Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na elk gebruik |
|
Deze machine is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het bewerken van grote oppervlakken op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 en Figuur 2 geven de locatie van het model- en serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheidssymbolen (Figuur 3), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
Blijf uit de buurt van afvoeropeningen. Hou omstanders en huisdieren uit de buurt van de machine.
Laat geen omstanders of kinderen het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Zet altijd de motor van de tractie-eenheid af, verwijder het sleuteltje (indien aanwezig), wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, schoonmaakt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. |
Gebruik de volgende lijst ter referentie:
Gebruik een minimaal aftakasvermogen van 30 pk bij lichte tot normale bodemtoestanden (zanderige tot zand-/leemgrond met gemiddelde compactie).
Gebruik een minimaal aftakasvermogen van 35 pk bij normale tot zware bodemtoestanden (zware leem, klei en steengrond met bovengemiddelde compactie).
De tractie-eenheid moet een categorie I of II 3-punts trekhaak hebben met een minimum hefvermogen van 714 kg.
De snelheid van de uitgangsas van de aftakas van de tractie-eenheid moet 540 tpm bedragen.
Geschikt voorgewicht (balast) om het gewicht van de machine te compenseren.
Controleer de bandenspanning van de tractie-eenheid.
Pas de bandenspanning aan indien nodig.
Important: Neem de door de bandenfabrikant aanbevolen minimale en maximale bandendruk in acht.
Gebruik de volgende lijst ter referentie:
Gebruik een minimaal aftakasvermogen van 45 pk bij lichte tot normale bodemtoestanden (zanderige tot zand-/leemgrond met gemiddelde compactie).
Minimaal aftakasvermogen van 50 pk bij normale tot zware bodemtoestanden (zware leem, klei en steengrond met bovengemiddelde compactie).
De tractie-eenheid moet een categorie II 3-punts trekhaak hebben met een minimum hefvermogen van 1043 kg.
De snelheid van de uitgangsas van de aftakas van de tractie-eenheid moet 540 tpm bedragen.
Geschikt voorgewicht (balast) om het gewicht van de machine te compenseren.
Controleer de bandenspanning van de tractie-eenheid.
Pas de bandenspanning aan indien nodig.
Important: Neem de de door de bandenfabrikant aanbevolen minimale en maximale bandendruk in acht.
Als u de machine aan de achterzijde van de tractie-eenheid bevestigt, vermindert het gewicht op de vooras.
Als u nalaat om de nodige ballast toe te voegen, kan dit tot een ongeluk leiden met ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg.
Om ervoor te zorgen dat u voldoende stuurkracht en stabiliteit behoudt, moet u misschien ballast toevoegen aan de voorzijde van de tractie-eenheid.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor de vereisten voor de ballast.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Borgpen | 2 |
Zorg ervoor dat de machine voor de montage op een horizontaal oppervlak staat.
Zorg ervoor dat de aftakas is uitgeschakeld.
Rijd met de tractie-eenheid achteruit in de richting van de machine tot de onderste verbindingsarmen zijn uitgelijnd met de koppelpennen.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Wacht tot de motor is gestopt en alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
Note: Voor een maximale afstand tot de grond plaatst u de koppelpennen in de onderste montageopeningen van de koppelplaat van de machine (Figuur 5). Raadpleeg instellingsprocedure De aandrijfas van de aftakas aansluiten om te bepalen wanneer u de bovenste montageopeningen moet gebruiken.
Breng de linker en rechter onderste verbindingsarm aan op de koppelpennen (Figuur 6).
Bevestig de onderste verbindingsarmen met de borgpennen aan de koppelpennen (Figuur 6).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Draaipen | 1 |
Borgpen | 1 |
Note: Voor de beste beluchtingsgaten moet u de voorkant van de machine tijdens het werk verticaal uitlijnen(Figuur 7). Stel de bovenste schakel af om deze hoek te veranderen. Zie Tips voor bediening en gebruik voor aanvullende informatie.
Verbind de bovenste schakel met het onderste gat in de beugel en bevestig met de draaipen en de borgpen (Figuur 8).
Smeer de draaduiteinden van de stalen buizen van de bovenste schakel.
Draai aan de bovenste schakel om de verbinding vast te zetten. Stel af totdat het frame aan de voorkant van de machine verticaal is (Figuur 8).
Zet de bovenste schakel vast met de borgmoer.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bout (½" x 3") | 1 |
Moer (½") | 1 |
Korte aandrijfas, onderdeelnr. 115-2839 (kan nodig zijn; wordt afzonderlijk verkocht) | – |
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de aandrijfas van de aftakas voor bijkomende informatie over het gebruik en de veiligheid.
Plaats een richtliniaal over de uiteinden van de balansarmen om u te helpen bij het bepalen van de afstand tussen de balansarmen en het uiteinde van de uitgangsas van de aftakas (Figuur 9).
Meet de afstand tussen het uiteinde van de uitgangsas van de aftakas en het bevestigingspunt van de onderste balansarmen (Figuur 9). Noteer hier de gemeten afstand:
Important: Neem contact op met uw erkende Toro verdeler als u hulp nodig heeft wanneer u deze meting uitvoert en indien u een optioneel kortere aandrijfas van de aftakas moet bestellen.
Ga na of u een gewone dan wel een korte aandrijfas nodig hebt. Dit doet u aan de hand van de stand van de uitgangsas van de tractie-eenheid ten opzichte van de positie van de onderste balansarmen. Deze afstand is aangeduid met 'M'.
De standaard aandrijfas van uw machine is geschikt voor tractie-eenheden met een M-afmeting van minimaal 48,89 cm.
Als de M-afmeting kleiner is, bieden we een optioneel korte aandrijfas van de aftakas aan, die geschikt is voor tractie-eenheden met een M-afmeting van minimaal 39,37 cm; raadpleeg de Onderdelencatalogus van uw machine.
Important: Monteer indien nodig de korte aandrijfas, onderdeelnr. 115-2839 (afzonderlijk verkrijgbaar). In de meeste gevallen is de korte aandrijfas niet nodig.
Als uw tractie-eenheid is uitgerust met verstelbare balansarmen, moet u de lengte van de balansarmen aanpassen tot de M-afmeting:
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.
48,89 cm of meer bedraagt voor de standaard aandrijfas van de aftakas
39,37 cm of meer bedraagt voor de optioneel korte aandrijfas van de aftakas
De machine gebruiken zonder beschermende delen van de aftakas kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Houd alle beschermende delen van de aftakas op hun plaats.
Sluit op CE-conforme modellen de kettingen aan tussen de schermen van de aandrijfas van de aftakas en de verbindingsarmen.
Verwijder de onderste aftakaskap (alleen op de ProCore 864) (Figuur 10).
Monteer de aandrijfas van de aftakas aan de ingangsas van de tandwielkast van de machine (Figuur 11) met een bout (½" x 3") en een moer (½").
Monteer de aandrijfas van de aftakas aan de uitgangsas van de aftakas van de tractie-eenheid.
Schuif de aandrijfas van de aftakas zo ver naar voren als de uitgangsas van de aftakas toelaat.
Trek de vergrendelkraag van de koppeling van de aftakas terug om de aandrijfas van de aftakas te bevestigen. Schuif de aandrijfas van de aftakas naar achteren en naar voren om te controleren of deze stevig is vergrendeld.
