Inleiding

Dit maaidek met draaiende messen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Op Afbeelding 1 ziet u de locatie van het model- en serienummer op het product. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

g310316

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

De maaier met modelnummer 30456 voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen als de CE-conformiteitsset (model 30658) wordt gemonteerd op de maai-eenheid. Modelnummer 30353 vereist de CE-conformiteitsset model 30685, 30457 vereist CE-conformiteitsset 30683, 30481 vereist CE-conformiteitsset 30679. Zie voor bijkomende details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de B71.4-2017 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI) en de EN-norm ISO 5395.

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen.

  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Maai-eenheid/maai-eenheden neerlaten.

    • Schakel de aandrijvingen uit.

    • Stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig).

    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheid van de maai-eenheid

  • De maai-eenheid is slechts een volledige machine wanneer deze gemonteerd is op een tractie-eenheid. Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid zorgvuldig voor de volledige instructies over het veilig gebruik van de machine.

  • Stop de machine, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en onderdelen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal93-6687
decal93-6696
decal93-6697
decal93-7818
decal107-2908
decal107-2916
decal112-1461
decal117-4979
decal120-6604
decal133-8061

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het afstandsstuk van het pedaal monteren

Voor maaidekken van 152 cm en 157 cm op Groundsmaster 360 machines

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Afstandsstuk van pedaal1
Bout (⅜" x 2½")1

Note: Deze procedure is enkel voor maaidekken van 152 cm en 157 cm die zijn gemonteerd op Groundsmaster 360 machines.

  1. Verwijder het bestaande afstandsstuk van de machine zoals getoond in Figuur 3.

  2. Monteer het nieuwe afstandsstuk van het pedaal met de nieuwe bout (⅜" x 2½") en het aanwezige bevestigingsmateriaal; zie Figuur 3.

    g309408

De bestaande maai-eenheid verwijderen (indien aanwezig)

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met de maai-eenheid volledig omhooggebracht. Schakel de motor uit, schakel de parkeerrem in, en verwijder het contactsleuteltje.

    Note: Als de maai-eenheid omhooggebracht is, staat er minder spanning op de torsieveer van de trekkoppeling (Figuur 4), waardoor het makkelijker is om de trekkoppelingen van de machine los te maken.

    g017279
  2. Maak de trekkoppelingen aan beide kanten van de machine los (Figuur 4).

    Voorzichtig

    De torsieveren van de trekkoppelingen kunnen deze laten draaien tijdens het verwijderingsproces.

    Wees voorzichtig bij het losmaken van de trekkoppelingen.

    1. Verwijder de borstbout waarmee de bevestigingspen aan het draagframe is bevestigd (Figuur 4).

    2. Schuif voorzichtig de bevestigingspen uit het draagframe en de trekkoppeling (Figuur 4).

  3. Let met het oog op de hermontage op de locatie van de maaihoogtepen in de maaihoogtebeugel (Figuur 5). Verwijder de maaihoogtepen uit de maaihoogtebeugel.

    g017278
  4. Start de motor, laar de maai-eenheid neer op de grond, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    Note: De maai-eenheid neerlaten op stutmateriaal vergemakkelijkt het verwijderen van de maai-eenheid.

    Waarschuwing

    Als de motor wordt gestart en de aandrijfas van de aftakas kan draaien, kan dit ernstig lichamelijk letsel en schade aan de machine tot gevolg hebben.

    • Wanneer de aandrijfas is afgekoppeld van de maai-eenheid, mag u de motor niet starten en de aftakasschakelaar niet inschakelen.

    • Wanneer de aandrijfas afgekoppeld is van de maaier, verwijdert u de zekering F1 (15 A) uit de zekeringhouder om te voorkomen dat de koppeling van de aftakas per ongeluk wordt ingeschakeld.

  5. Koppel de eindgaffel van de aandrijfas van de aftakas los van de tandwielkastas van de maai-eenheid:

    1. Verwijder de rolpen uit het eindjuk en de as van de tandwielkast (Figuur 6).

      g012230
    2. Draai de 2 inbusbouten en borgmoeren los (Figuur 6).

    3. Schuif het aandrijfaseindjuk van de as van de tandwielkast.

      Note: Breng de aandrijfas omhoog en bevestig hem aan het frame.

  6. Verwijder de 4 ringpennen en gaffelpennen waarmee de hefkettingen aan de bevestigingsgaffels op de maaier zijn bevestigd (Figuur 4).

  7. Schuif de maai-eenheid bij de machine vandaan.

    Note: U moet misschien de voorkant van de tractie-eenheid omhoogbrengen om de maai-eenheid weg van de machine te bewegen.

