Inleiding

De bladblazer wordt getrokken door een zitmaaier die bedoeld is voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is ontworpen om door middel van blaaskracht snel grote gebieden vrij te maken van ongewenste verontreiniging op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u dit product op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g341649

Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met de volgende veiligheids­symbolen (Figuur 2), die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben als u de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder een goed werkende vonkenvanger, zoals omschreven in sectie 4442, of een goed onderhouden, brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bij deze motor geleverde Gebruikershandleiding bevat informatie over het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde Staten en de California Emission Control Regulation voor emissiesystemen, onderhoud en garantie. Bestel vervangingsonderdelen bij de fabrikant van de motor.

De DOT-code bevindt zich aan de zijkant van elke band. Deze code biedt informatie over het draagvermogen en de snelheidsindex. Vervangingsbanden dienen hetzelfde of een beter draagvermogen en dezelfde of een betere snelheidsindex te hebben. Zorg ervoor dat de banden minstens voldoen aan de gewichtsvereisten van uw machine.

Important: De machine wijzigen of aanpassen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de partij die verantwoordelijk is voor naleving kan uw bevoegdheid om het apparaat te gebruiken ongeldig maken.Wijzig de machine niet of pas ze niet aan zonder de uitdrukkelijke toestemming van de partij die verantwoordelijk is voor naleving.

Niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot persoonlijke verwondingen, beschadiging van apparatuur en verlies van de toestemming om met de apparatuur te werken.

De eigenaar en de gebruikers van de machine moeten alle geldende federale, lokale en staatsvoorschriften aangaande de installatie en het gebruik van de machine naleven. Niet-naleving kan straffen tot gevolg hebben en ertoe leiden dat het recht om de machine te gebruiken komt te vervallen.

Elektromagnetische compatibiliteit

Nationaal: Dit apparaat voldoet aan de FCC Rules Part 15. Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) De machine mag geen schadelijke interferentie en (2) deze machine moet elke interferentie accepteren die kan worden ontvangen, waaronder interferentie die ongewenste werking van de machine kan veroorzaken.

Dit apparaat genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en als het niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd en gebruikt, precies volgens de instructies van de fabrikant, kan het interferentie veroorzaken voor de ontvangst van radio en televisie. Het is op type getest en geconstateerd is dat het binnen de grenzen ligt van een FCC klasse B computerapparaat in overeenstemming met de specificaties in Subpart J van Part 15 van de FCC Rules, zoals hierboven vermeld. Er is echter geen garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie op zal treden. Als dit apparaat interferentie veroorzaakt in de ontvangst van radio en televisie, hetgeen kan worden bepaald door het apparaat aan en uit te zetten, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te corrigeren door het nemen van een van de volgende maatregelen:Richt de ontvangstantenne opnieuw, verplaats de afstandsbedieningontvanger ten opzichte van de radio-/tv-antenne of sluit de controller aan op een ander stopcontact, zodat de controller en de radio/tv op verschillende vertakte circuits werken.

Indien nodig moet de gebruiker de dealer of een ervaren radio-/televisiemonteur raadplegen voor aanvullende suggesties.De gebruiker vindt wellicht het volgende boekje, opgesteld door de Federal Communications Commission, nuttig: 'How to Identify and Resolve Radio-TV Interference Problems'. Dit boekje is verkrijgbaar bij de U.S. Government Printing Office, Washington, DC 20402. Voorraadnr. 004-000-00345-4.

FCC ID: W7OMRF24J40MDME-Base, OA3MRF24J40MA-Hand Held

IC: 7693A-24J40MDME-Base, 7693A-24J40MA-Hand Held

Het gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet interferentie accepteren, waaronder interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.

Japan certificaat elektromagnetische compatibiliteit

Afstandsbediening:

Graphic

RF2CAN:

Graphic

Mexico certificaat elektromagnetische compatibiliteit

Afstandsbediening:

Graphic

RF2CAN:

Graphic

Korea certificaat elektromagnetische compatibiliteit

(Sticker meegeleverd in afzonderlijke set)

Afstandsbediening:

Graphic

RF2CAN:

Graphic

Singapore certificaat elektromagnetische compatibiliteit

Afstandsbediening:

TWM240007_IDA_N4021-15

RF2CAN:

TWM-240005_IDA_N4024-15

Marokko certificaat elektromagnetische compatibiliteit

AGREE PAR L’ANRT MAROC

Numero d’agrement:

MR 14092 ANRT 2017

Delivre d’agrement:

29/5/2017

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de B71.4-2017-specificaties van het American National Standards Institute (ANSI).

Algemene veiligheid

Dit product kan voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en de gebruikershandleiding van de tractie-eenheid en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze deze machine en de tractie-eenheid dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine enkel als de nodige schermen en andere beveiligingsmiddelen aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Laat geen kinderen, omstanders of huisdieren het werkgebied betreden. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

decal115-5106
decal115-5113
decal119-6165
decal131-6766
decal133-8062
decal140-6767
decal140-6843

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De accu aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47)
  1. Verwijder de 2 R-pennen waarmee het accudeksel aan de accubak is bevestigd en verwijder het deksel (Figuur 3).

    g029816
  2. Monteer de pluskabel (rood) aan de pluspool van de accu, en draai de T-bout en de moer vast.

  3. Monteer de minkabel (zwart) aan de minpool van de accu, en draai de T-bout en de moer vast.

  4. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) op de accupolen.

  5. Schuif de isolatiekap van de pluskabel van de accu over de pluspool van de accu.

  6. Lijn het accudeksel uit met de accubak en bevestig het deksel met de 2 R-pennen (Figuur 3).

De trekhaak aan de bladblazer monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bladblazer 1
Trekhaak 1
Bout (⅜" x 3") 2
Flensmoer (⅜") 2
Trekhaak 1
Bout (⅝" x 4½") 2
Borgmoer (⅝") 2
  1. Plaats de bladblazer op een vlak, horizontaal oppervlak en blokkeer de wielen.

  2. Breng de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op kriksteunen.

  3. Plaats de trekhaakbuis in de framesteunen (Figuur 4).

    Note: De trekhaakbuis kan 180° worden gedraaid zodat deze past op verschillende trekhaakhoogten.

    Important: Monteer de trekhaakbuis op de juiste lengte zodat de blazer het trekvoertuig niet raakt wanneer deze een bocht maakt.

    g007878
  4. Bevestig de trekhaakbuis aan de framebeugels (Figuur 4) met 2 bouten (⅜" x 3") en 2 flensmoeren (⅜").

  5. Draai de flensmoeren en bouten vast met een torsie van 40 N·m.

De bladblazer op het trekvoertuig aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Koppelpen 1
Gaffel 1
  1. Koppel het trekvoertuig aan de blazer.

  2. Ondersteun de trekhaakbuis met een assteun en zorg ervoor dat de buis evenwijdig is met de grond.

  3. Verwijder de 2 bouten en 2 borgmoeren waarmee de trekhaak is bevestigd (Figuur 5) aan de trekhaakbuis.

    g341668
  4. Breng de trekhaak omhoog of omlaag om deze gelijk uit te lijnen met de haak van het trekvoertuig.

    Important: Zorg dat het frame van de bladblazer evenwijdig is met de grond.

