Inleiding

Deze machine is een loopmaaier met messenkooi bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.

Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.

Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren.

Als u service, originele Toro- onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.

Important: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code (indien aanwezig) op het plaatje met het serienummer scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie.

g271512

Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.

g000502

Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.

Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië.

De bijgevoegde gebruikershandleiding van de motor biedt informatie over het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) en het Californische controlesysteem voor emissies, onderhoud en garantie. U kunt vervangingsonderdelen bestellen via de fabrikant van de motor.

Als u deze machine gebruikt op een hoogte boven 1500 meter boven de zeespiegel, moet u de sproeier voor grote hoogte aanschaffen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de Honda motor.

Waarschuwing

CALIFORNIË

Proposition 65 Waarschuwing

De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.

Gebruik van dit product kan leiden tot blootstelling aan chemische stoffen waarvan de Staat Californië weet dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere schade aan het voortplantingssysteem veroorzaken.

Veiligheid

Algemene veiligheid

Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.

  • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine start.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunt u verwondingen oplopen of kan eigendom worden beschadigd.

  • Houd handen en voeten uit de buurt van de bewegende onderdelen van de machine.

  • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken.

  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.

  • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool Graphic te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.

Veiligheids- en instructiestickers

Graphic

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

decal120-9570
decal130-8322
decal133-8062
decal138-1644
decal138-1589
decal138-2138
decal138-5533
decal138-5534
decal138-5532

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Het maaidek aanpassen en monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Maai-eenheid (afzonderlijk bestellen; neem contact op met uw erkende Toro verdeler)1
Zeskantige buis1
Veer1
Kraag1
  1. Stel het maaidek in op de door u gewenste instellingen; raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek.

  2. Monteer de veer, kraag en zeskantige buis aan de as van de transmissiekoppeling (Figuur 3).

    g307641
  3. Monteer het maaidek op de machine, zie Het maaidek monteren.

De transportwielen monteren

Optioneel

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Transportwielenset (afzonderlijk bestellen; neem contact op met uw erkende Toro verdeler)1

Om de transportwielen te monteren, moet u eerst de transportwielenset aanschaffen (model 04123). Neem contact op met uw erkende Toro verdeler om deze set aan te schaffen.

  1. Monteer de transportwielen; zie De transportwielen monteren

  2. Zorg ervoor dat de bandenspanning 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi) bedraagt.

De grasmand monteren

Benodigde onderdelen voor deze stap:

Grasmand1
  1. Neem de grasmand vast bij de handgreep.

  2. Leid de rand van de grasmand tussen de zijplaten van het maaidek en over de voorste rol (Figuur 4).

    g308471
  3. Monteer de grasmandhaken over de framebeugel (Figuur 4).

Important: Als u de grasmand laat vallen, moet u de contactpunten van de bevestigingsarm aan de onderrand van de mand controleren op schade (Figuur 5). Zet de contactpunten recht voordat u de grasmand opnieuw gaat gebruiken.Als u de grasmand gebruikt met gebogen contactpunten aan de bevestigingsarm, kan dat ertoe leiden dat de grasmand de maai-eenheid raakt. Dit gaat gepaard met storend lawaai en/of beschadiging van de grasmand en de maai-eenheid.

g032408

Het toerental afstellen

Alleen voor CE/UKCA-conforme landen

Benodigde onderdelen voor deze stap:

CE/UKCA-bordje1

Als u uw machine gebruikt in een CE/UKCA-conform land, voldoe dan aan de geluidsvoorschriften door de volgende stappen uit te voeren:

  • Stel het hoog-stationaire toerental in op de volgende specificaties:

    • 1018 machines: 3000 tpm

    • 1021 machines: 3150 tpm

    Zie Het hoog stationair motortoerental verstellen.

  • Breng het CE/UKCA-bordje aan boven het serienummerplaatje (Figuur 6).

    g415593

De vergrendelingsbout voor de hoogteverstelling van de handgreep afstellen

Indien de hoogteverstelling van de handgreep niet parallel is met de bovenste houderbuis, moet u de volgende stappen uitvoeren om de bout af te stellen:

  1. Draai de moer op de vergrendelingsbout los zodat de kop van de bout vrij kan bewegen tot voorbij de draaiaanslag (Figuur 7).

    Note: U kunt druk uitoefenen op de veer van de hoogteverstelling van de handgreep om spanning op de bout te verminderen.

    g440364
  2. Draai de bout rechtsom of linksom om de hoek van de hoogteverstelling van de handgreep naar binnen of naar buiten af te stellen. De hoogteverstelling van de handgreep dient parallel te zijn met de bovenste houderbuis zoals getoond in Figuur 8.

    g439288
  3. Draai de moer op de vergrendelingsbout vast (Figuur 7) zodat de nieuwe positie van de bout tegen de draaiaanslag is geborgd.

De positie van de tractietrommel bevestigen

De positie van de tractietrommel kan worden ingesteld op een LAGE of HOGE maaihoogte.

De standaardpositie van de tractietrommel is LAAG (Figuur 9). Zet de trommel niet in de HOGE STAND; deze stand heeft een negatieve invloed op de maaikwaliteit.

g316029

Algemeen overzicht van de machine

g310034
g271082

Koppelingsstang

Gebruik de koppelingsstang (Figuur 11) om de tractieaandrijving in- of uit te schakelen.

