Inleiding

Deze maai-eenheid is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen, sportvelden en commerciële terreinen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g282039

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Voor meer informatie, zie de inbouwverklaring aan het einde van deze handleiding.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395 en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute).

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen.

  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Maai-eenheid/maai-eenheden neerlaten.

    • Schakel de aandrijvingen uit.

    • Stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig).

    • Zet de motor uit en verwijder het sleuteltje (indien aanwezig).

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheid van de maai-eenheid

  • De maai-eenheid is slechts een volledige machine wanneer deze gemonteerd is op een tractie-eenheid. Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid zorgvuldig voor de volledige instructies over het veilig gebruik van de machine.

  • Stop de machine, verwijder het sleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en onderdelen.

Veiligheid van de messen

Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

  • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

  • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.

  • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal94-6304
decal94-6305
decal137-9706

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De maai-eenheid uit de doos halen

  1. Snij de vier hoeken van de doos open zodat de zijden op de grond komen te liggen.

  2. Verwijder de beschermdoppen van de wielnaven.

    Note: Bewaar de beschermdoppen. Monteer ze op de wielnaven om te voorkomen dat er bij het slijpen van de messenkooi stof in het wiellager komt.

De wielen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Wiel2
Inbusbout4
Borgring4
  1. Verwijder de beschermdoppen van de wielnaven.

  2. Monteer de aandrijfwielen met tapbouten en borgringen (Figuur 3).

    g026925

Algemeen overzicht van de machine

Gewicht11 messen7 messen5 messen(alle met semipneumatische banden van 40,6 cm en zonder trekstang)114 kg112 kg110 kg
Breedte 1,054 m met ijzeren wielen, 1,143 m met semipneumatische banden
Hoogte40,6 cm of 45,7 cm naargelang de wielen

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het contact tussen het ondermes en de messenkooi afstellen.

Important: Nadat u de maai-eenheid hebt geconfigureerd en op het sleepframe hebt gemonteerd, moet u het contact tussen het ondermes en de messenkooi afstellen. Stel het contact tussen het ondermes en de messenkooi af met de maai-eenheid op het te maaien gras. U moet immers de druk van het gras tegen de onderkant van het ondermes simuleren om een juiste afstelling te verzekeren. Om scherpe snijranden te verkrijgen, moeten het ondermes en de messenkooi licht contact maken.

  1. Ga achter de maai-eenheid staan.

  2. Zet de vrijgaveknoppen van de messenkooi vrij (Figuur 4). Draai de messenkooi voorzichtig naar achteren en controleer of ze vrij kan bewegen.

  3. Terwijl u de messenkooi achterwaarts draait, moet u de verstelknop van het ondermes linksom draaien (Figuur 4) tot het ondermes de messenkooi niet meer raakt.

    g026930
  4. Draai de messenkooi achterwaarts en draai de verstelknop één klikinstelling tegelijk rechtsom (Figuur 4) tot het ondermes de messenkooi licht raakt of u een ruisend geluid hoort.

    Note: U kunt de veerarm (klikinrichting) zo afstellen dat de klikvergrendeling duidelijker wordt; zet hiervoor de tapbouten losser waarmee de veerarm aan de houder van de stelarm is bevestigd tot u een duidelijke klik hoort wanneer u de verstelknop draait. Zet vervolgens de tapbouten weer vast.

  5. Controleer de vrije loop van de messenkooi door deze nogmaals achterwaarts te draaien. De messenkooi moet een tot twee volledige omwentelingen maken. Minder dan een omwenteling betekent dat het contact tussen ondermes en messenkooi te groot is; maak het contact lichter aan de hand van stap 1, 3 en 4.

  6. Aan het begin van de werkdag, bij koude messenkooien, schakelt u de vrijgaveknoppen van de messenkooi in (Figuur 4). Laat de maai-eenheden 15 tot 20 minuten draaien zodat het ondermes en de messenkooi de normale bedrijfstemperatuur bereiken; schakel de maai-eenheden dan uit. Zet vervolgens de vrijgaveknoppen van de messenkooi vrij en draai de messenkooi achterwaarts. Is het contact juist afgesteld, dan hoort u een ruis; u mag geen klikkend geluid horen. Als u geen ruis hoort, dan moet u het ondermes en de messenkooi opnieuw afstellen; zie stap 3-5. Als de messenkooien verhitten bij gebruik, moet u echter stap 1-5 uitvoeren om te zorgen dat het ondermes en de messenkooi licht contact maken.

