Onderhoud
Waarschuwing
Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.
Zorg ervoor dat de machine goed wordt onderhouden en goed functioneert zoals aangegeven in deze instructies.
Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Important: Kantel de machine niet met een hoek die groter is dan 25°. Als u de machine kantelt met een hoek die groter is dan 25°, lekt er olie in de verbrandingskamer en/of uit de dop van de brandstoftank.
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
De machine veilig onderhouden
-
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Zet de gashendel op laag stationair.
-
Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.
-
Zorg dat de tractie in neutraal staat.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).
-
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
-
-
Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
-
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de machine draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
-
Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en bewegende delen houden. Houd omstanders op een afstand.
-
Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijving, de geluiddemper, het koelscherm en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
-
Houd alle onderdelen in goede staat. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Zorg dat al het bevestigingsmateriaal goed vastzit zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.
-
Controleer de onderdelen van de grasvanger regelmatig en vervang ze wanneer dit nodig is.
-
Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
-
Indien grote reparaties nodig zijn of ondersteuning vereist is moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 20 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Controlelijst Dagelijks Onderhoud
Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerde item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
De werking van de remvergrendelingshendel controleren. | |||||||
Brandstofpeil controleren. | |||||||
Het motoroliepeil controleren. | |||||||
Het luchtfilter controleren | |||||||
De koelribben van de motor reinigen. | |||||||
Controleren of motor ongewone geluiden maakt. | |||||||
Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. | |||||||
Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren. | |||||||
Maaihoogte-instelling controleren. | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. | |||||||
Maak de machine schoon. |
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
Procedures voorafgaande aan onderhoud
De machine klaarmaken voor onderhoud
Waarschuwing
Tijdens het onderhoud of het afstellen van de machine kan iemand de motor starten. Als de motor per ongeluk gestart wordt, kan dat u en andere omstanders ernstig verwonden.
Laat de koppelingsstang los, stel de parkeerrem in werking en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Druk ook de kabel opzij zodat deze niet per ongeluk contact kan maken met de bougie.
Doe het volgende voordat u de machine reinigt of er onderhoud of afstellingen aan uitvoert.
-
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
-
Zet de motor af.
-
Stel de parkeerrem in werking.
-
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen voordat u de machine stalt of er servicewerkzaamheden of reparaties aan uitvoert.
-
Maak de bougiekabel los (Figuur 27).
Onderhoud motor
Veiligheid van de motor
-
Verander de stand van de toerenregelaar niet en laat de motor niet te snel draaien.
-
Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel. Als u de brandstoftank moet aftappen, doe dit dan in de open lucht.
Motorolie verversen/oliepeil controleren
Vul het carter met ongeveer 0,56 liter olie die de juiste viscositeit heeft voordat u de machine start. De motor gebruikt een type hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) onderhoudsclassificatie SJ of hoger heeft verleend. Selecteer de juiste viscositeit (dikte) van de olie op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 28 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.
Note: Multigrade-olie (5W-20, 10W-30 en 10W-40) leidt tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u dit type olie gebruikt.
Het motoroliepeil controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Het ideale moment om de motorolie te controleren, is wanneer de motor koud is of voordat u deze hebt gestart aan het begin van de werkdag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug in het carter laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u het motoroliepeil controleert.
-
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; raadpleeg De motor afzetten.
-
Plaats de machine zo, dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de olievulbuis (Figuur 29).
-
Verwijder de peilstok door deze linksom te draaien.
-
Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon.
-
Steek de peilstok volledig in de vulbuis, maar draai hem er niet in.
-
Haal de peilstok eruit en controleer het motoroliepeil (Figuur 30).
-
Als het motoroliepeil niet goed is, vul dan olie bij of tap olie af tot het peil goed is; raadpleeg Het motoroliepeil controleren.
Motorolie verversen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 20 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Waarschuwing
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft gelopen; contact met hete olie kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met hete motorolie als u deze aftapt.
-
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; raadpleeg De motor afzetten.
-
Plaats een bak onder de aftapplug om de olie op te vangen.
-
Verwijder de aftapplug, de ring en de peilstok (Figuur 29).
-
Plaats de motor zo, dat de olie wegloopt uit de motor.