De nieuwe maai-eenheid plaatsen

  1. Schuif de nieuwe maai-eenheid onder het draagframe van de machine.

  2. Monteer de 4 gaffelpennen en ringpennen om de hefkettingen van de maai-eenheid aan de afstelgaffels op de maaier te bevestigen (Figuur 4).

  3. Maak het eindjuk van de aandrijfas van de aftakas vast aan de tandwielkast van de maai-eenheid; raadpleeg de volgende stappen:

    1. Zorg ervoor dat de sleuf en de rolpengaten van het aandrijfasjuk overeenkomen met de as van de tandwielkast.

    2. Schuif het aandrijfaseindjuk op de as van de tandwielkast.

    3. Bevestig het eindjuk van de aandrijfas met de rolpen aan de as van de tandwielkast (Figuur 6).

    4. Draai de borgmoeren vast om het eindjuk aan de as van de tandwielkast te bevestigen (Figuur 6). Draai de borgmoeren vast met een torsie van 20 tot 25 N·m.

  4. Start de motor en breng de maai-eenheid volledig omhoog. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.

    Note: Plaats een houten blok of een andere wig onder de koppelingen om deze in de geheven stand te houden.

    Voorzichtig

    De torsieveren van de trekkoppelingen kunnen deze laten draaien tijdens de montage.

    Wees voorzichtig bij het bevestigen van de trekkoppelingen aan de machine.

  5. Zorg ervoor dat de trekkoppeling overeenkomt met het draagframe en bevestig de koppeling met de borgpen (Figuur 4). Bevestig de borgpen aan het frame met de borstbout (Figuur 4).

  6. Breng de maaihoogtepen op de gewenste maaihoogte aan in de maaihoogtebeugel (Figuur 5).

  7. Smeer de smeernippels van de aandrijfas.

  8. Plaats de F1 zekering (15 A) in de zekeringhouder.

Gelijkstellen van de maai-eenheid

Gelijk instellen in de breedte

  1. Plaats de machine op een vlakke ondergrond op de vloer van de werkplaats en laat de maai-eenheid zakken.

  2. Zet de gashendel op de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje.

  3. Stel de maai-eenheid in op een maaihoogte van 127 mm.

  4. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor meer details.

  5. Controleer op kromme messen; zie Controle op kromme messen.

  6. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  8. Draai aan de contramoeren waarmee de gaffels/kettingen van de maaier zijn bevestigd aan de maaier, totdat de maai-eenheid horizontaal staat (Figuur 7).

    g004497

Gelijk instellen in de lengte

De schuinstand van de maai-eenheid is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Een messchuinstand van 8 tot 11 mm is aanbevolen (dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 8 tot 11 mm hoger is dan de voorkant).

  1. Zet de maai-eenheid op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op LANGZAAM, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

  2. Draai het middelste mes zodat dit recht naar voren wijst.

  3. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  4. Draai deze rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes aan de achterkant van de maai-eenheid.

  5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.

  6. Draai aan de contramoeren waarmee de gaffels/kettingen van de maaier (Figuur 7) vastzitten om de achterkant van de maai-eenheid hoger te zetten, zodat de schuinstand 8 tot 11 mm is.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Afstelling

Maaihoogte instellen

De maaihoogte kan worden ingesteld van 2,5 tot 15,8 cm in stappen van 6 mm door de aanslagpen in verschillende openingen te plaatsen.

  1. Laat de motor lopen, druk de hefschakelaar naar achteren totdat de maai-eenheid volledig is opgeheven, en laat de schakelaar dan onmiddellijk los (Figuur 8).

    g014263
  2. Om de maaihoogte in te stellen, moet u de aanslagpen draaien totdat de stomp ervan zich op één lijn bevindt met de gleuven in de openingen in de maaihoogtebeugel, en deze verwijderen (Figuur 8).

  3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die correspondeert met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 8).

    Note: Er zijn 4 rijen met openingen (Figuur 8). In de bovenste rij vindt u de maaihoogte die staat aangegeven boven de pen. De tweede rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 6 mm. De derde rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 12 mm. De onderste rij is voor de aangegeven maaihoogte plus 18 mm. Voor de stand van 15,8 cm is er slechts 1 opening, deze bevindt zich in de tweede rij. Hiermee wordt de stand van 15,8 cm niet verhoogd met 6 mm.

  4. Stel de antiscalpeerrollen en glijders naar wens af.

De glijder(s) afstellen

Monteer de glijders in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

Note: Bij een Guardian® maaier kunt u versleten glijders omdraaien en op de andere kant van de maai-eenheid monteren. Hierdoor kunt u de glijders langer gebruiken voordat u deze moet vervangen.

  1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Draai de schroef aan de voorzijde van elke glijder los. Guardian maaiers beschikken over 2 glijders en maai-eenheden met zijafvoer over 1 (Figuur 9).

    g004479
  4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder.

