Als u deze set monteert op een tractie-eenheid met alleen een rolbeugel (d.w.z. de tractie-eenheid heeft geen cabine), moet u ook de kabelboomset (onderdeelnr. 140-1559) monteren.
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. |
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Stel de parkeerrem in werking.Stel de parkeerrem in werking.
Breng de maai-eenheid omlaag.
Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Koppel de accu los; raadpleeg het onderdeel onderhoud elektrisch systeem van uw Gebruikershandleiding.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Bevestiging voor schakelaar | 1 |
Clip (¼ inch) | 6 |
Plaatmoer | 2 |
Montageplaat van zekering | 1 |
U-type plaatmoer | 4 |
Zekeringhouder | 1 |
Schroef (nr. 10 x ¾ inch) | 2 |
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Montagebeugel | 2 |
Slotbout (¼ inch x 2 inch) | 4 |
Borgmoer (¼ inch) | 2 |
Schroef met zeskantige kop (¼ inch x ¾ inch) | 2 |
Flensmoer (¼ inch) | 2 |
Knipperlicht | 1 |
Relais | 1 |
Kabelboom | 1 |
Kabelbinder | 2 |
Zekeringdeksel | 1 |
Duimschroef | 2 |
Drukmoer | 2 |
Sticker | 1 |
Schroef (nr. 10 x ⅜ inch) | 2 |
Multifunctionele schakelaar | 1 |
Plug voor opening | 3 |
Tuimelschakelaar | 1 |
Kap van bediening | 1 |
Schroef met zeskantige kop (¼ inch x ¾ inch) | 6 |
Clip van schakelaar | 2 |
Druknagel | 2 |
Monteer de bevestiging voor de schakelaar losjes rond de stuurkolom; gebruik hiervoor 4 slotbouten (¼ inch x 2 inch), 2 montagebeugels, de montageplaat van de zekering en 4 borgmoeren (¼ inch) zoals getoond in Figuur 4.
Monteer de multifunctionele schakelaar aan de bevestiging voor de schakelaar en bevestig deze met de clips voor de schakelaar onder de opening voor de schakelaar (Figuur 5).
Monteer de tuimelschakelaar en de pluggen voor de openingen in de bevestiging voor de schakelaar (Figuur 6).
Monteer het knipperlicht en het relais met 2 schroeven (nr. 10 x ⅜ inch) aan de montageplaat van de zekering; zie Figuur 7.
Bevestig het knipperlicht met een kabelbinder (Figuur 8).
Sluit de kabelboom aan op de tuimelschakelaar en de multifunctionele schakelaar (Figuur 8).
Sluit de kabelboom aan op het relais en het knipperlicht (Figuur 8).
Maak de bouten rond de basis van de stuurkolom los (Figuur 9).
Breng de basis omhoog en boor een gat van 22 mm zoals getoond in Figuur 9.
Leid de kabelboom door de opening die u in de basis hebt geboord.
Laat de kogelaansluitingen onaangesloten, zoals wordt getoond in Figuur 10.
Breng de sticker aan op het zekeringdeksel; zie Figuur 11.
Monteer het zekeringdeksel aan de bevestiging voor de schakelaar; gebruik hiervoor 2 duimschroeven en 2 drukmoeren (Figuur 12).
Note: Zorg ervoor dat de drukmoeren zijn gemonteerd aan de binnenkant van het zekeringdeksel (Figuur 12).
Stel de bedieningseenheid zo af dat de schakelaars toegankelijk zijn.
Bevestig alle bevestigingsmaterialen.
Monteer de kap van de de bevestiging voor de schakelaar; gebruik hierbij 2 druknagels en 6 inbusschroeven (¼ inch x ¾ inch) zoals in Figuur 13.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Basis van linkerlicht (voor machines met een cabine) | 1 |
Basis van rechterlicht (voor machines met een cabine) | 1 |
Linkerlichtbevestiging | 1 |
Rechterlichtbevestiging | 1 |
Linkerlicht | 1 |
Rechter achterlicht | 1 |
Bolkopschroef (¼ inch x ⅝ inch) | 6 |
Slotbout (⅜ inch x ¾ inch) – voor machines met een cabine | 4 |
Borgmoer (⅜ inch) – voor machines met een cabine | 4 |
Dwarsbevestiging voor licht (voor machines zonder een cabine) | 1 |
Wanneer u de bevestigingen voor de lichten monteert, dient u de volgende tabel te raadplegen voor de bevestigingspositie op basis van de grootte en het type van uw maaidek.
Modelnummer van maai-eenheid | Voorlichten | Linker achterlicht | Rechter achterlicht |
31970 | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met brede tussenruimte |
31971 | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte |
31972 | Met brede tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met brede tussenruimte |
31973 | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte |
31974 | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte |
31975 | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte | Met smalle tussenruimte |
Bevestig de basis van het linkerlicht en de basis van het rechterlicht aan het cabineframe; gebruik hiervoor 2 slotbouten (⅜ inch x ¾ inch) en 2 borgmoeren (⅜ inch) aan elke zijde (Figuur 14).