-
Wanneer de olie volledig weggelopen is, plaatst u de motor in een horizontale positie en monteert u de aftapplug en een nieuwe ring.
Note: Geef de oude olie af bij een erkend recyclingcentrum.
-
Giet langzaam olie in de vulopening totdat de olie het juiste peil bereikt heeft.
-
Zorg ervoor dat de olie het juiste niveau heeft op de peilstok; raadpleeg Het motoroliepeil controleren.
-
Schroef de peilstok in de vulopening.
-
Veeg eventueel gemorste olie weg.
-
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Onderhoud van het luchtfilter
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Important: Laat de motor nooit zonder luchtfilter draaien; dit veroorzaakt ernstige motorschade.
-
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; raadpleeg De motor afzetten.
-
Draai de vleugelmoer los waarmee het luchtfilterdeksel vastzit (Figuur 31).
-
Verwijder het luchtfilterdeksel.
Note: Zorg ervoor dat er geen vuil van het luchtfilterdeksel in de basis valt.
-
Verwijder het schuimelement en het papierelement uit de basis.
-
Trek het schuimelement van het papierelement.
-
Inspecteer het schuimelement en het papierelement; vervang deze als ze beschadigd is of heel erg vuil.
-
Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het stof te verwijderen.
Note: Probeer het papierelement niet schoon te borstelen; hierdoor dringt er vuil in de vezels. Vervang het element als u het niet kunt reinigen door erop te kloppen.
-
Reinig het schuimelement met warm water en zeep of in een niet-ontvlambaar oplosmiddel.
Note: Gebruik geen benzine om het schuimelement te reinigen; dit kan brand- of ontploffingsgevaar veroorzaken.
-
Spoel en droog het schuimelement grondig.
-
Veeg het vuil met een vochtige doek van de basis en het deksel.
Note: Zorg ervoor dat er geen vuil terechtkomt in het luchtkanaal dat naar de carburateur leidt.
-
Monteer de luchtfilterelementen en zorg dat ze juist geplaatst zijn. Monteer de onderste vleugelmoer.
-
Monteer het deksel en monteer de bovenste vleugelmoer om het te bevestigen.
Onderhoud van de bougie
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 300 bedrijfsuren |
|
Gebruik een NGK BPR6ESbougie of een bougie van een equivalent type.
-
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; raadpleeg De motor afzetten.
-
Maak de omgeving van de bougie schoon.
-
Haal de bougie uit de cilinderkop.
Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.
-
Stel de elektrodenafstand op 0,7 tot 0,8 mm
-
Monteer de bougie voorzichtig met de hand (om beschadiging van de schroefdraad te voorkomen).
-
Draai een nieuwe bougie nog eens ½ slag vast; draai andere bougies nog ⅛ tot ¼ slag vaster.
Important: Een losse bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen; een bougie te vast draaien kan de schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
-
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Onderhoud bedieningsysteem
Tractiekabel instellen
Stel de tractiekabel in om een speling van 1,1 mm te verkrijgen tussen de frictieschijf en de drukplaat.
De bedrijfs-/parkeerrem afstellen
Stel de bedrijfs-/parkeerrem af als deze slipt tijdens het gebruik.
-
Schakel de parkeerrem uit.
-
Meet de speling aan het uiteinde van de parkeerremhendel (Figuur 36).
De speling van de hendel moet zich tussen 12,7 en 25,4 mm bevinden. Als de speling zich niet binnen dit bereik bevindt, gaat u naar stap 3 om de remkabel af te stellen.
-
Stel de remkabelspanning als volgt in:
-
Draai om de kabelspanning te verhogen de voorste contramoer op de kabel losser en de achterste contramoer vaster (Figuur 37). Herhaal stap 2 en stel indien nodig de spanning af.
-
Draai om de kabelspanning te verminderen de achterste contramoer losser en de voorste contramoer op de kabel vaster (Figuur 37). Herhaal stap 2 en stel indien nodig de spanning af.
-
De kabel van de bediening van de messenkooi afstellen
Voer de volgende stappen uit om speling van de kabel van de bediening van de messenkooi op te heffen:
-
Zet de knop voor de toerentalregeling van de messenkooien naar de hoge stand van het messenkooitoerental; zie Het messenkooitoerental afstellen.
