Inleiding

Dit maaidek met draaiende messen wordt op een zitmaaier gemonteerd en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g294594

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met B71.4-2017 van het ANSI en met EN ISO 5395 indien u de installatieprocedures uitvoert en de CE-set monteert overeenkomstig de Conformiteitsverklaring.

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.

  • Blijf uit de buurt van afvoeropeningen.

  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Maai-eenheid/maai-eenheden neerlaten.

    • Schakel de aandrijvingen uit.

    • Stel de parkeerrem in werking (indien aanwezig).

    • Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheid van de maai-eenheid

  • De maai-eenheid is slechts een volledige machine wanneer deze gemonteerd is op een tractie-eenheid. Lees de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid zorgvuldig voor de volledige instructies over het veilig gebruik van de machine.

  • Stop de machine, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u het werktuig controleert nadat u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers.

  • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde accessoires, werktuigen en onderdelen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal93-6697
decal93-7818
decal117-4979
decal120-6604
decal127-0326
decal131-1180
decal133-8061
decal137-5945
decal137-5946
decal137-5947
decal137-5948
decal138-7359
decal139-6303
decal140-3073
decal137-5949

Montage

Waarschuwing

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Neem het sleuteltje uit het contact voordat u de maai-eenheid monteert

Gevaar

Als de motor wordt gestart en de aftakas kan draaien, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.

U mag de motor niet starten en de aftakashendel niet inschakelen als de aftakas niet is aangesloten op de tandwielkast van de maai-eenheid.

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

De machine voorbereiden

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

  2. Stel de parkeerrem in werking.

  3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

De CE-set monteren

Indien vereist (alleen landen die CE-normen naleven)

Als u deze machine gebruikt in een land waar de CE-normen gelden, moet u de CE-set monteren; raadpleeg de Montage-instructies van de set.

Het maaidek op de tractie-eenheid monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Zeskantbout2
Ring2
Pen voor de maaihoogte2
  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de hefarmen in de laagste stand, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Plaats de maai-eenheid vóór de tractie-eenheid.

  3. Schuif de gaffel van de aftakas op de as van de tandwielkast en bevestig de assen aan elkaar met 2 tegenovergesteld gerichte bouten en moeren (Figuur 3).

    g299646
  4. Draai de bouten en moeren vast (Figuur 3).

  5. Druk een hefarm omlaag totdat de openingen in de hefarm zijn uitgelijnd met de openingen in de zwenkwielarmen; breng daarna een ring en bout aan door beide armen.

  6. Lijn de openingen in de hefarm uit met de openingen in de zwenkwielarm.

  7. Gebruik 2 zeskantbouten en 2 ringen om de zwenkwielarmen aan de hefarmen te bevestigen (Figuur 4).

    Als u de bouten eerder hebt gebruikt om de maai-eenheid te monteren: breng schroefdraadborgmiddel aan op de draden van de bouten.

    g296376
  8. Draai de bouten vast met de gepaste specificatie:

    • Als u de bouten voor de eerste keer gebruikt om de maai-eenheid te monteren:

      draai de bouten vast met een torsie van 256 tot 313 N·m.

    • Als u de bouten voordien hebt gebruikt om de maai-eenheid te monteren:

      draai de bouten vast met een torsie van 195 tot 239 N·m.

  9. Stel de maaihoogte in; zie De maaihoogte instellen.

Het deksel van de aftakas plaatsen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Borstbout2
Afstandsstuk 2

Gebruik 2 borstbouten en 2 afstandsstukken om het deksel van de aftakas aan de tandwielkast te bevestigen (Figuur 5)

g296657

De maai-eenheid gelijkstellen

Note: Voer deze procedure uit op een vlak, horizontaal oppervlak.

  1. Draai de messen op de buitenste assen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  2. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

  3. Breng de maaidekken omhoog in de TRANSPORTSTAND.

  4. Plaats de opvulstukken op de voorste zwenkwielvorken naargelang de gewenste maaihoogte.

  5. Draai de messen 180° en meet vanaf de grond tot de mespunt die naar achteren wijst.

  6. Draai de onderste bouten los op de U-bout in de maaihoogteketting (Figuur 6).

    g296783
  7. Stel de moeren (Figuur 6) af om de achterzijde van de maai-eenheid omhoog of omlaag te brengen zodat de mespunten aan de achterzijde 6 tot 10 mm hoger staan dan de voorste mespunten.

