Onderhoud
Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Waarschuwing
Als u de machine opkrikt en op slechts één krik laat steunen terwijl u onder de maai-eenheid werkt, bestaat de kans dat de krik omvalt zodat het maaidek naar beneden valt waarbij u of omstanders worden verpletterd.
Plaats de machine altijd op minstens 2 assteunen als u de machine hebt opgekrikt.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 25 bedrijfsuren |
|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Smering
Zie Figuur 6 voor de locatie van de smeerpunten op de machine.
Type vet: nr. 2 smeervet op lithium- of molybdeenbasis
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Reinig de smeernippels met een doek. Verwijder indien nodig verf van de voorkant van de fitting(s).
-
Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt.
-
Overtollig vet wegvegen.
Lagers van zwenkwielen en wielen smeren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
Smeer de lagers van de voorste zwenkwielen en de voorste spilassen (Figuur 6).
De riemspanpoelie smeren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Smeer de nippel op het draaipunt van de arm van de riemspanpoelie (Figuur 6).
Note: Verwijder de kap van het maaidek om de smeernippel van de arm van de riemspanpoelie te bereiken.
Maaidek smeren met vet
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 100 bedrijfsuren |
|
Smeer de haakse hendel van de aftakas (Figuur 6).
Onderhoud riemen
De riemen controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Riemen controleren. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
Aandrijfriem van maaidek vervangen
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Verwijder de knoppen en de drijfriemkap op het maaidek.
-
Verwijder de spanpoelie en de versleten riem (Figuur 7).
-
Monteer de nieuwe drijfriem.
-
Monteer de spanpoelie.
-
Schakel de aftakas in en controleer de riemspanning; zie Riemspanning afstellen.
Note: De juiste drijfriemspanning bedraagt 44 tot 67 N met een speling van 13 mm halverwege tussen de poelies (Figuur 7).
Riemspanning afstellen
Spanning afstellen
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Na de eerste 8 bedrijfsuren |
|
Na de eerste 25 bedrijfsuren |
|
Om de 50 bedrijfsuren |
|
Important: Als de riemspanning of de remkoppeling werd afgesteld, moet ook de rem worden afgesteld.
Important: De riem moet stevig genoeg gespannen zijn om tijdens het maaien niet te slippen bij een grote belasting. Als de riem te strak wordt afgesteld, heeft dit een negatieve invloed op de levensduur van de as, de riem en de spanpoelie.
De riem moet strak genoeg staan om niet te slippen tijdens zware belasting bij het grasmaaien. Als de riem te strak wordt afgesteld, heeft dit een negatieve invloed op de levensduur van de riem en de as.
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Draai de borgmoer op de spanmoer los (Figuur 8).
-
Draai de spanmoer richting de achterkant van het maaidek om de spanning op de riem te doen toenemen. Draai de spanmoer richting de voorkant van het maaidek om de spanning op de riem te doen afnemen (Figuur 8).
Note: De schroefdraad van de oogbouten aan beide zijden van de spanmoer moet minimaal 8 mm zijn ingedraaid.
-
Schakel de aftakas in en controleer de spanning op de riem.
-
Als u de spanmoer niet verder kunt afstellen en de riem nog steeds te los zit, moet de achterste spanpoelie naar de middelste of voorste opening worden verplaatst (Figuur 9). Gebruik de opening waarmee u de juiste afstelling krijgt.
-
Als de spanpoelie wordt verplaatst, moet de riemgeleider ook worden verplaatst. Verplaats de riemgeleider naar de voorste stand (Figuur 9).
-
Controleer of de riemgeleider onder het motorframe juist is afgesteld (Figuur 10).
Note: Zorg dat de afstand tussen de riemgeleider en de maaierriem 19 mm bedraagt als de maaierriem is ingeschakeld (Figuur 10). Stel indien nodig de riemgeleider van de drijfriem af. Als de geleiders goed zijn afgesteld, mag de riem (als deze is uitgeschakeld) niet slepen of van de poelie vallen.