  5. Monteer de trekhaak aan de trekhaakbuis met de 2 bouten en 2 borgmoeren (Figuur 5).

  6. Draai de borgmoeren en bouten vast met een torsie van 203 N·m.

  7. Sluit de trekhaak van de blazer aan op de haak van het trekvoertuig met de koppelpen en de borgpen (Figuur 6).

    Important: Als de blazer het trekvoertuig raakt bij het maken van bochten, moet u de trekhaakbuis uittrekken weg van de bladblazer door de trekhaakbuis te monteren op de framesteunen en hierbij gebruik te maken van de verste montageopeningen; zie De trekhaak aan de bladblazer monteren.

    g008175

De batterijen in de afstandsbediening plaatsen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Afstandsbediening1
AAA-batterijen4
  1. Verwijder de 6 schroeven waarmee de dekselhelften van de afstandsbediening aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterste deksel (Figuur 7).

    Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel verwijdert.

    g341770
  2. Let op de polariteit van de batterijen zoals getoond in Figuur 8 en plaats de nieuwe batterijen in de houders.

    Note: Om te vermijden dat u de houders beschadigt wanneer u de batterijen plaatst, moet u letten op de juiste polariteitmarkeringen (Figuur 8) die zijn aangegeven op de batterijbehuizing. Als u de batterijen verkeerd plaatst, zult u de machine niet beschadigen, maar de afstandsbediening zal niet werken.

    g341771g341769
  3. Zorg ervoor dat de stalen pakking en rubberen afdichting (Figuur 7) in de groef zitten in de helft van het voorste deksel.

  4. Lijn de ring van het trekkoord uit over de pen van het trekkoord (Figuur 7).

  5. Monteer het achterste deksel op het voorste deksel met 6 schroeven (Figuur 7).

  6. Draai de schroeven aan met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

Algemeen overzicht van de machine

Afstandsbediening

Ledlamp

De ledlamp geeft de communicatie aan tussen de afstandsbediening en de draadloze bedieningsmodule (Figuur 9).

g029818

Knop Motor stoppen

Druk op de knop MOTOR STOPPEN om de motor uit te schakelen (Figuur 9).

Knop Motor starten

Nadat u de machine hebt voorbereid om te starten met de afstandsbediening, drukt u op de knop MOTOR STARTEN om de motor te starten (Figuur 9). Raadpleeg De motor laten lopen voor de startprocedure.

Knop Richting blazermondstuk

Druk op de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN of de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN om het blazermondstuk naar de gewenste richting te draaien (Figuur 9).

Knop Motortoerental

  • Druk op de knop MOTORTOERENTAL VERHOGEN (konijnpictogram) om het motortoerental te verhogen (Figuur 9).

  • Druk op de knop MOTORTOERENTAL VERLAGEN (schildpadpictogram) om het motortoerental te verlagen.

  • Als u tegelijkertijd op de knop MOTORTOERENTAL VERHOGEN en de knop MOTORTOERENTAL VERLAGEN drukt, zal de motor terug stationair draaien.

Gashendel

Gebruik de gashendel (Figuur 10) om het motortoerental te regelen.

g341941

Chokehendel

Als u een koude motor start, moet u de choke inschakelen met de chokehendel (Figuur 10).

Urenteller

De urenteller (Figuur 10) toont het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest.

Contactschakelaar

Gebruik de contactschakelaar (Figuur 11) wanneer u de motor start en afzet aan het bedieningspaneel. De contactschakelaar heeft 3 standen:

  • STOP

  • DRAAIEN/WERKTUIG INSCHAKELEN

  • START

Note: Gebruik de stand draaien/werktuig inschakelen wanneer u de machine bedient met de afstandsbediening.

g341833

Diagnoselampje

Het diagnoselampje (Figuur 12) bevindt zich onder de urenteller.

Het diagnoselampje geeft de status van het elektronische systeem en de communicatiestatus met de afstandsbediening aan. Het diagnoselampje licht op om de volgende toestanden van de machine en afstandsbediening aan te geven:

  • Het elektronische systeem van de machine start normaal.

  • De draadloze bedieningsmodule kan niet communiceren met de afstandsbediening.

  • De TEC-controller detecteert een actieve fout.

g342079

Eigenschappen van de radio

Frequentie2,4 GHz
Max. outputvermogen19,59 dBm

Werktuigen/accessoires

Er is een aantal goedgekeurde Toro werktuigen en accessoires verkrijgbaar om de mogelijkheden van de machine uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie kan tenietdoen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Repareer of vervang veiligheidsvoorzieningen en vervang onleesbare of ontbrekende stickers. Gebruik de machine uitsluitend als deze aanwezig zijn en naar behoren werken.

  • Controleer of de tractie-eenheid geschikt is voor het gebruik met een werktuig van dit gewicht door contact op te nemen met de fabrikant of leverancier van de tractie-eenheid.

  • Breng op geen enkele manier wijzigingen aan deze onderdelen aan.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

Brandstofspecificatie

Important: Ongeschikte brandstof gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

Type

Minimaal octaangetal

87 (VS) of 91 (researchoctaangetal; buiten de VS)

Ethanolinhoud*

Niet meer dan 10% van het volume

Methanolinhoud

Geen

MTBE-inhoud* (methyl-tertiair-butylether)

Niet meer dan 15% van het volume

Olie

Niet toevoegen aan de brandstof

* Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde.

  • Gebruik uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud) van een gerespecteerde bron.

  • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

Gebruik van stabilisator/conditioner

Gebruik van stabilisator/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:

  • Houdt brandstof langer vers wanneer deze wordt gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilisator.Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank.

  • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.

  • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden

Important: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.

Voeg een deel van de stabilisator/conditioner toe aan de verse brandstof zoals aangegeven door de fabrikant van de stabilisator.

Note: Stabilisator/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd een stabilisator om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.

Brandstoftank vullen

Inhoud brandstoftank: 18,9 liter

Important: Gebruik nooit andere brandstofadditieven dan een brandstofstabilisator/conditioner; zie Gebruik van stabilisator/conditioner.

  1. Zet de motor af.

  2. Reinig de omgeving van de dop van de brandstoftank en verwijder de dop (Figuur 13).

    Note: De dop van de brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft.

    g341695
  3. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm onder de onderkant van de vulbuis staat.

    Note: De ruimte in de tank geeft de brandstof de kans om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal vullen.

  4. Plaats de dop van de brandstoftank en zet deze goed vast (Figuur 13).

  5. Neem eventueel gemorste brandstof op.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in .

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

  • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen voorkomen.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of sieraden.

  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kan er letsel ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • De uitgeblazen lucht heeft een aanzienlijke kracht en waardoor u letsel kunt oplopen of wegglijden. Blijf uit de buurt van het blazermondstuk als de machine in bedrijf is.

  • Houd alle omstanders uit de buurt; zet de machine uit wanneer omstanders het gebied betreden, richt de afvoeropening niet naar hen.

  • Gebruik de machine alleen als deze niet aangesloten is op een trekvoertuig.

  • Gebruik de motor niet en richt de blazer niet op een besloten ruimte zonder adequate ventilatie. De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos gas dat bij inademing dodelijk is.

  • Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij goede zichtbaarheid zodat u uit de buurt van kuilen en verborgen gevaren kunt blijven.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

  • Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar uitlaatgassen zich kunnen verzamelen.