  8. Draai de contramoeren vast.

De machine smeren

Voordat u de machine gebruikt, moet ze gesmeerd worden zodat een goede smering is gewaarborgd; zie Lagers en lagerbussen smeren. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.

Algemeen overzicht van de machine

Note: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Maaibreedte
  • Modelnr. 39190: 1,52 m

  • Modelnr. 31972: 1,82 m

MaaihoogteInstelbaar van 25 tot 152 mm in stappen van 13 mm
Nettogewicht
  • Modelnr. 31970: 204 kg

  • Modelnr. 31972: 238 kg

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro- onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Voorzichtig

Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

De maaihoogte instellen

U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 152 mm, in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte in te stellen:

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Voer de volgende stappen uit:

De assen van de zwenkwielen plaatsen

Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde openingen in beide zwenkwielvorken. Raadpleeg Figuur 7 en Figuur 8 om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn.

g008866
g296889

Note: Werkt u met een maaihoogte van 64 mm of meer, zet de asbout dan in de onderste opening om grasophoping tegen te gaan. Merkt u dat gras opgehoopt wordt tijdens het werk, rij de machine dan in tegengestelde richting om maaisel te verwijderen uit de zone van het wiel/de vork.

De afstandsstukken van de zwenkwielvork plaatsen

  1. Verwijder de klemkap van de spilas (Figuur 7) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de 2 opvulstukken op de spilas zoals deze oorspronkelijk waren geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan.

  2. Schuif het juiste aantal afstandsstukken op de spilas om de gewenste maaihoogte te verkrijgen (Figuur 7).

    Raadpleeg Figuur 8 om vast te stellen wat de combinaties van afstandsstukken voor uw gewenste maaihoogte-instelling zijn.

    Note: U kunt om het even welke combinatie van opvulstukken boven of onder de naaf van de zwenkwielarm monteren, zoals vereist voor het bereiken van de gewenste maaihoogte of de gewenste schuinstand van de maai-eenheden.

  3. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm.

  4. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas.

  5. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten.

De maaihoogteketting plaatsen

  1. Verwijder de pennen waarmee maaihoogtekettingen vastzitten aan de achterkant van de maai-eenheid (Figuur 9).

    g296784
  2. Raadpleeg de maaihoogtesticker om na te gaan welke de juiste opening is voor uw gewenste maaihoogte.

    Note: De sticker bevindt zich naast de maaihoogteplaat.

  3. Bevestig de maaihoogtekettingen aan de gewenste maaihoogteopening; gebruik hierbij de pen.

    U moet de pen aanbrengen in de onderste schakel van de maaihoogteketting. De ketting moet recht naar beneden hangen (Figuur 9) en niet gedraaid.

De schuinstand van de maai-eenheid afstellen

Een messchuinstand van 6 tot 9,5 mm is aanbevolen (dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 6 tot 9,5 mm hoger is dan de voorkant). Als de schuinstand meer dan 9,5 mm is, zal minder vermogen benodigd zijn en zal het maaisel grover zijn en de maaikwaliteit slechter. Een schuinstand die kleiner is dan 6 mm vereist meer vermogen en leidt tot fijner maaisel en een betere maaikwaliteit.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  2. Stel de maai-eenheid in op de gewenste maaihoogte.

  3. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst.

  4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes.

  5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.

  6. Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de U-bout van de maaihoogteketting los (Figuur 10).

    g296783
  7. Stel de andere moeren af om de achterkant van de maai-eenheid hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen.

  8. Draai de contramoeren vast.

Antiscalpeerrollen afstellen

Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in (Figuur 11).

g297467
  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.

  3. Stel de antiscalpeerrollen af zoals wordt getoond in Figuur 12.

    Note: Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte.

    g296902

De glijder afstellen

Monteer de glijder in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  2. Verwijder de flensbouten en de moeren van de glijder.

  3. Zet de glijder in de gewenste stand en zet hem vast aan de maai-eenheid; gebruik de flensbouten en de moeren (Figuur 13).

    g295676

Afvoerplaat instellen

U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan de maaiomstandigheden. Zet de plaat zodanig dat u het beste maairesultaat verkrijgt.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  2. Draai de moer los (Figuur 14).

    g295677
  3. Verstel de plaat en de moer in de sleuf tot de gewenste afvoerstand; zie Stand van afvoerplaat instellen.