Bevestig de linkerlichtbevestiging en de rechterlichtbevestiging aan de lichtbasissen; gebruik hiervoor 3 bolkopschroeven (¼ inch x ⅝ inch) door de plaatmoeren aan elke zijde (Figuur 15).
Note: Raadpleeg de Tabel voor positie van licht voor de juiste positie van de lichten.
Bevestig het linkerlicht en het rechterlicht aan de linkerlichtbevestiging en de rechterlichtbevestiging; maak hierbij gebruik van de zeskantige moer op de lichten (Figuur 16).
Note: Monteer de lichten met het dimlicht naar de buitenste rand van de machine. Kijk aan de onderkant van de lichten voor de oriëntatie van het dimlicht en het grootlicht.
Verwijder de bevestigingsbeugel van het platform (Figuur 17).
Bewaar de onderdelen.
Bevestig de dwarsbevestiging voor het licht aan het platform; gebruik hiervoor de eerder verwijderde bouten, moeren en bevestigingsbeugel (Figuur 18).
Bevestig de linkerlichtbevestiging en de rechterlichtbevestiging aan de dwarsbevestiging voor de lichten; gebruik hiervoor 3 bolkopschroeven (¼ inch x ⅝ inch) door de plaatmoeren aan elke zijde (Figuur 19).
Note: Raadpleeg de Tabel voor positie van licht voor de juiste positie van de lichten.
Bevestig het linkerlicht en het rechterlicht aan de linkerlichtbevestiging en de rechterlichtbevestiging; maak hierbij gebruik van de borgring en de zeskantige moer op de lichten (Figuur 20).
Note: Monteer de lichten met het dimlicht naar de buitenste rand van de machine.Kijk aan de onderkant van de lichten voor de oriëntatie van het dimlicht en het grootlicht.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Linker montagerail | 1 |
Rechter montagerail | 1 |
Korte linker montagerail | 1 |
Korte rechter montagerail | 1 |
Slotbout (5/16 inch x ¾ inch) | 4 |
Flensmoer (5/16 inch) | 4 |
Slotbout (¼ inch x ⅝ inch) | 4 |
Borgmoer (¼ inch) | 8 |
Binnenste bevestiging | 2 |
Achterlicht | 2 |
Cilinderkopschroef (nr. 10 x 1¼ inch) | 4 |
Flensmoer (nr. 10) | 4 |
Zeskantbout (⅜ inch x 3 inch) | 4 |
Borgmoer (⅜ inch) | 4 |
Kentekenbevestiging | 1 |
Achterbevestiging | 2 |
Flenskopbout (¼ inch x ¾ inch) | 4 |
Bevestiging voor snelheidsplaat | 1 |
Plaatmoer | 2 |
Slotbout (¼ inch x ½ inch) | 5 |
Borgmoer (¼ inch) | 5 |
Montagebeugel voor claxon | 1 |
Claxon | 1 |
Snelheidssticker 20 km/u | 3 |
Snelheidssticker 24 km/u | 3 |
Lange rechter montagerail | 1 |
Behuizing van linkerlicht | 1 |
Behuizing van rechterlicht | 1 |
Verwijder de flenskopbout (⅜ inch x 2¾ inch) en flensmoer (⅜ inch) waarmee de bumper is bevestigd aan het achterste buisframe aan elke zijde van de bumper (Figuur 21).
Monteer de linker montagerail en de rechter montagerail op de achterste framebuizen; gebruik hierbij 2 zeskantbouten (⅜ inch x 3 inch) en 2 borgmoeren (⅜ inch) aan elke kant (Figuur 22).
Bevestig de korte linker montagerail en de rechter korte of lange montagerail aan de linker montagerail en de rechter montagerail; gebruik hiervoor 4 slotbouten (5/16 inch x ¾ inch) en 4 flensmoeren (5/16 inch) zoals getoond in Figuur 23.
Note: Raadpleeg de Tabel voor positie van licht voor de juiste positie van de lichten.
Bevestig de behuizing van het linkerlicht en de behuizing van het rechterlicht aan de korte linker montagerail en de korte rechter montagerail; gebruik hiervoor 4 slotbouten (¼ inch x ⅝ inch) en 4 borgmoeren (¼ inch) zoals getoond in Figuur 24.
Breng de passende snelheidssticker aan op de bevestiging voor de snelheidsplaat (Figuur 25).
Breng de 20 km/u sticker aan voor modellen 31900 en 31901.
Breng de 24 km/u sticker aan voor modellen 31902 en 31903.
Monteer de 2 plaatmoeren aan de bevestiging voor de snelheidsplaat (Figuur 26).
Bevestig de bevestiging voor de snelheidsplaat aan de kentekenbevestiging; gebruik hiervoor 5 slotbouten (¼ inch x ½ inch) en 5 borgmoeren (¼ inch) zoals getoond in Figuur 27.
Verwijder de 7 kunststofpluggen getoond in Figuur 28 uit de motorkap.
Til de motorkap op (Figuur 29).
