Veiligheid

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Raadpleeg de inbouwverklaring achterin deze uitgave voor meer informatie.

Omkantelbeveiliging (ROPS) voor cabine

  • De omkantelbeveiliging is een integraal onderdeel van de cabine, die een doeltreffende veiligheidsvoorziening is.

  • De omkantelbeveiliging bestaat uit de rolbeugel, de stoel, de veiligheidsgordel, de stoelvergrendeling en de cabine.

  • Draag altijd de veiligheidsgordel wanneer u de machine gebruikt met een cabine.

  • Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel in een noodgeval snel kunt losmaken.

  • Rij langzaam en voorzichtig.

  • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt.

  • Houd de cabine in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.

  • Een beschadigde cabine dient vervangen te worden. Niet herstellen of wijzigen.

  • De rolbeugel niet verwijderen of aanpassen.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal93-7272
decal125-9688
decal130-5361
decal140-4413
decal140-6632

Montage

De machine en cabine voorbereiden

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (¾" x 4")2
Moer (¾")2

Note: Bewaar het transportpallet voor langdurige stalling nadat de cabine is verwijderd. Bewaar al het bevestigingsmateriaal voor de machine wanneer u de cabine monteert of verwijdert.

  1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat het werktuig zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.

  2. Koppel de minkabel (-) los van de accu.

  3. Verwijder de moer, bout en het afstandsstuk waarmee de kabel aan het tractiepedaal is bevestigd en draai het pedaal naar de stoel (Figuur 1).

    g301596
  4. Verwijder de pennen van de rolbeugel en plaats ze in de opening omlaag (Figuur 2).

    g302033
  5. Plaats de bout (¾" x 4") in de bovenste opening van de rolbeugel en draai deze handmatig vast met een moer (¾"). Zie (Figuur 3).

    Note: Zorg ervoor dat de bout gemonteerd is aan de binnenkant van de rolbeugel.

    g302032
  6. Verwijder de vergrendeling van het voorste maaidek van de voorkant van de machine (Figuur 4). Bewaar de vergrendeling en het bevestigingsmateriaal.

    g302034
  7. Verwijder de moeren en bouten van de rechter armsteun en klap deze naar het midden (Figuur 5).

    g301595
  8. Kantel het stuurwiel in de laagste stand, zie de Onderhoudshandleiding.

  9. Verwijder de R-klemmen van de rolbeugel waarmee de ontluchtingsbuizen zijn bevestigd (Figuur 6).

  10. Leg de ontluchtingsbuizen uit de weg voor de montage van de cabine.

  11. Monteer de R-klemmen terug in de rolbeugel zonder de ontluchtingsbuizen (Figuur 6).

    g301597

Het brandscherm van de cabine monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Brandscherm van cabine1
  1. Dicht de bestaande openingen van het brandscherm aan beide zijden op de locaties afgebeeld in Figuur 7 met zwart RTV-afdichtmiddel.

    g301598
  2. Dicht het brandscherm van de cabine op de locaties afgebeeld in Figuur 8 met zwart RTV-afdichtmiddel.

    g336508
  3. Verwijder het bestaande bevestigingsmateriaal dat het bestaande brandscherm verbindt met de rolbeugelbuis.

  4. Plaats het brandscherm van de cabine rond de stoel en op het bestaande brandscherm (Figuur 9).

    g301513
  5. Gebruik het bestaande bevestigingsmateriaal om het brandscherm van de cabine te monteren.

De cabine monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Cabine1
Linker aanslag van rolbeugel1
Rechter aanslag van rolbeugel1
Bevestiging van rolbeugel2
Steun van rolbeugel2
Kap van houder2
Afdichting2
Schroef (¼" x ¾")8
Bout (⅜" x 1")4
Borgmoer (⅜ inch)4
Schuimrubber afdichting1

Important: Monteer alle bevestigingen voor de cabine losjes tot al het bevestigingsmateriaal gemonteerd is. Nadat al het bevestigingsmateriaal is gemonteerd, draait u de bevestigingen vast.

  1. Verwijder het linker en het rechter paneel van de binnenkant van de cabine zoals getoond in Figuur 10.

    g301842
  2. Verwijder het dak van de cabine zoals wordt getoond in Figuur 11.

    g302035
  3. Gebruik een takel om de cabine te ondersteunen en sluit de cabinetakel aan op de 4 hijspunten op de cabine (Figuur 12).

    Note: Een cabinetakel is verkrijgbaar bij uw erkende Toro dealer.

    g322358
  4. Breng de cabine omhoog met een takel (Figuur 12).