  • De tractieaandrijving inschakelen: trek de stang omhoog en houd die tegen de handgreep.

  • De tractieaandrijving uitschakelen: Laat de stang los.

Gashendel

Gebruik de gashendel (Figuur 11) om het motortoerental te verstellen.

  • Snelheid van de motor verhogen: Draai de hendel omlaag.

  • Snelheid van de motor verlagen: Draai de hendel omhoog.

Aan-/Uit-schakelaar

Met de contactschakelaar (Figuur 11) kunt u de motor starten of uitschakelen.

  • Start de motor: Druk op het bovenste deel van de schakelaar.

  • Stop de motor: Druk op het onderste deel van de schakelaar.

Hendel van bedrijfsrem

De bedrijfsrem gebruiken (Figuur 11) om de machine langzamer te laten rijden of te stoppen. Trek de hendel naar de handgreep om de bedrijfsrem in werking te stellen.

Parkeerremvergrendeling

Gebruik de parkeerremvergrendeling (Figuur 11) om de parkeerrem in werking te stellen als u weg bent bij de machine.

  • De parkeerrem in werking stellen: Stel de hendel van de bedrijfsrem in werking, hou deze vast en draai de parkeerremvergrendeling naar u toe.

  • De parkeerrem uitschakelen: Trek de hendel van de parkeerrem naar de handgreep toe.

Aandrijfhendel maaidek

Gebruik de hendel van de maai-eenheid (Figuur 11) om de maai-eenheid in of uit te schakelen terwijl de koppelingsstang is ingeschakeld.

  • De maai-eenheid inschakelen: Zet de hendel omlaag.

  • De maai-eenheid uitschakelen: Zet de hendel omhoog.

Urenteller

De urenteller (Figuur 11) registreert het totaal aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. Raadpleeg de meter om regelmatig onderhoudswerkzaamheden in te plannen.

Handgreep van hefmechanisme

Gebruik de handgreep van het hefmechanisme (Figuur 11) om te helpen bij het aanpassen van de hoogte van de handgreep of om de kickstandaard omhoog of omlaag te brengen.

Hoogteverstelling handgreep

Gebruik de hoogteverstelling van de handgreep (Figuur 12) om de hoogte van de handgreep in een comfortabele bedieningsstand te zetten. Trek de hoogteverstelling omhoog en gebruik de handgreep van het hefmechanisme om de handgreep hoger of lager te zetten.

g271081

Chokehendel

De chokehendel (Figuur 13) bevindt zich links vooraan op de motor. Gebruik de hendel als hulp bij het starten van een koude motor; zie De chokehendel gebruiken.

g265059

Brandstofafsluitklep

De brandstofklep bevindt zich aan de zijkant van de motor onder de chokeknop (Figuur 13).

Note: Sluit de brandstofklep wanneer de machine een paar dagen niet wordt gebruikt, tijdens het vervoer van en naar de werkplek, of wanneer de machine in een gebouw is geparkeerd; zie De brandstofafsluitklep openen en sluiten.

Handgreep van startkoord

Trek aan de handgreep van het startkoord (Figuur 13) om de motor te starten.

Kickstandaard

De kickstandaard (Figuur 14) is aan de achterkant van de machine gemonteerd. Gebruik de kickstandaard bij het (de)monteren van de transportwielen of het maaidek.

  • Stand voor ONDERHOUD AAN TRANSPORTWIELEN:

    Om de kickstandaard te gebruiken voor het monteren van de transportwielen, zet u uw voet op de kickstandaard terwijl u de handgreep van hefmechanisme omhoog en naar achteren trekt (Figuur 14).

    Voorzichtig

    De machine is zwaar; u kunt uw rug bezeren als u op een onjuiste manier tilt.

    Zet uw gewicht op de kickstandaard en gebruik alleen de handgreep van hefmechanisme om de machine op te tillen. Als u de machine op een andere manier op de kickstandaard probeert te tillen, kan dat letsel veroorzaken.

  • Stand voor MAAIDEKONDERHOUD:

    Om te voorkomen dat de machine achterover kantelt bij het verwijderen van het maaidek, brengt u de kickstandaard omlaag en drukt u de borgpen in zodat de kickstandaard in de stand blijft die wordt getoond in Figuur 15.

  • De kickstandaard terugtrekken in de OPSLAGSTAND:

    1. Houd uw voet op de kickstandaard terwijl u de tractietrommel tot op de grond laat zakken.

    2. Haal uw voet van de kickstandaard en laat de kickstandaard terugtrekken in de OPSLAGSTAND.

g310163
g341757
Model 04850Model 04860
Breedte84 cm91 cm
Leeggewicht*84 kg86 kg
Maaibreedte46 cm53 cm
MaaihoogteZie de Gebruikershandleiding van het maaidek.
SluitingAfhankelijk van het toerental van de messenkooi en de stand van de aandrijfpoelie van de messenkooi, zie De maaisnelheid afstellen.
MotortoerentalLaag-stationair: 1900 ± 100 tpm; Hoog-stationair: 3450 ± 100 tpm
Maaisnelheid3,2 km/u tot 5,6 km/u
Transportsnelheid8,5 km/uur
*Alleen tractie-eenheid. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek voor het gewicht van elk maaidek.