    Important: Stel het contact tussen het ondermes en de messenkooi nooit af als de maai-eenheden koud zijn; bij opwarming door gebruik kan het metaal immers uitzetten en aanleiding geven tot zwaar contact. Bij zwaar contact zal het ondermes onregelmatig slijten en een slechte maaikwaliteit opleveren. Als het ondermes en de messenkooi juist afgesteld zijn, maken ze echter licht contact, waardoor de slijtage tot een minimum beperkt blijft en de snijranden hun scherpte behouden. Stel het contact minstens om de vier bedrijfsuren opnieuw af, zelfs als de maaikwaliteit aanvaardbaar is. Als de maai-eenheden worden gebruikt in dun gras of een hoge omgevingstemperatuur, moet u het contact nog vaker controleren om zwaar contact tussen het ondermes en de messenkooi te voorkomen. Als de maai-eenheden een uur of langer stil hebben gestaan, moet u de machine weer 15 tot 20 minuten laten werken en dan controleren of er licht contact is.

Contact tussen ondermes en messenkooi afstellen

  1. Plaats de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak. Verwijder lak en vet van de randen van het ondermes en de maai-eenheid.

  2. Zet de vrijgaveknoppen vrij (Figuur 5) en zorg dat het ondermes de messenkooi niet raakt door de verstelknop van het ondermes linksom te draaien.

  3. Breng een lange strook krantenpapier aan tussen het mes van de messenkooi en het ondermes. Draai de messenkooi naar achteren en draai de verstelknop van het ondermes (Figuur 5) één klik tegelijk rechtsom tot het papier licht geklemd wordt, waarbij het doorgesneden wordt of er licht aan getrokken wordt.

    g026927
  4. Gebruik papier om over de gehele lengte van het ondermes het contact te controleren. Als u geen licht contact merkt, staat het ondermes niet evenwijdig met de messenkooi.

  5. Draai de moer van de linkerscharnierbout van de snijbalk ver genoeg los om de excentrische bout te kunnen draaien.

  6. Zet het ondermes evenwijdig met de messenkooi door aan de linkerscharnierbout van de snijbalk te draaien (Figuur 6). De linkerscharnierbout heeft een excentrische schroefdraad die werkt als een vertanding waarmee u de snijbalk in de hoogte kunt verstellen. Op de kop van de linkerscharnierbout staat een excentrische stip (Figuur 6) die de schroefdraad van de bout aangeeft. Staat de stip bovenaan (Figuur 6), dan is het linkeruiteinde van de snijbalk omhooggebracht. Naarmate u de bout rechtsom draait en de stip lager komt te staan, zakt ook het linkeruiteinde van de snijbalk. De indicatiestip moet bij het afstellen in de achterste stand (180 graden) staan.

    g026928
  7. Draai aan de scharnierbout van de snijbalk om deze in de hoogte te verstellen.

  8. Breng een lange strook krantenpapier aan tussen het mes van de messenkooi en het ondermes. Draai de messenkooi naar achteren en draai de verstelknop van het ondermes één klik tegelijk rechtsom tot het papier licht geklemd wordt, waarbij het doorgesneden wordt of er licht aan getrokken wordt.

  9. Als u over de volledige lengte van het ondermes een licht contact verkrijgt, zet u de moer van de scharnierbout vast terwijl u de bout op zijn plaats houdt. Controleer of de scharnierbout niet verplaatst raakte bij het aandraaien. Indien nodig moet u de instelling nogmaals afstellen.

    Important: Om te voorkomen dat het ondermes en de messenkooi beschadigd raken wanneer de maai-eenheden naar het sleepframe worden getransporteerd of erop worden gemonteerd, moet u de verstelknop van het ondermes linksom draaien tot het ondermes de messenkooi niet meer raakt.

De maaihoogte instellen

U kunt de maaihoogte in stappen van ongeveer 2,38 mm veranderen door de achterrol in de hoogte te verstellen.