-
Maak de achterste contramoer los en draai de voorste contramoer vast (Figuur 38).
Instellen van de gaskabel
Om het laag en hoog stationair motortoerental in te stellen, stelt u de kabelgeleiding en de aanslag van de gashendel in; zie Het laag stationair motortoerental instellen en Het hoog stationair motortoerental instellen.
Het laag stationair motortoerental instellen
Note: Gebruik een toerenteller om het motortoerental te observeren.
-
Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
Note: Zorg ervoor dat de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft voordat u de gaskabel instelt.
-
Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verlagen naar laag stationair.
-
Observeer het laag stationair motortoerental op uw toerenteller.
Het ideale bereik voor laag stationair is 1.800 tot 2.000 tpm.
-
Maak de schroef op de klem van de kabelgeleiding los (Figuur 39).
-
Beweeg de kabelgeleiding tot u 1.900 tpm observeert op de toerenteller.
-
Maak de schroef op de klem van de kabelgeleiding vast.
Het hoog stationair motortoerental instellen
Note: Gebruik een toerenteller om het motortoerental te observeren.
-
Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
Note: Zorg ervoor dat de motor een normale bedrijfstemperatuur heeft voordat u de gaskabel instelt.
-
Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verhogen naar hoog stationair.
-
Observeer het hoog stationair motortoerental op uw toerenteller.
Het ideale bereik voor hoog stationair (voor gebruik in landen die de CE-normen niet naleven) is 3.350 tot 3.550 tpm. Indien de toerenteller een snelheid onder 3.350 of boven 3.550 tpm toont, moet u stappen 4 tot en met 7 uitvoeren tot een snelheid tussen 3.350 tot 3.550 tpm wordt bereikt.
Als u uw machine gebruikt in een land dat de CE-normen naleeft, moet u het hoog stationair toerental afstellen volgens de volgende specificaties:
-
1018 machines: 3.000 tpm
-
1021 en 1026 machines: 3.150 tpm
-
-
Zet de motor af.
-
Voer de volgende stappen uit om de kap van de bediening te verwijderen voor de volgende machines:
-
1018 machines: serienummer 405619513 en lager
-
1021 machines: serienummer 405674843 en lager
-
1026 machines: serienummer 405583584 en lager
-
-
Stel de aanslag van de gashendel af volgens de hoog stationair waarneming op uw toerenteller.
-
Om de drempel van het hoog stationair toerental te verhogen, beweegt u de aanslag van de gashendel naar boven.
-
Om de drempel van het hoog stationair toerental te verlagen, beweegt u de aanslag van de gashendel naar beneden.
Note: Om de aanslag van de gashendel af te stellen, kunt u een ratel gebruiken.Als u over een oudere machine beschikt (serienummers worden gespecificeerd in stap 5), kunt u een moersleutel gebruiken om de flensmoer onder het bedieningspaneel tegen te houden. Nieuwere machines hebben een voorgevormde moer; het is niet nodig om een moersleutel te gebruiken.
-
-
Start de motor en observeer het nieuwe hoog stationair toerental.
Als de toerenteller de gepaste snelheid toont die werd omschreven in stap 3, is de afstelling voltooid.
-
Als u de kap van de bediening hebt verwijderd, voert u de volgende stappen uit:
-
Gebruik de eerder verwijderde bouten om de kap van de bediening te bevestigen aan het achterpaneel.
-
Sluit de kabelboomaansluiting aan op de urenteller.
-
Het bevestigingsmateriaal voor de demping van de duwboom vastmaken
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 20 bedrijfsuren |
|
-
Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
-
Zet de bout en moer los zoals weergegeven in Figuur 43.
-
Druk de duwboom zo ver mogelijk naar voren.
-
Ondersteun de duwboom en draai de bout en moer die u hebt losgedraaid in stap 2 aan tot 68 tot 75 N·m.
Note: Vraag iemand om hulp bij het ondersteunen van de duwboom en het aandraaien van het bevestigingsmateriaal.
-
Laat de duwboom los.