Werktuigen/accessoires

Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro- distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires.

Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro- onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal de linker- en rechterzijde van de machine vanuit de normale bedieningspositie.

Voor gebruik

Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk

Algemene veiligheid

  • Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.

  • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.

  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

  • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine snel kunt stoppen.

  • Controleer de aanwezigheid en goede werking van de dodemansinrichtingen, veiligheidsschakelaars en beveiligingsmiddelen. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.

  • Inspecteer het terrein waarop u de machine gaat gebruiken en verwijder voorwerpen die de machine kan uitwerpen.

Brandstofveiligheid

  • Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met brandstof. Brandstof is ontvlambaar en de dampen kunnen tot ontploffing komen.

  • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen.

  • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof.

  • Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld.

  • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte.

  • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

  • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.

  • Vul brandstofvaten niet in een voertuig, vrachtwagen of op een aanhanger met kunststof beplating. Plaats vaten die u wilt vullen altijd op de grond, uit de buurt van het voertuig.

  • Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, vul uw machine dan met een draagbaar vat in plaats van met een vulpistool van een pomp.

  • Houd het vulpistool in contact met de rand van de benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is.

Dagelijks onderhoud uitvoeren

Voer het dagelijkse onderhoud uit, zie Controlelijst voor dagelijks onderhoud.

Het motoroliepeil controleren

Controleer het motoroliepeil voor elk gebruik of om de 8 bedrijfsuren, zie Het motoroliepeil controleren.

Brandstof

Inhoud brandstoftank: 2,0 liter

Aanbevolen brandstof: ongelode benzine met een octaangetal van 87 of hoger ((R+M)/2 methode)

Ethanol: benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tert-butylether) per volume is acceptabel. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik.

  • Gebruik nooit benzine met meer dan 10 vol.% ethanol, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol).

  • Geen benzine gebruiken die methanol bevat.

  • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt.

  • Meng nooit olie door benzine.

  • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse brandstof (minder dan 30 dagen oud).

  • Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.

Brandstoftank vullen

  1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de dop (Figuur 16). Vul de brandstoftank tot de bodem van de tankhalsopening; raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw motor.

    Important: Overvul de brandstoftank niet.

    g265976
  2. Doe de dop weer op de tank en neem gemorste brandstof op.

De maaisnelheid afstellen

De maaisnelheid wordt bepaald door de volgende machine-instellingen:

  • Toerental messenkooi: U kunt het toerental van de messenkooi verhogen of verlagen; raadpleeg Het messenkooitoerental afstellen.

  • Stand van de aandrijfpoelie van de messenkooi: u kunt de aandrijfpoelie van de messenkooi in 2 standen zetten; raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek.

Raadpleeg onderstaande tabel om het toerental van de messenkooi en de stand van de aandrijfpoelie van de messenkooi te bepalen voor de juiste instelling:

Maaisnelheid

Toerental messenkooiRiemstandMaai-eenheid
8 messen11 messen14 messen
LaagLaag7,3 mm5,3 mm4,2 mm
LaagHoog8,7 mm4,4 mm3,5 mm
HoogLaag5,9 mm4,3 mm3,4 mm
HoogHoog5,0 mm3,6 mm2,8 mm

Het messenkooitoerental afstellen

Gebruik de knop voor de toerentalregeling van de messenkooien (Figuur 17) om het toerental van de messenkooi in te stellen.

  • Hoog toerental: Draai de knop zo, dat de letter 'H' op de knop naar de voorkant van de machine wijst.

  • Laag toerental: Draai de knop zo, dat de letter 'L' op de knop naar de voorkant van de machine wijst.

g307646

Hoogte van handgreep instellen

Gebruik de hoogteverstelling van de handgreep om de hoogte van de handgreep in een comfortabele bedieningsstand te zetten; raadpleeg Hoogteverstelling handgreep.

De machine transporteren naar het werk

De machine transporteren met de transportwielen

Gebruik de transportwielen om de machine over kortere afstanden te transporteren.

  1. Monteer de transportwielen; zie De transportwielen monteren

  2. Controleer of de tractiehendel en messenkooi-hendel in de NEUTRAALSTAND staan.

  3. Start de motor; zie Starten van de motor.

  4. Zet de gashendel op LANGZAAM, kantel de voorzijde van de machine voorzichtig omhoog, schakel de tractieaandrijving geleidelijk aan in en verhoog langzaam de snelheid.

  5. Stel de gashendel op de gewenste rijsnelheid en transporteer de machine naar de bestemming.

De machine transporteren op een aanhanger

Gebruik een aanhanger om de machine over langere afstanden te transporteren. Wees voorzichtig bij het laden van de machine op de aanhanger.

  1. Rij de machine voorzichtig op de aanhanger.

  2. Zet de motor af, trek de parkeerrem aan en draai de brandstofklep in de UIT-stand.

  3. Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.

  4. Zet de machine goed vast op de aanhanger.

Note: U kunt de Toro Trans Pro-aanhanger gebruiken om de machine te transporteren. Voor het laden van de aanhanger: zie de gebruikershandleiding van de aanhanger.

Important: Laat de motor niet lopen tijdens het transport op de aanhanger, dit zou kunnen leiden tot beschadiging van de machine.

