Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Dit maaidek met klepelmessen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.
Als u service, originele Toro- onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.
Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Voor meer informatie, zie de inbouwverklaring aan het einde van deze handleiding.
CALIFORNIË
Proposition 65 Waarschuwing
Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de B71.4-2017 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI) en de veiligheidsrichtlijn 2006/46/EG.
Dit product kan handen of voeten afsnijden. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen.
Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.
Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.
Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.
Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.
Blijf uit de buurt van afvoeropeningen.
Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Maai-eenheid/maai-eenheden neerlaten.
Schakel de aandrijvingen uit.
Stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig).
Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
De maai-eenheid is slechts een volledige machine wanneer deze gemonteerd is op een tractie-eenheid. Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid zorgvuldig voor de volledige instructies over het veilig gebruik van de machine.
Stop de machine, verwijder het sleuteltje (indien aanwezig), laat de maai-eenheid neer en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.
Gebruik alleen door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en reserveonderdelen.
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen.
Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De messen uitsluitend vervangen of slijpen.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Note: Bewaar alle verwijderde onderdelen tenzij wordt aangegeven dat u ze mag weggooien.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de hefarmen in de laagste stand, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Wacht totdat alle onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of repareert.
Als een maai-eenheid is uitgerust, verwijdert u de maai-eenheid van de hefarmen van de machine; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw maai-eenheid.
Zorg ervoor dat de aftakas goed uitgelijnd is; raadpleeg de uitlijningsprocedure van de aftakas in de Gebruikerhandleiding van uw tractie-eenheid.
Important: Als de markeringen op de aandrijfas niet uitgelijnd zijn, kan er ernstige onevenwichtigheid optreden in het aandrijvingssysteem.
Als de hefarmen voor het cirkelmaaidek zijn gemonteerd op de tractie-eenheid, verwijdert u de hefarmen als volgt:
Breng de voorkant van de machine omhoog en verwijder de voorwielen van de machine; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.
Verwijder de 2 slotbouten en 2 moeren (⅜") waarmee de sensorbeugel aan de rechter hefarm is bevestigd (Figuur 3).
Verwijder de 2 bouten (⅜" x 1¼"), 2 moeren (⅜") en 2 kleine pennen waarmee de hefarmen aan de cilinders zijn bevestigd (Figuur 3).
Verwijder de moer en bouten waarmee de grote pennen zijn bevestigd aan de hefarmen zoals getoond in Figuur 4.
Verwijder de hefarmen en grote pennen van het frame van de machine (Figuur 5).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Zwenkwielvork | 2 |
Zwenkwielbout | 2 |
Lager | 4 |
Afstandsstuk van lager | 2 |
Grote borgmoer | 2 |
Zwenkwielarm | 2 |
Slotbout (M10) | 12 |
Borgmoer (M10) | 12 |
Klemkapje | 2 |
Afstandsstukken voor de maaihoogte | 14 |
Opvulstuk | 4 |
Monteer de zwenkwielen aan het zwenkwielvork zoals getoond in Figuur 6.
Note: Gebruik enkel de opening van de bovenste as; stel de positie van het zwenkwiel niet af.
Monteer elke zwenkwielarm aan de maai-eenheid met 6 slotbouten (M10) en 6 borgmoeren (M10) zoals getoond in Figuur 7; draai de borgmoeren vast met een torsie van 47 tot 57 N·m.
Monteer de zwenkwielen aan de maai-eenheid met een opvulstuk aan beide zijden van de naaf van de zwenkwielas zoals getoond in Figuur 8.
Note: U kunt de maaihoogte-instelling wijzigen door het aantal afstandsstukken aan elke zijde van de naaf van de zwenkwielas te veranderen; zie De maaihoogte instellen.
Zorg ervoor dat het maaidek horizontaal is; verplaats het maaidek naar een horizontaal oppervlak en plaats een waterpas horizontaal op de bovenkant van het maaidek.