Alleen op CE-conforme machines: sluit de beveiligingskettingen van de aandrijfasschermen aan op de gelaste klemmen van de verbindingsarmen. Controleer of de kettingen genoeg speling hebben als de machine omhoog of omlaag wordt gebracht.
Op de ProCore 864 dient u de onderste aftakaskap op de machine te monteren.
Controleer of de uitschuifbare buis minimaal 76 mm overlapt wanneer de machine tot de maximale hoogte is getild.
Om de overlap te controleren, meet u de afstand tussen de buitenkappen, zoals getoond op Figuur 13. Deze afstand mag niet meer dan 406 mm bedragen. Als dat wel zo is, moet u de onderste hefpennen naar het bovenste stel gaten verplaatsen voordat u de machine gebruikt.
De ProCore 864 is asymmetrisch ontworpen ten opzichte van de middenlijn van de tractie-eenheid. De aftakas staat 40 mm links van het midden en de machine 145 mm rechts van het midden. Pas indien nodig de zwaaikoppelingen aan.
De ProCore 1298 is symmetrisch ontworpen ten opzichte van de middenlijn van de tractie-eenheid. Pas indien nodig de zwaaikoppelingen aan.
Pas de zwaaikoppelingen op de onderste trekarmen van de driepuntstrekhaak aan om de zijdelingse uitzwaai te beperken tot 25 mm aan weerszijden (Figuur 14).
Pas de onderste koppelingen naar binnen toe aan tot deze contact maken met de montageplaten van de machine. Hierdoor wordt de spanning op de pennen verminderd. Als de tractie-eenheid zwaaikettingen heeft in plaats van zwaaikoppelingen, moet u ringen monteren tussen de onderste verbindingsarm en de lynchpen om de overhangende lading op de hefpennen te verminderen.
Note: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor aanvullende montage- en instelprocedures.
Parkeer de tractie-eenheid en de machine op een horizontaal, stevig oppervlak.
Plaats een waterpas bovenop het frame van de machine om te controleren of deze in de breedterichting waterpas staat (Figuur 15).
Indien uw machine hiermee is uitgerust, draait u de instelknop om de verbindingsarm omhoog of omlaag te brengen tot de machine in de breedterichting waterpas staat.
Note: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor informatie over aanvullende afstelprocedures.
Stel de rolschraper zo af dat er ongeveer 1 tot 2 mm speling is tussen de schraper en de rol.
Zet de moeren los waarmee de uiteinden van de schraper bevestigd zijn aan de lip van de rolschraper (Figuur 16).
Schuif de rolschraper in of uit tot de gewenste stand bereikt is, en draai de moeren vast.
Alleen op de ProCore 864 kunt u de aanslagbout op de middelste steun afstellen om de juiste afstand te bekomen.
Er is een breed scala tanden en tandenkoppen verkrijgbaar voor de machine. Selecteer het type tanden, de maat en de benodigde afstand voor het uit te voeren werk. Monteer de tandenkoppen en tanden volgens de montage-instructies die bij elke tandenset worden geleverd; raadpleeg de tandenconfiguratietabel van de ProCore 864 en de ProCore 1298 in Werktuigen/accessoires.
Important: Gebruik de machine nooit zonder de tandenkoppen. De armen kunnen te veel bewegen en het frame van de machine beschadigen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Beschermvingers (niet bijgeleverd) | – |
Er is een breed scala beschermvingers verkrijgbaar voor de machine. Gebruik de juiste beschermvingers voor de gekozen tandenkoppen.
Zet de moeren los waarmee de klemmen van de beschermvingers bevestigd zijn aan de werktuigenbalk van de beschermvingers (Figuur 17).
Schuif de juiste beschermvinger onder de klem voor de beschermvingers.
Stel de beschermvingers van links naar rechts af om een gelijke afstand te houden tot de tanden in elke opening.
Draai de moeren vast waarmee de beschermvinger bevestigd is.
Monteer de resterende beschermvingers en maak de klemmen voor de beschermvingers vast.
Important: Controleer vanaf de achterzijde van de machine of de tanden zich in het midden van de openingen in de beschermvingers bevinden.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
CE-conformiteitsset, onderdeelnr. 110-4693 (niet bijgeleverd) | 1 |
Note: De CE-conformiteitsset, onderdeelnr. 110-4693, is nodig om deze stap uit te voeren.
Op de ProCore 864: gebruik een tapbout (4 in totaal) om een vergrendelbeugel te monteren op de onderste en bovenste motorkapvergrendelingen, links en rechts achteraan; zie Figuur 18.
Op de ProCore 1298: gebruik een tapbout (3 per beluchtingskop, 6 in totaal) om een vergrendelbeugel aan te brengen op alle onderste motorkapvergrendelingen achteraan en op de bovenste motorkapvergrendeling aan de buitenzijde, en dit zowel op de rechter als de linker achterkap; zie Figuur 18).
Gebruik een tang of een verstelbare steeksleutel en draai een interne borgring op elke bout (1 tot 2 schroefdraden) om de vergrendeling te bevestigen (Figuur 18).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ | 4 |
Important: Deze procedure is vereist voor alle CE-landen en overal waar Engels niet courant wordt gesproken.
Draai het scherm van de as om bij de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ te kunnen komen (Figuur 19).
Maak de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ en het gebied van het scherm rond de sticker schoon.
Verwijder de achterkantbedekking van de CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’.
Breng de CE-sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ aan over de bestaande sticker ‘gevaar/risico om gegrepen te worden’ (Figuur 19).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Borgpen (ProCore 864) | 4 |
Important: Gebruik de opslagstandaard als u de machine verwijdert van de tractie-eenheid.
Start de tractie-eenheid, breng de machine 7,6 tot 15,2 cm van de grond, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de 2 lynchpennen waarmee de opslagstandaard is bevestigd aan de steunbeugel op het trekhaakframe van de machine (Figuur 20).
Verwijder de opslagstandaard.
Herhaal stap 2 en 3 aan de andere kant van de machine
Steek de borgpennen (bij de losse onderdelen) in de opslagstandaardpennen (Figuur 20).
Important: Gebruik de opslagstandaard als u de machine verwijdert van de tractie-eenheid.
Note: De opslagstandaard weegt ongeveer 85 kg.
Start de tractie-eenheid, breng de machine lichtjes van de grond, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de 2 R-pennen waarmee de 2 pennen van de opslagstandaard zijn bevestigd aan de opslagstandaard (Figuur 21).
Verwijder de 2 pennen van de opslagstandaard (Figuur 21).
Start de tractie-eenheid en gebruik deze om de machine van de opslagstandaard te tillen.
Draai de ingaande as van de diepteregelaar rechtsom om minder diep te beluchten, of linksom om dieper te beluchten (Figuur 22).
Note: 17 omwentelingen van de diepteregelaar komt overeen met een diepteverschil van ongeveer 6,4 mm.
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Werkbreedte | 163 cm |
Totale breedte | 170 cm |
Totale lengte | 89 cm |
Totale hoogte | 98 cm |
Gewicht | 714 kg |
Werkbreedte | 249 cm |
Totale breedte | 257 cm |
Totale lengte | 89 cm |
Totale hoogte | 98 cm |
Gewicht | 1043 kg |
Er is een aantal goedgekeurde Toro werktuigen en accessoires verkrijgbaar om de mogelijkheden van de machine uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.
