumbasis zijn, geen synthetische of biologisch afbreekbare olie. De specificaties moeten binnen het vermelde bereik vallen voor alle onderstaande materiaaleigenschappen en de vloeistof moet voldoen aan de vermelde industriestandaarden. Vraag uw olieleverancier of de vloeistof voldoet aan deze specificaties.
Note: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.
Materiaaleigenschappen: | |
Viscositeit, ASTM D445 | cSt bij 40 °C 55 tot 62 |
Viscositeitsindex ASTM D2270 | 140 tot 152 |
Stolpunt, ASTM D97 | -37 °C tot -43 °C |
Industriespecificaties: API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM. | |
Note: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de hydraulische vloeistof verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15 tot 22 l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer (onderdeelnr. 44-2500).
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Zoek de openingen van de vloeistofreservoirbeugels en controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Note: Het peil moet overal tot de onderkant van de opening reiken; zie Figuur 68.
Als het vloeistofpeil te laag is in een van de beide reservoirs, gaat u als volgt te werk om vloeistof toe te voegen:
Maak de omgeving van de doppen van de vloeistofreservoirs schoon om te voorkomen dat er vuil in het systeem komt (Figuur 68).
Verwijder de doppen van de reservoirs.
Vul langzaam het reservoir met de juiste hydraulische vloeistof tot het peil de onderkant van de openingen in de beugels bereikt.
Important: Om verontreiniging van het systeem te voorkomen, moet u de bovenkant van het vloeistofvat reinigen voordat u het opent. Zorg ervoor dat de tuit en de trechter schoon zijn.
Important: De reservoirs niet te vol vullen.
Plaats de doppen weer op de reservoirs.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 50 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Inhoud:
Linkerzijde – 1,9 liter
Rechterzijde – 2,0 liter
Type vloeistof: Toro Premium transmissieolie/hydraulische vloeistof voor tractoren of Mobilfluid® 424
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Plaats een opvangbak onder de hydrostatische transmissie aan de linkerzijde.
Verwijder de aftapplug aan de kant van de pomp en de aftapplug aan de tandwielzijde (Figuur 69) en laat alle olie weglekken.
Verwijder de filterdop en trek het filter uit de transmissie (Figuur 70).
Monteer een nieuw filter en breng de filterdop aan.
Herhaal stappen 2 tot en met 5 voor de hydrostatische transmissie aan de rechterkant.
Maak de omgeving van het filter van de verdeler schoon. Dit filter bevindt zich aan de rechterkant van de machine.
Plaats een opvangbak onder het filter van de verdeler (Figuur 71).
Zet het filter van de verdeler langzaam los tot vloeistof langs de pakking naar buiten stroomt.
Verwijder het filter als de vloeistofstroom afneemt.
Smeer de pakkingafdichting van het vervangfilter met schone hydraulische vloeistof en draai de pakking handmatig vast tot ze contact maakt met het montageoppervlak.
Draai het filter vervolgens nog eens ¾ slag vast.
Giet schone hydraulische vloeistof in de hydraulische reservoirs tot het peil de onderkant van de kijkglaasjes in de reservoirbeugels bereikt.
Important: Vul het hydraulische systeem niet te vol. Zie Het peil van de hydraulische vloeistof controleren.
Note: Om de vloeistof sneller in het systeem te laten stromen, kunt u de pluggen (Figuur 72) bovenop de hydrostatische transmissies verwijderen. Als er vloeistof uit de opening begint te stromen, brengt u de plug aan en gaat u door met het vullen van het reservoir tot de vloeistof het juiste peil bereikt heeft.
Important: Zorg ervoor dat de plugs stevig op hun plaats zitten voordat u de motor start.
Start de motor en laat deze lopen. Stel de hefcilinder in werking totdat de hefcilinder naar binnen en naar buiten schuift.
Controleer of de machine naar voren en naar achteren kan rijden.
Zet de motor af en controleer het vloeistofpeil in het reservoir. Vul olie bij indien dit nodig is.
Controleer of er koppelingen lekken, en zorg dat het hydraulische systeem naar behoren werkt; zie Hydraulische vloeistof controleren.
U moet gebruikte vloeistof op de juiste wijze afvoeren.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Parkeer na het werk de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig zakken, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Spoel de machine grondig schoon met een tuinslang zonder spuitmond, zodat bij een te hoge waterdruk de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd en verontreinigd raken.
Zorg ervoor dat de koelribben en de omgeving van de luchtinlaat van de motorkoeling vrij blijven van vuil. Na reiniging moet u de machine te controleren op eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadiging of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de bedieningshendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Reinig de machine, werktuigen en motor grondig.
Controleer de bandenspanning. Pomp alle banden op tot 0,48 bar.
Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
Smeer of olie alle smeer- en draaipunten. Veeg overtollig vet weg.
Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.
Ververs de motorolie en vervang het filter; zie Motorolie verversen.
Behandel het brandstofsysteem als volgt:
Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik nooit stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).
Vraag uw erkende Toro verdeler om brandstofstabilizer van Toro.
Important: Bewaar brandstof die stabilisator/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilisator.
Note: Een stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse brandstof wordt vermengd en altijd wordt gebruikt.
Laat de motor vijf minuten lopen om de brandstof met de toegevoegde stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.
Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen met behulp van een sifonpomp. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften.
Start de motor en laat deze lopen tot hij afslaat.
Choke de motor.
Start de motor opnieuw totdat deze niet meer start.
Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Zie Onderhoud van het luchtfilter.
Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af. Gebruik hiervoor weerbestendige afplakband.
Controleer of de peilstok en de brandstoftankdop stevig vastzitten.
Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels:
Haal de accuklemmen los van de accupolen.
Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat).
Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen.
Laad de accu om de 60 dagen 24 uur langzaam op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
Note: Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen accu is 1,250.
Note: Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.
Problem | Possible Cause | Corrective Action |
---|---|---|
De startmotor slaat niet aan. |
|
|
De motor start niet, start moeilijk of slaat af. |
|
|
De motor verliest vermogen. |
|
|
De motor raakt oververhit. |
|
|
De machine spoort naar links of naar rechts (terwijl de bedieningshendels volledig naar voren staan). |
|
|
De machine drijft niet aan. |
|
|
De machine trilt abnormaal. |
|
|