Als het maaidek niet horizontaal is, plaatst u de opvulstukken op de zwenkwielas zodanig tot het horizontaal is.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Afvalscherm | 1 |
Beugel | 1 |
Popnagel | 5 |
Gebruik 5 popnagels om de beugel en het afvalscherm aan de vooras te monteren (Figuur 9).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Hefarm | 2 |
Grote pen | 2 |
Lange bout (⅜" x 2¾") | 2 |
Moer (⅜") | 6 |
Kleine pen | 2 |
Bout (⅜" x 1¼") | 2 |
Slotbout (⅜" x 1¼") | 2 |
Tapbout met zeskantkop (⅜" x 2¼") | 2 |
Ring (⅜") | 2 |
Flensborgmoer (⅜") | 2 |
Pen van hefarm | 2 |
Borgpennen | 2 |
Sensorbeugel | 1 |
Breng de voorkant van de machine omhoog en verwijder de voorbanden van de machine; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.
Monteer de hefarmen en grote pennen aan het frame van de machine (Figuur 10).
Bevestig de grote pen aan de hefarm met een paar moeren en bouten zoals getoond in Figuur 11.
Bevestig elk uiteinde van de cilinderstang aan elke hefarm met een kleine pen, bouten (⅜" x 1¼") en moer (⅜") zoals getoond in Figuur 12.
Note: Draai de hefarm met de hand om deze uit te lijnen met het uiteinde van de cilinderstang.
Bevestig de sensorbeugel aan de rechter hefarm met 2 slotbouten en 2 moeren (⅜") zoals getoond in Figuur 12.
Zorg ervoor dat de sensorbeugel niet in de weg zit van de sensor; zie De sensorbeugel afstellen.
Wanneer u de sensorbeugel monteert, moet u de beugel omhoogdraaien (zoals getoond in Figuur 12) alvorens deze vast te klemmen.
Lijn de maai-eenheid uit aan de voorkant van het frame van de machine en de aftakas.
Voer de volgende stappen uit om de aftakas aan de maai-eenheid te monteren:
Monteer het juk van de aftakas aan de as van de tandwielkast van de maai-eenheid zoals getoond in Figuur 13.
Monteer een tapbout met zeskantkop (⅜" x 2¼") door een ring (⅜") en de opening in het aandrijfasjuk (Figuur 13), en bevestig de tapbout met een flensborgmoer (⅜").
Monteer vanuit de tegenovergestelde richting een tapbout met zeskantkop (⅜" x 2¼") door een ring (⅜") en de opening in het aandrijfasjuk (Figuur 13) en bevestig de tapbout met een flensborgmoer (⅜").
Draai de borgmoeren in stappen aan met een torsie van 61 N·m. Doe dit in een alternerend patroon.
Important: Zorg ervoor dat de bouten van het juk van de aftakas worden vastgedraaid met de gespecificeerde torsie. Als de bouten niet met de juiste torsie zijn vastgedraaid, zullen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
Important: Wanneer u de aftakas verwijdert van de tandwielkast, moet u nieuwe tapbouten en borgmoeren gebruiken om de as aan de tandwielkast te bevestigen.
Bevestig de klepel aan de hefarmen met de pennen van de hefarm en de borgpennen (Figuur 30).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Flapbevestiging | 1 |
Slotbout (M8) | 6 |
Flensmoer (M8) | 6 |
Gebruik 6 slotbouten (M8), 6 flensmoeren (M8) en de flapbevestiging om de vuilvanger aan de asbeugel te bevestigen.
Note: Om gemakkelijker bij deze plaats te kunnen komen, kunt u een voorwiel of beide voorwielen verwijderen. Raadpleeg het hoofdstuk Installatie in de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor het verwijderen en monteren van het wiel.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Scherm van aftakas | 1 |
Schroef (⅜" x ¾") | 2 |
Ring (⅜") | 2 |
Monteer het scherm van de aftakas aan de bovenkant van de tandwielkast zoals getoond in Figuur 15.