Omschrijving tandenset | Naaldtand | Quadtand (2x5) | Quadtand (1x6) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Modelnr.: | 09739 | 09736 | 09737 | ||||||
Hoeveelheid set | 4 | 4 | 4 | ||||||
Benodigd aantal tanden | 40 | 80 | 48 | ||||||
Afstand in de breedte | 40 mm | 40 mm | 33 mm | ||||||
Montagebeugel | 5 mm en 8 mm | Diameter van 10 mm | Diameter van 10 mm | ||||||
Onderdeelnr. beschermvinger | 120-1047 | 120-1061 | 120-1062 | 120-1047 | 120-1061 | 120-1062 | 120-1050 | 120-1063 | 120-1064 |
Benodigde hoeveelheid | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 |
Opties tanden | Naaldtanden van 5 mm en 8 mm | Titan en Titan Quad; Titan en Titan Max Cross; Titan Solid Round | Titan en Titan Quad; Titan en Titan Max Cross; Titan Solid Round | ||||||
Omschrijving tandenset | 3 tanden | 4 tanden | 3 tanden, zwaar uitgevoerd | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Modelnr.: | 09794 | 09796 | 09797 | ||||||
Hoeveelheid set | 4 | 4 | 4 | ||||||
Benodigd aantal tanden | 24 | 32 | 24 | ||||||
Afstand in de breedte | 66 mm | 51 mm | 66 mm | ||||||
Montagebeugel | Diameter van 19 mm | Diameter van 19 mm | Diameter van 22 mm | ||||||
Onderdeelnr. beschermvingenr | 120-1044 | 120-1057 | 120-1058 | 120-1045 | 120-1059 | 120-1060 | 120-1044 | 120-1057 | 120-1058 |
Benodigde hoeveelheid | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 |
Opties tanden | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | ||||||
Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round |
Omschrijving tandenset | Snelwisseleenheid (3 tanden) | Snelwisseleenheid (4 tanden) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Modelnr.: | 09711 | 09719 | ||||||
Hoeveelheid set | 4 | 4 | ||||||
Benodigd aantal tanden | 24 | 32 | ||||||
Afstand in de breedte | 66 mm | 51 mm | ||||||
Montagebeugel | Niet van toepassing | Niet van toepassing | ||||||
Omschrijving bus | 19 mm | 122 mm | 19 mm | 22 mm | ||||
Onderdeelnr. | 108-6837 | 108-6838 | 108-6837 | 108-6838 | ||||
Benodigde hoeveelheid | 24 | 24 | 32 | 32 | ||||
Onderdeelnr. gereedschapsset (1 vereist) | 114-0890-01 | 114-0890-01 | ||||||
Onderdeelnr. beschermvinger | 120-1044 | 120-1057 | 120-1058 | 120-1045 | 120-1059 | 120-1060 | ||
Benodigde hoeveelheid | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | ||
Opties tanden | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | ||||||
Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round |
Omschrijving tandenset | Naaldtand | Quadtand (2x5) | Quadtand (1x6) | 3 tanden | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Modelnr.: | 09739 | 09736 | 09737 | 09794 | ||||
Hoeveelheid set | 6 | 6 | 6 | 6 | ||||
Benodigd aantal tanden | 60 | 120 | 72 | 36 | ||||
Afstand in de breedte | 40 mm | 40 mm | 33 mm | 66 mm | ||||
Montagebeugel | 5 mm en 8 mm | Diameter van 10 mm | Diameter van 10 mm | Diameter van 19 mm | ||||
Onderdeelnr. beschermvinger | 120-1047 | 120-1052 | 120-1047 | 120-1052 | 120-1050 | 120-1053 | 120-1044 | 120-1051 |
Benodigde hoeveelheid | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 2 |
Opties tanden | Naaldtanden van 5 mm en 8 mm | Titan en Titan Quad; Titan en Titan Max Cross; Titan Solid Round | Titan en Titan Quad; Titan en Titan Max Cross; Titan Solid Round | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | ||||
Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round |
Omschrijving tandenset | 4 tanden | 3 tanden, zwaar uitgevoerd | Snelwisseleenheid (3 tanden) | Snelwisseleenheid (4 tanden) | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Modelnr.: | 09796 | 09797 | 09711 | 09719 | ||||
Hoeveelheid set | 6 | 6 | 6 | 6 | ||||
Benodigd aantal tanden | 48 | 36 | 36 | 48 | ||||
Afstand in de breedte | 51 mm | 66 mm | 66 mm | 51 mm | ||||
Montagebeugel | Diameter van 19 mm | Diameter van 22 mm | Niet van toepassing | Niet van toepassing | ||||
Omschrijving bus | Niet van toepassing | Niet van toepassing | 19 mm | 22 mm | 19 mm | 22 mm | ||
Onderdeelnr. | 108-6837 | 108-6838 | 108-6837 | 108-6838 | ||||
Benodigde hoeveelheid | 36 | 36 | 48 | 48 | ||||
Onderdeelnr.gereedschapsset (1 vereist) | Niet van toepassing | Niet van toepassing | 114-0890-01 | 114-0890-01 | ||||
Onderdeelnr. beschermvinger | 120-1045 | 120-1046 | 120-1044 | 120-1051 | 120-1044 | 120-1051 | 120-1045 | 120-1046 |
Hoeveelheid (vereist) | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 2 |
Opties tanden | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | Titan Hollow en Max Hollow; Titan Side Eject en Max Side Eject | ||||
Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round | Titan Cross en Max Cross*; Titan Slicing; Titan Fairway en HD Fairway Titan Split; Titan Solid Round |
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
Zet altijd de motor van de tractie-eenheid af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, schoonmaakt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
Controleer voordat u begint te werken altijd de machine om zeker te zijn dat de tanden in goede staat zijn. Vervang versleten of beschadigde tanden.
Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder alle voorwerpen die de machine zou kunnen raken.
Markeer alle elektrische of communicatieleidingen, onderdelen van het beregeningssysteem en andere obstakels op het terrein dat zal worden belucht. Verwijder de hindernissen indien mogelijk of plan hoe u ze kunt vermijden.
Zorg ervoor dat uw tractie-eenheid geschikt is om te worden gebruikt met een machine die dit gewicht heeft. Verifieer dit bij de leverancier of fabrikant van uw tractie-eenheid.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de Outcross tractie-eenheid voor informatie over bedieningsorganen en gebruik, alsook bijkomende informatie over de instelling van de machine.
Important: Pas de beluchtingsdiepte alleen aan wanneer de tractie-eenheid geparkeerd is, de parkeerrem ingeschakeld is en de aftakas en de motor uitgeschakeld zijn.
Leg de gewenste tand op de dieptesticker en lijn de punt van de tand uit met de gewenste beluchtingsdiepte; zie Figuur 23.
Bepaal de letterinstelling die overeenkomt met de montagezijde van de tand (Figuur 23). Stel de diepteregelaar af volgens de overeenkomstige letter op de sticker.
Breng een ratelsleutel van 9/16" aan op de ingaande as van de diepteregelaar (Figuur 24).
Druk op de dop of gebruik uw hand om deze op het borgplaatje te duwen.