  • U mag een machine met draaiende motor nooit onbeheerd achterlaten.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Stel de parkeerrem van het trekvoertuig in werking.

    • Zet de motor uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  • Als u zich met de machine op de openbare weg begeeft, neem dan de verkeersregels in acht en gebruik bijkomende accessoires die wettelijk verplicht kunnen zijn, zoals verlichting, richtingaanwijzers, tekens 'langzaam rijdend voertuig', etc.

  • Als de machine abnormaal trilt, moet u deze onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, het sleuteltje verwijderen, wachten tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en op beschadigingen controleren. Repareer alle schade aan de machine alvorens door te gaan met het werk.

  • Neem gas terug als u moet rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden, kuilen en andere onverwachte veranderingen in het terrein.

  • Wees voorzichtig tijdens het draaien en voorkom onveilige manoeuvres om te voorkomen dat de machine kantelt.

Veiligheid op hellingen

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.

  • Bekijk de specificaties van de tractie-eenheid om er zeker van te zijn dat u deze niet gebruikt op te steile hellingen.

  • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.

  • Neem de onderstaande instructies door voor gebruik van de machine op hellingen. Beoordeel de omstandigheden van het terrein alvorens de machine te gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag op dit terrein kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen ertoe leiden dat de machine zich anders gedraagt op een helling.

    • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Voorkom dat u plotseling de snelheid of de rijrichting van de machine moet veranderen. Keer traag en geleidelijk om.

    • Gebruik de machine niet in omstandigheden waarin u niet zeker bent van de tractie, het stuurgedrag of de stabiliteit.

    • Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

    • Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.

    • Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone.

Diagnoselampje

Het diagnoselampje (Figuur 14) geeft de status van het elektronische systeem en de communicatiestatus met de afstandsbediening aan.

g342080

Knippercode voor opstarten systeem

De knippercode voor het opstarten van het systeem wordt elke keer weergegeven wanneer het elektronische systeem van de machine normaal start.

De knippercode voor het opstarten van het systeem wordt weergegeven wanneer u het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN draait. Het diagnoselampje knippert in het volgende patroon:

  • Het lampje licht op gedurende 5 seconden.

  • Het lampje blijft uit gedurende 5 seconden.

  • Het lampje knippert 3 keer per seconde tot u op een knop op de afstandbediening drukt.

Knippercode voor verbroken communicatie

De knippercode voor verbroken communicatie wordt weergegeven wanneer de draadloze bedieningsmodule niet kan met de afstandsbediening kan communiceren.

De knippercode voor verbroken communicatie wordt weergegeven wanneer u het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN draait. Het diagnoselampje knippert snel.

Mogelijke problemen met de communicatie met de afstandbediening:

  • De draadloze bedieningsmodule heeft gedurende 10 seconden dat u het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN hebt gedraaid geen signaal van de afstandsbediening ontvangen.

  • De afstandsbediening bevindt zich te ver van de machine.

  • De batterijen van de afstandsbediening zijn bijna leeg.

  • De draadloze bedieningsmodule is niet verbonden met de afstandsbediening.

Knippercode voor actieve fout

De knippercode voor een actieve fout wordt weergegeven wanneer de TEC-controller een actieve fout detecteert.

De knippercode voor een actieve fout wordt weergegeven wanneer u het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN draait. Het diagnoselampje knippert in het volgende patroon:

  • Het lampje licht op gedurende 5 seconden.

  • Het lampje knippert snel (met of zonder pauze).

Motor starten

Op het bedieningspaneel

Voorzichtig

Door de motor te starten, wordt de machine onmiddellijk gestart en wordt er vuil, zand en stof weggeblazen, wat omstanders kan verwonden.

  • Houd alle omstanders uit de buurt van het werkgebied.

  • Schakel de machine uit als omstanders het werkgebied betreden.

  1. Zorg ervoor dat de blazer goed aan het trekvoertuig is bevestigd voordat u de motor start.

  2. Als de motor koud is, zet u de chokehendel (Figuur 15) in de stand AAN.

    Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Zodra de motor start, zet u de chokehendel op UIT.

    g341942
  3. Zet de gashendel (Figuur 15) halverwege tussen Langzaam en Snel.

  4. Draai het contactsleuteltje naar de stand START.

    Important: Houd het contactsleuteltje niet meer dan 10 seconden op Start. Als de motor niet start, moet u na elke poging 10 seconden wachten om de startmotor te laten afkoelen. Als u de startmotor niet laat afkoelen tussen elke poging, kunt u de startmotor beschadigen.

  5. Laat het contactsleuteltje los zodra de motor aanslaat.

  6. Als de choke zich in de stand AAN bevindt, zet de hendel dan geleidelijk aan in de stand UIT naarmate de motor opwarmt.

De motor afzetten

Op het bedieningspaneel
  1. Zet de gashendel op ¾ gas.

  2. Draai het contactsleuteltje naar de stand STOP.

De afstandsbediening gebruiken

De afstandsbediening wordt geactiveerd wanneer u op een knop drukt. Om batterijvermogen te sparen, blijft de afstandsbediening 3 seconden actief voordat ze automatisch wordt uitgeschakeld, tenzij u binnen deze tijd op een knop drukt. Als er een time-out van de afstandsbediening optreedt en deze wordt uitgeschakeld, doven alle ledlampjes van de afstandsbediening (Figuur 16). Druk op om het even welke knop om de afstandsbediening in te schakelen.

g029818

De draadloze bedieningsmodule en de TEC-controller schakelen over op zuinige modus (tot een uit- en inschakeling plaatsvindt) als de draadloze bedieningsmodule langer dan tweeënhalf uur inactief is zonder communicatie van de afstandsbediening. De zuinige modus is een status van laag stroomverbruik van de draadloze bedieningsmodule. In zuinige modus communiceert de draadloze bedieningsmodule niet met de afstandsbediening, heeft hij geen actieve output en werkt hij niet als normaal.

  • In de time-outmodus loopt de motor niet (of hij slaat af) en de afstandsbediening bedient geen enkele functie.

  • Om de draadloze bedieningsmodule uit de time-outmodus te halen, zet u de sleutel naar de stand UIT en vervolgens naar de stand DRAAIEN.

  • Om time-out van de draadloze bedieningsmodule te vermijden tijdens gebruik, moet u de afstandsbediening om de 2,5 uur of vaker gebruiken om het mondstuk van de blazer te draaien of het motortoerental veranderen.

De motor laten lopen

Met de afstandsbediening

Waarschuwing

Draaiende onderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken.

  • Houd uw handen, voeten, haren en kleding uit de buurt van alle bewegende onderdelen om letsel te voorkomen.

  • Gebruik de machine nooit als de kappen, schermen of afdekplaten zijn verwijderd.

  1. Bereid de machine voor; zie De machine klaarmaken voor de montage.

  2. Voer de sequentie om de motor te starten uit; zie De sequentie om de motor te starten uitvoeren.

  3. Start de motor met de afstandsbediening; zie Motor starten.

De machine klaarmaken voor de montage

  1. Zorg ervoor dat de blazer goed aan het trekvoertuig is bevestigd voordat u de motor van de blazer start.

  2. Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel (Figuur 17) in de stand AAN zetten.

    Note: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Zodra de motor start, zet u de chokehendel op UIT.

    g341942
  3. Draai het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN/WERKTUIG INSCHAKELEN.