Bevestig de gemonteerde bevestiging voor de snelheidsplaat aan de kap; gebruik hiervoor 4 flenskopbouten (¼ inch x ¾ inch), 2 achterbevestigingen en 4 borgmoeren (¼ inch) zoals getoond in Figuur 30.
Boor een gat (½ inch) door het kapscherm om de kabelboom te leiden (Figuur 31).
Important: Zorg ervoor dat u door geen motoronderdelen boort, vooral de dieselpartikelfilter (DPF).
Verwijder de bout en moer van de bevestiging voor de hydraulische leiding (Figuur 32).
Bewaar de bevestigingsmiddelen.
Bevestig de claxon met de eerder verwijderde bout en moer aan de montagebeugel voor de claxon (Figuur 33).
Breng de geschikte snelheidssticker aan op elke zijde van de motorkap (Figuur 34).
Breng de 20 km/u stickers aan voor modellen 31900 en 31901.
Breng de 24 km/u stickers aan voor modellen 31902 en 31903.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Kabelboom van lichten | 1 |
Platte ring | 3 |
Inbusschroef (¼ inch x 1 inch) | 3 |
Klem | 3 |
Flensmoer (¼ inch) | 3 |
Binnenste bevestiging | 2 |
Achterlicht | 2 |
Cilinderkopschroef (nr. 10 x 1¼ inch) | 4 |
Flensmoer (nr. 10) | 4 |
Bolkopschroef (¼ inch x ¾ inch) | 8 |
Kentekenplaatverlichting | 1 |
Bolkopschroef (nr. 10 x ¾ inch) | 2 |
Raadpleeg de volgende afbeeldingen en instructies om de kabelboom van de lichten te leiden.
Leid de kabelboomaansluiting met de aanduiding naar de linkerkant van de eenheid. Sluit de kabelboom aan op de verlichting (Figuur 35).
Leid de connector van de kabelboom met het label naar de rechterkant van de eenheid. Sluit de kabelboom aan op de verlichting (Figuur 35).
Leid de kabelboomaansluiting met het label naar de linker achterkant van de eenheid (Figuur 35).
Leid de connector van de kabelboom met het label naar de rechter achterkant van de eenheid (Figuur 35).
Bevestig de achterlichten aan de binnenste bevestigingen met 4 cilinderkopschroeven (nr. 10 x 1¼ inch) en 4 flensmoeren (nr. 10) zoals getoond in Figuur 36.
Sluit de kabelboomaansluiting met het label aan op het achterlicht (Figuur 35).
Sluit de kabelboomaansluiting met het label aan op het achterlicht (Figuur 35).
Bevestig de gemonteerde achterlichten aan de achterlichtbehuizingen; gebruik hiervoor de 8 bolkopschroeven (¼ inch x ¾ inch); zie Figuur 37.
Zorg ervoor dat u de achterlichten monteert met de gele lens aan de bovenkant (Figuur 36 en Figuur 37).
Leid de kabelboomaansluiting met het label door de motorkap en sluit deze aan op de kentekenplaatverlichting (Figuur 38).
Bevestig de kabelboom aan de motorkap; gebruik hiervoor 3 inbusschroeven (¼ inch x 1 inch), 3 platte ringen, 3 klemmen en 3 flensmoeren (¼ inch) zoals wordt getoond in Figuur 38.
Sluit de kabelboom aan op de kentekenplaatverlichting (Figuur 39).
Bevestig de kentekenplaatverlichting aan de gemonteerde bevestiging voor de snelheidsplaat; maak hierbij gebruik van de 2 plaatmoeren die werden gemonteerd in Figuur 26 en 2 bolkopschroeven (nr. 10 x ¾ inch) zoals getoond in Figuur 39.
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Kabelboom van bediening | 1 |
Raadpleeg de volgende afbeeldingen en instructies om de kabelboom van de bediening te leiden.
Leid de kabelboom door de opening van het platform en langs de leiding van de kabelboom van de lichten.
Sluit de aansluiting van de besturingskabelboom met het label TO ROAD LTS HARNESS (P06), aan op de aansluiting van de verlichtingskabelboom met het label TO MAIN HARNESS (P03).
Sluit de aansluiting van de besturingskabelboom met het label TO POWER HARNESS (P05) aan op de aansluiting van de voedingskabelboom met het label POD CONTROL HARNESS (P04).
Sluit de aansluitingen van de besturingskabelboom met het label HORN (J01, J02) aan op de claxon (Figuur 42).
Benodigde onderdelen voor deze stap:
Plaatje met serienummer | 1 |
Tape voor plaatje met serienummer | 1 |
Stempel het serienummer in het frame.
De lettergrootte moet 7 mm of meer bedragen.
Stempel de passende informatie op het plaatje met het serienummer.
Veeg de onderkant van het frame en het plaatje met serienummer schoon met een alcoholdoekje (Figuur 43).
Breng de tape aan op het plaatje met het serienummer.
Breng het plaatje aan op het frame (Figuur 44).
Gebruik de afmetingen in Figuur 45.
Koppel de accu aan; raadpleeg het onderdeel onderhoud elektrisch systeem van uw Gebruikershandleiding.