Draai de diepteregelaar rechtsom om minder diep te beluchten, of linksom om dieper te beluchten. (Figuur 24).
Draai de ingaande as van de diepteregelaar tot u de gewenste diepte bereikt zoals aangegeven op de sticker van de diepteregelaar (Figuur 24).
Note: 17 omwentelingen van de ingaande as van de diepteregelaar komt overeen met een diepteverschil van ongeveer 6,4 mm.
Maak uzelf vertrouwd met het gebruik van de volgende bedieningsorganen van de tractie-eenheid voordat u de machine gebruikt:
Aftakas inschakelen
3-punts trekhaak (omhoog/omlaag)
Koppeling
Gashendel
Schakelhendel
Parkeerrem
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor instructies over de bediening.
Met de 3-punts trekhaakkoppeling van de tractie-eenheid kan de machine omhoog worden gebracht voor transport en omlaag voor bediening.
Het vermogen van de aftakas van de tractie-eenheid wordt overgebracht via aandrijfassen, een tandwielkast en drijfriemen naar een krukas die de armen met de tanden in het grondoppervlak drijft.
Terwijl de tractie-eenheid vooruitrijdt, de aftakas is ingeschakeld en de machine omlaag is gebracht, wordt er een serie openingen in het gazonoppervlak aangebracht.
De werkdiepte van de tanden wordt bepaald door de hoogte-instelling van de diepteregelaar.
De afstand tussen de beluchtingsgaten wordt bepaald door de overbrengingsverhouding (of de stand van het hydrostatische tractiepedaal) van de tractie-eenheid en het aantal tanden in elke tandenkop.
Note: De insteekafstand verandert niet door het wijzigen van het toerental van de motor.
Important: Zorg er bij het aansluiten van de aftakas voor dat de machine niet hoger wordt getild dan nodig is. Als u de machine te hoog tilt, kunnen de scharnierpunten van de aandrijfas van de aftakas breken (Figuur 25). De aftakas kan worden bediend in een hoek van maximaal 25°, maar mag nooit de 35° passeren wanneer de machine zich in de hoogste stand bevindt, omdat de as anders ernstig beschadigd kan worden.
Zoek voordat u de machine gebruikt een vrij terrein en oefen met het gebruik van de tractie-eenheid met de gemonteerde machine.
Important: Als er zich sproeierkoppen, elektriciteits- of telefoondraden of andere obstakels bevinden in het te beluchten gebied, moet u deze plekken markeren om ervoor te zorgen dat deze items niet worden beschadigd tijdens het beluchten.
Bedien de tractie-eenheid met de aanbevolen versnellingsinstelling en aftakassnelheid en zorg dat u vertrouwd raakt met de hantering van de tractie-eenheid met de bevestigde machine.
Oefen met starten en stoppen, de machine omhoog- en omlaagbrengen, uitschakelen van de aftakasaandrijving en het uitlijnen van de machine met de eerder aangebrachte banen.
Oefensessies helpen u om vertrouwen te krijgen in de prestaties van de machine en helpen veiligstellen dat u de machine goed gebruikt.
De machine afstellen of er onderhoudswerkzaamheden aan verrichten terwijl de tractie-eenheid loopt, kan leiden tot een ongeluk en ernstig persoonlijk of dodelijk letsel.
Schakel de aftakasaandrijving uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
Breng de machine omlaag op de opslagstandaarden of geschikte blokken of krikken wanneer u de machine repareert.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen zich op de juiste plaats bevinden voordat u de machine weer gaat gebruiken.
Inspecteer het werkgebied op obstakels die de machine kunnen beschadigen en verwijder deze indien mogelijk of plan hoe u deze obstakels kunt vermijden. Neem reservetanden en werktuigen mee voor het geval er tanden beschadigd raken door contact met vreemde voorwerpen.
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.
Gebruik de machine niet als u moe, ziek of onder de invloed van alcohol of drugs bent.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige schoenen, een lange broek en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren tijdens het werk uit de buurt van de machine.
Gebruik de machine uitsluitend bij goede zichtbaarheid zodat u uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren kunt blijven.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de tanden.
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Stop de machine, zet de motor uit, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en controleer de tanden als u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
De machine is zwaar. Als deze aan een tractie-eenheid is gekoppeld en omhooggebracht is, beïnvloedt het gewicht ervan de stabiliteit, remkracht en stuurkracht. Wees voorzichtig tijdens het transport van het ene naar het andere werkgebied.
Houd de banden van de tractie-eenheid altijd op de juiste spanning.
Zorg ervoor dat u zich aan alle voorschriften houdt voordat u machines op de openbare weg transporteert. Zorg ervoor dat alle vereiste reflectoren en verlichting op de juiste plaats zitten en schoon en zichtbaar zijn bij het inhalen en voor tegemoetkomend verkeer.
Verminder uw snelheid op oneffen wegen en oppervlakken
De onafhankelijke wielremmen moeten altijd samen vergrendeld zijn tijdens het transport.
Bedien de machine uitsluitend wanneer de zichtbaarheid goed is. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
Voor alle stalen onderdelen van de aandrijfas van de aftakas (buizen, lagers, verbindingen, etc.) die gedemonteerd of gerepareerd moeten worden, is het verstandig om contact op te nemen met uw plaatselijke Toro dealer. Tijdens het verwijderen van onderdelen voor reparatie of tijdens het opnieuw monteren kunnen bepaalde onderdelen beschadigd raken als dit niet wordt uitgevoerd met speciale hulpmiddelen en door opgeleide monteurs.
De aandrijfas van de aftakas mag niet worden gebruikt als de meegeleverde beschermende delen niet zijn gemonteerd.
De koppelingsplaat kan heet worden tijdens gebruik. Niet aanraken. Houd het gebied rond de koppeling vrij van ontvlambaar materiaal en voorkom dat de koppeling langdurig slipt om het risico op brand te verminderen.
Bekijk de specificaties van de tractie-eenheid om er zeker van te zijn dat u deze niet gebruikt op te steile hellingen.
Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
Neem de hieronder genoemde instructies voor gebruik van de machine op hellingen door en beoordeel de omstandigheden om na te gaan of u de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.
Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Voorkom dat u plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine moet veranderen. Keer traag en geleidelijk om.
Gebruik de machine niet in omstandigheden waarin u niet zeker bent van de tractie, het stuurgedrag of de stabiliteit.
Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.
Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kan de machine gaan schuiven en kunt u de controle over de remmen en het stuur verliezen.
Wees uiterst voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, waterpartijen of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.
Note: Als u naaldtandenkoppen gebruikt, lees dan zeker de bij de set geleverde instructies voor de bijzondere bedieningsprocedures.
Laat de machine zakken op de 3-puntskoppeling zodat de tanden bijna de grond raken op het laagste punt van hun slag.
Schakel bij een laag motortoerental de koppeling van de aftakas in om de machine te starten.
Important: Gebruik de machine nooit zonder de tandenkoppen.
Selecteer een versnelling waarmee u ongeveer 1 tot 4 km/uur vooruitrijdt bij een aftakassnelheid van 540 tpm (raadpleeg de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid).
Zodra de koppeling wordt losgelaten en de tractie-eenheid vooruitrijdt, brengt u de machine volledig omlaag en verhoogt u het motortoerental tot een maximaal toerental bij de aftakas van 540 tpm.