    Note: Als het contact lange tijd in de stand DRAAIEN heeft gestaan, zet het sleuteltje dan eerst naar de stand UIT voordat u de motor start.

  4. Voer de sequentie om de motor te starten uit; zie De sequentie om de motor te starten uitvoeren.

De sequentie om de motor te starten uitvoeren

Voordat u de motor kunt starten met de afstandsbediening, moet u de modus voor motorstartinschakeling als volgt activeren:

  1. Druk op de START-knop (Figuur 18) op de afstandsbediening.

    Note: Er is een tijdslimiet van 3 seconden tussen elke keer dat u een knop indrukt. Als de volgende knop in de reeks niet binnen de 3 seconden wordt ingedrukt, wordt de sequentie automatisch beëindigd en moet u de sequentie om de motor te starten opnieuw beginnen.

    Note: Ook als u een andere knop indrukt dan degene die in de sequentie moet volgen, wordt de sequentie om de motor te starten automatisch beëindigd.

    g343718
  2. Druk op de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN.

  3. Druk op de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN.

    Note: U moet binnen de 10 seconden nadat u hebt gedrukt op de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN op de knop MOTOR STARTEN drukken om de motor te starten; zie Motor starten.

Motor starten

Voorzichtig

Door de motor te starten, wordt de machine onmiddellijk gestart en wordt er vuil, zand en stof weggeblazen, wat omstanders kan verwonden.

  • Houd alle omstanders uit de buurt van het werkgebied.

  • Schakel de machine uit als omstanders het werkgebied betreden.

  1. Houd de knop MOTOR STARTEN (Figuur 19) op de afstandsbediening ingedrukt tot de motor start.

    Important: Houd de knop MOTOR STARTEN niet langer dan 10 seconden ingedrukt. Als de motor niet start, moet u na elke poging 10 seconden wachten om de startmotor te laten afkoelen. Als u de startmotor niet laat afkoelen tussen elke poging, kunt u de startmotor beschadigen.

    g343720
  2. Als de choke zich in de stand AAN bevindt, zet de hendel dan in de stand UIT naarmate de motor opwarmt.

    Note: Als de motor afslaat of hapert, zet u de chokehendel weer gedurende een paar seconden op AAN. Daarna zet u de gashendel op de gewenste stand. Herhaal dit indien nodig.

  3. Stel het motortoerental af met de afstandsbediening door op de knop MOTORTOERENTAL VERHOGEN of de knop MOTORTOERENTAL VERLAGEN te drukken (Figuur 19).

Tips i.v.m. de modus voor motorstartinschakeling

  • U verlengt de toegestane tijd niet door op de knop MOTOR STARTEN te drukken.

    Note: De startrelaisbediening is gedurende 10 seconden actief nadat u op de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN hebt gedrukt.

  • Als er een time-out van de modus voor motorstartinschakeling optreedt, moet u de sequentie om de motor te starten opnieuw uitvoeren om de motor te starten met de afstandsbediening.

    Note: U moet 10 seconden wachten nadat u de knop MOTOR STARTEN hebt losgelaten voordat u de sequentie om de motor te starten opnieuw probeert.

  • Als u stopt met het uitvoeren van de sequentie om de motor te starten of indien er een time-out optreedt van de modus voor motorstartinschakeling, keert de afstandsbediening terug om de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN en de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN te regelen voor de stand van het mondstuk.

De motor afzetten

  1. Druk op de knop MOTORTOERENTAL VERLAGEN (Figuur 20) op de afstandsbediening om het motortoerental te verlagen (ongeveer ¾ gas)

    g343719
  2. Druk op de knop MOTOR STOPPEN (Figuur 20).

  3. Als u de machine verlaat, moet u het contactsleuteltje op de stand UIT draaien en het sleuteltje uit het bedieningspaneel halen.

De richting van het blazermondstuk instellen

Draai het blazermondstuk naar links of rechts door op de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN of de knop MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN op de afstandsbediening te drukken (Figuur 21).

g343715

De machine verplaatsen van het werkterrein

Important: Breng het blazermondstuk omhoog voordat u de machine verplaatst van het werkterrein. Als u het blazermondstuk tijdens het vervoer omlaag laat staan, kan dit in contact komen met de grond en beschadigd worden.

De meter voor de stand van het mondstuk

De meter voor de stand van het mondstuk (Figuur 22) bevindt zich achter de turbinebehuizing, boven de brandstoftank.

Note: De sticker op de meter voor de stand van het mondstuk geeft de stand van het mondstuk aan m.b.t. de grond.

g314786

Er is een rode wijze en een groene wijzer (Figuur 22) aan het blazermondstuk bevestigd.

Uitlijning mondstuk

  • Wanneer de rode wijzer zichtbaar is in de meter voor de stand van het mondstuk, is het blazermondstuk uitgelijnd om rechts van de machine te blazen.

  • Wanneer de groene wijzer zichtbaar is in de meter voor de stand van het mondstuk, is het blazermondstuk uitgelijnd om links van de machine te blazen.

Hoek van mondstuk

De wijzer en de meter geven de hoek van het blazermondstuk als volgt aan:

  • Wanneer de wijzer zich in hetzelfde gekleurde gebied op de sticker bevindt, geeft dit aan dat de opening van het uitwerpkanaal meer evenwijdig met de grond is gepositioneerd.

  • Wanneer de wijzer zich in het verschillend gekleurde gebied op de sticker bevindt, geeft dit aan dat de opening van het uitwerpkanaal meer naar de grond toe is gepositioneerd.

De optionele lichten gebruiken

  1. Als de motor niet loopt, draait u het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN/WERKTUIG INSCHAKELEN.

  2. Om de verlichting AAN of UIT te schakelen, drukt u in de volgende sequentie op de knoppen van de afstandsbediening (Figuur 23):

    1. Knop MOTOR STARTEN

    2. Knop MOTORTOERENTAL VERLAGEN

    g342134g343717

Tips voor bediening en gebruik

  • Oefen in het gebruik van de blazer. Blaas met de wind mee om te voorkomen dat het afval wordt teruggeblazen naar het gebied dat is schoongemaakt.

  • Laat de motor op volgas lopen wanneer u afval wegblaast op een werkterrein.

  • Stel de stand van het blazermondstuk zo in dat de luchtstroom onder het afval blaast.

  • Wees voorzichtig bij het blazen onder nieuwe beplanting, omdat de luchtstroom het gras zou kunnen verstoren.

Na gebruik

Veiligheid na het werk

Algemene veiligheid

  • Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak, zet de motor af, verwijder het sleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, repareert, schoonmaakt of stalt.

  • Koppel de machine alleen op een horizontaal oppervlak los van de tractie-eenheid.

  • Blokkeer altijd de wielen bij het loskoppelen van de machine om te voorkomen dat deze in beweging komt.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten.

  • Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende stickers.

Veiligheid tijdens het slepen

  • Controleer voordat u de machine gaat slepen de voorschriften inzake veiligheid bij het slepen van uw gebied of land, alsook of u de veiligheidsvoorschriften van het Department of Transportation (DOT) naleeft.

  • Zet altijd de motor af en richt het blazermondstuk naar boven voordat u de machine gaat vervoeren.