-
Controleer de afstelling van de mesrem; zie Mesrem afstellen.
De aftakaskoppeling afstellen
De aftakaskoppeling kunt u afstellen onder de linker voorhoek van het maaidek.
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Schakel de aftakas in.
-
Pas de lengte van de koppeling aan tot waar het onderste uiteinde van de haakse hendel bijna de versterkingsplaat van de assteun raakt (Figuur 11).
-
Controleer of de hulparm zich tegen de achterste aanslag op het maaidek bevindt (Figuur 12).
-
Zet de aftakasschakelaar omlaag naar de stand UITGESCHAKELD.
-
De hulparm moet contact maken met de voorste aanslag op het maaidek. Als dit niet het geval is, moet u de haakse hendel zo afstellen dat deze zich dichter bij de versterkingsplaat bevindt (Figuur 12).
-
Om de koppeling van de hulparm af te stellen, moet u de R-pen uit de hulparm verwijderen (Figuur 12).
-
Draai de moer los die tegen de gaffel is bevestigd (Figuur 11).
-
Verwijder de koppeling van de hulparm en draai aan de koppeling om de lengte aan te passen.
-
Steek de koppeling in de hulparm en bevestig het geheel met de R-pen (Figuur 12).
-
Controleer of de hulparm de aanslagen op de juiste manier raakt.
Veiligheidsschakelaar van de aftakas afstellen
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Schakel de aftakas uit. Controleer of de hulparm tegen de voorste aanslag rust.
-
Stel indien nodig de veiligheidsschakelaar af door de bouten los te draaien waarmee de beugel van de schakelaar is bevestigd (Figuur 13).
-
Verplaats de montagebeugel totdat de haakse hendel de plunjer 6 mm indrukt.
Zorg ervoor dat de haakse hendel de behuizing van de schakelaar niet raakt omdat er anders schade aan de schakelaar kan ontstaan (Figuur 13).
-
Draai de montagebeugel van de schakelaar vast.
Onderhoud van het maaidek
Veiligheid van de messen
Versleten of beschadigde messen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
-
Controleer op gezette tijden de maaimessen op overmatige slijtage of beschadiging.
-
Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen mogen alleen worden vervangen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.
-
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.
Onderhoud van de maaimessen
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben.
Vóór controle en onderhoud van de maaimessen
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval | Onderhoudsprocedure |
---|---|
Bij elk gebruik of dagelijks |
|
-
Controleer de snijranden (Figuur 14).
-
Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen.
-
Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel.
-
Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 14).
Controle op kromme messen
-
Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen.
-
Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, stand A, van de messen (Figuur 15).
-
Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren.
-
Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in bovengenoemde stap 2.
Note: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 4 mag niet meer dan 3 mm zijn.
Note: Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen.
Maaimessen verwijderen
Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp hebt geraakt of als het messen uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen.
-
Houd de mesbout vast met een sleutel.
-
Verwijder de moer, de mesbout, de gebogen ring, het mes, de afstandsstukken en de dunne ring van de spilas (Figuur 16).
De maaimessen slijpen
-
Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 17).
Note: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand.
Note: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert.
-
Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 18).
Note: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
Note: Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 17).
-
Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
Maaimessen monteren
-
Monteer de bout, de klemring en het mes. Selecteer het juiste aantal afstandsstukken voor de maaihoogte en schuif de bout in de spilas (Figuur 16).
Important: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van het maaidek wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
-
Plaats de resterende afstandsstukken en bevestig deze met een dunne ring en een moer (Figuur 16).
-
Draai de mesbout vast met een torsie van 75 tot 80 N·m.
Mesrem afstellen
-
Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
-
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
-
Stel indien nodig de montagebouten van de veer aan zodat het mesremblok beide zijden van de poeliegroef raakt (Figuur 19).
-
Stel de moer op het uiteinde van de mesremstang af zodat er 3 tot 5 mm ruimte is tussen de moer en het afstandsstuk (Figuur 19).
-
Schakel de messen in. Controleer of het mesremblok geen contact meer maakt met de poeliegroef.