Onderhoud van de maai-eenheid
Veiligheid van de messen
-
Wees voorzichtig als u de messenkooi van de maai-eenheid controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooi.
-
Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
-
Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.
-
Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.
De maai-eenheid monteren
De maai-eenheid monteren (model 04820).
-
Zet de kickstandaard op de ONDERHOUDSSTAND VAN DE MAAI-EENHEID; zie Kickstandaard.
-
Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de aandrijving van de messenkooi aan de zijplaat is bevestigd (Figuur 44).
-
Verwijder de aandrijving van de messenkooi, de platte ringen, de veerringen en afstandsstukken van de zijplaat (Figuur 44).
-
Lijn de maai-eenheid uit met het frame.
-
Gebruik 4 inbusschroeven om de maai-eenheid te bevestigen aan het frame (Figuur 45).
-
Gebruik de eerder verwijderde inbusschroeven, ringen en afstandsstukken om de messenkooiaandrijving te bevestigen aan de zijplaat van de maai-eenheid (Figuur 46).
Zorg ervoor dat de aandrijfas van de messenkooiaandrijving gemonteerd is aan de koppeling van de transmissieaandrijfas (Figuur 46).
De maai-eenheid monteren (modellen 04830 en 04840)
-
Zet de kickstandaard op de ONDERHOUDSSTAND VAN DE MAAI-EENHEID; zie Kickstandaard.
-
Lijn de maai-eenheid uit met het frame.
-
Gebruik 4 inbusschroeven om de maai-eenheid te bevestigen aan het frame (Figuur 47).
-
Schuif de koppeling van de maaiaandrijving op de aandrijfas van de transmissie (Figuur 47).
De koppeling dient zonder weerstand op de aandrijfas van de transmissie te schuiven. Als er weerstand is, moet u ervoor zorgen dat de aandrijfas van de messenkooi en de aandrijfas van de transmissie uitgelijnd zijn; zie De stand van de aandrijfas van de messenkooi afstellen.
-
De grasmand monteren.
De stand van de aandrijfas van de messenkooi afstellen
U kunt de stand van de aandrijfas van de messenkooi afstellen door de stand van de messenkooiaandrijving af te stellen:
-
Draai de bout los die wordt getoond in Figuur 48.
-
Draai de messenkooiaandrijving zo, dat de aandrijfas van de messenkooi goed uitgelijnd is met de aandrijfas van de transmissie.
-
Draai de bout vast die u eerder hebt losgezet.
Als de weerstand blijft, moet u de uitlijning van de motor en de transmissie afstellen; raadpleeg de Onderhoudshandleiding.
De maai-eenheid verwijderen
De maai-eenheid verwijderen (model 04820)
-
Zet de kickstandaard op de ONDERHOUDSSTAND VAN DE MAAI-EENHEID; zie Kickstandaard.
-
Verwijder de grasmand (indien aanwezig).
-
Verwijder de messenkooiaandrijving van de maai-eenheid (Figuur 49) en bewaar het bevestigingsmateriaal.
-
Verwijder de inbusschroeven waarmee de maai-eenheid aan het frame is bevestigd (Figuur 50).
-
Verwijder de maai-eenheid van het frame.
De maai-eenheid verwijderen (modellen 04830 en 04840)
-
Zet de kickstandaard op de ONDERHOUDSSTAND VAN DE MAAI-EENHEID; zie Kickstandaard.
-
Verwijder de grasmand (indien aanwezig).
-
Maak de koppeling van de maaiaandrijving los van de aandrijfas van de transmissie (Figuur 51).
-
Verwijder de inbusschroeven waarmee de maai-eenheid aan het frame is bevestigd (Figuur 51).
-
Verwijder de maai-eenheid van het frame.
De maai-eenheid wetten
Raadpleeg de volgende tabel voor de geschikte wetsets voor uw tractie-eenheid:
Naam van set/model | Compatibele tractie-eenheden |
Toegangswetset (model 139-4342) | Modellen 04820, 04830 en 04840 |
Wetset (model 04800) | Modellen 04830 en 04840 |
Raadpleeg de bedieningsinstructies in de specifieke Montage-instructies van de set. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler om één van deze sets aan te schaffen.