  • Sleep uitsluitend met een machine die is voorzien van een trekhaak. Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt.

  • Controleer altijd de onderdelen van de trekhaak op slijtage. Sleep de machine niet als onderdelen van de trekhaak beschadigd zijn of ontbreken.

  • Controleer de bandenspanning op de machine. Pomp de banden wanneer ze koud zijn op tot 2,41 bar. Controleer ook de slijtage van het bandprofiel op de machine.

  • Bevestig altijd de veiligheidskettingen van de machine op de juiste manier aan het trekvoertuig.

  • Sleep de machine niet sneller dan 88 km per uur. Het is aanbevolen om offroad niet sneller te slepen dan 24 km per uur.

  • Vermijd plotseling stoppen en starten. Hierdoor kunt u gaan slippen of scharen. Soepel en geleidelijk starten en stoppen is beter tijdens het slepen.

  • Vermijd scherpe bochten om omkantelen te voorkomen.

  • Blokkeer de wielen wanneer u geparkeerd bent om te voorkomen dat de machine beweegt.

De afstandsbediening gebruiken

  • Niet-naleving van de veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot persoonlijke verwondingen, beschadiging van apparatuur en verlies van de toestemming om met de apparatuur te werken.

  • Gebruik en behoud de correcte bekabeling. Volg de instructies van de fabrikant op. Onjuiste, losse en versleten bekabeling kan de motor beschadigen of ertoe leiden dat de apparatuur niet altijd of helemaal niet werkt.

  • Door aan de machine veranderingen of aanpassingen te maken die niet uitdrukkelijk toegestaan worden door de fabrikant vervalt de garantie.

  • De eigenaar en de gebruikers van de machine moeten alle geldende federale, lokale en staatsvoorschriften aangaande de installatie en het gebruik van de machine naleven. Niet-naleving kan straffen tot gevolg hebben en ertoe leiden dat het recht om de machine te gebruiken komt te vervallen.

  • Zorg ervoor dat de machine en de omgeving vrij is van obstakels voordat u de machine gaat gebruiken. Stel de afstandsbediening pas in werking als u zeker bent dat dit veilig is.

  • Gebruik een vochtige doek om de afstandsbediening schoon te houden. Verwijder modder, beton en vuil na gebruik om te voorkomen dat knoppen, hendels, kabels of schakelaars geklemd of verstopt raken.

  • Laat geen vloeistoffen in de behuizing van de afstandsbediening en de basiseenheid komen. Gebruik geen hogedrukapparatuur om de afstandsbediening of basiseenheid schoon te maken.

  • Gebruik en stal de machine alleen conform de vermelde gebruiks- en opslagtemperaturen.

De machine transporteren

  • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.

  • Gebruik een oprijplaat over de volledige breedte om de machine op een aanhangwagen of vrachtwagen te rijden.

  • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Note: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina.

Veiligheid bij onderhoud

  • Doe het volgende wanneer u de machine schoonmaakt, afstelt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, koppel de bougiekabel af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    • Blokkeer de wielen.

    • De machine verwijderen van de tractie-eenheid.

    • Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

  • Verricht onderhoudswerkzaamheden uitsluitend volgens de instructies in deze handleiding. Indien belangrijke reparaties nodig zijn of als u hulp nodig hebt, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.

  • Ondersteun de machine met blokken of kriksteunen als u eronder moet werken.

  • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen goed zijn bevestigd nadat u onderhoud hebt verricht aan de machine of nadat u deze hebt afgesteld.

  • Laat personeel dat niet bekend is met de instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.

  • Plaats de machine of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is.

  • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie.

  • Laad de accu’s niet op terwijl u onderhoud uitvoert aan de machine.

  • Om het risico op brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij houden van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil.

  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • Als u de motor moet laten lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Hou omstanders uit de buurt van de machine.

  • Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers.

  • Voer geen handelingen uit die van invloed zijn op de bedoelde werking van een veiligheidsvoorziening of die de bescherming waarin de veiligheidsvoorziening voorziet verminderen. Controleer de goede werking ervan regelmatig.

  • Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro distributeur laten controleren met een toerenteller.

  • Indien grote reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro distributeur.

  • Elke verandering aan deze machine kan gevolgen hebben voor de werking, prestaties of levensduur van de machine, en kan letsel of de dood veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van The Toro Company komt te vervallen.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Torsie van wielmoeren controleren.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Motorscherm en oliekoeler reinigen
  • De bandenspanning controleren.
  • De klem van het blazermondstuk controleren.
  • De geleiders van het mondstuk schoonmaken.
  • Om de 25 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement van de filter en controleer het papieren element op beschadiging(vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen(vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
  • De motorolie verversen.Ververs de olie vaker als de machine in stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.
  • Controleer de conditie van de banden.
  • Om de 200 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.Vervang het oliefilter vaker als de machine in stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.
  • Bougies controleren.
  • Het luchtfilter van de koolstofhouder vervangen (vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
  • Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen.
  • Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Important: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

    Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerde item

    Voor week van:

    Ma.

    Di.

    Wo.

    Do.

    Vr.

    Za.

    Zo.

    Controleer het motoroliepeil.

           

    Motorscherm en oliekoeler reinigen

           

    Luchtfilter controleren.

           

    De bandenspanning controleren.

           

    Controleer het draaimoment van de bevestigingsklem van het blazermondstuk.

           

    De geleiders van het mondstuk schoonmaken.

           

    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.

           

    Controleren op lekkages.

           

    Beschadigde lak bijwerken.

           

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden

    Controle uitgevoerd door:

    Item

    Datum

    Informatie

       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    Voorzichtig

    Als u de machine niet goed onderhoudt kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.

    U moet de machine goed onderhouden en in goede staat houden volgens deze instructies.

    Waarschuwing

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabels opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kunnen maken met de bougies.

    De machine voorbereiden

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

    3. Blokkeer de wielen.

    4. De machine verwijderen van de tractie-eenheid.

    5. Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

    6. Koppel de bougiekabel af.

    De machine voorbereiden op lasreparaties

    Important: Indien u nalaat om de accu los te koppelen, kan dit de draadloze bedieningsmodule en de TEC-controller blijvend beschadigen.

    • Koppel de minkabel los van de accu voordat u gaat lassen op de machine.

    • Sluit de minkabel van de accu terug aan als u klaar bent met lassen op de machine.

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.

    • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 25 bedrijfsuren
  • Reinig het schuimelement van de filter en controleer het papieren element op beschadiging(vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het papieren luchtfilterelement vervangen(vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
  • Het luchtfilter controleren

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Controleer het luchtfilter op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Controleer of het deksel van de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit (Figuur 24).

      Note: Beschadigde luchtfilterdeksels of -behuizingen moet u vervangen.

      g002097
    3. Open de sluitingen waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan de luchtfilterbehuizing (Figuur 24).

    4. Maak het luchtfilterdeksel los van de luchtfilterbehuizing, en reinig de binnenkant van het deksel (Figuur 24).

    5. Schuif het luchtfilterelement voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing.

      Note: Om te voorkomen dat er veel stof vrijkomt, mag u het filter niet tegen de luchtfilterbehuizing slaan.

    6. Controleer het luchtfilterelement.

      Note: Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten.

      Important: Vervang een beschadigd filter.