Er moet een afstand van 6 mm zijn tussen de sensor en de sensorbeugelplaat (Figuur 16).
Als de afstand niet juist is, moet u de volgende stappen uitvoeren om de sensorbeugel af te stellen.
Draai de borgmoeren los waarmee de schakelaar aan de beugel voor de schakelaar is bevestigd en stel deze af zodat de afstand tussen de sensor en de sensorplaat correct is.
Draai de borgmoeren van de sensor vast met een torsie van 19 tot 21 N·m.
Stel de gewichtsoverbrenging van het werktuig af; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.
Zorg ervoor dat de tandwielkast beschikt over de juiste hoeveelheid smeerolie; zie De smering van de tandwielkast controleren.
Zorg ervoor dat de bandenspanning van de zwenkwielen 2 tot 3,5 bar bedraagt; zie De bandenspanning van de zwenkwielen controleren.
Smeer de maai-eenheid voor het eerste gebruik; zie De maai-eenheid smeren. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
Gebruik het weergavescherm van de tractie-eenheid om de omkeerfunctie te activeren; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.
Important: Het gebruik van de omkeerfunctie met een uitgeruste klepelmaaier helpt voortijdige slijtage van de aandrijflijn voorkomen. De omkeerfunctie moet altijd geactiveerd zijn wanneer u maait met de klepel.
Note: Met de omkeerfunctie kunt u de klepelmaaier snel omhoogbrengen boven het gazon wanneer u snel een bocht maakt aan het einde van een werkgang, of wanneer u manoeuvreert rond obstakels, zonder de aftakas uit te schakelen.
Voordat u de aftaks inschakelt met een uitgeruste klepel, moet u de gashendel van de tractie-eenheid gebruiken om de motor op een gemiddeld toerental in te stellen. Zodra u de aftakas inschakelt, moet u de gashendel gebruiken om het motortoerental te verhogen tot het volle toerental.
Important: Het motortoerental verminderen voordat de aftakas met de klepel wordt ingeschakeld, helpt voortijdige slijtage van de aandrijflijn voorkomen.
Gebruik het weergavescherm van de tractie-eenheid om de INSCHAKELMODUS VOOR DE AFTAKAS MET LAAG TOERENTAL te activeren; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid.
Note: DE INSCHAKELMODUS VOOR DE AFTAKAS MET LAAG TOERENTAL verlaagt automatisch het motortoerental wanneer de aftakas wordt ingeschakeld, en verhoogt vervolgens automatisch het motortoerental tot het volle toerental.
Important: De INSCHAKELMODUS VOOR DE AFTAKAS MET LAAG TOERENTAL gebruiken met de klepel helpt voortijdige slijtage van de aandrijflijn te voorkomen.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Afstandsstuk | 2 |
Schroef (¼" x 1¼") | 4 |
Bij tractie-eenheden die zijn uitgerust met een cabine en een lichtenset voor gebruik op de openbare weg, kan de klepelmaaier in contact komen met de wegenlichten. Om contact met de wegenlichten ter vermijden, moet u de afstandsstukken monteren om de beweging van de hefarmen te beperken.
Verwijder onder het voorste chassis de aanwezige schroeven (¼") en de rubberen strips van het chassis (Figuur 17).
Verwijder de schroeven en bewaar de strips.
Gebruik de nieuwe schroeven (¼" x 1¼") om de afstandsstukken en de rubberen strips te bevestigen aan het chassis (Figuur 17).
Draai de schroeven vast tot de koppen gelijkkomen met de rubberen strips.
Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Maaibreedte |
1,52 m |
Maaihoogte | Instelbaar van 19 tot 102 mm in stappen van 13 mm |
Nettogewicht |
260 kg |
Er zijn een aantal goedgekeurde werktuigen en accessoires van de fabrikant verkrijgbaar om de mogelijkheden van de machine uit te breiden. Neem contact op met uw erkende servicedealer of verdeler van de fabrikant of ga naar www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.
Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro- onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.
Houd de klepelmessen scherp en in goede staat om goede maaiprestaties, een minimaal stroomverbruik en een goed maairesultaat te kunnen waarborgen.
De maai-eenheid zweeft om de contouren van de grond te volgen.
Zorg ervoor dat de motor op een laag toerental staat voordat u de maai-eenheid inschakelt:
Tractie-eenheid modellen 31900, 31901, 31907 en 31909: raadpleeg Het motortoerental verminderen voordat de aftakas wordt ingeschakeld
Tractie-eenheid modellen 31902 en 31903: raadpleeg Inschakelen van de inschakelmodus voor de aftakas met laag toerental
Bedien de maai-eenheid op het maximale toerental. Pas de voorwaartse snelheid aan zodat deze geschikt is voor de toestand van het gras en zodat de maai-eenheid niet wordt overbelast. Hoe trager u vooruitrijdt, hoe beter de maaikwaliteit en het maairesultaat.
Important: Zorg er altijd voor dat de maaihoogte juist is ingesteld volgens deze instructies. Zorg ervoor dat zowel de afstelplaat als de afstandsstukken van het zwenkwielvork zijn ingesteld volgens de tabel. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot voortijdige slijtage van de aandrijflijn en overmatige trillingen.
Note: De maaihoogte wordt bepaald door de achterrol en de voorste zwenkwielen. Slijtage van de messen, de bandendruk en gebogen/beschadigde zwenkwielarmen kunnen de maaihoogte-instelling beïnvloeden.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, breng de maai-eenheid omhoog en ondersteun deze met kriksteunen, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Raadpleeg de tabel voor de maaihoogte-instelling op de maaihoogtesticker (Figuur 19) voor gebruikelijke maaihoogte-instellingen.
Om de stand van de stelplaat voor maaihoogte in te stellen, moet u de moeren en bouten waarmee de plaat bevestigd is, verwijderen (Figuur 20).
Monteer de bouten in de locaties gespecificeerd in Figuur 19 voor de gewenste maaihoogte; draai de moeren vast met een torsie van 60 N·m.
Om de stand van de zwenkwielvork af te stellen, verwijdert u de maaihoogtekapjes van de voorste zwenkwielassen en verplaatst u (een door u gekozen aantal) afstandsstukken naar de andere kant van de naaf van de zwenkwielas (Figuur 19).
Note: Afstandsstukken die boven de naaf van de zwenkwielas worden geplaatst, verminderen de maaihoogte, afstandsstukken die onder de naaf worden geplaatst, verhogen de maaihoogte.
Monteer de klemkapjes van de maaihoogte.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Important: Indien één mes beschadigd is, dienen zowel dat mes als het tegenoverliggende mes te worden verwijderd en vervangen als een paar om evenwicht te behouden.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, breng de maai-eenheid omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar.
Ondersteun de omhooggebrachte maai-eenheid met kriksteunen.
Controleer de messen op beschadigingen. Besteed in het bijzonder aandacht aan het bevestigingsmateriaal, de snijrand en het montagegat (Figuur 21). Vervang alle beschadigde messen en bevestigingen.
Inspecteer de messen op overmatige slijtage; gebruik hierbij de slijtagemarkering (Figuur 22). Vervang een mes dat versleten is tot aan de slijtagemarkering.
Zorg dat al de mesbouten aangedraaid zijn met een torsie van 45 N·m.
Neem elk mes vast en zorg dat er in totaal niet meer dan 3 mm speling is langs weerszijden van de rotor. Als er in totaal meer dan 3 mm speling is, vervang dan het mes.
Controleer voor elk mes en het tegenoverliggende mes of er een gewichtsverschil tussen de twee is.
Note: Het gewichtsverschil tussen een mes en het tegenoverliggende mes mag niet groter zijn dan 10 gram.