  5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren.

    Note: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een Guardian maaier worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van de maai-eenheid worden.

  6. Draai de schroef vooraan elke glijder aan tot 9 à 11 N·m.

Antiscalpeerrollen afstellen

Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in.

  1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de flensmoer, de lagerbus, het afstandsstuk en de bout verwijderen om de rollen in te stellen (Figuur 10).

    g004483
  4. Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte (Figuur 11).

    g004658
  5. Monteer de flensmoer, de lagerbus, het afstandsstuk en de bout. Vastdraaien met een torsie van 54 tot 61 Nm (Figuur 10).

Rollen instellen

Monteer de rollen in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

  1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

  2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

  3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen.

  4. Maak de bevestigingen los waarmee de rollen vastzitten aan de maai-eenheid, en zet de rollen naar wens hoger of lager; zie Figuur 12 tot en met Figuur 16 voor zover van toepassing op uw maai-eenheid.

    Note: U moet misschien de voorrol verwijderen voor bepaalde Groundsmaster 7200 en 7210 modellen.

    g004487
    g004926
    g004923
    g004925
    g004924
  5. Monteer de bevestigingen zoals wordt getoond.

Tips voor bediening en gebruik

SNEL-stand gashendel/Rijsnelheid

Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine en het maaidek te behouden, moet u de gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid als de belasting van de maaimessen verhoogt. Verhoog de rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt.

Maairichting

Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.

Maaisnelheid

Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.

Gras niet te kort afmaaien

Als de maaibreedte van de maai-eenheid groter is dan die van de maaier die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.

Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden

Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.

Important: Als u meer dan ⅓ van de grassprieten moet maaien, bij dun lang gras of in droge omstandigheden wordt het gebruik van messen met een platte vleugel aanbevolen om rondvliegend kaf en vuil te verminderen en de druk op de maai-aandrijving niet te hoog te laten oplopen.

Lang gras

Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.

De maai-eenheid schoonhouden

Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van de maai-eenheid. Als zich gras en vuil in de maai-eenheid ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.

Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem, maaidekken en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om het risico op brand te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

Onderhoud van maaimessen

Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Zie Onderhoud van de maaimessen.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Waarschuwing

Als u de machine opkrikt en op slechts één krik laat steunen terwijl u onder de maai-eenheid werkt, bestaat de kans dat de krik omvalt zodat het maaidek naar beneden valt waarbij u of omstanders worden verpletterd.

Plaats de machine altijd op minstens 2 assteunen als u de machine hebt opgekrikt.

Voorzichtig

Boven op de maai-eenheid bevinden zich 2 verbindingen die zijn bevestigd aan het frame. Deze verbindingen zitten vast aan een torsieveer die onder spanning staat (Figuur 17). Als u de verbinding losmaakt, komt de opgeslagen energie in de torsieveer vrij, waardoor de verbindingen in beweging kunnen komen en daarbij handen of vingers kunnen verwonden.

Wees voorzichtig als u de maai-eenheid verwijdert van het frame, en zet de verbindingen vast voordat u deze losmaakt van het frame.

g004920

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • De conditie van de drijfriemen van de maaimessen op de maai-eenheid controleren.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • De maaimessen controleren.
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Vet in de smeernippels van de lagers en lagerbussen spuiten.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Werking van Interlocksysteem controleren       
    Controleren of de grasgeleider omlaag staat (indien van toepassing)       
    Werking van de parkeerrem controleren       
    Brandstofpeil controleren       
    Bandenspanning controleren       
    Werking van instrumenten controleren       
    De conditie van maaimessen controleren       
    Vet in alle smeerpunten spuiten1       
    Beschadigde lak bijwerken       

    1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Smering

    Lagers en lagerbussen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Vet in de smeernippels van de lagers en lagerbussen spuiten.
  • De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. De lagers en de lagerbussen moeten elke dag worden gesmeerd als de machine in zeer stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval.

    1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.

    2. Spuit vet in de nippels.

    3. Veeg overtollig vet weg.

    g004645
    g004646

    Note: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde wasmethoden. Was de machine niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers of pakkingen.

    Drijfriemen van maaimessen vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • De conditie van de drijfriemen van de maaimessen op de maai-eenheid controleren.
  • De drijfriemen van de maaimessen, die worden gespannen door de veerbelaste spanpoelie, zijn vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riemen zullen echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, slechte maaikwaliteit, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riemen als u deze zaken constateert.

    1. Zet de maai-eenheid op de maaihoogte-instelling van 1 inch, zet de gashendel op LANGZAAM, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten. Zet de drijfriemkappen weg.

    3. Trek de spanpoelie weg van de bovenste drijfriem (Figuur 20) om deze te ontspannen en laat de drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap.

      g004486
    4. Leg de nieuwe riem rond de poelie van de tandwielkast, de onderste aspoelies en de spanpoelie, zoals wordt getoond in Figuur 20.