  4. Draai de moer vast.

Stand van afvoerplaat instellen

Raadpleeg de volgende hoofdstukken voor een beschrijving van elke afvoerplaatstand. Op Figuur 14 ziet u de verschillende standen (d.w.z. A, B, en C) zoals op de sticker.

De volgende standen zijn slechts bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.

Note: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat.

Stand A

Dit is de achterste stand. Deze stand wordt aanbevolen voor de volgende gevallen.

  • Maaiomstandigheden met kort, licht gras.

  • Droge omstandigheden.

  • Kleine hoeveelheid maaisel.

  • Werpt maaisel verder weg van de maaimachine.

Stand B

Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt. Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.

Stand C

Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt aanbevolen voor de volgende gevallen.

  • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras.

  • Vochtige omstandigheden.

  • Vermindert het energieverbruik van de motor.

  • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden.

Ongelijke meshoogte corrigeren

In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van het gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon echt gaat maaien.

  1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

  2. Stel de maai-eenheid in op de gewenste maaihoogte; zie De maaihoogte instellen.

  3. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en breng indien nodig op de aanbevolen bandendruk; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

  4. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen.

  5. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle maai-eenheden op dezelfde hoogte maaien.

  6. Als de maai-eenheden nog moeten worden afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand van minstens 2 meter.

  7. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zie De maaihoogte instellen.

  8. Laat de maai-eenheid neer op een vlak oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maai-eenheden.

  9. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.

  10. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.

    Als de metingen niet overeenkomen met de gewenste maaihoogte en schuinstand, raadpleeg dan De schuinstand van de maai-eenheid afstellen.

  11. Stel de afstandsstukken van de zwenkwielen af op de maaihoogte vermeld op de sticker van de zwenkwielen; zie De afstandsstukken van de zwenkwielvork plaatsen.

Zijafvoer gebruiken

Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.

Gevaar

Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, is er gevaar voor contact met de messen of uitgeworpen voorwerpen voor uzelf en anderen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

  • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen.

  • Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.

  • U mag het uitwerpgebied en de maaimessen niet reinigen tenzij u de aftakasschakelaar hebt uitgeschakeld, het contactsleuteltje naar de stand Uit hebt gedraaid en het sleuteltje hebt verwijderd.

  • Controleer of de grasgeleider omlaag staat.

Tips voor bediening en gebruik

SNEL-stand gashendel/Rijsnelheid

Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine en het maaidek te behouden, moet u de gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid als de belasting van de maaimessen verhoogt. Verhoog de rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt.

Maairichting

Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.

Maaisnelheid

Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.

Gras niet te kort afmaaien

Als de maaibreedte van de maai-eenheid groter is dan die van de maaier die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.

Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden

Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.

Important: Als u meer dan ⅓ van de grassprieten moet maaien, bij dun lang gras of in droge omstandigheden wordt het gebruik van messen met een platte vleugel aanbevolen om rondvliegend kaf en vuil te verminderen en de druk op de maai-aandrijving niet te hoog te laten oplopen.

Lang gras

Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.

De maai-eenheid schoonhouden

Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van de maai-eenheid. Als zich gras en vuil in de maai-eenheid ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.

Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem, maaidekken en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om het risico op brand te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.

Onderhoud van maaimessen

  • Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes; een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te rafelen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.

  • Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is.

  • Als een mes beschadigd of versleten is, moet u het onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Zie Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Het aandraaimoment van de bevestigingen van de aftakas naar de tandwielkast controleren.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen.
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt.
  • De smering van de tandwielkast controleren.
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het aandraaimoment van de bevestigingen van de aftakas naar de tandwielkast controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    Controleren of de grasgeleider omlaag staat (indien van toepassing).       
    Controleer de conditie van de maaimessen.       
    Alle smeernippels smeren.1       
    Beschadigde lak bijwerken.       

    1. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:
    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    Lagers en lagerbussen smeren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Spuit vet in alle smeernippels.Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt.
  • De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithiumvet.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Smeer de volgende punten:

      • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (4) (Figuur 15).

        g011557
      • Lagers van spilas (3 – onder de poelie) (Figuur 16)

        g297468
      • Lagers van de arm van de spanpoelie (Figuur 16)

    De smering van de tandwielkast controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 50 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • De smering van de tandwielkast controleren.
  • Om de 400 bedrijfsuren
  • Smeerolie van tandwielkast verversen.
  • De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE 80-90 tandwielolie. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de maai-eenheid voor de eerste keer wordt gebruikt. De inhoud van de tandwielkast is 283 ml.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 17) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.

      g010548
    3. Plaats de peilstok en draai deze vast met een torsie van 9 N·m.