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine en de maai-eenheid te behouden, moet u de gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid naarmate de belasting op de maai-eenheid toeneemt. Verhoog de rijsnelheid naarmate de belasting op de maai-eenheid afneemt.
Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.
Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.
Als de maaibreedte van de maai-eenheid groter is dan die van de maaier die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.
Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van de maai-eenheid. Als zich gras en vuil in de maai-eenheid ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem, maai-eenheid en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om het risico op brand te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen; een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te rafelen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is.
Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel mes van de fabrikant. Zie Messen vervangen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 2 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 10 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Jaarlijks |
|
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item | Voor week van: | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Ma. | Di. | Wo. | Do. | Vr. | Za. | Zo. | |
Controleer de conditie van de maaimessenen de rotoren. | |||||||
De maaihoogte-instelling controleren. | |||||||
Controleer de vuilvanger op vuil of beschadigingen. | |||||||
Maak de maai-eenheid schoon. | |||||||
De voorflappen controleren. | |||||||
Alle smeernippels smeren.1 | |||||||
Beschadigde lak bijwerken. | |||||||
1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval. |
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: | ||
Controle uitgevoerd door: | ||
Item | Datum | Informatie |
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis
Vervang beschadigde smeernippels.
Raadpleeg Figuur 23 voor de locatie van elke paar smeernippels op de maai-eenheid.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met aardoliehoudende of synthetische SAE 80W-90 tandwielolie. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de maai-eenheid voor de eerste keer wordt gebruikt. De capaciteit van de tandwielkast is 0,33 liter.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de ontluchtingsschroef van de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 24) en zorg ervoor dat de smeerolie zich tussen de vulmarkeringen op het onderste gedeelte van de ontluchtingsschroef bevindt. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.
Plaats de ontluchtingsschroef en draai deze vast met een torsie van 9 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 400 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Plaats een bak onder de aftapplug op de tandwielkast (Figuur 25).
Verwijder de aftapplug aan de onderste linkerkant van de tandwielkast en laat de vloeistof weglopen (Figuur 25).
Monteer de aftapplug en draai deze vast met een torsie van 20 tot 27 N·m.
Verwijder de ontluchtingsschroef op de bovenkant van de tandwielkast.
Vul de tandwielkast met de juiste tandwielolie en controleer regelmatig of het smeermiddel zich tussen de onderste vulmarkeringen op de ontluchtingsschroef bevindt; zie De smering van de tandwielkast controleren.
Wanneer het smeermiddel zich tussen de onderste vulmarkeringen op de ontluchtingsschroef bevindt, monteert u de ontluchtingsschroef en draait u deze vast met een torsie van 9 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Maak de 4 onverliesbare bouten los waarmee de bovenkant en onderkant van de drijfriemkap aan de machine zijn bevestigd (Figuur 26).
Maak de moer van de spanpoelie los, maar verwijder deze niet (Figuur 27).
Note: Om de moer van de spanpoelie los te maken, moet u de bevestigingsbout ervan tegenhouden aan de binnenkant van het maaidek.
Stel de moer op de stang van de spanpoelie af om de riem aan te spannen (Figuur 27).
Gebruik een enkele riemspanningsmeter en duw de riem naar beneden om de spanning als volgt te controleren (Figuur 28):
Bij een nieuwe riem moet u de riem 5 mm naar beneden kunnen duwen met een kracht van 6 tot 6,4 kg.
Bij een gebruikte riem moet u de riem 5 mm naar beneden kunnen duwen met een kracht van 5,1 tot 5,6 kg.
Stel indien nodig de moer op de stang van de spanpoelie af om de riem aan te spannen of losser te zetten.
Draai de rotor handmatig een aantal slagen en controleer de spanning van de riem opnieuw; als de spanning niet juist is, controleer en stel af tot ze juist is.
Draai de moer van de spanpoelie vast met een torsie van 100 N·m.