    5. Leg de nieuwe riem rond de bovenste aspoelies en de spanpoelie, zoals wordt getoond in Figuur 20.

    6. Smeer alle smeerpunten van de maaier en de aandrijving van de maai-eenheid.

    7. Plaats de drijfriemkappen terug.

    Onderhoud van de maaimessen

    Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.

    Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.

    Veiligheid van de messen

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.

    • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.

    De maaimessen controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • De maaimessen controleren.
    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Controleer de snijranden (Figuur 21). Als de snijranden niet scherp zijn of inkepingen vertonen, moet u de messen verwijderen en deze slijpen. Zie Maaimessen slijpen (De maaimessen slijpen).

    4. Controleer de messen, in het bijzonder de vleugel (Figuur 21). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Figuur 21), moet u het mes direct vervangen.

      Gevaar

      Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.

      • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

      • Probeer nooit een krom mes te richten of een gebroken of gescheurd mes te lassen.

      • Vervang een versleten of beschadigd mes.

      g004653

    Controle op kromme messen

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 22). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, stand A, van de messen (Figuur 22). Noteer deze afstand.

      g004633
    4. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren.

    5. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in stap 3 hierboven. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 3 en stap 4 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren.

      Waarschuwing

      Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen.

      • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes.

      • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes.

    Maaimessen verwijderen

    Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen.

    Waarschuwing

    Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken.

    Draag handschoenen of wikkel een doek om de scherpe kanten van het mes.

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal los en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen.

    4. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as; raadpleeg Figuur 25 in Maaimessen monteren.

    De maaimessen slijpen

    Waarschuwing

    Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken.

    Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt.

    1. Slijp de snijranden aan beide uiteinden van het mes (Figuur 23). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert.

      g000276
    2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 24). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 25). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.

      g000277

    Maaimessen monteren

    1. Monteer het mes op de as (Figuur 25).

      Important: Het gebogen deel van het mes moet naar boven naar de binnenzijde van de maai-eenheid wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.

    2. Monteer de antiscalpeerplaat en de mesbout (Figuur 25).

      g004480
    3. Draai de mesbout vast met een torsie van 115-150 N·m.

    Ongelijke meshoogte corrigeren

    Als maaibanen ongelijk worden gemaaid, moet u dit als volgt corrigeren:

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de maai-eenheid op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op LANGZAAM, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

    3. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    4. Controleer op kromme messen.

    5. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken.

    6. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

    7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

    8. Draai aan de contramoeren waarmee de gaffels/kettingen van de maai-eenheid zijn bevestigd aan de maaier, totdat de maai-eenheid horizontaal staat (Figuur 26).

      g325709

    Grasgeleider vervangen

    Waarschuwing

    Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. U kunt ook in contact komen met het mes.

    • Gebruik de machine nooit zonder mulchset of grasgeleider.

    • Zorg ervoor dat de grasgeleider omlaag is gebracht.

    1. Breng de maai-eenheid omlaag naar de grond, zet de gashendel op LANGZAAM, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Figuur 27). Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider.

      g004485
    3. Plaats het afstandsstuk en de veer tussen de beugels van de nieuwe grasgeleider (Figuur 27). Plaats het linker J-vormige haakeind van de veer achter de rand van de maai-eenheid.

      Note: Zorg ervoor dat het linker haakeind van de veer is geplaatst achter de rand van de maai-eenheid voordat u de bout monteert, zoals wordt getoond in Figuur 27.

    4. Monteer de bout en de moer. Plaats het rechter haakeind van de veer om de grasgeleider (Figuur 27).

      Important: De grasgeleider moet volledig omlaag kunnen klappen. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.

    Schoonmaken onder de maai-eenheid

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van de maai-eenheid.

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal naar de neutraalstand komen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Breng de maaidekken omhoog in de TRANSPORTSTAND.

    4. Gebruik een krik om de voorkant van de machine op te heffen en plaats deze op kriksteunen.

    5. Reinig de onderkant van de maai-eenheid grondig met water.

    Stalling

    1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal naar de neutraalstand komen en stel de parkeerrem in werking.

    2. Zet de gashendel in de stand LANGZAAM, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.

    3. Laat de motor afkoelen voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, stalt of repareert.

    4. Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten:

      • De onderkant van de maai-eenheid

      • Ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid

      • de aftakas,

      • alle smeernippels en draaipunten.

    5. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    6. Verwijder, slijp en balanceer de messen van de maai-eenheid. Monteer de messen en draai de bevestigingen van de messen vast met een torsie 115 tot 149 N·m.

    7. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.

    8. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.

    9. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Deuken herstellen.