  5. Plaats de schuimrubber afdichting aan de onderkant van de cabine zoals getoond in Figuur 13.

    g301543
  6. Lijn de cabine uit over de rolbeugel.

  7. Wanneer u de cabine laat zakken, plaatst u de ontluchtingsbuizen door de achterste stangen (Figuur 16).

    Note: Zorg ervoor dat het tractiepedaal naar achteren is gedraaid, naar de stoel toe.

  8. Laat de cabine zakken tot deze zich ongeveer 51 mm boven het brandscherm en de machine bevindt.

  9. Plaats de afdichtingen van de rolbeugel rond elke kant van de rolbeugel (Figuur 14).

  10. Plaats de linkerkap en 1 houderkap in de linker afdichting en bevestig de kappen met 4 schroeven (¼" x ¾"); zie Figuur 14.

  11. Plaats de rechterkap en 1 houderkap in de rechter afdichting en bevestig de kappen met 4 schroeven (¼" x ¾"); zie Figuur 14.

    g301688
  12. Laat de cabine zakken op het brandscherm en de machine.

  13. Monteer losjes de vergrendeling van het maaidek aan de voorkant van de cabine (Figuur 4).

  14. Monteer losjes de bevestigingen van de rolbeugel om de cabine te bevestigen aan de rolbeugel op de machine (Figuur 15).

  15. Monteer losjes de linker aanslag van de rolbeugel aan de hoek van de rolbeugel met 2 bouten (⅜" x 1"), een rolbeugelsteun en 2 moeren (⅜").

  16. Monteer losjes de rechter aanslag van de rolbeugel aan de hoek van de rolbeugel met 2 bouten (⅜" x 1"), een rolbeugelsteun en 2 moeren (⅜").

    g301843

    Note: Zorg ervoor dat de bouten van de rolbeugel als laatste worden vastgedraaid (Figuur 3).

  17. Nadat alle onderdelen en het bevestigingsmateriaal is gemonteerd, draait u het bevestigingsmateriaal vast.

  18. Draai alle moeren en bouten waarmee de cabine aan de rolbeugel is bevestigd vast met een torsie van 127 tot 157 N·m. Zie Figuur 15.

  19. Draai de moeren en bouten voor de vergrendeling van het maaidek aan de voorkant van de cabine vast met een torsie van 127 tot 157 N·m. Zie Figuur 4.

  20. Draai de bout en moer van de rolbeugel vast met een torsie van 329 tot 403 N·m. Zie Figuur 3.

  21. Monteer het dak van de cabine (Figuur 11).

  22. Monteer de moer, bout en het afstandsstuk om de kabel aan het tractiepedaal te bevestigen (Figuur 1).

De ontluchtingsbuizen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bout (5/16" x 1½")2
Moer (5/16")2
Plaatklem2
Pijpklem2
  1. Monteer de ontluchtingsbuizen aan elke kant van de cabine. Zie Figuur 16.

  2. Bevestig elke ontluchtingsbuis met een bout (5/16" x 1½"), een plaatklem, een pijpklem en een moer (5/16") (Figuur 16).

    g330010
  3. Monteer de eerder verwijderde zijpanelen (Figuur 11).

De treeplank monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Bevestiging van treeplank1
Slotbout (⅜" x ⅞")2
Moer (⅜")2
Slotbout (5/16" x ¾")2
Slotbout (5/16" x 1¼")1
Moer (5/16")3
Vloer van treeplank1
Vloermat1
  1. Verwijder de aanwezige treeplank aan de zijkant van de machine (Figuur 17).

    Note: De bestaande treeplank moet niet gemonteerd worden wanneer de cabine verwijderd is. Gebruik de treeplank die bij de cabine wordt geleverd.

    g302817
  2. Bevestig de vloer van de treeplank aan de bevestiging van de treeplank. Gebruik hierbij een slotbout (5/16" x 1¼") en een moer (5/16"). Zie Figuur 18.

  3. Bevestig de treeplank aan de zijkant van de machine met 2 slotbouten (⅜" x ⅞"), 2 moeren (⅜"), een slotbout (⅜" x ⅞") en een moer (⅜"). Zie Figuur 18.

    g301516
  4. Leg de vloermat in de cabine (Figuur 19).

    g302840

De slangen voor de 17,9 kW (24 pk) motor monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Slang1
Vrouwelijke koppeling1
Vrouwelijke stofplug1
Rechte fitting (⅜ NPT x ⅝ geribd)2
Slangklem4
Mannelijke koppeling1
Mannelijke stofplug1
R-klem2
Slotbout (¼" x ¾")2
Flensmoer (¼ inch)2
Fitting van motor2
Kabelbinders8
Rechte adapter (⅜")1
Adapter (M16)1
  1. Breng afdichtmiddel aan op de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd); sla de eerste schroefdraad over.