Monteer de drijfriemkap (Figuur 26).
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 250 bedrijfsuren |
|
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de drijfriemkap (Figuur 26).
Draai de stelschroeven waarmee de taperlock-klembussen zijn bevestigd vast met een torsie van 30 N·m.
De drijfriemkap monteren.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Koppel het juk van de aftakas los van de as van de tandwielkast van de maai-eenheid zoals getoond in Figuur 13.
Important: Wanneer u de aftakas verwijdert van de tandwielkast, moet u nieuwe tapbouten en borgmoeren gebruiken om de as aan de tandwielkast te bevestigen.
Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de vuilvanger is bevestigd aan de beugel van de vooras op de tractie-eenheid (Figuur 14).
Verwijder de borgpennen en pennen waarmee de maai-eenheid aan de hefarmen is bevestigd (Figuur 30).
Verwijder de machine van de maai-eenheid.
In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.
Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en zijn deze aan vervanging toe.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, breng de maai-eenheid omhoog en ondersteun ze met kriksteunen, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder het klemkapje, (de) afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas.
Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsstuk(ken) onder op de as zitten.
Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 31). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen.
Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat.
Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging.
Duw de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis, schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as, en plaats het klemkapje op de zwenkwielas.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 2 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 10 bedrijfsuren |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, breng de maai-eenheid omhoog en ondersteun ze met kriksteunen, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 32). Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm.
Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 32). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf.
Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen.
Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken.
Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten.
Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van de bout en de borgmoer.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Zorg dat al de mesbouten aangedraaid zijn met een torsie van 45 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Zorg ervoor dat alle flappen onbeschadigd zijn en vrij kunnen draaien; vervang alle beschadigde flappen.
Restvermogen in het klepelrotorsysteem kan letsel veroorzaken bij een plotse beweging van de klepelrotor(s) als de obstructie verdwijnt.
Probeer nooit om de klepelrotors met de hand te draaien of te deblokkeren.
Draag altijd beschermende handschoenen en gebruik een houten stok.
Zorg ervoor dat de houten stok in de klepelrotor past en lang genoeg is om als hefboom te dienen om de obstructie te verwijderen.
Zet de aftakasschakelaar UIT.
Parkeer de machine op een egale ondergrond, zet de gashendel op langzaam (een laag motortoerental) en schakel de parkeerrem in.
Breng de maai-eenheid indien nodig omhoog om bij de obstructie te komen.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Ondersteun de omhooggebrachte maai-eenheid met kriksteunen.
Gebruik een houten stok om de obstructie voorzichtig te verwijderen.
Important: De klepelrotor kan draaien als u de obstructie verwijdert.
Important: Gebruik niet te veel kracht wanneer u de obstructie verwijdert.
Verwijder de houten stok van de maai-eenheid voordat u de motor start.
Herstel of stel de maai-eenheid af indien nodig.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Zorg ervoor dat de bandenspanning van de zwenkwielbanden 2 tot 3,5 bar bedraagt.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Laat de maai-eenheid op vol toerental lopen om te controleren op abnormale trilling van de rotor.
Start de motor en plaats de machine in een vlakke, open ruimte uit de buurt van omstanders.
Laat de maai-eenheid neer en stel de parkeerrem in werking.
Schakel de aftakas in en laat de motor volgas lopen terwijl u erop let of de rotor abnormaal trilt.
Als de rotor abnormaal trilt, doet u het volgende:
Zet de gashendel op stationair, schakel de aftakas uit en breng de maai-eenheid omhoog.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Controleer de maai-eenheid op het volgende:
Afval dat verhindert dat de rotor of de messen juist werken en verwijder blokkades; zie Een geblokkeerde rotor vrijmaken.
Een beschadigde rotor of versleten rotorlagers; zie De rotorlagers controleren.
Ontbrekende, beschadigde, ongebalanceerde of overmatig versleten messen; zie De maaimessen slijpen en Messen vervangen.