  1. Zet de tapbouten waarmee de stelmoeren in de rolbeugels zijn bevestigd, los (Figuur 7).

    g026929
  2. Plaats de stelmoeren van de rol in de gewenste inkepingen en draai de tapbouten vast. Zorg dat er evenveel inkepingen zichtbaar zijn onder de stelmoeren.

  3. Als u een hogere maaihoogte wenst, kunt u met elke inkeping de maaihoogte met ongeveer 2,38 mm vergroten.

    Note: Dit zijn referentie-instellingen. De maai-eenheid zal het gras op een andere hoogte maaien naargelang de omstandigheden en het gewicht van de maai-eenheid.

  4. Om de maaihoogte fijner af te stellen of de rol te verstellen, kunt u de stelmoer een halve inkeping of 1,19 mm verplaatsen aan de hand van de volgende stappen:

    1. Verwijder de tapbout en de stelmoer waarmee de rolbeugel aan de tandwielkast is bevestigd. Verplaats de rolbeugel niet.

    2. Verplaats de tapbout en de stelmoer naar de bovenste opening in de tandwielkast.

    3. Schuif de rolbeugel naar wens een halve inkeping naar boven of beneden en draai de tapbout vast.

Tips voor bediening en gebruik

  • Maaisnelheid – De maai-eenheid is ontworpen om gras goed te maaien met snelheden tussen 1,6 en 9,66 km/u. Op de meeste gazons zullen rijsnelheden van 6,4 tot 9,66 km/u evenwel de beste maaikwaliteit opleveren. Verminder echter uw rijsnelheid als u een bocht maakt; als u te snel rijdt, zullen de buitenste maai-eenheden over het gras stuiteren. Oververhitting ten gevolge van een te hoog toerental van de messenkooi kan het ondermes en de messenkooi beschadigen. Aangezien het gras tijdens het werk zorgt voor de smering van het ondermes en de messenkooi, moet u trager werken als u dun of erg droog gras maait of het gras trimt. Geen of te weinig smering leidt tot oververhitting en daardoor zwaar contact tussen het ondermes en de messenkooi, hetgeen op zijn beurt resulteert in ongelijkmatige slijtage van het ondermes en een slechte maaikwaliteit. Messenkooien dienen dan ook uitgeschakeld en gestopt te worden voordat maaiers over parkeerterreinen of wegen worden getransporteerd en wanneer de smering minimaal is.

  • Maaihoogte – Om de werkelijke maaihoogte te bepalen, moet u de lengte van het te maaien gras controleren. Kies de maaihoogte en -frequentie zodat niet meer dan 1/3 van het gras wordt gemaaid. Als de maai-eenheid is uitgerust met pneumatische banden, dient u de bandenspanning op 2,413 bar te houden. Een lage bandenspanning kan ervoor zorgen dat het ondermes in het gras terechtkomt en het gazon scalpeert. Dat leidt waarschijnlijk tot een ongelijkmatig maaibeeld.

  • Bedrijfsgeluid – Een juist afgestelde maai-eenheid maakt tijdens het werk een ruisend geluid. Als u een gezoem, een geklik of metaalachtige geluiden hoort, dan werd de maai-eenheid waarschijnlijk gebruikt met zwaar contact tussen het ondermes en de messenkooi. Het is ook mogelijk dat de messenkooi of het ondermes een voorwerp heeft geraakt. Als de maai-eenheid lawaai maakt, moet u deze stoppen, repareren en afstellen om ernstige beschadiging te voorkomen.

  • Maaipatroon – Om liggend gras te voorkomen en een schoner maaibeeld te verkrijgen, moet u indien mogelijk telkens als een zone is gemaaid van maairichting veranderen.