  2. Schuif de slangklemmen over de slangen.

  3. Schuif de stofplug en de stofkap over het geribde uiteinde van de eenheden (Figuur 20).

  4. Draai de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd) in de mannelijke en vrouwelijke koppelingen (Figuur 20).

  5. Draai de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd) in de mannelijke en vrouwelijke koppelingen 2 tot 3 slagen van handvast verwijderd.

  6. Steek het geribde uiteinde van de eenheden in de slangen en bevestig ze met de slangklemmen (Figuur 20).

  7. Monteer de rechte adapter (⅜") op de fitting van de motor voor de slang met de mannelijke koppeling (Figuur 20).

  8. Monteer de rechte adapter (M16) op de fitting van de motor voor de slang met de vrouwelijke koppeling (Figuur 20).

    g301831
  9. Verwijder de bestaande beugel van het frame van de machine en de radiateur (Figuur 21). Bewaar het bevestigingsmateriaal.

    g315428
  10. Tap de helft van de motorkoelvloeistof af van de radiateur door het ventiel aan de rechterzijde van de radiateur te gebruiken zoals getoond in Figuur 21.

  11. Zoek en verwijder de motorplugs zoals getoond in Figuur 20.

  12. Breng buisdichtingsmiddel aan op de schroefdraad van de fittings van de motor.

  13. Bevestig de fittings van de motor manueel in de poorten tot ze handvast zitten.

  14. Bevestig de fittings van de motor nog 2 tot 3 slagen vaster dan handvast.

  15. Schuif de slangklemmen over de slangen.

  16. Plaats de slangen over de geribde uiteinden van de fittings van de motor en bevestig ze met de slangklemmen (Figuur 20).

  17. Plaats de R-klemmen rond de slangen (Figuur 20).

  18. Bevestig de slangen aan de achterkant van de cabine met 2 slotbouten en 2 moeren (Figuur 20 en Figuur 22).

    g301828
  19. Bevestig de slangen met kabelbinders uit de buurt van bewegende onderdelen en hete oppervlakken.

  20. Vul de radiateur met motorkoelvloeistof.

  21. Start de motor en verwijder de lucht uit het koelsysteem.

  22. Zet de motor uit en controleer het peil van de motorkoelvloeistof.

  23. Vul indien nodig meer motorkoelvloeistof bij.

    Note: Wanneer de motor koud is, mag het peil van de koelvloeistof niet hoger reiken dan de VOL (KOUD)-markering (onderste markering).

    Note: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor de juiste vloeistof.

De slangen voor de 27,6 kW (37 pk) motor monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Slang1
Vrouwelijke koppeling1
Vrouwelijke stofplug1
Rechte fitting (⅜ NPT x ⅝ geribd)2
Slangklem4
Mannelijke koppeling1
Mannelijke stofplug1
R-klem2
Slotbout (¼" x ¾")2
Flensmoer (¼ inch)2
Fitting van motor2
Kabelbinders8
Rechte adapter (⅜")1
Adapter (M16)1
  1. Breng afdichtmiddel aan op de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd); sla de eerste schroefdraad over.

  2. Schuif de slangklemmen over de slangen.

  3. Schuif de stofplug en de stofkap over het geribde uiteinde van de eenheden (Figuur 24).

  4. Draai de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd) in de mannelijke en vrouwelijke koppelingen (Figuur 24).

  5. Draai de rechte fittings (⅜ NPT x ⅝ geribd) in de mannelijke en vrouwelijke koppelingen 2 tot 3 slagen van handvast verwijderd.

  6. Steek het geribde uiteinde van de eenheden in de slangen en bevestig ze met de slangklemmen (Figuur 24).

  7. Verwijder de bestaande beugel van het frame van de machine en de radiateur (Figuur 23). Bewaar het bevestigingsmateriaal.

    g315428
  8. Tap de helft van de motorkoelvloeistof af van de radiateur door het ventiel aan de rechterzijde van de radiateur te gebruiken zoals getoond in Figuur 23.

  9. Zoek en verwijder de motorplugs zoals getoond in Figuur 24.

    g301830
  10. Breng buisdichtingsmiddel aan op de schroefdraad van de fittings van de motor.