Demonteren van de transportwielen

  1. Laat de koppelingsstang los, gebruik de gashendel om het toerental van de machine te verlagen en schakel de machine uit.

  2. Zet de kickstandaard in de stand voor ONDERHOUD AAN TRANSPORTWIELEN; raadpleeg Kickstandaard.

  3. Verwijder de transportwielen door de wielsluitklemmen uit de assen te drukken (Figuur 18).

    g307660
  4. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard door deze langzaam naar voren te duwen of de onderste steun van de duwboom op te tillen, zodat de kickstandaard in de OPSLAGSTAND terugspringt; raadpleeg Kickstandaard.

De chokehendel gebruiken

Gebruik de chokehendel als hulp bij het starten van een koude motor Zet de hendel op CHOKE bij het starten van een koude motor. Zodra de motor start, zet u de hendel op LOPEN.

g273508

De brandstofafsluitklep openen en sluiten

Regel de brandstofstroom naar de motor met de brandstofafsluitklep, als volgt:

  • Om de brandstofklep te openen, draait u de hendel van de brandstofafsluitklep naar de handgreep van het startkoord (Figuur 20).

  • Om de brandstofklep te openen, draait u de hendel van de brandstofafsluitklep weg van de handgreep van het startkoord (Figuur 20).

    g273576

Tijdens gebruik

Veiligheid tijdens het werk

Algemene veiligheid

  • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen.

  • Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.

  • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder de invloed van alcohol of drugs bent.

  • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt. Zorg ervoor dat u met niets anders bezig bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd.

  • Voordat u de machine start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt.

  • Houd omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Als er collega's aanwezig moeten zijn, moet u voorzichtig zijn en controleren of de grasmand op de machine gemonteerd is.

  • Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden.

  • Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is.

  • Wees voorzichtig bij het maaien van nat gras. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

  • Houd uw handen en voeten uit de buurt van het maaidek.

  • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.

  • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren.

  • Schakel de maaidekken uit wanneer u niet maait.

  • Schakel de aandrijving van het maaidek uit en schakel de machine uit voordat u de maaihoogte wijzigt.

  • Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar uitlaatgassen zich kunnen verzamelen.

  • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien van toepassing).

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  • Schakel de machine uit voordat u de grasmand leegmaakt.

  • Raak de motor, de knaldemper of de uitlaat niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft uitgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.

  • In de volgende gevallen moet u de machine en de aandrijving van de maai-eenheid uitschakelen:

    • voordat u brandstof gaat bijvullen

    • voordat u verstoppingen verwijdert

    • voordat u de grasmand verwijdert

    • voordat u de maai-eenheid controleert, schoonmaakt of er onderhoud aan verricht

    • als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maai-eenheid op beschadiging en repareer deze indien nodig voordat u de machine start en gebruikt

    • Voordat u de bestuurderspositie verlaat

  • Gebruik alleen door The Toro® Company goedgekeurde accessoires en werktuigen.

De machine veilig gebruiken op hellingen

  • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Doe het volgende voordat u de machine op een helling gaat gebruiken:

    • Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.

    • Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling.

  • Werk zijdelings op hellingen, nooit de helling op en neer. Werk niet op te steile of natte hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt.

  • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand tussen de machine en eventuele gevaren. Gebruik een handbediend apparaat in dergelijke gebieden.

  • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.

  • Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan gaan schuiven, zelfs als u de aandrijving stilzet.

  • Verwijder of let op obstakels als sloten, gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein.

  • Als u de controle over de machine verliest, moet u wegstappen van de richting waarin de machine rijdt.

  • Hou de machine altijd in versnelling bij het naar beneden rijden op een helling. Laat de motor niet in vrijloop als u naar beneden rijdt (alleen van toepassing voor eenheden met tandwielaandrijving).

Starten van de motor

Note: Voor afbeeldingen en beschrijvingen van de bedieningsorganen die worden genoemd in dit hoofdstuk, zie het hoofdstuk Bedieningsorganen.

Note: Verzeker dat de bougiekabel op de bougie zit.

  1. Verzeker dat de tractiehendel op Neutraal staat.

  2. Verzeker dat de brandstofklep open staat; zie De brandstofafsluitklep openen en sluiten

  3. Zet de aan/uit-schakelaar op AAN.

  4. Gebruik de gashendel om het motortoerental te verhogen.

  5. Zet de chokehendel halverwege tussen CHOKE en LOPEN bij het starten van een koude motor; zie De chokehendel gebruiken

    Note: Als u een warme motor start, hoeft u de choke niet te gebruiken.

  6. Trek aan de handgreep van het startkoord totdat dit aangrijpt, trek dan krachtig om de motor te starten.

    Important: Trek het startkoord niet door tot het einde en laat de handgreep niet los bij het trekken aan het startkoord, dat zou kunnen leiden tot breuk van het koord of beschadiging van de starteenheid.

  7. Zet de chokehendel op LOPEN als de motor warm wordt.

Tips voor bediening en gebruik

Important: Het grasmaaisel functioneert als een smeermiddel tijdens het maaien. Het te lang laten draaien van de maai-eenheid zonder grasmaaisel kan de eenheid beschadigen.