Important: Zorg ervoor dat het toerental van de aftakas van de tractie-eenheid nooit meer dan 540 tpm bedraagt als u deze bedient, of u kunt de machine beschadigen.
Note: Controleer of de rol de grond raakt.
Let op het patroon van de openingen. Als u een grotere insteekafstand wenst, laat dan de voorwaartse snelheid van de tractie-eenheid toenemen door een hogere versnelling te gebruiken. Bij een hydrostatisch aangedreven tractie-eenheid activeert u de hydrostatische hendel of het pedaal om sneller te gaan. Voor een kleinere insteekafstand moet u de voorwaartse snelheid van de tractie-eenheid verminderen. Als u het toerental van de motor verandert terwijl u in dezelfde versnelling blijft, verandert het insteekpatroon niet.
Important: Kijk veelvuldig achterom om te controleren of de machine naar behoren werkt en de banen steeds netjes naast elkaar liggen.
Gebruik het voorwiel van de tractie-eenheid als geleide om de laterale insteekafstand gelijk te houden met de vorige banen.
Breng aan het einde van de beluchtingsbaan de machine omhoog en schakel de aftakas uit.
Als u achteruitrijdt in een krap gebied (bijvoorbeeld een tee-box), schakel dan de aftakas uit en breng de machine omhoog tot de hoogste stand. Zorg dat de beschermvingers niet in het gras grijpen.
Verwijder altijd beschadigde machineonderdelen (zoals gebroken tanden) uit het werkgebied, om te voorkomen dat deze worden opgepikt en uitgeworpen door maaimachines en andere gazonmachines.
Vervang gebroken tanden; controleer en repareer beschadigde tanden die hersteld kunnen worden. Herstel eventuele andere schade aan de machine voordat u deze gebruikt.
De voorwaartse insteekafstand wordt bepaald door de overbrengingsverhouding van de tractie-eenheid (of het hydrostatische tractiepedaal).De voorwaartse insteekafstand verandert niet door het wijzigen van het toerental van de motor.
De laterale insteekafstand wordt bepaald door het aantal tanden in de tandenkoppen.
Afstand tussen openingen | Rijsnelheid | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
mm | km/uur | ||||||||||||
25 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 |
32 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
38 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 |
44 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 |
51 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,6 |
57 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,8 | 1,8 | 1,8 |
64 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,6 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 1,9 |
70 | 1,6 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 |
76 | 1,8 | 1,9 | 1,9 | 1,9 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,4 |
83 | 1,9 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,4 | 2,4 | 2,4 | 2,6 | 2,6 |
89 | 2,1 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,4 | 2,4 | 2,4 | 2,6 | 2,6 | 2,6 | 2,7 | 2,7 | 2,7 |
95 | 2,3 | 2,4 | 2,4 | 2,4 | 2,6 | 2,6 | 2,6 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | 2,9 | 2,9 | 3,1 |
102 | 2,4 | 2,6 | 2,6 | 2,6 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | 2,9 | 2,9 | 3,1 | 3,1 | 3,1 | 3,2 |
108 | 2,6 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | 2,9 | 2,9 | 3,1 | 3,1 | 3,1 | 3,2 | 3,2 | 3,2 | 3,4 |
114 | 2,7 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 3,1 | 3,1 | 3,2 | 3,2 | 3,2 | 3,4 | 3,4 | 3,5 | 3,5 |
121 | 2,9 | 3,1 | 3,1 | 3,1 | 3,2 | 3,2 | 3,4 | 3,4 | 3,5 | 3,5 | 3,5 | 3,7 | 3,7 |
127 | 3,1 | 3,2 | 3,2 | 3,2 | 3,4 | 3,4 | 3,5 | 3,5 | 3,7 | 3,7 | 3,9 | 3,9 | 4,0 |
133 | 3,2 | 3,4 | 3,4 | 3,4 | 3,5 | 3,5 | 3,7 | 3,7 | 3,9 | 3,9 | 4,0 | 4,0 | 4,2 |
140 | 3,4 | 3,4 | 3,5 | 3,5 | 3,7 | 3,7 | 3,9 | 3,9 | 4,0 | 4,0 | 4,2 | 4,2 | 4,3 |
146 | 3,5 | 3,5 | 3,7 | 3,9 | 3,9 | 4,0 | 4,0 | 4,2 | 4,2 | 4,3 | 4,3 | 4,5 | 4,5 |
152 | 3,7 | 3,7 | 3,9 | 4,0 | 4,0 | 4,2 | 4,2 | 4,3 | 4,3 | 4,5 | 4,5 | 4,7 | 4,7 |
tpm aftakas | 420 | 430 | 440 | 450 | 460 | 470 | 480 | 490 | 500 | 510 | 520 | 530 | 540 |
Als de grond te hard is om de gewenste werkdiepte te verkrijgen, bestaat de kans dat de beluchtingskop gaat stuiteren. Dit is te wijten aan de harde ondergrond waarin de tanden proberen te dringen. U kunt deze toestand verbeteren door een of meer van de volgende dingen te proberen:
U verkrijgt de beste resultaten nadat het heeft geregend of als het gazon de vorige dag is besproeid.
Verminder het aantal tanden per stomper-arm. Probeer de configuratie van de insteekwerktuigen symmetrisch te houden zodat de stomper-armen gelijkmatig worden belast.
Verminder de werkdiepte van de tanden (diepte-instelling) als u een zeer compacte bodem moet beluchten. Ruim de pluggen op, besproei het gras en belucht opnieuw bij een grotere werkdiepte.
Bij beluchting van een bodem met een harde ondergrond (bijvoorbeeld grond/zand op een rotsachtige laag) kan de beluchtingskwaliteit te wensen overlaten. Dit is het geval als de werkdiepte groter is dan de bovenlaag en de ondergrond zo hard is dat de tanden deze niet kunnen binnendringen. Als de tanden in contact komen met deze hardere ondergrond, bestaat de kans dat de machine omhoogkomt en de bovenkant van de gaten wordt uitgerekt. Verminder de werkdiepte zodat de tanden niet meer in contact kunnen komen met de harde ondergrond.
Lange, dunne tanden gebruiken in een naaldtandenkop of een minitandenkop kan de voor- of achterzijde van het gat licht vervormen of bewerkstelligen dat er kluitjes worden gevormd. De kwaliteit van de gaten voor deze configuratie verbetert over het algemeen als u de snelheid van de beluchtingskop met 10 tot 15% vermindert ten opzichte van de volledige werksnelheid. Verlaag het motortoerental tot de aftakassnelheid ongeveer 460 tot 490 tpm bedraagt. De voorwaartse insteekafstand wordt niet beïnvloed door het verminderen van het motortoerental. Het ingedrukte gat ondervindt ook invloed van de stand van de Rotalink-demper. Zie Rotalink afstellen.
Door het gebruik van minitandenkoppen in combinatie met grotere beluchtingstanden of grote, volledig gevulde tanden kan het wortelgebied van het gazon ernstig belast worden. Deze belasting kan de wortels beschadigen en ervoor zorgen dat het gazon omhooggetrokken wordt. Als dit gebeurt, kunt u dit op de volgende manieren verhelpen:
Verminder de dichtheid van de tanden (verwijder enkele tanden).
Verminder de werkdiepte.