    Het aandraaimoment van de bevestigingen van de aftakas naar de tandwielkast controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Het aandraaimoment van de bevestigingen van de aftakas naar de tandwielkast controleren.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Het aandraaimoment van de bevestigingen van de aftakas naar de tandwielkast controleren.
  • Controleer het aandraaimoment van de bevestigingen die de aftakas vastmaken aan de tandwielkast (Figuur 18); raadpleeg het hoofdstuk montage in de Gebruikershandleiding van uw machine voor de juiste specificatie voor het aandraaimoment.

    g299646

    Het maaidek van de tractie-eenheid verwijderen

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met de maai-eenheid omhooggebracht.

    2. Verwijder de maaihoogtepennen (Figuur 19) uit de zijplaten van de maai-eenheid.

      g296784
    3. Laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje.

    4. Verwijder de bouten en ringen waarmee de hefarmen aan de zwenkwielarmen zijn bevestigd.

      g296375
    5. Verwijder de bouten en moeren uit de aftakas (Figuur 21) en schuif de gaffel uit de tandwielkast.

      Note: Raadpleeg de Gebruikershandleiding om de sleuven goed uit te lijnen als u de onderdelen van de aandrijfas scheidt.

      g299646

    Onderhoud van de lagers in de zwenkwielarmen

    In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.

    Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en zijn deze aan vervanging toe.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder het klemkapje, de afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas.

    3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsstuk(ken) onder op de as zitten.

    4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 22). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen.

      g004737
    5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat.

    6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging.

    7. Duw de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis, schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as, en plaats het klemkapje op de zwenkwielas.

    Onderhoud van zwenkwielen en lagers

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 2 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Na de eerste 10 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Draai de moeren van de zwenkwielen vast.
    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 23). Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm.

    3. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 23). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf.

    4. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen.

    5. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken.

      g004738
    6. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten.

    7. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van een bout en een borgmoer.

    Onderhoud van de maaimessen

    Veiligheid van de messen

    Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

    • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.

    • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.

    Controleren op kromme messen

    Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine start en weer in gebruik neemt. Haal alle moeren van de aspoelie aan met 176 tot 203 N·m.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Breng de maai-eenheid omhoog naar de SERVICE-stand; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    3. Draai het mes tot de punten naar voren en achteren wijzen, en meet de afstand vanaf de binnenkant van de maai-eenheid tot de voorste snijrand van het mes (Figuur 24).

      Note: Noteer deze afstand.

      g010549
    4. Draai het tegenoverliggende uiteinde van het mes naar voren en meet de afstand tussen de maai-eenheid en de snijrand van het mes in dezelfde stand als bij stap 3.

      Note: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 3 en stap 4 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren.

    Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren

    Vervang een mes als het een vast voorwerp heeft geraakt, of als het uit balans of krom is. Gebruik ter vervanging altijd originele Toro messen zodat u zeker bent van een veilig gebruik en optimale prestaties.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Breng de maai-eenheid omhoog naar de SERVICE-stand; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    3. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen.

    4. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 25).

      g004741
    5. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout; zet de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m.

      Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maai-eenheid wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.

      Note: Als u een vreemd voorwerp hebt geraakt, moet u alle moeren van de aspoelie vastdraaien met een torsie van 115 tot 149 N·m.

    Mes(sen) van de maai-eenheid controleren en slijpen

    Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert.

    Houd de maaimessen scherp gedurende het hele seizoen. Een scherp mes maait het gras goed af zonder het te scheuren of te rafelen.

    Controleer de snijmessen op slijtage of beschadigingen. De vleugel zet het gras recht overeind en zorgt zo voor een gelijkmatig maaibeeld; door gebruik zal de vleugel evenwel slijten.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Breng de maai-eenheid omhoog naar de SERVICE-stand; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    3. Controleer nauwkeurig de uiteinden van het maaimes, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gebogen deel samenkomen (Figuur 26).