  • Maai greens door in een rechte lijn heen en weer te gaan.

  • Werk niet in een cirkel en keer de machine niet op de green om beschadiging van het gras te voorkomen.

  • Keer de machine buiten de green door de messenkooi omhoog te brengen (druk de duwboom naar beneden) en een druppelvormige draai te maken op de tractietrommel (Figuur 21).

    g271799
  • Maai bij een normale loopsnelheid. Een hogere snelheid spaart weinig tijd en leidt tot een lagere maaikwaliteit.

  • Om ervoor te zorgen dat u het gazon in een rechte lijn maait en de machine op een gelijke afstand van de rand van de vorige maaibaan blijft, moet u de markeringsstrepen op de grasmand gebruiken (Figuur 22).

    g309985

De machine gebruiken bij geringe verlichting

Gebruik de ledlampset als de machine bij weinig licht wordt ingezet. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler om deze set aan te schaffen.

Important: Gebruik geen andere verlichting op deze machine omdat die niet geschikt is voor de wisselspanning die de motor levert.

De bedieningsorganen gebruiken tijdens het maaien

  1. Start de motor, zet de gasklep op een lage snelheid, druk de handgreep omlaag om het maaidek omhoog te brengen en schakel de tractieaandrijving in om de machine op de kraag of naar de voorgreen te transporteren.

  2. Stop de machine op de kraag of de voorgreen.

  3. Verhoog de snelheid van de machine, schakel het maaidek in, schakel de tractieaandrijving in om de machine de green op te rijden, laat het maaidek tot op de grond zakken en begin met maaien.

De motor afzetten

  1. Laat de koppelingsstang los.

  2. Zet de gashendel op LANGZAAM.

  3. Zet de aan/uit-schakelaar op UIT.

  4. Voor het opbergen of transporteren van de machine: sluit de brandstofklep.

Na gebruik

Veiligheid na het werk

Algemene veiligheid

  • Zet de machine uit, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

  • Verwijder gras en vervuiling van de machine om brandgevaar te verminderen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Laat de machine afkoelen voordat u de machine binnen stalt.

  • Sla de machine en de brandstofhouder niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.

  • Verlaag de gashendelinstelling voordat u de motor afzet en sluit de brandstofafsluitklep (indien aanwezig) na het maaien.

De bedieningsorganen gebruiken na het maaien

  1. Rijd the machine van de green af, druk de handgreep omlaag om het maaidek uit te schakelen, laat de koppelingsstang los, schakel het maaidek uit en schakel de motor uit.

  2. Verwijder de grasmand en maak deze leeg.

  3. Monteer de grasmand op de machine en transporteer de machine naar de opslag.

De machine transporteren

Na het maaien: transporteer de machine van de werkplek, zie De machine transporteren met de transportwielen of De machine transporteren op een aanhanger.

De transportwielen monteren

  1. Zet de kickstandaard in de stand voor ONDERHOUD AAN DE TRANSPORTWIELEN; raadpleeg Kickstandaard

  2. Schuif een wiel op een as (Figuur 23).

    g307661
  3. Draai de wielsluitklem (Figuur 23) weg van het midden van het wiel, zodat het wiel verder op de as kan schuiven.

  4. Draai het wiel naar voren en achteren totdat het wiel helemaal op de as schuift en de sluitklem vastzit in de sleuf op de as.

  5. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.

  6. Haal de machine voorzichtig van de kickstandaard.

De transmissie in- en uitschakelen

U kunt de trommel losmaken van de transmissie om te kunnen manoeuvreren met de machine. Schakel de transmissie uit wanneer u de machine moet verplaatsen zonder de motor te starten (bijv. om onderhoud uit te voeren in een afgesloten ruimte).

Zorg ervoor dat u de transmissie inschakelt voordat u de machine bedient.

  1. De tractie-inschakelhendel bevindt zich op de versnellingsbak (Figuur 21).

    g345112
  2. Voer de volgende stap uit om de transmissie in- en uit te schakelen:

    • De transmissie uitschakelen: Draai de hendel naar de UITGESCHAKELDE stand.

    • De transmissie inschakelen: Draai de hendel naar de INGESCHAKELDE stand.

Onderhoud

Waarschuwing

Als u de machine niet goed onderhoudt, kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.

U moet de machine goed onderhouden en in goede staat houden volgens deze instructies.

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.

Important: Kantel de machine niet meer dan 25°. Het kantelen van de machine voorbij 25° leidt tot lekkage van olie in de verbrandingskamer en/of lekkage van brandstof uit de dop van de brandstoftank.

Important: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

Veiligheid bij onderhoud

  • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat:

    • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    • Zet de gashendel op stationair – laag.

    • Schakel de maai-eenheid/maai-eenheden uit.

    • Zorg dat de tractie in neutraal staat.

    • Stel de parkeerrem in werking.

    • Schakel de machine uit en verwijder het sleuteltje (indien van toepassing).

    • Wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

  • Laat de onderdelen van de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

  • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de machine draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

  • Als de motor moet draaien terwijl u onderhoud uitvoert, hou uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen dan uit de buurt van de maai-eenheid, werktuigen en andere bewegende delen. Houd omstanders op een afstand.

  • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de aandrijving, de geluiddemper, het koelscherm en de motor om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op.

  • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren. Vervang versleten, beschadigde en ontbrekende onderdelen en stickers. Zorg dat al het bevestigingsmateriaal goed vastzitten om te verzekeren dat de machine veilig kan worden gebruikt.

  • Controleer regelmatig de onderdelen van de grasmand en vervang indien nodig.

  • Om veilige en optimale prestaties van de machine te verkrijgen, moet u ter vervanging alleen originele Toro- onderdelen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen.

  • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp vereist is, moet u contact opnemen met een erkende Toro- distributeur.

Aanbevolen onderhoudsschema

OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Bij elk gebruik of dagelijks
  • Oliepeil controleren.
  • Inspecteer de luchtfilterelementen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig de luchtfilterelementen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Inspecteer en verstel de bougie; vervang hem zo nodig.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren filterelement (doe dit vaker in stoffige werkomgevingen).
  • Bougie vervangen.
  • Controlelijst voor dagelijks onderhoud

    Important: Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.

    Gecontroleerd itemVoor week van:
    Ma.Di.Wo.Do.Vr.Za.Zo.
    De werking van de remvergrendeling controleren.       
    Brandstofpeil controleren.       
    Oliepeil controleren.       
    Het luchtfilter controleren       
    Reinig de koelribben van de motor.       
    Controleren of motor ongewone geluiden maakt.       
    Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.       
    Afstelling van contact tussen ondermes en messenkooi controleren.       
    Maaihoogte-instelling controleren.       
    Beschadigde lak bijwerken.       
    De machine reinigen.       

    Aantekening voor speciale aandachtsgebieden

    Controle uitgevoerd door:
    ItemDatumInformatie
       
       
       
       
       
       
       
       

    Procedures voorafgaande aan onderhoud

    De machine klaar maken voor onderhoud

    Waarschuwing

    Terwijl u onderhoud pleegt aan de machine of deze aanpast, zou iemand de motor kunnen starten. Als de motor per ongeluk gestart wordt, kan dat u en andere omstanders ernstig verwonden.

    Laat de koppelingsstang los, stel de parkeerrem in werking en trek de kabel van de bougie af, voordat u met onderhoudswerkzaamheden begint. Druk ook de kabel opzij, zodat deze niet per ongeluk contact kan maken met de bougie.

    Voer de volgende taken uit voordat u de machine gaat onderhouden, reinigen of er aanpassingen aan gaat uitvoeren.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.

    2. Zet de motor af.

    3. Haal de parkeerrem aan.

    4. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de motor afkoelen voordat u onderhoud of reparaties uitvoert of de machine opbergt.

    5. Maak de bougiekabel los (Figuur 25).

      g265998

    Onderhoud motor

    Veiligheid van de motor

    • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.

    • Hevel nooit brandstof uit de tank, laat de motor lopen tot de tank droog is of verwijder de brandstof met een handbediende pomp. Als u de brandstoftank moet laten leeglopen, doe dit dan in de open lucht.

    Motorolie verversen

    Voordat u de machine start, moet u het carter vullen met ongeveer 0,56 liter olie die de juiste viscositeit heeft. Alle types hoogwaardige olie waaraan het American Petroleum Institute (API) onderhoudsclassificatie SJ of hoger heeft verleend, zijn geschikt voor de motor. Kies de juiste olieviscositeit (gewicht) op basis van de omgevingstemperatuur. Figuur 26 laat zien wat de aanbevolen temperatuur/viscositeit is.

    g013375

    Note: Multigrade-oliën (5W-20, 10W-30 en 10W-40) leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer het motoroliepeil vaker als u een dergelijk type olie gebruikt.

    Het motoroliepeil controleren

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Oliepeil controleren.
  • Het ideale moment om de motorolie te controleren, is wanneer de motor koud is of voordat u deze hebt gestart aan het begin van de werkdag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug in het carter laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u het motoroliepeil controleert.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; zie De motor afzetten.

    2. Plaats de machine zo dat de motor waterpas staat en reinig de omgeving van de olievulbuis (Figuur 27).

      g266053
    3. Verwijder de oliepeilstok door deze naar links te draaien.

    4. Verwijder de oliepeilstok en veeg het uiteinde schoon.

    5. Steek de peilstok helemaal in de olievulbuis, maar schroef hem niet vast.

    6. Haal de oliepeilstok eruit en controleer het motoroliepeil (Figuur 28).

      g019686
    7. Als het motoroliepeil onjuist is, moet u olie bijvullen of aftappen tot het juiste niveau; zie Het motoroliepeil controleren.

    Motorolie verversen

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Na de eerste 20 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Om de 100 bedrijfsuren
  • Motorolie verversen.
  • Waarschuwing

    Het is mogelijk dat de olie heet is nadat de motor heeft gedraaid. Contact met hete olie kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.

    Voorkom aanraking met hete motorolie wanneer u de olie laat uitstromen.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; zie De motor afzetten.

    2. Plaats een bak onder de aftapplug om de olie op te vangen.

    3. Verwijder de aftapplug, sluitring en oliepeilstok (Figuur 27).

    4. Plaats de motor zo dat de olie uit de motor stroomt.

    5. Wanneer alle olie is gedraineerd, zet u de motor waterpas en monteert u de aftapplug met een nieuwe sluitring.

      Note: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend inzamelcentrum.