Oorzaken van een slechte maaikwaliteit

  1. Contact tussen ondermes en messenkooi (Figuur 8) – Het ondermes moet licht contact maken met de messenkooi; zo blijven de snijranden scherp en bent u zeker van een uitstekende maaikwaliteit. Als de maai-eenheden echter geen licht contact maken, kunnen schurende materialen en gras tussen het ondermes en de messenkooi raken. Daardoor worden de snijranden van het ondermes en de messenkooi bot, waardoor de maaikwaliteit verslechtert. Als de snijranden bot worden, moet u het ondermes en de messenkooi wetten. Als de snijranden te bot geworden zijn, kan het nodig zijn om het ondermes en de messenkooi te slijpen en te wetten. Probeer nooit botte snijranden te compenseren door de verstelknop van het ondermes zo af te stellen dat er zwaar contact ontstaat, want het ondermes en de messenkooi zullen ongelijkmatig slijten en lijnen in het gras trekken.

    g026931

    Note: Als er lijnen in het gras getrokken worden, betekent dit dat het ondermes en de messenkooi ongelijkmatig of gegolfd slijten en dat de beide onderdelen te veel contact maken (Figuur 9). Stroken ongemaaid gras en een algemeen slechte maaikwaliteit zijn indicaties hiervan. Het ondermes en de messenkooi slijpen is de enige manier om de maai-eenheid in dat geval te repareren.

    g026932
  2. Lawaai – Een maai-eenheid met scherpe snijranden en een licht contact maakt een aangenaam ruisend geluid als de messenkooi draait. Als u echter een gezoem, een geklik of metaalachtige geluiden hoort, dan is het contact tussen het ondermes en de messenkooi van de maai-eenheid waarschijnlijk te groot. Zwaar contact veroorzaakt ongelijkmatige of golfvormige slijtage van de snijranden van het ondermes en de messenkooi. Zijn het ondermes en de messenkooi beschadigd, dan moet u deze slijpen. Ook als het ondermes en de messenkooi juist afgesteld zijn en licht contact maken, zullen na verloop van tijd groeven ontstaan aan de beide uiteinden van het ondermes. Deze groeven moet u afronden of gelijk vijlen met de snijrand van het ondermes ten behoeve van een soepele werking.

  3. Losse messenkooilagers – Als u vermoedt dat de messenkooilagers losgekomen zijn, controleer ze dan onmiddellijk om ernstige beschadiging te voorkomen; zie het hoofdstuk Messenkooilagers afstellen.

  4. Een voorwerp raken – Als u een vreemd voorwerp raakt, kunnen de snijranden van het ondermes en de messenkooi schade oplopen. Lichte beschadiging kunt u ter plaatse repareren. Vijl eerst uitstekende gedeelten op het ondermes en de messenkooi af (Figuur 10). Recht gebogen messen met een bolkophamer. Omdat het ondermes bij een botsing doorgaans weggeslagen wordt van de messenkooi, moet het ondermes afgesteld worden; zie Ondermes evenwijdig zetten met de messenkooi.

    g026933

Onderhoud

Smering

De maai-eenheid smeren

Elke maai-eenheid is voorzien van 4 smeernippels (Figuur 11) die u om de 8 bedrijfsuren moet smeren met nr. 2 lagervet voor zwaar gebruik.

g026934

Note: Gebruik geen hogedrukslang om zones schoon te maken waar zich afdichtingen of lagers bevinden, want waarschijnlijk wordt daarbij vuil in het lager gedreven. Daardoor zullen afdichtingen en lagers snel verslijten. Smeer de maai-eenheid onmiddellijk nadat u deze hebt gewassen. Hierdoor wordt het water afgevoerd uit de lagers en wordt hun levensduur verlengd.

  1. Veeg alle smeernippels af met een schone doek.

  2. Breng het smeervet aan. Als u druk voelt tijdens het smeren van de rol, is de lagerholte tussen de afdichtingen vol.

    Important: U moet dan stoppen met smeermiddel toevoegen, of de binnenste lagerafdichting kan beschadigd raken.

  3. Veeg overtollig vet weg.

De olie in de tandwielkast controleren

  1. Plaats de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak.

  2. Zet de achterkant van de maai-eenheid op blokken zodat u een afstand verkrijgt van ongeveer 26 cm tussen de onderkant van de tandwielkast die uitsteekt achter de rolbeugel en het horizontale oppervlak (Figuur 12).

    g026926
  3. Verwijder de vulplug uit de binnenkant van elke tandwielkast (Figuur 12). Controleer het oliepeil in de tandwielkast; het moet tot de onderkant van de vulopening reiken. Als de olie tot de onderkant van de opening reikt, plaats dan de vulplug.