Note: Probeer de werkdiepte in stappen van 13 mm te verminderen.
Vergroot de voorwaartse insteekafstand (schakel de versnelling van de tractie-eenheid één stand hoger).
Gebruik tanden met een kleinere diameter (volledige gevulde of holle tanden).
De montagehoogte van de Rotalink-demper heeft een invloed op de reactiekracht die uitgeoefend wordt op de stomper-arm en de mate waarin de beluchter in de grond grijpt. Indien het gat vooraan geduwd wordt (uitgerekt of ingedeukt), kan een 'stijvere' instelling helpen om deze duwende beweging te vermijden en de insteekkwaliteit verbeteren. Indien het gat achteraan geduwd wordt (uitgerekt of ingedeukt), kan een 'zachtere' instelling de insteekkwaliteit verbeteren.
Verwijder de 2 borgmoeren (½") waarmee de Rotalink-demper bevestigd is aan de onderkant van het frame van de beluchtingskop (Figuur 26).
Laat de demper zakken zodat u bij de afstandsstukken kunt komen (Figuur 26).
Verplaats voor elke zijde 1 of 2 afstandsstukken van de demper naar de bovenzijde van het frame van de beluchtingskop. Elk afstandsstuk komt overeen met 13 mm. Het onderste bumperafstandsstuk moet op de demper blijven zitten.
Breng de demper weer aan op het frame van de beluchtingskop. Zorg dat de D-ring tegen het frame van de beluchtingskop gemonteerd is; zie Figuur 26. Draai de 2 borgmoeren vast.
Om na te gaan welke invloed deze aanpassing heeft, stelt u slechts 3 of 4 eenheden af en rijdt u een testwerkgang om de oorspronkelijke stand met de nieuwe te vergelijken. Als u tevreden bent over het resultaat, stelt u de overige eenheden af op dezelfde hoogte als de gewenste armen.
De machine afstellen of repareren terwijl de tractie-eenheid loopt, kan leiden tot een ongeluk en ernstig persoonlijk of dodelijk letsel.
Schakel de aftakasaandrijving uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
Voordat u de machine repareert, moet u deze omlaagbrengen op de opslagstandaarden of geschikte blokken.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen zich op de juiste plaats bevinden voordat u de machine weer gaat gebruiken.
Schakel de aftakas in bij een laag motortoerental. Verhoog het motortoerental om een aftakastoerental van 540 tpm (maximum) te bereiken en breng de machine omlaag. Bedien de machine met een motortoerental waarop de machine soepel werkt.
Note: Het veranderen van het toerental van de motor/aftakas in een bepaalde versnelling van de tractie-eenheid (of bij een vaste stand van het hydrostatische pedaal bij tractie-eenheden met hydrostatische overbrenging) verandert de insteekafstand niet.
Maak heel voorzichtig een bocht tijdens het beluchten. Maak geen scherpe bochten als de machine omlaaggebracht is. Plan de beluchtingsroute voordat u de machine neerlaat.
Als de bedrijfbelasting de motor vertraagt bij het beluchten van een harde ondergrond of bij het oprijden van een helling, moet u de machine een beetje omhoogbrengen totdat de motor weer op snelheid is en vervolgens de machine weer neerlaten.
Niet beluchten als de grond te hard of te droog is. U verkrijgt de beste resultaten nadat het heeft geregend of als het gazon de vorige dag is besproeid.
Note: Als de rol loskomt van de grond tijdens het beluchten, is de grond te hard om te gewenste diepte te bereiken. Verminder de beluchtingsdiepte totdat de rol contact maakt met de grond tijdens het gebruik.
Verminder de werkdiepte van de machine als u een zeer compacte bodem moet beluchten. Ruim de pluggen op en belucht opnieuw met een grotere werkdiepte, bij voorkeur na het besproeien.
De ProCore 864 staat excentrisch aan de rechterzijde van de tractie-eenheid, zodat u kunt beluchten zonder dat de banden van de tractie-eenheid over de pluggen rijden. Belucht indien mogelijk steeds met deze zijde naar de vorige beluchtingswerkgang gericht.
U dient de bovenste schakel te controleren/af te stellen telkens als u de beluchtingsdiepte wijzigt. De voorzijde van de machine moet verticaal zijn.
Kijk veelvuldig achterom om te controleren of de machine naar behoren werkt en de banen steeds netjes naast elkaar liggen.
Verwijder altijd beschadigde machineonderdelen (zoals gebroken tanden) uit het werkgebied, om te voorkomen dat deze worden opgepikt en uitgeworpen door maaimachines en andere gazonmachines.
Vervang gebroken tanden; inspecteer en repareer beschadigde tanden die nog kunnen worden gebruikt. Herstel eventuele andere schade aan de machine voordat u met beluchten begint.
Parkeer de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine verlaat.
Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.
Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.
Voor transport moet u de machine omhoogbrengen en de aftakas uitschakelen. Rijd langzaam en schuin over steile hellingen, benader oneffen gebied met verminderde snelheid en rijd voorzichtig over glooiend terrein om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest.
Important: Rij niet sneller dan 24 km/uur.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na elk gebruik |
|
Important: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.
Na gebruik moet u de machine schoonspoelen met een tuinslang zonder spuitmond, zodat de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd of verontreinigd raken als gevolg van een te hoge waterdruk.
Note: Gebruik een borstel om dikke lagen opgedroogd of samengeperst vuil te helpen verwijderen.
Gebruik een mild reinigingsmiddel om de kappen schoon te maken.
Controleer de machine op beschadiging, olielekken en slijtage van de onderdelen en insteekwerktuigen.
Nadat u de machine hebt schoongemaakt, moet u alle aandrijflijnen en rollagers smeren; zie Lagers en lagerbussen smeren.
Spuit een dun laagje olie op de lagers van de beluchtingskop (verbindingen van kruk en demper).
Verwijder, reinig en olie de tanden.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Na elk gebruik |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 500 bedrijfsuren |
|
Vóór de stalling |
|
Jaarlijks |
|
Doe het volgende voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, verlaat of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht:
Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
Zet de gashendel op laag stationair.
Schakel de aftakas uit.
Zorg dat de tractie in neutraal staat.
Stel de parkeerrem in werking.
Zet de motor van de tractie-eenheid af en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken.
Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
De spanning van de ketting niet controleren of aanpassen terwijl de motor van de tractie-eenheid loopt.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.
Ondersteun de machine met blokken of op opslagstandaarden als u eronder moet werken. Vertrouw nooit op het hydraulisch systeem om de machine te ondersteunen.
Controleer dagelijks of de montagebouten van de tanden nog met de juiste torsie zijn vastgedraaid.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen zijn geplaatst en dat de motorkap goed is bevestigd nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.
Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.
Als de machine niet goed wordt ondersteund door blokken of assteunen, bestaat de kans dat de machine in beweging komt of valt, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan.
Zorg ervoor dat de machine is geparkeerd op een stevige, gelijke ondergrond zoals een betonnen vloer. Blokkeer altijd de banden van de tractie-eenheid.
Voordat u de machine opkrikt, moet u werktuigen verwijderen die beletten dat de machine op een veilige en correcte wijze kan worden opgekrikt.
Als u werktuigen bevestigt of onderhoudswerkzaamheden verricht, moet u de juiste blokken, takels en krikken gebruiken.