    Luchtfilter vervangen

    1. Reinig de opening van de vuiluitlaat op het deksel van het luchtfilter.

    2. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug.

    3. Open de sluitingen waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan de luchtfilterbehuizing, en verwijder het deksel (Figuur 25).

      g002097
    4. Schuif het luchtfilterelement (Figuur 25) voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing.

      Note: Om te voorkomen dat er veel stof vrijkomt, mag u het filter niet tegen de luchtfilterbehuizing slaan.

    5. Controleer of het nieuwe filter niet is beschadigd door het transport ervan.

      Note: Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten.

      Important: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd.

    Het luchtfilter monteren

    Important: Om schade aan de motor te voorkomen, mag u de motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter is gemonteerd.

    Important: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt.

    Note: Het wordt afgeraden het gebruikte luchtfilterelement te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.

    1. Reinig de opening van de vuiluitlaat op het deksel van het luchtfilter.

    2. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug.

    3. Steek het luchtfilterelement in de luchtfilterbehuizing (Figuur 26).

      Note: Zorg ervoor dat het filter op de juiste wijze is afgesloten door de buitenring van het filter aan te drukken als u het filter monteert. Druk niet op het flexibele midden van het filter.

      g002097
    4. Lijn het luchtfilterdeksel uit met de luchtfilterbehuizing en bevestig het deksel aan de behuizing met de sluitingen (Figuur 26).

    Aanbevolen motorolie

    Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SJ of hoger)

    Olieviscositeit: zie onderstaande tabel.

    g341978

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Controleer het motoroliepeil.
  • Note: De beste tijd om het motoroliepeil te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als de motor al heeft gedraaid, wacht minimaal 10 minuten voordat u het oliepeil controleert.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Reinig het gebied rond de peilstok en de olievuldop van het klepdeksel (Figuur 28 en Figuur 29).

      g341987
      g341990
    3. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 28).

    4. Steek de peilstok helemaal in de buis (Figuur 30).

    5. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het metalen deel.

      Note: Het oliepeil moet tot aan de bovenste markering op de peilstok staan.

      g341993
    6. Als het oliepeil zich onder de bovenste markering op de peilstok bevindt, moet u de olievuldop verwijderen, langzaam de gespecificeerde olie bijvullen tot het oliepeil tot aan de bovenste markering reikt, en de olievuldop plaatsen; zie Aanbevolen motorolie.

      Important: Giet niet te veel olie in het carter. Dit kan leiden tot schade aan de motor.

    7. Steek de peilstok helemaal in de buis.

    Olie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • De motorolie verversen.Ververs de olie vaker als de machine in stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.
  • Carterinhoud: 2 liter – met filter

    1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen.

      Note: Warme olie loopt beter weg.

    2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.

    3. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. Draai aan de aftapplug om de olie in de bak te laten lopen (Figuur 31).

      Note: U mag een slang op de aftapplug schuiven om de oliestroom te helpen richten. De slang wordt niet bij de machine geleverd.

    5. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht.

      Note: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.

      g002148
    6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis (Figuur 32) van het klepdeksel; zie Aanbevolen motorolie.

      g341990
    7. Controleer het oliepeil; zie Het motoroliepeil controleren.

    8. Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de bovenste markering op de peilstok bereikt.

    Motoroliefilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.Vervang het oliefilter vaker als de machine in stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt.
  • Carterinhoud: 2 liter – met filter

    1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Olie verversen.

    2. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van de filtertussenstuk (Figuur 33) schoon.

      g341989
    3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 33).

    4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk, draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog een extra ⅔ tot 1 slag vast (Figuur 34).

      g001056
    5. Verwijder de olievuldop (Figuur 33) en vul de motor bij met 2 liter van de gespecificeerde olie; zie Aanbevolen motorolie en Olie verversen.

    6. Laat de motor ongeveer drie minuten draaien, zet de motor af en controleer op olielekken rond het oliefilter.

    7. Controleer het motoroliepeil en vul indien nodig bij met de gespecificeerde olie.

    Onderhoud van de bougies

    Bougietype: Champion® RC12YC, Champion® Platinum 3071 of een equivalent type.

    Elektrodenafstand: 0,76 mm.

    Bougies controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Bougies controleren.
    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Reinig de omgeving van de bougies (Figuur 35).

      g341988
    3. Maak de bougiekabels los van de bougies (Figuur 35).

    4. Verwijder de bougie en de pakking met een bougiesleutel.

    5. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 36). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.

      Note: Als de bougie beschadigd of versleten is, moet u een nieuwe bougie plaatsen.

      g326888

      Important: Bougies altijd vervangen bij een zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, een vettige laag op de bougie of scheuren.

    6. Meet de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Figuur 36). De elektrodenafstand dient 0,76 mm te bedragen.

      Note: Als de elektrodenafstand niet correct is, moet u de massa-elektrode buigen om de afstand af te stellen.

    7. Schroef de bougie in de motor en draai de bougie vast tot 27 N·m.

    8. Herhaal stap 2 tot en met 6 aan de andere cilinder.

    Motorscherm en oliekoeler reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Motorscherm en oliekoeler reinigen
  • Vóór elk gebruik moet u het motorscherm en de oliekoeler controleren en reinigen. Verwijder aangekoekt gras en vuil van het scherm van de oliekoeler en het motorscherm (Figuur 37).

    g002355

    Onderhoud brandstofsysteem

    Onderhoud uitvoeren aan koolstofhouder

    Het luchtfilter van de koolstofhouder vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Het luchtfilter van de koolstofhouder vervangen (vaker in stoffige, zanderige omstandigheden).
    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Verwijder het luchtfilter van de koolstofhouder en gooi het weg (Figuur 38).

      g029820
    3. Monteer het nieuwe luchtfilter.

    Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 200 bedrijfsuren
  • Het filter van de purgeerlijn van de koolstofhouder vervangen.
  • Note: Controleer regelmatig of het filter van de purgeerlijn vuil is. Vervang het filter als het vuil is.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. De verende slangklemmen aan beide zijden van het purgeerlijnfilter van de koolstofhouder wegnemen van het filter (Figuur 39).

      g018506
    3. Verwijder het koolstoffilter en gooi het weg (Figuur 39).

    4. Monteer een nieuw filter op de slang. De pijl op het filter moet naar de afsluitklep wijzen. Bevestig met de slangklemmen (Figuur 39).

    Brandstoffilter vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 500 bedrijfsuren
  • Brandstoffilter vervangen.
  • Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Laat de motor afkoelen.

    3. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 40).

      g342101
    4. Trek het filter uit de brandstofslangen.

    5. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Figuur 40).

    Onderhoud van de brandstoftank

    Gevaar

    In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

    • Tap de brandstof af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen.

    • Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de buurt van open vuur of als de kans bestaat dat benzinedampen door een vonk kunnen ontbranden.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

    3. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figuur 40).

    4. Ontkoppel de brandstofslang van het brandstoffilter (Figuur 40).

      Note: Laat de brandstof in een brandstofblik of opvangbak lopen (Figuur 40).

      Note: Omdat de tank leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.

    5. Plaats de brandstofslang op het filter. Schuif de slangklem dicht op het filter om de brandstofslang vast te zetten (Figuur 40).

    Onderhoud elektrisch systeem

    Important: Voordat er laswerkzaamheden worden verricht aan de machine, moet u de accupoolconnector losmaken van de wisselstroomdynamo om schade aan het elektrische systeem te voorkomen.