  11. Bevestig de fittings van de motor manueel in de poorten tot ze handvast zitten.

  12. Bevestig de fittings van de motor nog 2 tot 3 slagen vaster dan handvast.

  13. Schuif de slangklemmen over de slangen.

  14. Plaats de slangen over de geribde uiteinden van de fittings van de motor en bevestig ze met de slangklemmen (Figuur 24).

  15. Plaats de R-klemmen rond de slangen (Figuur 24).

  16. Bevestig de slangen aan de achterkant van de cabine met 2 slotbouten en 2 moeren (Figuur 24 en Figuur 25).

    g301829
  17. Bevestig de slangen met kabelbinders uit de buurt van bewegende onderdelen en hete oppervlakken (Figuur 25).

  18. Vul de radiateur met motorkoelvloeistof.

  19. Start de motor en verwijder de lucht uit het koelsysteem.

  20. Zet de motor uit en controleer het peil van de motorkoelvloeistof.

  21. Vul indien nodig meer motorkoelvloeistof bij.

    Note: Wanneer de motor koud is, mag het peil van de koelvloeistof niet hoger reiken dan de VOL (KOUD)-markering (onderste markering).

    Note: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor de juiste vloeistof.

De sproeiervloeistoftank monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Sproeiervloeistofbeugel1
Sproeiervloeistoftank1
Slotbout (5/16 x ¾")4
Borgmoer (5/16")4
  1. Monteer de tank aan de beugel met 4 slotbouten (5/16" x ¾") en 4 moeren (5/16"); zie Figuur 26.

    g301514
  2. Monteer de tank en de beugel aan het frame en de radiateur met het eerder verwijderde bevestigingsmateriaal (Figuur 21 of Figuur 23).

De sproeiervloeistofslangen monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Vrouwelijke slangfitting1
Mannelijke slangfitting1

Note: De slangen zijn extra lang en moeten worden afgesneden om de aansluitingen te bevestigen.

  1. Leid de slangen langs het frame en terug naar de sproeiervloeistoftank (Figuur 28).

  2. Monteer de slang aan de sproeiervloeistoftank zoals getoond in Figuur 27.

    g301599
  3. Monteer de slang aan de tank.

  4. Snij de slang af op de plek die wordt getoond in Figuur 28.

  5. Monteer de fittings zoals wordt getoond in Figuur 28.

    g301541
  6. Bevestig de slangen met de plastic kabelbinders (Figuur 28).

De kabelboom aansluiten

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Zekering (10 A)1
  1. Leid de kabelboom langs het machineframe (Figuur 29).

    g302187
  2. Verwijder de moer waarmee de plusklem van de accu aan de pluspool is bevestigd.

  3. Verbind de pluspool van de kabelboom met de bout die wordt gebruikt om de accuklem te bevestigen.

  4. Bevestig de klem met de moer die u eerder hebt verwijderd.

  5. Herhaal de vorige stappen voor de minpool op de kabelboom.

  6. Monteer de connector aan de vloeistoftank (Figuur 29).

  7. Steek de connector afgebeeld in Figuur 29 in de hoofdkabelboom van de machine.

  8. Plaats een zekering (10 A) in de zekeringhouder van de tractie-eenheid; raadpleeg het gedeelte over het onderhoud van het elektrische systeem van de Gebruikershandleiding van uw tractie-eenheid voor de geschikte locatie.

De gewichten monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Gewicht(6 kg)2
Bout (⅜" x 3½")2
Ring (⅜")2
Borgmoer (⅜")2
  1. Monteer 2 gewichten (6 kg) tussen het frame en de achterbumper met 2 bouten (⅜" x 3½"), 2 ringen (⅜") en 2 borgmoeren (⅜"). Zie Figuur 30.

  2. Indien u ook een werktuig monteert (bv. een sneeuwschuif, sneeuwborstel of maai-eenheid), moet u de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid raadplegen voor de juiste hoeveelheid achtergewicht.

g315463

De montage voltooien

  1. Controleer op lekkages.

  2. Controleer of er geen bewegende onderdelen geraakt worden en breng correcties aan voordat u de machine gebruikt.

  3. Sluit de minkabel (-) aan op de accu.

  4. Controleer de werking van alle bedieningsorganen voordat u de machine gebruikt.

  5. Stel met twee personen de achteruitkijkspiegel en de zijspiegels af voordat u de machine gebruikt.

Algemeen overzicht van de machine

Cabineknoppen

g302074

Ruitenwisserschakelaar

Gebruik deze schakelaar om de ruitenwissers in of uit te schakelen (Figuur 31).

Temperatuurregeling

Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 31).

Ventilatorregeling

Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 31).