Gebruik assteunen of plaats stevige houten blokken om de opgekrikte machine te ondersteunen.
Note: Als deze beschikbaar is, moet u een takel gebruiken om de achterzijde van de machine te heffen. Gebruik de ringen in de lagerbehuizing van de beluchtingskop om de takel te bevestigen (Figuur 27).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
De belangrijkste lagers van de machine zijn permanent afgedicht en hebben geen onderhoud nodig. Hierdoor is er weinig onderhoud nodig en is er geen risico van olie- of smeerlekkage op het gazon.
Er zijn smeernippels die moeten worden gesmeerd met een SAE smeermiddel voor meerdere doeleinden en hoge temperaturen met goede hogedrukprestaties (EP) of met smeervet voor meerdere doeleinden op lithiumbasis.
Important: Smeer de nippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval.
Smeer de machine op de volgende plaatsen:
Aandrijfas van aftakas (3) (Figuur 28)
Rollagers (ProCore 864: 2; ProCore 1298: 4) (Figuur 29)
Lagers van de aandrijfas (ProCore 864: 1; ProCore 1298: 2) (Figuur 30)
Important: Lagers vertonen zelden materiaalgebreken of fabricagefouten. Defecten worden voornamelijk veroorzaakt door vocht of vuil dat via de afdichtingen binnendringt. Lagers die worden gesmeerd dienen regelmatig een onderhoudsbeurt te krijgen om vuil of ander schadelijk materiaal eruit te verwijderen. Gesloten lagers zijn in de fabriek voor het leven gesmeerd met een speciaal smeermiddel en voorzien van een robuuste, ingebouwde afdichting die voorkomt dat er vuil of vocht de lagers binnendringt.
Gesloten lagers hoeven niet te worden gesmeerd en hebben op korte termijn geen onderhoud nodig. Door het gebruik van gesloten lagers wordt het routineonderhoud beperkt en vermindert de kans op schade aan het gazon als gevolg van verontreiniging door vet. Controleer de conditie van de lagers en de afdichtingen regelmatig om uitvaltijd te voorkomen. Controleer de gesloten lagers elk seizoen en vervang ze indien ze beschadigd of versleten zijn. Controleer of de lagers niet oververhit raken, geen geluid maken, overmatig trillen of roetuitslag vertonen; de lagers moeten soepel functioneren.
Als gevolg van de werkomstandigheden waaraan deze lagers/afdichtingen blootstaan (zoals zand, chemicaliën voor gazononderhoud, water, schokken, enz.), zijn zij onderhevig aan normale slijtage. Mankementen aan lagers die niet te wijten zijn aan materiaalgebreken of fabricagefouten, vallen niet onder de garantie.
Note: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde schoonmaakmethoden. Maak de machine niet schoon als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers.Uit nieuwe lagers komt gewoonlijk wat vet uit de pakkingen, dat dan op de nieuwe machine terechtkomt. Dit vet wordt zwart door vermenging met vuil en niet als gevolg van overmatige hitte. Veeg dit overtollige vet weg uit de pakkingen na de eerste 8 bedrijfsuren. De plek rond de rand van de pakking kan er altijd vochtig uitzien. Dit heeft geen nadelige gevolgen voor de levensduur van het lager, maar het zorgt ervoor dat de rand van de pakking gesmeerd blijft.Vervang het lager van de beluchtingskop om de 500 bedrijfsuren. Een lageronderhoudskit voor de complete beluchtingskop is verkrijgbaar bij uw verdeler.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
De tandwielkast is gevuld met 80W-90 tandwielolie (of een gelijkwaardig type). Laat de tandwielkast afkoelen voordat u de smeerolie controleert.
Verwijder vuil van de vulplug en controleer de plug om verontreiniging te voorkomen.
Verwijder de controleplug van de tandwielkast (Figuur 31).
Controleer of het oliepeil tot aan de onderzijde van de controleplugopening in de tandwielkast staat (Figuur 31).
Als het oliepeil te laag is, verwijdert u de vulplug van de tandwielkast en voegt u zo veel olie als nodig toe.
Plaats de pluggen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
De tandwielkast is gevuld met 80W-90 tandwielolie (of een gelijkwaardig type).
Verwijder vuil van de vulplug en de aftapplug om verontreiniging te voorkomen (Figuur 31).
Verwijder de vulplug om de luchtstroom te verminderen.
Plaats een opvangbak onder de aftapbuis en verwijder de aftapplug.
Note: De hoge viscositeit van koude olie zorgt voor een lange aftapduur (ongeveer 30 minuten).
Nadat alle olie afgetapt is, monteert u de aftapplug.
Vul de tandwielkast met 1650 ml hoogwaardige 80W-90 tandwielolie.
Monteer de vulplug.
Controleer het oliepeil.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 8 bedrijfsuren moet u de torsie van de bevestigingen van de beluchtingskop controleren. De vereiste torsie van de bevestigingen staat vermeld op de onderstaande instructiesticker voor onderhoud die zich op de beluchtingskop bevindt.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
De aandrijfriem/en op de machine is/zijn duurzaam. Bij normale blootstelling aan ultraviolette straling, ozon of incidentele blootstelling aan chemische stoffen kan de kwaliteit van het rubberen materiaal na verloop van tijd verslechteren, waardoor de riemen voortijdig slijten of stukjes van de riem loslaten.
Het wordt ten zeerste aanbevolen de riemen jaarlijks te controleren op tekenen van slijtage, diepe scheuren of vastgekoekt vuil en deze indien nodig te vervangen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Zorg ervoor dat de riem de juiste spanning heeft zodat de machine naar behoren kan werken en onnodige slijtage wordt voorkomen.
Controleer of de riem de juiste spanning heeft door de spanpoelieveer samen te drukken tot een lengte van 146 mm; zie Figuur 33.
Stel de riemspanning als volgt af:
Verwijder de achterkap van de beluchtingskop (Figuur 34).
Draai de montagebouten van het poeliedeksel los en verwijder het deksel (Figuur 34).
Zet de borgmoer van de veerhouder los (Figuur 35).
Stel de veerhouder zo af dat de ingedrukte veer de juiste lengte heeft (Figuur 35).
Draai de borgmoer vast tegen de veerhouder om de afstelling te borgen.
Monteer het poeliedeksel en de kap van de beluchtingskop.
Note: U hoeft de buitenste stomper-arm niet te verwijderen om de aandrijfriem te vervangen.
Verwijder de achterkap van de beluchtingskop (Figuur 36).
Draai de montagebouten van het poeliedeksel los en verwijder het deksel (Figuur 36).
Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de stofkap en de onderste riemkap bevestigd zijn (Figuur 37). Verwijder de stofkap en de onderste riemkap.
Om de belasting van de spanpoelieveer te halen, draait u de borgmoer los waarmee de veerhouder bevestigd is (Figuur 38) en draait u de veerhouder.
De veren zijn belast, wees voorzichtig bij het afstellen of verwijderen ervan.
Draai de 2 borgmoeren en ringen los waarmee de Rotalink-demper van stomper-arm nr. 1 vastzit, en verwijder de moeren en ringen (Figuur 39).
Laat de Rotalink-demper van het frame van de beluchtingskop zakken.