    6. Giet de olie langzaam in de olievulbuis totdat het juiste peil is bereikt.

    7. Zorg ervoor dat de olie zich op het juiste peil van de oliepeilstok bevindt; zie Het motoroliepeil controleren.

    8. Schroef de oliepeilstok weer in de olievulbuis vast.

    9. Veeg gemorste olie weg.

    10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Onderhoud van het luchtfilter

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Bij elk gebruik of dagelijks
  • Inspecteer de luchtfilterelementen.
  • Om de 50 bedrijfsuren
  • Reinig de luchtfilterelementen.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Vervang het papieren filterelement (doe dit vaker in stoffige werkomgevingen).
  • Important: Gebruik de motor niet zonder het luchtfilter, anders wordt de motor ernstig beschadigd.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; zie De motor afzetten.

    2. Verwijder de vleugelmoer waarmee het luchtfilterdeksel vast zit (Figuur 29).

    3. Verwijder het luchtfilterdeksel.

      Note: Zorg ervoor dat er geen vuil van het luchtfilterdeksel op het onderstel valt.

    4. Haal de papieren en schuimelementen van het onderstel af.

    5. Haal het schuimelement van het papieren element af.

    6. Controleer beide elementen en vervang ze indien ze schade hebben opgelopen of buitengewoon vuil zijn.

      g265999
    7. Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het vuil te verwijderen.

      Note: U mag het papierelement nooit schoon borstelen; hierdoor dringt het vuil namelijk in de vezels. Vervang het papierelement het vuil niet loslaat wanneer u er op klopt.

    8. Reinig het schuimelement in warm water met vloeibare zeep of in een onbrandbaar oplosmiddel.

      Note: Gebruik geen benzine om het schuimelement te reinigen, omdat dit brand of een ontploffing kan veroorzaken.

    9. Spoel en droog het schuimelement goed.

    10. Veeg met een vochtige doek al het vuil van het onderstel en het deksel af.

      Note: Zorg ervoor dat er geen vuil in de luchtleiding naar de carburator terechtkomt.

    11. Monteer de luchtfilterelementen en zorg ervoor dat ze goed zijn gepositioneerd. Installeer de onderste vleugelmoer.

    12. Zet het deksel terug en schroef hem met de bovenste vleugelmoer vast.

    Onderhoud van de bougie

    OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
    Om de 100 bedrijfsuren
  • Inspecteer en verstel de bougie; vervang hem zo nodig.
  • Om de 300 bedrijfsuren
  • Bougie vervangen.
  • Gebruik een NGK BPR6ES of gelijkwaardige bougie.

    1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn; zie De motor afzetten.

    2. Reinig het gebied rondom de bougie.

    3. Verwijder de bougie van de cilinderkop.

      Important: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

    4. Stel de tussenafstand op de plug in op 0,7 tot 0,8 mm.

      g000533
    5. Installeer de bougie voorzichtig met de hand (om kruisverbinding te voorkomen) totdat hij handvast is aangedraaid.

    6. Draai de bougie nog eens een halve slag vast als die nieuw is; draai hem anders nog eens een achtste tot een kwartslag vast.

      Important: Een losse bougie kan heel erg heet worden en de motor beschadigen; een te vast aangedraaide bougie kan de schroefdraden van de cilinderkop beschadigen.

    7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

    Onderhoud bedieningsysteem

    De tractiekabel afstellen

    Verstel de tractiekabel totdat er een tussenruimte van 1,1 mm is tussen de frictieplaat en de drukplaat.

    1. U verkrijgt toegang tot de frictieplaat en de drukplaat door het koppelingdeksel te verwijderen (Figuur 31).

      g274480
    2. Draai de contramoeren los en verstel de tractiekabel zo, dat er een tussenruimte van 1,1 mm tussen de frictieplaat en de drukplaat is (Figuur 32 en Figuur 33).

      g309987
      g274479

    De bedrijfs-/parkeerrem afstellen

    Stel de bedrijfs-/parkeerrem af als deze slipt tijdens bedrijf.

    1. Zet de parkeerrem vrij.

    2. Meet de speling aan het uiteinde van de parkeerremhendel (Figuur 34).

      De vrije speling mag tussen de 12,7 en 25,4 mm bedragen. Als de vrije speling niet binnen deze specificaties valt, ga dan verder met stap 3 om de remkabel aan te passen.

      g373542
    3. Voer de volgende stappen uit om de spanning van de remkabel aan te passen:

      • Draai om de kabelspanning te verhogen de voorste contramoer losser en de achterste contramoer vaster (Figuur 35). Herhaal stap 2 en stel de spanning af indien nodig.

      • Draai om de kabelspanning te verminderen de achterste contramoer losser en de voorste contramoer vaster (Figuur 35). Herhaal stap 2 en stel de spanning af indien nodig.

    g344197

    De kabel van de bediening van de messenkooi afstellen

    Als u de kabel van de bediening van de messenkooi strak wilt trekken, doet u als volgt:

    1. Zet de regelknop voor het toerental van de messenkooi op de hoge snelheid; zie Het messenkooitoerental afstellen.

    2. Draai de achterste contramoer los en draai de voorste contramoer vast (Figuur 36).

    g311125

    Instellen van de gaskabel

    Als u het laag en hoog stationair toerental van de motor wilt veranderen, verstelt u de kabelgoot en de gashendelstop; zie Het laag stationair motortoerental verstellen en Het hoog stationair motortoerental verstellen.