    Important: Controleer op olielekken die het gevolg zijn van een versleten of onjuist aangebrachte O-ring of pakking, en ga na of de zijplaatbouten vastzitten. Voer alle reparaties uit voordat u olie toevoegt aan de tandwielkasten.

  4. Als het oliepeil te laag is, vult u de tandwielkast met 80W-90 transmissieolie tot deze net niet overstroomt, en plaatst u de vulplug.

    Important: Giet de tandwielkast niet te vol.

De olie van de tandwielkast vervangen

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Jaarlijks
  • Tap de rechter- en linkertandwielkast af en reinig ze.
  • De tandwielkasten zijn in de fabriek volledig gevuld met olie. Eens per seizoen moet u de rechter- en linkertandwielkast aftappen en reinigen. Wanneer de tandwielkasten schoon zijn, voegt u 80W-90 transmissieolie toe; zie De olie in de tandwielkast controleren.

    De wielnaven controleren

    1. Verwijder de wielen.

    2. Draai de wielnaaf (Figuur 13) om de afstelling van het lager te controleren. U moet een lichte weerstand voelen als u de naaf draait. Als u geen weerstand voelt, moet u de moer van de wielnaaf (Figuur 13) aandraaien tot u wel een kleine weerstand voelt bij het ronddraaien van de naaf.

      g026924

      Important: Draai de moer van de wielnaaf niet te stevig aan, want dan gaat het lager snel slijten.

    3. Controleer de O-ring om schade uit te sluiten en zorg dat hij op zijn plaats zit binnenin de wielnaaf (Figuur 13).

      Important: Een beschadigde of onjuist gemonteerde O-ring laat olie uit de tandwielkast door. Als een bepaalde hoeveelheid olie lekt, is de kans op mechanische schade groot.

    4. Als de machine is uitgerust met pneumatische banden, breng de bandenspanning dan op 2,413 bar.

    5. Monteer de aandrijfwielen met tapbouten en borgringen (Figuur 14).

      g026925

    Het bevestigingsmateriaal en de messenkooilagers controleren

    1. Draai aan de middelste verstelknop tot het ondermes de messenkooi niet meer raakt. Probeer de messenkooi te draaien. Als de messenkooi niet draait, stel dan de wiellagers af; zie De lagers van de messenkooi afstellen in het hoofdstuk Onderhoud. Als de messenkooi vrij ronddraait, gaat u verder met de volgende stap.

    2. Probeer de messenkooi heen en weer te draaien. Als u de messenkooi kunt draaien, stel dan de lagers van de messenkooi af; zie De lagers van de messenkooi afstellen .

    3. Controleer alle moeren, bouten en schroeven en draai ze goed aan zodat alle onderdelen stevig vastzitten.

    De lagers van de messenkooi afstellen

    Als de messenkooi eindspeling vertoont of als de maai-eenheid gedemonteerd werd, moet u mogelijk het lager van de messenkooi afstellen.

    1. Verwijder de 4 schroeven waarmee het linkerwiel aan de wielnaaf is bevestigd en verwijder het wiel. Plaats het wiel ter ondersteuning onder de tandwielkast.

    2. Zet de achterkant van de maai-eenheid op blokken zodat u een afstand verkrijgt van 17,8 tot 20,3 cm tussen de onderkant van de tandwielkast die uitsteekt achter de rolbeugel en het horizontale oppervlak.

    3. Verwijder de 3 tapbouten waarmee het inspectieluik aan het deksel van de tandwielkast is bevestigd.

    4. Draai de stelmoer in kleine stappen rechtsom op de messenkooias tot de messenkooi geen eindspeling meer vertoont.

      Note: Zorg dat de messenkooi niet kan draaien.

    5. Wanneer er geen eindspeling meer is, draait u de moer nog een kwartslag om het lager voor te belasten.

    6. Monteer het inspectieluik en het wiel.

    De maai-eenheid slijpen

    Note: Raadpleeg voor meer informatie over het slijpen Toro’s Handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en roterende messen, documentnr. 09168SL.