      Note: Omdat het metaal dat het platte en het gebogen deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u de maaier gaat gebruiken. Als u slijtage (Figuur 26) ziet moet u het mes vervangen.

      g004653
    4. Inspecteer de snijranden van alle messen en slijp de snijranden als deze bot zijn of bramen vertonen (Figuur 27).

      Note: Slijp alleen de bovenkant van de snijrand en behoud de oorspronkelijke snijhoek om te zorgen dat het mes scherp blijft (Figuur 27). Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid metaal verwijdert.

      g000276

      Note: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Mes(sen) van de maai-eenheid controleren en slijpen.

    Ongelijke meshoogte controleren en corrigeren

    Indien de messen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon. Dit probleem kan worden gecorrigeerd door de messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle messen op hetzelfde niveau maaien.

    1. Gebruik een waterpas van een meter lang en zoek een horizontaal oppervlak op de grond.

    2. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    3. Stel de maaihoogte in op de hoogste stand; zie De maaihoogte instellen.

    4. Verwijder de afdekkappen die boven op de maai-eenheid zitten.

    5. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Noteer deze afstand. Draai vervolgens hetzelfde mes zodat het andere uiteinde voor komt en meet opnieuw. Het verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten.

    6. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met het middelste mes. Het middelste mes mag niet meer dan 10 mm lager zijn dan de buitenste messen. Indien het middelste mes meer dan 10 mm lager is dan de buitenste messen, ga dan verder met stap 7 en plaats opvulstukken tussen de spilbehuizing en de onderkant van het maaidek.

    7. Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar de opvulstukken moeten worden geplaatst. Om het mes hoger of lager te zetten, moet een opvulstuk, onderdeelnr. 3256-24, tussen de spilbehuizing en de onderkant van de maai-eenheid worden geplaatst. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.

      Important: Gebruik niet meer dan drie opvulstukken voor één opening. Gebruik minder opvulstukken in naastgelegen gaten indien er meer dan één opvulstuk voor één gat is gebruikt.

    8. Plaats de drijfriemkappen terug.

    De aandrijfriem vervangen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 50 bedrijfsuren
  • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren.
  • Reinig de ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid.
  • De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u een van deze dingen merkt.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op de maai-eenheid zitten. Zet de drijfriemkappen weg.

    3. Trek de poelie van de tandwielkast weg van de onderste drijfriem (Figuur 28) om deze te ontspannen en laat de drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een momentsleutel of soortgelijk gereedschap.

      g295691
    4. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie.

    5. Hou de spanpoelie tegen met een momentsleutel of soortgelijk gereedschap en leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie; zie Figuur 29.

      g295042
    6. Plaats de drijfriemkappen terug.

    Grasgeleider vervangen

    Waarschuwing

    Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. U kunt ook in contact komen met het mes.

    • Gebruik de machine niet zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger.

    • Zorg ervoor dat de grasgeleider omlaag is gebracht.

    1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheid zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.

    2. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Figuur 30). Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider.

    3. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. Plaats het L-vormige uiteinde van de veer achter de rand van de maai-eenheid.

      Note: Zorg ervoor dat het L-vormige eind van de veer is gemonteerd achter de rand van de maai-eenheid voordat u de bout plaatst zoals wordt aangegeven in Figuur 30.

    4. Monteer de bout en de moer. Plaats het J-vormige haakuiteinde van de veer om de grasgeleider (Figuur 30).

      Important: U moet de grasgeleider omlaag kunnen brengen op zijn plaats. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.

      g297469

    Schoonmaken onder de maai-eenheid

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Maak de maai-eenheid schoon.
  • Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van de maai-eenheid.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Breng de maai-eenheid omhoog naar de SERVICE-stand; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    3. Reinig de onderkant van de maai-eenheid grondig met water.

    Stalling

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de maai-eenheid in de TRANSPORTSTAND, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

    2. Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten:

      • De onderkant van de maai-eenheid

      • Ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid

      • de aftakas,

      • alle smeernippels en draaipunten.

    3. Controleer de bandendruk van de voor- en achterbanden van de tractie-eenheid en pas aan indien nodig; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.

    4. Verwijder, slijp en balanceer de messen van de maai-eenheid. Monteer de messen en draai de bevestigingen van de messen vast met een torsie 115 tot 149 N·m.

    5. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.

    6. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie. Neem overtollig vet op.

    7. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Deuken herstellen.