    Veiligheid van het elektrisch systeem

    • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool.

    • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.

    Zekeringen

    De zekering van de motor vervangen

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Scheid in de buurt van de startmotor de helften van de lijnzekeringhouder van de kabelboom van de motor (Figuur 41).

      g233945
    3. Verwijder de gesprongen zekering van de zekeringhouder.

    4. Plaats een nieuwe zekering (30 A) in de zekeringhouder.

    5. Monteer de helften van de lijnzekeringhouder (Figuur 41).

    De zekeringen voor de machine vervangen

    1. Verwijder aan de binnenzijde van de bedieningstoren vooraan het deksel van de zekeringhouder (Figuur 42).

      g233941
    2. Verwijder de gesprongen zekering van de zekeringhouder (Figuur 42).

    3. Plaats een nieuwe zekering in de zekeringssleuf (Figuur 43).

      g341792
    4. Monteer het deksel van de zekeringhouder op de zekeringhouder.

    De zekeringhouder maakt deel uit van de machinekabelboom. Hij bevindt zich achter de ontvanger, aan de rechterkant van de bedieningstoren (Figuur 42).

    Onderhoud aandrijfsysteem

    Bandenspanning controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De bandenspanning controleren.
  • De bandenspanning controleren (Figuur 44).

    De luchtdruk in de banden moet 0,97 bar zijn.

    g001055

    De wielmoeren aandraaien.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Torsie van wielmoeren controleren.
  • Waarschuwing

    Indien de correcte torsie niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt.

    Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m.

    De banden controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Controleer de conditie van de banden.
  • Na een ongeluk kan er een band of velg beschadigd zijn, controleer de banden daarom na een ongeluk.

    De DOT-code bevindt zich aan de zijkant van elke band. Deze code biedt informatie over het draagvermogen en de snelheidsindex. Vervangingsbanden dienden hetzelfde of een beter draagvermogen en dezelfde of een betere snelheidsindex te hebben.

    toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te lage bandenspanning.

    g010294

    toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.

    g010293

    Onderhoud riemen

    De spanning van de riem voor de mondstukbediening afstellen.

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 8 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De conditie en de spanning van de riem controleren.
  • Als de riem voor de mondstukbediening slipt terwijl u het blazermondstuk van richting verandert, moet u de spanning van de riem afstellen.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Maak de 2 flenskopschroeven en de 2 flensborgmoeren los waarmee de montagebeugel van de motor is bevestigd aan de houder van de behuizing van het machineframe (Figuur 47).

      g015845
    3. Steek een momentsleutel in de montagebeugel van de poelie zoals getoond in Figuur 47.

    4. Draai de montagebeugel van de motor weg van het blazermondstuk (Figuur 47) tot de momentsleutel 22,6 tot 26,0 N·m aangeeft.

    5. Draai de 4 flenskopschroeven en 2 flensborgmoeren vast terwijl u de spanning van de riem aanhoudt.

    Onderhoud van de blazer

    De klem van het blazermondstuk controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De klem van het blazermondstuk controleren.
    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Controleer de klem van het blazermondstuk op tekenen van slijtage of beschadiging (Figuur 48).

      g008799
    3. Controleer de klem van het blazermondstuk dagelijks om te controleren of deze goed vastzit (Figuur 48).

      Important: Als het blazermondstuk een obstakel of lage stukken in het terrein raakt, kan de klem van het blazermondstuk los komen te zitten.

    4. Als de klem los zit, moet u de moer van de klem vastdraaien met een torsie van 5,1 tot 5,7 N·m.

    De geleiders van het mondstuk schoonmaken

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De geleiders van het mondstuk schoonmaken.
    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Verwijder resten van gras, vuil en afval rond en tussen de geleiders van het mondstuk (Figuur 49).

      Note: Als de geleiders van het mondstuk niet schoon zijn, kan het zijn dat het mondstuk niet vrij ronddraait, wat de motor kan beschadigen.

      g017855

    Onderhoud van afstandsbediening

    Afstandsbediening en draadloze bedieningsmodule

    De afstandsbediening moet gekoppeld zijn met de draadloze bedieningsmodule voordat u het afstandsbedieningssysteem kunt gebruiken. De afstandsbediening wordt in de fabriek verbonden aan de draadloze bedieningsmodule. Raadpleeg De afstandsbediening en de bedieningsmodule verbinden wanneer u de communicatie tussen de afstandsbediening en de draadloze bedieningsmodule moet herstellen (bv. als u een nieuwe of reserveafstandsbediening voor het eerst gebruikt met een bestaande basiseenheid of de signaalfrequentie verandert omwille van plaatselijke interferentieproblemen).

    U kunt uitsluitend de Pro Force afstandsbediening verbinden aan de Pro Force draadloze bedieningsmodule. Als u een Pro Force afstandsbediening met een andere Pro Force draadloze bedieningsmodule verbindt, wordt de verbinding van die afstandsbediening met de oorspronkelijke Pro Force machine verbroken.

    Note: Plaatselijke interferentie tijdens het werk kan de verbinding van de afstandsbediening met de draadloze bedieningsmodule verbreken. Aangezien de draadloze bedieningsmodule tijdens de verbindingsprocedure de beste van verschillende signaalfrequenties selecteert, moet u de machine naar het gebied van signaalverstoring of -verbreking rijden en de verbindingsprocedure uitvoeren om de beste resultaten te verkrijgen.

    De afstandsbediening en de bedieningsmodule verbinden

    Important: Lees de volledige procedure voordat u ze uitvoert.

    1. Maak de machine klaar voor onderhoud; zie De machine voorbereiden.

    2. Draai het contactsleuteltje naar de stand STOP.

    3. Sta terwijl u de afstandsbediening vasthoudt in de buurt van de draadloze bedieningsmodule op een plaats waar zich geen obstakels bevinden tot de antenne (Figuur 50).

      g343880
    4. Druk tegelijkertijd op de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN en MONDSTUK NAAR RECHTS DRAAIEN en houd deze ingedrukt (Figuur 51).

      Note: Het ledlampje zal ongeveer één keer per seconde knipperen.

      g343716
    5. Hou de twee knoppen ingedrukt tot het ledlampje ongeveer twee keer per seconde knippert.

    6. Laat beide knoppen los.

    7. Hou de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN ingedrukt (Figuur 51).

      Note: Het ledlampje zal ongeveer twee keer per seconde knipperen.

    8. Blijf de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN (Figuur 51) ingedrukt houden en draai het sleuteltje naar de stand DRAAIEN.

      Note: Het ledlampje blijft branden als de procedure gelukt is. Het kan tot 20 seconden duren voordat het ledlampje blijft branden.

    9. Laat de knop MONDSTUK NAAR LINKS DRAAIEN (Figuur 51) los en draai het sleuteltje naar de stand STOP.

      Note: Het afstandsbedieningssysteem is klaar voor gebruik met de verbonden afstandsbediening.

    De batterijen van de afstandsbediening vervangen

    Specificatie batterijen: AAA (1,5 V)

    Hoeveelheid: 4

    1. Verwijder de 6 schroeven waarmee de dekselhelften van de afstandsbediening aan elkaar zijn bevestigd, en verwijder het achterste deksel (Figuur 52).