    Slijp nieuwe en oude ondermessen terwijl ze bevestigd zijn aan de snijbalk; dit zorgt voor stevigheid tijdens het slijpen en verzekert een recht mes. Raadpleeg Figuur 15 voor het slijpen van de messen en zorg dat u de vrijloophoeken zo dicht mogelijk benadert. Voorkom bij het slijpen zwaar contact tussen het mes en de slijpschijf. Bij zwaar contact ontstaat oververhitting, waardoor de slijpschijf vroegtijdig verslijt en het mes minder lang meegaat.

    g026935

    Het raakvlak en de vrijloophoek van het messenkooimes worden aangegeven in Figuur 16. Het raakvlak is het deel van het messenkooimes dat het ondermes raakt en het gras met een schaarbeweging maait. De vrijloophoek of slijphoek wordt in het messenkooimes geslepen om vrije tussenruimte te bieden achter het raakvlak en om de weerstand of wrijving te verminderen. De aanbevolen vrijloophoek is 15 graden.

    g026936

    Note: Naarmate een messenkooi maait, zal het raakvlak van het mes breder worden tot het uiteindelijk de volledige breedte van het mes beslaat. Dit is normaal en wil niet zeggen dat de messenkooi opnieuw geslepen moet worden om goed te werken. Een maai-eenheid met messen waarvan het raakvlak de hele breedte beslaat, kan toch goed werken, maar u moet wel regelmatig de afstelling controleren om scherpe snijranden te behouden.Als de messenkooi en het ondermes geslepen zijn, moet u de volgende afstellingen uitvoeren:

    1. Stel de maaihoogte in.

    2. Stel het contact tussen ondermes en messenkooi af.

      Note: Als de messen van de messenkooi voortdurend tegen het ondermes aanlopen zal er op het oppervlak van de voorste snijrand van het ondermes over de gehele lengte een lichte braam ontstaan. Als u de voorste snijrand af en toe bijvijlt om de braam te verwijderen, zullen de maairesultaten verbeteren.

      Als de randen van het messenkooimes en het ondermes licht afgerond zijn en geen diepe inkepingen vertonen, kan wetten met wetpasta voldoende zijn om de randen en pasvorm te herstellen. Vaak denken gebruikers dat een maai-eenheid geslepen moet worden, terwijl enkel wetten of afstelling van het lager van de messenkooi of het ondermes nodig is.

    De maai-eenheid wetten

    Bereid de maai-eenheid als volgt voor op het wetten:

    1. Verwijder het rechterwiel.

    2. Plaats het wiel ter ondersteuning onder de tandwielkast.

    3. Verwijder het deksel van het rondsel van de messenkooi (Figuur 17).

      g026937
    4. Schakel de messenkooi uit.

    5. Sluit de koppeling van de wetmachine aan op de moer aan het uiteinde van de messenkooias.

      Gebruik wetpasta van een goede klasse. Gebruik een gemiddelde korrel voor het voorlappen en een fijne korrel voor de afwerking. Het strekt tot aanbeveling een oplossing te gebruiken van 1 deel vloeibaar wasmiddel en 2 delen wetpasta. De vloeibare oplossing maakt het wegspoelen van de pasta na het werk veel makkelijker. U kunt ook in water oplosbare olie gebruiken als draagstof.

      Note: Zorg dat de wetoplossing vloeibaar blijft om een gelijkmatige verspreiding over het ondermes en de messenkooi te verkrijgen.

      Het wetten verloopt als volgt:

    1. Stel het ondermes zo af dat het licht contact maakt met de messenkooi.

    2. Draai de wetmachine zodat de messenkooi achteruitdraait. Breng voortdurend wetoplossing aan en zorg dat het ondermes de messenkooi licht blijft raken.

    3. Stop de wetmachine nu en dan om te controleren of de snijvlakken scherp zijn. Blijf wetten tot de snijranden opnieuw scherp zijn.

      Note: Als de snijranden erg bot zijn, moet u mogelijk zowel slijpen als wetten.

    4. Spoel de wetoplossing weg. Gebruik papier om te controleren of de messenkooimessen over de gehele lengte scherp zijn. Als het papier niet over de gehele lengte van elk messenkooimes netjes doorgesneden wordt, moet u verdergaan met wetten.