Important: Alle tegenoverliggende mesparen moeten dezelfde mate van slijtage hebben; ongebalanceerde messen kunnen de balans van de rotor beïnvloeden.
Important: Als u de oorzaak van het abnormaal trillen van de rotor niet kunt aanpakken, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Important: Draag handschoenen wanneer u de rotorlagers controleert.
Plaats de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.
Breng de maai-eenheid omhoog, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Ondersteun de maai-eenheid met assteunen.
Neem de uiteinden van de rotor vast en controleer op overmatige eindspeling. Indien de rotor overmatige eindspeling heeft, moet deze misschien worden vervangen. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Inspecteer de vuilvanger visueel op beschadigingen en verwijder eventueel vuil dat zich op de vuilvanger heeft verzameld.
Een slijpmachine gebruiken op een onveilige manier kan ernstig lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.
Zorg ervoor dat de persoon die de messen slijpt de nodige instructies heeft gekregen om een draagbare slijpmachine veilig te gebruiken.
Gebruik een haakse slijpmachine om het haakse slijpoppervlak op de achterkant van het klepelmes te slijpen (Figuur 33).
Important: De voorkant van het klepelmes niet slijpen.
Hou de snijrand volledig horizontaal en het schuine vlak recht naar de grond terwijl u het mes slijpt (Figuur 33).
Gebruik de slijpmachine voorzichtig en zorg ervoor dat het klepelmes niet heet wordt, anders zal het staal zijn hardheid verliezen.
Slijp de messen niet voorbij de slijtagemarkering die door de 5 puntjes wordt aangegeven (Figuur 33). Zorg ervoor dat alle klepelmessen in gelijke mate zijn geslepen om het evenwicht van de rotors te behouden.
Gebruik een nieuw mes ter referentie bij het slijpen van messen.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Jaarlijks |
|
Om de balans te bewaren, moet u een mes altijd tegelijk met het tegenoverliggende mes vervangen, ofwel moet u de hele rotor tegelijkertijd vervangen. Vervang ook het lager, de bout en de borgmoer als u een mes vervangt. Er zijn 2 onderhoudssets verkrijgbaar om messen te vervangen; raadpleeg de Onderdelencatalogus.
Breng de maai-eenheid omhoog en plaats deze stevig op kriksteunen.
Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Draai de rotor langzaam met de hand zodat elke rij klepels in de gewenste positie staat en u er gemakkelijk bij kunt.
Verwijder vuil van de boutkop en de moer en gebruik een staalborstel om het zichtbare gedeelte van de schroefdraad te reinigen.
Markeer de positie van de boutkop zodat u de bouten langs dezelfde kant kunt vervangen.
Houd het mes vast met een vod of een gevoerde handschoen terwijl u de moer, bout, bus en het mes verwijdert (Figuur 34).
Note: Breng indien nodig kruipolie aan op de schroefdraad om de moer gemakkelijker te kunnen verwijderen.
Gooi het mes, de lagerbus, de moer en de bout weg.
Monteer een nieuw mes en een nieuwe lagerbus; gebruik hierbij een nieuwe moer en mesbout (Figuur 34).
Note: Let op de plaatsmarkering van de boutkop en zorg dat u de bout in dezelfde richting aanbrengt.
Draai de bevestigingen vast met een torsie van 45 N·m.
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van de maai-eenheid.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Reinig de onderkant van de maai-eenheid grondig met water.
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten:
De onderkant van de maai-eenheid
Ruimte onder de drijfriemkap van de maai-eenheid
de aftakas,
alle smeernippels en draaipunten.
Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.
Slijp alle messen en vervang indien nodig beschadigde messen; zie De maaimessen slijpen en Messen vervangen.
Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
Smeer of olie alle smeernippels en draaipunten, en veeg overtollig smeermiddel weg; zie De maai-eenheid smeren.
Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Deuken herstellen.