Leid de aandrijfriem door het frame van de beluchtingskop naar beneden en rond het onderste uiteinde van stomper-arm nr. 1 (Figuur 39).
Leid de nieuwe aandrijfriem rond het onderste uiteinde van stomper-arm nr. 1 en naar boven door het frame van de beluchtingskop.
Leg de aandrijfriem op de poelie van de krukas, onder de spanpoelie en over de aandrijfpoelie.
Til de Rotalink-demper van stomper-arm nr. 1 op naar het frame van de beluchtingskop. Zorg ervoor dat u de afstandsstukken van de demper weer op dezelfde plaats aanbrengt.
Bevestig de Rotalink-demper aan de beluchtingskop; gebruik hierbij de 2 ringen en borgmoeren die u eerder verwijderd hebt.
Monteer de riemspanpoelie en stel deze af tot de riem de juiste spanning heeft.
Monteer de stofkap en de onderste riemkap. Stel de onderste kap zo af dat er speling is met de riem.
Monteer het poeliedeksel en de kap van de beluchtingskop.
De zijschermen van de beluchtingskop moeten zo worden ingesteld dat de onderkant tijdens het beluchten 25 tot 38 mm van de grasmat is verwijderd.
Draai de bouten en moeren los waarmee het zijscherm is bevestigd aan het frame (Figuur 40).
Zet het scherm hoger of lager en draai de moeren vast.
Vervang beschermvingers (Figuur 41) als zij zijn beschadigd of afgesleten tot een dikte van minder dan 6 mm. Beschadigde beschermvingers kunnen gras meetrekken waardoor het gazon wordt beschadigd.
Het modulaire ontwerp van de beluchtingskop van de machine werkt soepel als bij geen andere machine op de markt, en zorgt bovendien dat timing niet langer een kwestie van nattevingerwerk is.
ProCore 864 (Figuur 42)
Twee krukasarmen met een lagerbehuizing ertussen bevinden zich steeds op 180 graden van elkaar (d.w.z. armstanden 1-2, 3-4, 5-6, 7-8). De aangrenzende paren zijn op dezelfde timing ingesteld, terwijl het laatste paar een vertraging van 120 graden heeft. Tussen aangrenzende paren wordt hetzelfde paar koppelingsgietstukken gebruikt (d.w.z. koppelingstanden 2-3, 4-5, 6-7). Om trillingen tijdens het gebruik van de machine nog te reduceren, werden 2 contragewichten toegevoegd, op positie nr. 1 op de poelie en op positie nr. 8.
Note: De nummers die in de krukasarmen zijn gegoten, komen niet overeen met het opgewerkte indicatieteken op de lagerbehuizingen van de ProCore 864.
ProCore 1298 (Figuur 43)
Deze eenheid bestaat uit 2 afzonderlijke beluchtingskoppen met elk 6 armen. De timing van de ene beluchtingskop is niet afhankelijk van die van de andere. U kunt de timingmarkeringen gemakkelijk aflezen aan de hand van de nummers in de gietstukken van de krukasarm en de opgewerkte aanduiding op de lagerbehuizingen. Arm nr. 1 begint altijd met de aandrijfpoelie.
Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de aandrijfas van de aftakas voor bijkomende informatie over het gebruik en de veiligheid.
Note: U kunt uw machine stallen in de opbergstandaard op het originele transportpallet.
Parkeer de machine en tractie-eenheid op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
Monteer de pen van de opslagstandaard door de openingen in de steunbeugel van het trekhaakframe (Figuur 44).
Bevestig de pen van de opslagstandaard aan de steunbeugel met de 2 lynchpennen (Figuur 44).
Herhaal stap 1 en 2 aan de andere kant van de machine
Laat de machine langzaam zakken tot de opslagstandaarden de grond raken.
Note: De opslagstandaard weegt ongeveer 85 kg.
Lijn de steunplaten van de opslagstandaard uit met de steunbeugel op het trekhaakframe van de machine (Figuur 45).
Laat de machine zakken in de opslagstandaard tot de openingen in de standaard uitlijnen met de openingen in de steunbeugel van de trekhaak (Figuur 45).
Bevestig de opslagstandaard aan de machine met de 2 pennen van de opslagstandaard en 2 R-pennen (Figuur 46).
Laat de machine langzaam zakken tot ze de opslagstandaard raakt.
Verwijder de 2 lynchpennen en schuif de onderste verbindingsarmen van de koppelpennen van de machine (Figuur 47).
Bewaar de borgpennen bij de machine.
Zet de borgmoer (Figuur 48) los en draai aan de bovenste verstelling zodat er geen spanning is tussen de machine en de tractie-eenheid.
Verwijder de lynchpen en de draaipen waarmee de bovenste verstelling is bevestigd aan de bovenste koppelplaten van de machine (Figuur 48).
Verwijder de lynchpen en de draaipen waarmee de bovenste verstelling is bevestigd aan de beugel voor de koppeling van de tractie-eenheid (Figuur 48).
Note: Bewaar de borgpen en de bovenste koppelpen bij de machine.
Maak de beveiligingsketting van de kap (Figuur 49) los van de aftakas van de tractie-eenheid (alleen CE).
Trek de vergrendelkraag terug om de aandrijfas van de aftakas los te koppelen van de uitgangsas van de aftakas op de tractie-eenheid.
Schuif de aandrijfas van de aftakas terug en verwijder deze van de tractie-eenheid.
Gebruik de beveiligingsketting van de kap om de aandrijfas van de aftakas te ondersteunen door de ketting te monteren tussen de kap van de aftakas en de machine (Figuur 51).
Note: Door de aandrijfas van de aftakas te ondersteunen voorkomt u dat deze de grond raakt.
Voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, stalt of repareert, moet u de machine parkeren op een horizontaal vlak, de parkeerrem van de tractie-eenheid in werking stellen, de motor afzetten, het contactsleuteltje verwijderen en wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de tractie-eenheid verlaat.
Stal de machine op de opslagstandaarden op een stevige en vaste ondergrond zodat ze niet zinkt of omkantelt.
Stal de machine op een rustige plaats.
Laat kinderen nooit spelen op of in de buurt van de opgeslagen machine.
Voer de volgende procedure uit aan het einde van het beluchtingsseizoen of wanneer de machine gedurende een langere periode wordt gestald:
Verwijder eventueel vet of vuil dat zich op de machine of op de bewegende onderdelen heeft verzameld.
Verwijder de tanden en reinig deze. Breng een laagje olie op de tanden aan om te voorkomen dat deze tijdens de stallingsperiode gaan roesten.
Open de motorkap en reinig de binnenkant van de machine.
Vet in alle smeernippels spuiten.
Sla de machine op de meegeleverde opslagstandaarden op een harde, droge ondergrond.
Hou de aandrijfas van de aftakas in de opslagstand door middel van de koord om schade te voorkomen of verwijder de aftakas en bewaar deze onder de motorkap om roest te minimaliseren.
Verf de rol en werk eventuele krassen op de geverfde oppervlakken bij.
Vervang versleten of beschadigde stickers.
Stal de machine in een droog en veilig gebouw. Binnen stallen zorgt voor minder onderhoud, een langere levensduur en een hogere restwaarde van de machine. Als binnen stallen niet mogelijk is, dek de machine dan af met een zware doek of dekzeil en maak dit stevig vast.