    Het ondermes vervangen

    1. Om het ondermes te vervangen, moet u de 11 schroeven verwijderen waarmee het mes aan de snijbalk is bevestigd.

    2. Verwijder roest, aanslag en corrosie van het oppervlak van de snijbalk en breng er een laagje olie op aan.

    3. Maak de schroefdraad schoon.

    4. Breng anti-seizemiddel aan op de schroeven en monteer het ondermes als volgt op de snijbalk (Figuur 18):

      g282051
      1. Draai de 2 buitenste schroeven vast met een torsie van 1 N·m; zie Figuur 19.

      2. Draai de schroeven vast met een torsie van 23 tot 28 N·m; werk van het midden van het ondermes naar buiten toe; zie Figuur 19.

        g282050
    5. Slijp het ondermes terwijl het aan de snijbalk is bevestigd tot het recht is. Raadpleeg Toro’s Handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en roterende messen, documentnr. 09168SL.

    6. Als het ondermes geslepen en gerecht is, stelt u de messenkooi, de rol en het wiellager af; zie De messenkooi, de rol en het wiellager afstellen.

    De messenkooi, de rol en het wiellager afstellen

    Na de eerste 30 bedrijfsuren moet u het messenkooilager, het rollager en het wiellager controleren. Controleer deze onderdelen daarna om de 200 tot 250 bedrijfsuren. Stel indien nodig het messenkooilager af. Stel indien nodig het rollager af. Stel indien nodig het wiellager af.

    Onderhoud van de rol

    De rol demonteren

    1. Verwijder de beugels en ringen van de uiteinden van de rol en controleer de bussen.

    2. Verwijder de elastische eindmoer.

      Note: Nadat u de elastische eindmoer hebt verwijderd, schuift u de huls van de rolas. Leg het uiteinde van de rol omlaag in een opvangbak terwijl u de rolas uittrekt. Laat het smeersel uit de rol lopen.

    3. Als u de rolas gaat vervangen, verwijder dan de dubbele contramoeren.

    4. Verwijder de resterende huls en afdichtingen van de beide uiteinden van de rol.

    5. Verwijder de kegellagers van de uiteinden van de rol.

    6. Verwijder voorzichtig de lagerkappen.

    7. Verwijder de binnenpakkingen met een pakkingtrekker.

    De rol monteren

    1. Smeer een laagje olie op de lipjes van de binnenpakkingen. Monteer de binnenpakkingen op de uiteinden van de rol en zorg ervoor dat de garterveren naar binnen gericht zijn.

    2. Plaats de lagerkappen terug en breng de kegellagers aan in de rol.

    3. Smeer een laagje olie op de lipjes van de buitenpakkingen. Monteer de buitenpakkingen op de uiteinden van de rol en zorg ervoor dat de garterveren naar binnen gericht zijn.

    4. Schuif 1 huls op de rolas tegen de dubbele contramoeren.

    5. Omwikkel de schroefdraad van de rolas met cellofaantape om de pakkingen te beschermen en schuif de as voorzichtig door de rechterkant van de rol. Schuif de rolas in de rol tot deze door de binnenste oliepakking aan de rechterkant gaat.

    6. Giet ongeveer 0,5 liter SAE 90 of 140 transmissieolie in de rolbehuizing.

    7. Nadat u de olie toegevoegd hebt, drukt u de rolas voorzichtig door de gehele rol. Verwijder de cellofaantape.

    8. Monteer de huls op de rolas en schuif hem tegen het kegellager.

    9. Breng de elastische eindmoer aan en borg deze door de dubbele contramoeren tegen te houden. Zet de elastische eindmoer vast.

      Note: Draai de elastische eindmoer vast tot de rolas en de lagers axiaal nog radiaal kunnen bewegen. Zorg dat de rol vrij op de as kan bewegen.

    10. Smeer de lagers met nr. 2 lagervet voor zwaar gebruik.

    11. Monteer de ringen en monteer de linker- en rechterbeugel en de bussen.

      Important: Wanneer u de maai-eenheid volledig gemonteerd hebt, is het belangrijk de volgende afstellingen uit te voeren:

      1. Controleer de lagers van de messenkooi en het bevestigingsmateriaal.

      2. Stel de maaihoogte in.

      3. Stel het contact tussen ondermes en messenkooi af.