    Het laag stationair motortoerental verstellen

    Note: Gebruik een toerenteller om het motortoerental te observeren.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

      Note: Zorg ervoor dat de motor een normale bedrijfstemperatuur is, voordat u de gaskabel verandert.

    2. Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verlagen naar laag stationair.

    3. Observeer het huidige laag stationair motortoerental op uw toerenteller.

      Het ideale bereik voor laag stationair is 1800 tot 2000 tpm.

    4. Draai de schroef op de klem van de kabelgoot los (Figuur 37).

      g315295
    5. Verzet de kabelgoot, totdat u 1900 tpm op de toerenteller ziet.

    6. Draai de schroef op de klem van de kabelgoot vast.

    Het hoog stationair motortoerental verstellen

    Note: Gebruik een toerenteller om het motortoerental te observeren.

    1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking.

      Note: Zorg ervoor dat de motor een normale bedrijfstemperatuur is, voordat u de gaskabel verandert.

    2. Start de motor en gebruik de gashendel om het motortoerental te verhogen naar hoog stationair.

    3. Observeer het huidige hoog stationair motortoerental op uw toerenteller.

      Het ideale bereik voor hoog stationair (voor gebruik in landen die niet aan de Ce-regels voldoen) is 3350 tot 3550 tpm. Als de toerenteller een snelheid aangeeft die lager is dan 3350 of hoger dan 3550 tpm, dan voert u stappen 4 t/m 6 uit, totdat het toerental tussen 3350 en 3550 tpm in ligt.

      Als u de machine wilt gebruiken die aan de Ce-regels voldoet, zorgt u ervoor dat het hoog stationair toerental aan de volgende specificaties voldoet:

      • Flex 1018 machines: 3000 tpm

      • Flex 1021 machines: 3150 tpm

    4. Zet de motor af.

    5. Verstel de gashendelstop volgens de hoog stationairwaarde op de toerenteller.

      • Als u de drempelwaarde voor het hoog stationair toerental wilt verhogen zet u de gashendelstop omhoog.

      • Als u de drempelwaarde voor het hoog stationair toerental wilt verlagen zet u de gashendelstop omlaag.

      g315976
    6. Start de motor en observeer de nieuwe waarde voor hoog stationair.

      Als de tachometer het juiste toerental aangeeft, zoals uitgelegd in stap 3, dan is de afstelling afgerond.

    Onderhoud van de maai-eenheid

    Veiligheid van de messen

    Wees voorzichtig bij het controleren van de messenkooi van het maaidek. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u aan de messenkooi werkt.

    Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

    • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen.

    • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de messenkooien. De maaimessen en ondermessen mogen alleen worden vervangen of gewet; probeer ze nooit te rechten of eraan te lassen.

    Het maaidek monteren

    1. Zet de kickstandaard in de stand voor ONDERHOUD AAN HET MAAIDEK ; raadpleeg Kickstandaard.

    2. Lijn het maaidek uit met het frame.

    3. Verplaats de vergrendelingen omlaag om het maaidek aan de machine te bevestigen (Figuur 39).

      g307906
    4. Verplaats de kraag uit de groef van de transmissiekoppelingsas en steek de zeskantige buis in de as van de maaidekkoppeling (Figuur 39).

    5. De grasmand monteren.

    Het maaidek verwijderen

    Note: De zeskantige buis komt los als u de messenkooiaandrijving inschakelt als het maaidek is verwijderd.

    1. Zet de kickstandaard in de stand voor ONDERHOUD AAN HET MAAIDEK ; raadpleeg Kickstandaard.

    2. Verwijder de grasmand (indien gemonteerd).

    3. Verplaats de kraag (Figuur 40) in de groef van de transmissiekoppelingsas.

      Note: Hiermee wordt de veerspanning opgeheven.

    4. Schuif de zeskantige buis van de as van de maaidekkoppeling (Figuur 40).

      g307907
    5. Verplaats de vergrendelingen omhoog om het maaidek van de machine los te koppelen (Figuur 40).

    6. Het maaidek van het frame verwijderen.

    Wetten van het maaidek

    Gebruik de Toegangswetset (model 139-4342); raadpleeg de bedieningsinstructies in de Montage-instructies van de set. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler om deze set aan te schaffen.

    Stalling

    Veiligheid tijdens opslag

    • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (indien aanwezig) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.

    • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.

    De machine stallen

    1. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Het vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing verwijderen.

      Important: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Voorkom het gebruik van te grote hoeveelheden water, vooral rond de schakelplaat en de motor.

    2. Als u de machine lange tijd wilt stallen (meer dan 30 dagen), moet u een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in de tank.

      1. Laat de motor 5 minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden.

      2. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen, of laat de motor lopen totdat deze afslaat.

      3. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Start de motor weer, met de choke gesloten, totdat de motor niet meer start.

      4. Maak de bougiekabel los van de bougie.

      5. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.

        Note: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer.

    3. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Versleten of beschadigde delen repareren of vervangen.

    4. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Toro- distributeur.

    5. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.