      Note: Laat indien mogelijk de rubberen afdichting en de stalen pakking in de groef zitten als u het deksel en de batterijen verwijdert.

      g341770
    2. Verwijder de oude batterijen en voer ze af volgens de plaatselijke wet- en regelgeving.

    3. Let op de polariteit van de batterijen zoals getoond in Figuur 53 en plaats de nieuwe batterijen in de houders.

      Note: Wanneer u de batterijen plaatst, moet u letten op de juiste polariteitmarkeringen (Figuur 53) die zijn aangegeven op de batterijbehuizing om te vermijden dat u de houders beschadigt. U zult de machine niet beschadigen als u de batterijen fout plaatst in de afstandsbediening, maar deze zal niet werken.

      g341771g341769
    4. Zorg ervoor dat de stalen pakking en de rubberen afdichting in de groef in de dekselhelft zitten en lijn het achterste deksel uit met het voorste deksel (Figuur 52).

    5. Lijn de ring van het trekkoord uit over de pen van het trekkoord (Figuur 52).

    6. Monteer het achterste deksel op het voorste deksel met 6 schroeven (Figuur 52).

    7. Draai de schroeven aan met een torsie van 1,5 tot 1,7 N·m.

    Problemen oplossen met storingscodes

    Storingscodes oplossen

    Als het diagnoselampje een systeemfout aangeeft, moet u de volgende procedures uitvoeren:

    Tabel met storingscodes

    Storingscode

    Knipperpatroon diagnoselampje

    Omschrijving storing

    Oorzaken storing

    11

    Eén keer knipperen – pauze – één keer knipperen – lange pauze – dan herhaalt het patroon zich

    De TEC-controller of de draadloze bedieningsmodule kan niet communiceren.

    De kabelboomconnector bij de TEC-controller of de draadloze bedieningsmodule zit los, is gecorrodeerd of beschadigd.

    De kabelboom is beschadigd; neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    De draadloze bedieningsmodule is beschadigd; neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    12

    Eén keer knipperen – pauze – twee keer knipperen – lange pauze – dan herhaalt het patroon zich

    De softwareversie in de TEC, draadloze bedieningsmodule of afstandsbediening is incompatibel met een van deze andere componenten.

    Verbind de afstandsbediening; raadpleeg de Gebruikershandleiding die bij uw machine hoort.

    Installeer de juiste software; neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    13

    Eén keer knipperen – pauze – drie keer knipperen – lange pauze – dan herhaalt het patroon zich

    Verkeerde afstandsbediening verbonden met de draadloze bedieningsmodule.

    De afstandsbediening is verbonden met een andere Pro Force machine.

    De afstandsbediening is van het verkeerde type machine, zoals een MH-400 met een ProPass afstandsbediening.

    14

    Eén keer knipperen – pauze – vier keer knipperen – lange pauze – dan herhaalt het patroon zich

    Het ETR-circuit (Activeren om te lopen) werd onderbroken omwille van een lage oliedruk (10 seconden of langer).

    Controleer het oliepeil van de motor en voeg olie toe indien nodig.

    De schakelaar voor de motoroliedruk is beschadigd of versleten; neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    De kabelboom is beschadigd; neem contact op met uw erkende Toro distributeur.

    15

    Eén keer knipperen – pauze – vijf keer knipperen – lange pauze – dan herhaalt het patroon zich

    Het ETR-circuit (Activeren om te lopen) werd onderbroken omwille van een lage accuspanning van de machine (minder dan 5,5 V).

    Controleer de toestand van de accukabel. Controleer of het bevestigingsmateriaal van de kabel vastzit.

    Test de accu en laad ze op indien nodig; raadpleeg de Onderhoudshandleiding. Vervang indien nodig de accu.

    Test de wisselstroomdynamo van de motor; raadpleeg de Onderhoudshandleiding. Vervang indien nodig de wisselstroomdynamo.

    Test de spanningsregelaar/gelijkrichter van de motor; raadpleeg de Onderhoudshandleiding. Vervang indien nodig de regelaar/gelijkrichter.

    De diagnosemodus inschakelen en de codes controleren

    1. Draai het contactsleuteltje naar de stand STOP.

    2. Verwijder de bevestigde dop van de connector met één pin en de connector met één contact (Figuur 54A).

    3. Steek de connector met één pin in de connector met één contact (Figuur 54B).

      g029822
    4. Draai het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN.

    5. Let op het knipperpatroon van het diagnoselampje voor de volgende signalen en raadpleeg dan de tabel met storingscodes:

      • Het aantal keer en de volgorde dat het lampje knippert in elke knipperpatroonsequentie.

      • De volgorde en de duur van elke pauze in elke knipperpatroonsequentie.

      Note: Als er meerdere storingen van toepassing zijn, zal elke storing weergegeven worden door het knipperen van het lampje, gevolgd door een lange pauze. Nadat elke actieve storing is weergegeven, zal de storingssequentie zich herhalen. Als er geen actieve storingen zijn, zal het diagnoselampje constant één keer per seconde knipperen.

    De storingscodes resetten

    1. Draai het contactsleuteltje naar de stand DRAAIEN.

    2. Verwijder de connector met één pin uit de connector met één contact (Figuur 55).

      g342081
    3. Steek de connector met één pin in de connector met één contact (Figuur 55).

      Note: Het diagnoselampje knippert constant één keer per seconde.

    De diagnosemodus verlaten

    1. Draai het sleuteltje op UIT (Figuur 56).

      g341833
    2. Verwijder de connector met één pin uit de connector met één contact (Figuur 57).

      g342082
    3. Steek de connector met één pin en de connector met één contact in de bevestigde dop (Figuur 57).

    Reiniging

    De machine schoonmaken

    Important: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken.

    Important: Was de machine nooit met een hogedrukreiniger.

    • Was de machine met een mild reinigingsmiddel en water.

    • Gebruik niet te veel water, zeker niet in de buurt van het bedieningspaneel.

    Afval afvoeren

    Motorolie, motor en batterijen van de afstandsbediening zijn milieuvervuilend. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften.

    Stalling

    Veiligheid tijdens opslag

    Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt.

    De machine stallen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, verwijder het sleuteltje uit het contact, wacht tot alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en verwijder de bougie.

    2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.

      Important: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Vermijd het gebruik van teveel water.

    3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter.

    4. Ververs de olie in het carter; zie Olie verversen.

    5. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren.

    6. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling:

      1. Voeg een stabilisator/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilisator op. Gebruik geen stabilisator op alcoholbasis (ethanol of methanol).

        Note: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt.

      2. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      3. Zet de motor af, laat hem afkoelen en laat de brandstoftank leeglopen; zie Onderhoud van de brandstoftank.

      4. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat.

      5. Choke de motor. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start.

      6. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Recycle volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

      Important: Bewaar brandstof die stabilisator/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilisator.

    7. Verwijder de bougie(s) en controleer haar (hun) toestand; zie Bougies controleren. Nadat de bougie(s) uit de motor is (zijn) verwijderd, giet u 2 eetlepels motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken.

    8. Controleer alle bevestigingen en zet ze vast. Repareer of vervang versleten of ontbrekende delen.

    9. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur.

    10. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar dit buiten bereik van kinderen of onbevoegde personen. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.