Onderhoud

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 250 bedrijfsuren
  • De luchtfilters in de cabine reinigen(vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil).
  • Reiniging

    Voorzichtig

    Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

    Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.

    De cabine reinigen

    Important: Wees voorzichtig in de buurt van de afdichtingen van de cabine (Figuur 32). Als u een hogedrukreiniger gebruikt, houd de spuitstok dan minstens 0,6 m van de machine vandaan. Richt de hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de afdichtingen van de cabine, de glazen afdichtingen of onder de overhang aan de achterzijde.

    g302075

    De luchtfilters reinigen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 250 bedrijfsuren
  • De luchtfilters in de cabine reinigen(vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil).
    1. Verwijder de duimschroeven en de roosters van de luchtfilters achter de cabine (Figuur 33).

      g302176
    2. Reinig de filters door er schone, olievrije perslucht door te blazen.

      Important: Vervang beschadigde filterelementen.

    3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven.

    Stalling

    Verwijder de cabine van de machine voor opslag.

    De verwijdering van de cabine voorbereiden

    1. Plaats de machine onder de cabinetakel, zet de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje.

    2. Laat de motor afkoelen.

    3. Verwijder de bout en de moer waarmee het tractiepedaal bevestigd is (Figuur 1).

    4. Verwijder de vergrendeling van het voorste maaidek van de voorkant van de machine (Figuur 4).

    5. Verwijder de bouten van de rechter armsteun en draai deze naar het midden (Figuur 5).

    6. Verwijder het linker en het rechter paneel in de binnenkant van de cabine (Figuur 10).

    7. Verwijder de ontluchtingsbuis van elke kant van de cabine achter de panelen (Figuur 16).

    8. Kantel het stuurwiel in de laagste stand; zie de Gebruikershandleiding van de machine.

    9. Koppel de zwarte minkabel (-) los van de accu.

    De kabelboom loskoppelen

    1. Koppel de kabelboom van de machine los van de kabelboom van de cabine op de plaats van het relais (Figuur 29).

    2. Koppel de connector los die is bevestigd aan de hoofdkabelboom van de machine (Figuur 29).

    3. Dek de connectoren van de machine en cabine af met tape om ze schoon te houden.

    De slangen loskoppelen

    1. Maak de wasslang los (Figuur 20).

    2. Koppel de verwarmingsslangen los (Figuur 34).

      Note: Wees voorbereid om de vloeistof op te vangen of weg te vegen die uit de slangen kan lopen wanneer u deze loskoppelt.

      g302188
    3. Dicht de verwarmingsslangen af met de stofkappen (Figuur 34).

    De cabine verwijderen

    1. Verwijder het dak van de cabine (Figuur 11).

    2. Verwijder de aanslagen en bevestigingen van de rolbeugel (Figuur 15).

      Note: Verwijder het brandscherm niet.

    3. Verwijder de kappen en de afdichtingen van de rolbeugel van de basis van de rolbeugel aan de binnenkant van de cabine (Figuur 14).

      Note: Plaats al het bevestigingsmateriaal dat u hebt verwijderd terug op de oorspronkelijke plaats in de volgorde waarin het wordt gebruikt om de cabine aan de machine te bevestigen. Dit voorkomt dat u het bevestigingsmateriaal verliest en het vereenvoudigt de montage.

    4. Monteer het linker en het rechter paneel in de binnenkant van de cabine (Figuur 10).

    5. Sluit de cabinetakel aan op de 4 hijspunten op de cabine (Figuur 12).

    6. Takel de cabine op tot een hoogte waarbij u de machine veilig van onder de cabine kunt halen.

    7. Haal de machine van onder de cabine.

    8. Laat de cabine zakken op het transportpallet waarmee u de cabine naar de opslagplaats kunt vervoeren.

      Note: Zet de kabelboom en slangen vast om te voorkomen dat deze worden beschadigd wanneer u de cabine laat zakken of ze opslaat. Dek de cabine af om te voorkomen dat er zich stof en vuil op verzamelen tijdens de opslag.

    9. Plaats de pennen van de rolbeugel en de bouten terug in hun oorspronkelijke posities (Figuur 2 en Figuur 3).

    10. Haal elke bout aan met een torsie van 91 tot 113 N·m.

    11. Monteer de bout en de moer waarmee het tractiepedaal bevestigd is (Figuur 1).

    12. Monteer de vergrendeling van het voorste maaidek van de voorkant van de machine (Figuur 4).

    13. Draai de armsteun op zijn plaats en monteer de bouten (Figuur 5).

    14. Monteer de ontluchtingsbuis aan elke zijde van de rolbeugel (Figuur 6).